Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31991Q0530

    Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 2 mei 1991

    PB L 136 van 30.5.1991, p. 1–23 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/07/2015; vervangen door 32015Q0423(01)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_rules/1991/530/oj

    31991Q0530

    Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 2 mei 1991

    Publicatieblad Nr. L 136 van 30/05/1991 blz. 0001 - 0023


    REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN van 2 mei 1991

    INHOUD

    Algemene bepaling ( artikel 1 ) .

    3

    Eerste titel - Van de organisatie van het Gerecht

    Eerste hoofdstuk

    - Van het presidentschap en de leden van het Gerecht ( artikelen 2 tot en met 9 )

    4

    Tweede hoofdstuk

    - Van de samenstelling van de kamers en de aanwijzing van de rechters-rapporteur en de advocaten-generaal ( artikelen 10 tot en met 19 ) .

    5

    Derde hoofdstuk

    - Van de griffie .

    6

    Eerste afdeling

    - Van de griffier ( artikelen 20 tot en met 27 ) .

    6

    Tweede afdeling

    - Van de diensten ( artikelen 28 tot en met 30 ) .

    7

    Vierde hoofdstuk

    - Van de werkwijze van het Gerecht ( artikelen 31 tot en met 34 ) .

    7

    Vijfde hoofdstuk

    - Van het taalgebruik ( artikelen 35 tot en met 37 ) .

    8

    Zesde hoofdstuk

    - Van de rechten en verplichtingen van de gemachtigden, raadslieden en advocaten ( artikelen 38 tot en met 42 ) .

    9

    Tweede titel - Van de procedure

    Eerste hoofdstuk

    - Van de schriftelijke behandeling ( artikelen 43 tot en met 54 ) .

    9

    Tweede hoofdstuk

    - Van de mondelinge behandeling ( artikelen 55 tot en met 63 ) .

    11

    Derde hoofdstuk

    - Van de maatregelen tot organisatie van de procesgang en de maatregelen van instructie .

    12

    Eerste afdeling

    - Van de maatregelen tot organisatie van de procesgang ( artikel 64 ) .

    12

    Tweede afdeling

    - Van de maatregelen van instructie ( artikelen 65 tot en met 67 ) .

    12

    Derde afdeling

    - Van de oproeping en het verhoor van getuigen en deskundigen ( artikelen 68 tot en met 76 ) .

    13

    Vierde hoofdstuk

    - Van de schorsing van de behandeling en de onbevoegdverklaring van het Gerecht ( artikelen 77 tot en met 80 ) .

    15

    Vijfde hoofdstuk

    - Van de arresten ( artikelen 81 tot en met 86 ) .

    15

    Zesde hoofdstuk

    - Van de proceskosten ( artikelen 87 tot en met 93 ) .

    16

    Zevende hoofdstuk

    - Van de kosteloze rechtsbijstand ( artikelen 94 tot en met 97 ) .

    17

    Achtste hoofdstuk

    - Van de afstand van instantie ( artikelen 98 en 99 ) .

    18

    Negende hoofstuk

    - Van de betekeningen ( artikel 100 ) .

    18

    Tiende hoofdstuk

    - Van de termijnen ( artikelen 101 tot en met 103 ) .

    18

    Derde titel - Van de bijzondere procedures

    Eerste hoofdstuk

    - Van de verzoeken tot opschorting van tenuitvoerlegging en tot verkrijging van andere voorlopige maatregelen in kort geding ( artikelen 104 tot en met 110 )

    19

    Tweede hoofdstuk

    - Van de procesincidenten ( artikelen 111 tot en met 114) .

    20

    Derde hoofdstuk

    - Van de tussenkomst of interventie ( artikelen 115 en 116 ) .

    20

    Vierde hoofdstuk

    - Van de arresten door het Gerecht gewezen na vernietiging en verwijzing ( artikelen 117 tot en met 121 ) .

    21

    Vijfde hoofdstuk

    - Van de arresten bij verstek gewezen en het verzet ( artikel 122 ) .

    21

    Zesde hoofdstuk

    - Van de buitengewone rechtsmiddelen .

    22

    Eerste afdeling

    - Van het derdenverzet ( artikelen 123 en 124 ) .

    22

    Tweede afdeling

    - Van de herziening ( artikelen 125 tot en met 128 ) .

    22

    Derde afdeling

    - Van de interpretatie van arresten ( artikel 129 ) .

    23

    Slotbepaling ( artikel 130 ) .

    23

    HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op artikel 32 quinquies van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

    Gelet op artikel 168 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gelet op artikel 140 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

    Gelet op het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, ondertekend te Parijs op 18 april 1951,

    Gelet op het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Economische Gemeenschap, ondertekend te Brussel op 17 april 1957,

    Gelet op het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, ondertekend te Brussel op 17 april 1957,

    Gelet op Besluit 88/591/EGKS, EEG, Euratom van de Raad van 24 oktober 1988 tot instelling van een Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen ( PB nr . L 319 van 25 november 1988, met rectificatie in PB nr . L 241 van 17 augustus 1989 ), met name artikel 11 daarvan,

    Gezien de instemming van het Hof van Justitie,

    Gezien de goedkeuring van de Raad, met eenparigheid van stemmen verleend op 21 december 1990 en 29 april 1991,

    Overwegende dat het Gerecht van eerste aanleg onmiddellijk na zijn samenstelling, in overleg met het Hof van Justitie en met goedkeuring van de Raad, verleend met eenparigheid van stemmen, zijn reglement voor de procesvoering dient vast te stellen;

    Overwegende dat de bepalingen moeten worden vastgesteld die voor de werking van het Gerecht zijn voorzien door de Verdragen, de Protocollen betreffende de Statuten van het Hof van Justitie en het besluit van de Raad van 24 oktober 1988 tot instelling van het Gerecht van eerste aanleg, zomede alle andere bepalingen welke nodig zijn voor de toepassing en, voor zoveel nodig, de aanvulling van die handelingen;

    Overwegende dat voor het Gerecht moet worden voorzien in procedures die zijn aangepast aan de taken van een in eerste aanleg rechtsprekende instantie en aan de aan het Gerecht gegeven opdracht, de justitiabelen een doeltreffende rechtsbescherming te verzekeren in zaken die een grondig onderzoek van complexe feiten vergen;

    Overwegende dat het voorts gewenst is, dat de regels die van toepassing zijn op de procedure voor het Gerecht, niet meer dan noodzakelijk is afwijken van de regels die van toepassing zijn op de procedure voor het Hof van Justitie ingevolge diens reglement voor de procesvoering vastgesteld op 4 december 1974 ( PB nr . L 350 van 28 december 1974 ), zoals nadien gewijzigd,

    stelt het navolgende vast :

    REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING

    ALGEMENE BEPALING

    Artikel 1

    In dit reglement worden de hieronder genoemde Verdragen en Protocollen telkens op de volgende wijze aangeduid :

    - het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal .

    "EGKS-Verdrag"

    - het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal .

    "Statuut-EGKS"

    - het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap .

    "EEG-Verdrag"

    - het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Economische Gemeenschap .

    "Statuut-EEG"

    - het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ( Euratom ) .

    "EGA-Verdrag"

    - het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie .

    "Statuut-EGA ".

    Voor de toepassing van dit reglement worden de instellingen van de Gemeenschappen alsmede de Europese Investeringsbank aangeduid met de term "instellingen ".

    EERSTE TITEL VAN DE ORGANISATIE VAN HET GERECHT Eerste hoofdstuk VAN HET PRESIDENTSCHAP EN DE LEDEN VAN HET GERECHT Artikel 2

    1 . Elk lid van het Gerecht oefent in beginsel de functie van rechter uit . De leden van het Gerecht worden hierna "rechter" genoemd .

    2 . Elke rechter, met uitzondering van de president, kan in een bepaalde zaak de functie van advocaat-generaal uitoefenen, volgens de bepalingen van de artikelen 17 tot en met 19 .

    De verwijzingen in dit reglement naar de advocaat-generaal zien enkel op het geval dat een rechter als advocaat-generaal is aangewezen .

    Artikel 3

    De ambtstermijn van een rechter vangt aan op de hiertoe in de benoemingsakte vastgestelde dag . Indien bedoelde akte die dag niet vermeldt, vangt de ambtstermijn aan op de datum van deze akte .

    Artikel 4

    1 . Elke rechter legt, alvorens zijn ambt te aanvaarden, voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de volgende eed af :

    "Ik zweer in volkomen onpartijdigheid en geheel overeenkomstig mijn geweten mijn functie te zullen uitoefenen; ik zweer niets bekend te zullen maken van het geheim der beraadslagingen .".

    2 . Elke rechter ondertekent terstond na de eedsaflegging een verklaring waarbij hij zich plechtig verbindt, gedurende zijn ambtstermijn en na afloop daarvan de uit zijn taak voortvloeiende verplichtingen na te komen en in het bijzonder eerlijkheid en kiesheid te betrachten bij het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van die ambtstermijn .

    Artikel 5

    Wanneer het Hof, na raadpleging van het Gerecht, heeft te beslissen of een rechter heeft opgehouden aan de gestelde voorwaarden of aan de uit zijn ambt voortvloeiende verplichtingen te voldoen, nodigt de president van het Gerecht de betrokken rechter uit, voor het Gerecht in raadkamer te verschijnen ten einde zijn opmerkingen te maken; de griffier is hierbij niet tegenwoordig .

    Het advies van het Gerecht is met redenen omkleed .

    Het advies waarin wordt vastgesteld dat een rechter heeft opgehouden aan de gestelde voorwaarden of aan de uit zijn ambt voortvloeiende verplichtingen te voldoen, moet worden aangenomen met de stemmen van ten minste zeven rechters . In dit geval wordt de stemmenverhouding aan het Hof medegedeeld .

    De stemming is geheim . De betrokkene neemt niet aan de beraadslaging deel .

    Artikel 6

    Behoudens voor de president van het Gerecht en voor de kamerpresidenten, wordt de rangorde van de rechters zonder onderscheid door hun anciënniteit bepaald .

    Bij gelijke anciënniteit wordt de rangorde door de leeftijd bepaald .

    De aftredende rechters behouden bij herbenoeming de anciënniteit welke zij tevoren bezaten .

    Artikel 7

    1 . De rechters kiezen onmiddellijk na hun gedeeltelijke vervanging, bedoeld in de artikelen 32 quinquies EGKSVerdrag, 168 A EEG-Verdrag en 140 A EGA-Verdrag, uit hun midden voor drie jaar de president van het Gerecht .

    2 . Wanneer de president van het Gerecht ophoudt zijn ambt te bekleden vóór het verstrijken van de normale ambtstermijn, wordt voor het resterende gedeelte van die termijn in zijn vervanging voorzien .

    3 . De in dit artikel bedoelde verkiezing heeft bij geheime stemming plaats . Verkozen is de rechter die de volstrekte meerderheid van stemmen heeft verkregen . Indien geen van de rechters de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan; in dat geval is verkozen de rechter die de meeste stemmen heeft verkregen . Bij staking van stemmen is de oudste rechter verkozen .

    Artikel 8

    De president van het Gerecht leidt de werkzaamheden en de diensten van het Gerecht; hij presideert de voltallige zittingen, alsmede de beraadslagingen in raadkamer .

    Artikel 9

    Bij afwezigheid of verhindering van de president van het Gerecht, alsmede wanneer het presidentschap vacant is, wordt dit waargenomen door een van de kamerpresidenten volgens de in artikel 6 bepaalde rangorde .

    Bij gelijktijdige verhindering van de president van het Gerecht en van de kamerpresidenten, alsmede wanneer hun ambten gelijktijdig vacant zijn, wordt het presidentschap waargenomen door een van de andere rechters volgens de in artikel 6 bepaalde rangorde .

    Tweede hoofdstuk VAN DE SAMENSTELLING VAN DE KAMERS EN DE AANWIJZING VAN DE RECHTERS-RAPPORTEUR EN DE ADVOCATEN-GENERAAL Artikel 10

    1 . Het Gerecht vormt uit zijn midden kamers, bestaande uit drie of vijf rechters, en voegt daaraan rechters toe .

    2 . De samenstelling van de kamers wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

    Artikel 11

    1 . De bij het Gerecht aanhangig gemaakte zaken worden berecht door de overeenkomstig artikel 10 samengestelde kamers .

    In de gevallen bedoeld in de artikelen 14, 51, 106, 118, 124, 127 en 129 kunnen de zaken door het Gerecht in volle samenstelling worden berecht .

    2 . Voor zaken die tot de kennisneming van een kamer behoren of daaraan zijn toegewezen, wordt onder "het Gerecht" die kamer verstaan .

    Artikel 12

    1 . De gedingen tussen de Gemeenschappen en hun personeelsleden worden toegewezen aan de kamers bestaande uit drie rechters, behoudens het bepaalde in artikel 14 .

    De overige zaken worden toegewezen aan de kamers bestaande uit vijf rechters, behoudens het bepaalde in artikel 14 .

    2 . Het Gerecht stelt criteria vast volgens welke de zaken in beginsel over de uit een gelijk aantal rechters bestaande kamers worden verdeeld .

    Artikel 13

    1 . Terstond na de indiening van het verzoekschrift wijst de president van het Gerecht de zaak aan een kamer toe .

    2 . De kamerpresident doet aan de president van het Gerecht, voor iedere aan de kamer toegewezen zaak, een voorstel omtrent de aanwijzing van een rechter-rapporteur; de president van het Gerecht beslist.

    Artikel 14

    Wanneer de juridische moeilijkheid of het belang van een zaak dan wel bijzondere omstandigheden daartoe grond opleveren, kan de zaak worden verwezen naar het Gerecht in volle samenstelling of naar een kamer bestaande uit een ander aantal rechters .

    De verwijzingsbeslissing wordt genomen op de wijze als voorzien in artikel 51 .

    Artikel 15

    Het Gerecht benoemt voor één jaar de presidenten van de kamers .

    De bepalingen van artikel 7, leden 2 en 3, zijn van overeenkomstige toepassing .

    De krachtens dit artikel verrichte benoemingen worden bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

    Artikel 16

    In zaken die tot de kennisneming van de kamers behoren of daaraan zijn toegewezen, worden de bevoegdheden van de president uitgeoefend door de kamerpresident .

    Artikel 17

    Wanneer het Gerecht in volle samenstelling zit, wordt het bijgestaan door een advocaat-generaal, die wordt aangewezen door de president van het Gerecht .

    Artikel 18

    Wanneer het Gerecht in kamersamenstelling zit, kan het door een advocaat-generaal worden bijgestaan, indien het meent dat de juridische moeilijkheid of de feitelijke ingewikkeldheid van de zaak dit vereist .

    Artikel 19

    De beslissing om voor een bepaalde zaak een advocaat-generaal aan te wijzen, wordt genomen door het Gerecht in volle samenstelling, op verzoek van de kamer tot welker kennisneming de zaak behoort of waaraan zij is toegewezen .

    De president van het Gerecht wijst de rechter aan die in die zaak de functie van advocaat-generaal zal uitoefenen .

    Derde hoofdstuk VAN DE GRIFFIE Eerste afdeling - Van de griffier Artikel 20

    1. Het Gerecht benoemt de griffier .

    De president van het Gerecht doet twee weken voor de datum waarop de benoeming zal plaatsvinden, aan de rechters mededeling van de ingekomen kandidaatstellingen .

    2 . De kandidaatstellingen gaan vergezeld van de nodige gegevens betreffende de leeftijd, de nationaliteit, de academische graden, de talenkennis, de huidige en vroegere werkzaamheden, alsmede de eventuele juridische en internationale ervaring van de kandidaten .

    3 . De benoeming geschiedt overeenkomstig de procedure, bepaald in artikel 7, lid 3 .

    4 . De griffier wordt benoemd voor de tijd van zes jaar . Hij kan worden herbenoemd .

    5 . Alvorens zijn ambt te aanvaarden, legt de griffier voor het Gerecht de eed af, voorzien in artikel 4 .

    6 . De griffier kan slechts van zijn functie worden ontheven, wanneer hij aan de gestelde voorwaarden of aan de uit zijn ambt voortvloeiende verplichtingen niet meer voldoet; het Gerecht beslist, na de griffier in de gelegenheid te hebben gesteld zijn opmerkingen te maken .

    7 . Indien de griffier ophoudt zijn functie uit te oefenen vóór het einde van zijn ambtstermijn, benoemt het Gerecht een griffier voor de tijd van zes jaar .

    Artikel 21

    Het Gerecht kan, volgens de hierboven voor de griffier bepaalde procedure, een of meer adjunct-griffiers benoemen, die tot taak hebben de griffier terzijde te staan en hem te vervangen, zulks overeenkomstig de instructies voor de griffier, bedoeld in artikel 23 .

    Artikel 22

    De president van het Gerecht wijst de ambtenaren of personeelsleden aan die, bij afwezigheid of verhindering van de griffier en, in voorkomend geval, van de adjunct-griffier, dan wel bij vacature van hun ambt, belast zijn met de waarneming van de functie van griffier .

    Artikel 23

    De instructies voor de griffier worden op voorstel van de president van het Gerecht door het Gerecht vastgesteld .

    Artikel 24

    1 . Ter griffie wordt onder verantwoordelijkheid van de griffier een door de president van het Gerecht te paraferen register gehouden, waarin achter elkander, in de volgorde van indiening, alle processtukken en de ter ondersteuning daarvan neergelegde bescheiden worden ingeschreven .

    2 . De griffier doet van de inschrijving in het register aantekening op de originele stukken en, op verzoek van de partijen, op de afschriften welke deze hiertoe overleggen .

    3 . De inschrijving in het register en de in het voorgaande lid bedoelde aantekeningen hebben kracht van authentieke akte .

    4 . De wijze waarop het register wordt gehouden, wordt geregeld in de instructies voor de griffier, bedoeld in artikel 23 .

    5 . Iedere belanghebbende kan het register ter griffie raadplegen en daarvan afschriften of uittreksels verkrijgen tegen de voorwaarden, bepaald in het tarief van de griffie, dat door het Gerecht op voorstel van de griffier wordt vastgesteld .

    Partijen in hangende gedingen kunnen voorts tegen genoemde voorwaarden afschriften van de processtukken verkrijgen, alsmede expedities van de beschikkingen en arresten .

    6 . In het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt een mededeling opgenomen, inhoudende de dag van inschrijving van het inleidend verzoekschrift, de naam en de woonplaats van partijen, het voorwerp van het geding en de conclusies van het verzoekschrift, alsmede aanduiding van de aangevoerde middelen en de voornaamste voorgedragen argumenten .

    7 . Wanneer de Raad of de Commissie geen partij bij een zaak is, zendt het Gerecht deze instelling een afschrift toe van het verzoekschrift en het verweerschrift, met uitzondering van de daaraan gehechte bijlagen, om haar in staat te stellen te constateren of de niet-toepasselijkheid van een van haar handelingen wordt aangevoerd in de zin van artikel 36, derde alinea, EGKS-Verdrag, artikel 184 EEG-Verdrag of artikel 156 EGA-Verdrag .

    Artikel 25

    1 . Onder gezag van de president is de griffier belast met de ontvangst, de doorzending en de bewaring van alle stukken, alsmede met de betekeningen die krachtens dit reglement moeten geschieden .

    2 . De griffier staat het Gerecht, de kamers, de president en de rechters terzijde bij het verrichten van hun ambtshandelingen .

    Artikel 26

    De griffier fungeert als zegelbewaarder . Hij is verantwoordelijk voor de archieven en de publikaties van het Gerecht .

    Artikel 27

    Behoudens het bepaalde in de artikelen 5 en 33, woont de griffier de zittingen van het Gerecht en van de kamers bij .

    Tweede afdeling - Van de diensten Artikel 28

    De ambtenaren en andere personeelsleden die rechtstreeks bijstand verlenen aan de president, de rechters en de griffier, worden benoemd overeenkomstig de bepalingen van het personeelsstatuut . Zij ressorteren onder de griffier, onder het gezag van de president van het Gerecht .

    Artikel 29

    De in artikel 28 bedoelde ambtenaren en andere personeelsleden leggen voor de president van het Gerecht en in tegenwoordigheid van de griffier de eed af, bedoeld in artikel 20, lid 2, van het reglement voor de procesvoering van het Hof .

    Artikel 30

    Onder gezag van de president van het Gerecht is de griffier belast met de administratie van het Gerecht, het beheer van de financiën en de boekhouding; hij wordt daarin bijgestaan door de diensten van het Hof.

    Vierde hoofdstuk VAN DE WERKWIJZE VAN HET GERECHT Artikel 31

    1 . De president stelt de dag en het uur van de zittingen van het Gerecht vast .

    2 . Het Gerecht kan voor een of meer bepaalde zittingen een andere plaats bepalen dan die waar het Gerecht is gevestigd .

    Artikel 32

    1 . Wanneer, wegens afwezigheid of verhindering, de rechters even in aantal zijn, neemt de jongste rechter in de zin van artikel 6 niet aan de beraadslaging deel, tenzij het de rechter-rapporteur betreft . In dit geval neemt de rechter met de onmiddellijk hogere anciënniteit niet aan de beraadslaging deel .

    2 . Indien, nadat het Gerecht in volle samenstelling bijeen is geroepen, blijkt dat het quorum van zeven rechters niet aanwezig is, verdaagt de president van het Gerecht de zitting totdat dit quorum is bereikt .

    3 . Indien in een kamer het quorum van drie rechters niet aanwezig is, deelt de president van die kamer dit mede aan de president van het Gerecht, die daarop een andere rechter ter aanvulling van de kamer aanwijst .

    4 . Indien aan een kamer bestaande uit drie of vijf rechters, meer dan drie respectievelijk vijf rechters zijn toegevoegd, bepaalt de kamerpresident, welke rechters aan de berechting van de zaak zullen deelnemen .

    Artikel 33

    1 . Het Gerecht beraadslaagt in raadkamer .

    2 . Aan de beraadslaging wordt uitsluitend deelgenomen door de rechters die bij de mondelinge behandeling tegenwoordig waren .

    3 . Elke rechter draagt bij de beraadslaging zijn gevoelen, met redenen omkleed, voor .

    4 . Op verzoek van een rechter wordt elke vraag, alvorens in stemming te worden gebracht, in de bij dit verzoek aangeduide taal geformuleerd en schriftelijk aan de andere rechters voorgelegd .

    5 . De beslissing van het Gerecht wordt bepaald door het gevoelen van de meerderheid, gelijk dit bij de eindberaadslaging werd gevormd . De volgorde waarin de stemmen worden uitgebracht, is omgekeerd aan die welke in artikel 6 is vastgesteld.

    6 . Bij verschil van mening ten aanzien van het onderwerp, de bewoordingen of de volgorde van de vragen, alsmede met betrekking tot de interpretatie van een stemming, beslist het Gerecht .

    7 . De besprekingen van het Gerecht betreffende huishoudelijke aangelegenheden worden, tenzij het Gerecht anders bepaalt, door de griffier bijgewoond .

    8 . Wanneer het Gerecht vergadert buiten aanwezigheid van de griffier, belast het, zo nodig, de jongste rechter in de zin van artikel 6 met het opmaken van het proces-verbaal, dat dan door de president en die rechter wordt ondertekend .

    Artikel 34

    1 . Behoudens afwijkend besluit van het Gerecht, worden de gerechtelijke vakanties bepaald als volgt :

    - van 18 december tot 10 januari;

    - van de zondag voor Pasen tot en met de tweede zondag na Pasen;

    - van 15 juli tot 15 september .

    Gedurende de gerechtelijke vakanties wordt in het presidentschap voorzien ter plaatse waar het Gerecht is gevestigd, hetzij doordat de president verbinding onderhoudt met de griffier, hetzij doordat hij zich door een kamerpresident of een andere rechter doet vervangen .

    2 . In dringende gevallen kan de president de rechters gedurende de gerechtelijke vakanties bijeenroepen .

    3 . Het Gerecht neemt de erkende feestdagen van de plaats waar het is gevestigd, in acht .

    4 . Het Gerecht kan wegens geldige redenen aan de rechters buitengewoon verlof verlenen .

    Vijfde hoofdstuk VAN HET TAALGEBRUIK Artikel 35

    1 . De procestalen zijn het Deens, het Duits, het Engels, het Frans, het Grieks, het Iers, het Italiaans, het Nederlands, het Portugees en het Spaans .

    2 . De procestaal wordt door de verzoeker gekozen, behoudens de volgende bepalingen :

    a ) op gemeenschappelijk verzoek van partijen kan het Gerecht het bezigen van een andere van de in lid 1 van dit artikel vermelde talen voor het gehele of een gedeelte van het proces toestaan;

    b )

    het Gerecht kan, op verzoek van een partij, de wederpartij en de advocaat-generaal gehoord, in afwijking van het sub a ) bepaalde, verlof verlenen tot het geheel of gedeeltelijk bezigen van een andere van de in lid 1 van dit artikel vermelde talen als procestaal; dit verzoek kan niet worden gedaan door een van de instellingen .

    3 . De procestaal wordt in het bijzonder gebezigd voor de memories en pleidooien van partijen, de bijlagen en produkties daaronder begrepen, alsmede voor de processen -verbaal en de beslissingen van het Gerecht .

    Alle stukken en bijlagen die in een andere dan de procestaal zijn gesteld, gaan van een vertaling in de procestaal vergezeld .

    In geval van omvangrijke bescheiden en documenten kunnen evenwel uittreksels in vertaling worden overgelegd . Het Gerecht kan te allen tijde hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een van de partijen een meer uitvoerige of een volledige vertaling eisen .

    In afwijking van het hiervoor bepaalde kunnen de Lid-Staten hun eigen officiële taal bezigen wanneer zij in een voor het Gerecht aanhangig geding tussenkomen . Deze bepaling is zowel op de schriftelijke stukken als op de mondelinge verklaringen van toepassing . De griffier draagt in beide gevallen zorg voor de vertaling in de procestaal .

    4 . Wanneer een getuige of een deskundige verklaart, dat hij zich niet genoegzaam in een van de in lid 1 van dit artikel vermelde talen kan uitdrukken, machtigt het Gerecht hem, zijn verklaringen in een andere taal af te leggen . De griffier draagt zorg voor de vertaling in de procestaal .

    5 . Het gebruik van een van de in lid 1 van dit artikel vermelde talen, welke niet de procestaal is, is toegestaan aan de president bij de leiding van de zittingen, aan de rechter-rapporteur voor het voorlopig rapport en het rapport ter terechtzitting, aan de rechters en de advocaat-generaal voor het stellen van vragen en aan laatstgenoemde voor het nemen van zijn conclusie . De griffier draagt zorg voor de vertaling in de procestaal .

    Artikel 36

    1 . Op verzoek van een rechter, van de advocaat-generaal of van een partij draagt de griffier zorg voor de vertaling van al hetgeen gedurende de procedure voor het Gerecht is gezegd of geschreven, in de bij dat verzoek aangeduide en in artikel 35, lid 1, vermelde talen .

    2 . De publikaties van het Gerecht geschieden in de talen bedoeld in artikel 1 van verordening nr. 1 van de Raad .

    Artikel 37

    Rechtskracht heeft de tekst opgesteld in de procestaal of, in voorkomend geval, in een andere krachtens artikel 35 toegestane taal .

    Zesde hoofdstuk VAN DE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN DE GEMACHTIGDEN, RAADSLIEDEN EN ADVOCATEN Artikel 38

    1 . De gemachtigden van een Staat of van een instelling, alsmede de raadslieden en advocaten die voor het Gerecht of voor een bij rogatoire commissie aangewezen rechter verschijnen, zijn vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij met betrekking tot de zaak of de partijen hebben gezegd en geschreven .

    2 . De gemachtigden, raadslieden en advocaten genieten voorts de volgende voorrechten en faciliteiten :

    a) de op het proces betrekking hebbende stukken en bescheiden zijn aan onderzoek en inbeslagneming onttrokken . In geval van geschil ten aanzien van de aard van die stukken en bescheiden kunnen zij door de douane of politie worden verzegeld; zij worden dan onverwijld aan het Gerecht doorgezonden, ten einde in tegenwoordigheid van de griffier en de betrokkene te worden geverifieerd;

    b )

    aan de gemachtigden, raadslieden en advocaten worden de ter uitvoering van hun taak nodige deviezen toegewezen;

    c )

    de gemachtigden, raadslieden en advocaten genieten de voor de uitvoering van hun taak noodzakelijke bewegingsvrijheid .

    Artikel 39

    Ten einde de in het voorgaande artikel bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten te kunnen genieten, wordt de vereiste hoedanigheid op de volgende wijze bewezen :

    a )

    ten aanzien van de gemachtigden door een officiële verklaring, daartoe afgegeven door de Staat of de instelling die zij vertegenwoordigen; een afschrift van deze verklaring wordt onverwijld door de betrokken Staat of instelling aan de griffier betekend;

    b )

    ten aanzien van de raadslieden en advocaten door een legitimatiebewijs, ondertekend door de griffier . De geldigheidsduur van dit bewijs is beperkt tot een daartoe vastgestelde termijn; zij kan evenwel in de loop van de procedure worden verlengd of verkort .

    Artikel 40

    De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten, bedoeld in artikel 38, worden uitsluitend in het belang van de procedure verleend .

    Het Gerecht kan de immuniteit opheffen, wanneer dit naar zijn mening niet strijdig is met het belang van de procedure .

    Artikel 41

    1 . De raadsman of advocaat die zich voor het Gerecht, de president, een rechter of de griffier gedraagt op een wijze die met de waardigheid van het Gerecht onverenigbaar is, of die van de hem met het oog op zijn functie toegekende rechten een ander gebruik maakt dan waartoe die rechten hem zijn verleend, kan te allen tijde bij beschikking van het Gerecht van de procedure worden uitgesloten, na in de gelegenheid te zijn gesteld verweer te voeren .

    Deze beschikking is onmiddellijk uitvoerbaar .

    2 . Wanneer een raadsman of advocaat van de procedure is uitgesloten, wordt het geding voor een door de president te bepalen termijn geschorst, ten einde de betrokken partij in de gelegenheid te stellen een andere raadsman of advocaat aan te wijzen .

    3 . De krachtens dit artikel gegeven beschikkingen kunnen worden ingetrokken .

    Artikel 42

    De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de hoogleraren die het recht hebben voor het Gerecht te pleiten overeenkomstig artikel 20 van het Statuut-EGKS en artikel 17 van de Statuten-EEG en EGA .

    TWEEDE TITEL VAN DE PROCEDURE Eerste hoofdstuk VAN DE SCHRIFTELIJKE BEHANDELING Artikel 43

    1. Het origineel van elk processtuk wordt ondertekend door de gemachtigde of de advocaat van de partij .

    Dit processtuk, vergezeld van alle bijlagen waarnaar daarin wordt verwezen, wordt overgelegd te zamen met vijf afschriften voor het Gerecht en één voor elke andere partij . De

    afschriften worden voor eensluidend gewaarmerkt door de partij van wie zij afkomstig zijn .

    2 . Binnen de daartoe door het Gerecht bepaalde termijn leggen de instellingen bovendien van elk processtuk vertalingen over in de andere talen bedoeld in artikel 1 van verordening nr . 1 van de Raad . De laatste alinea van het voorgaande lid is van toepassing .

    3 . De processtukken zijn gedagtekend . Voor de berekening van de procestermijnen geldt slechts de dag van nederlegging ter griffie .

    4 . Elk processtuk gaat vergezeld van een dossier bevattende de stukken en bescheiden waarop een beroep wordt gedaan, alsmede van een staat van die stukken en bescheiden .

    5 . Wanneer wegens de omvang van een stuk of document slechts uittreksels zijn bijgevoegd, wordt het gehele stuk of document of een volledig afschrift ervan ter griffie neergelegd .

    Artikel 44

    1 . Het verzoekschrift bedoeld in artikel 22 van het Statuut-EGKS en in artikel 19 van de Statuten-EEG en EGA, bevat :

    a ) de naam en de woonplaats van de verzoeker;

    b )

    de aanduiding van de partij tegen wie het verzoekschrift is gericht;

    c)

    het voorwerp van het geschil en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen;

    d )

    de conclusies van de verzoeker;

    e )

    zo nodig, de bewijsaanbiedingen .

    2 . In het verzoekschrift wordt voor de mededeling van alle processtukken domicilie gekozen ter plaatse waar het Gerecht gevestigd is . Het verzoekschrift bevat voorts de naam van de persoon die gemachtigd is en zich verbonden heeft tot het in ontvangst nemen van alle te betekenen stukken .

    Indien het verzoekschrift niet aan deze voorwaarden beantwoordt en zolang dit verzuim niet is hersteld, geschieden alle betekeningen aan de betrokken partij per aangetekende post aan het adres van haar gemachtigde of raadsman . In afwijking van artikel 100 wordt de regelmatige betekening dan geacht plaats te vinden door bezorging van de aangetekende zending op het postkantoor van de plaats waar het Gerecht is gevestigd .

    3 . De advocaat die een partij bijstaat of vertegenwoordigt, is gehouden ter griffie een legitimatiebewijs te deponeren waaruit blijkt, dat hij bij een balie van een Lid-Staat is ingeschreven .

    4 . Bij het verzoekschrift worden, indien nodig, de stukken gevoegd, bedoeld in artikel 22, tweede alinea, van het Statuut-EGKS en in artikel 19, tweede alinea, van de Statuten-EEG en EGA .

    5 . Indien de verzoeker een privaatrechtelijke rechtspersoon is, voegt hij aan het verzoekschrift toe :

    a )

    zijn statuten, of een recent uittreksel uit het handelsregister of een recent uittreksel uit het verenigingenregister, of enig ander bewijs van zijn bestaan rechtens;

    b )

    het bewijs, dat de aan de advocaat gegeven volmacht op regelmatige wijze werd verstrekt door een daartoe gerechtigd vertegenwoordiger .

    6 . Indien het verzoekschrift niet beantwoordt aan de voorwaarden, vermeld in de leden 3 tot en met 5 van dit

    artikel, stelt de griffier de verzoeker een redelijke termijn om de verzuimen in het verzoekschrift te herstellen dan wel de bovenbedoelde stukken over te leggen . Wordt aan deze aanwijzingen binnen bedoelde termijn geen gevolg gegeven, dan beslist het Gerecht, of het niet in acht nemen van bedoelde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift leidt .

    Artikel 45

    Het verzoekschrift wordt aan de verwerende partij betekend . In het geval bedoeld in lid 6 van het voorgaande artikel, vindt de betekening plaats, zodra de in die bepaling bedoelde verzuimen zijn hersteld of zodra het Gerecht, gelet op de vormvoorschriften van het voorgaande artikel, het verzoekschrift ontvankelijk heeft geoordeeld .

    Artikel 46

    1 . Binnen een maand na de betekening van het verzoekschrift dient de verwerende partij een verweerschrift in . Dit stuk bevat :

    a )

    de naam en de woonplaats van de verwerende partij;

    b )

    de aangevoerde gronden, zowel feitelijk als rechtens;

    c )

    de conclusies van de verwerende partij;

    d )

    de bewijsaanbiedingen .

    De bepalingen van artikel 44, leden 2 tot en met 5, zijn van toepassing .

    2 . In de geschillen tussen de Gemeenschappen en hun personeelsleden gaat het verweerschrift vergezeld van de klacht in de zin van artikel 90, lid 2, van het Ambtenarenstatuut en van het afwijzende besluit, met vermelding van de datum van indiening respectievelijk van kennisgeving .

    3 . Op met redenen omkleed verzoek van de verwerende partij kan de president de in lid 1 bedoelde termijn verlengen .

    Artikel 47

    1 . Het verzoekschrift en het verweerschrift kunnen worden aangevuld met een repliek van de verzoeker en een dupliek van de verwerende partij .

    2 . De president bepaalt de termijn waarbinnen deze processtukken worden ingediend.

    Artikel 48

    1 . Partijen kunnen nog in de repliek en in de dupliek aanbieden hun stellingen nader te bewijzen . De vertraging waarmee zodanig bewijsaanbod geschiedt, dient te worden gemotiveerd .

    2 . Nieuwe middelen mogen in de loop van het geding niet worden voorgedragen, tenzij zij steunen op gegevens, hetzij

    rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken .

    Indien een partij tijdens de behandeling een nieuw middel voordraagt, als in de voorgaande alinea bedoeld, kan de president na het verstrijken van de normale procestermijnen, op rapport van de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord, aan de wederpartij een termijn voor antwoord stellen .

    De beslissing over de ontvankelijkheid van het middel wordt aangehouden tot het eindarrest .

    Artikel 49

    In iedere stand van het geding kan het Gerecht, de advocaat-generaal gehoord, besluiten tot maatregelen tot organisatie van de procesgang of tot maatregelen van instructie als bedoeld in de artikelen 64 en 65, dan wel gelasten dat een instructiehandeling opnieuw of in uitgebreidere vorm wordt verricht .

    Artikel 50

    De president kan in iedere stand van het geding, partijen en de advocaat-generaal gehoord, meerdere zaken die op hetzelfde onderwerp betrekking hebben, wegens verknochtheid voegen, zowel voor de schriftelijke of mondelinge behandeling als ter gelijktijdige berechting bij het eindarrest . Hij kan de voeging weer ongedaan maken .

    Artikel 51

    In de gevallen bedoeld in artikel 14, kan de kamer waarbij de zaak aanhangig is, in iedere stand van het geding, ambtshalve dan wel op verzoek van een partij, aan het Gerecht in volle samenstelling voorstellen, de zaak te verwijzen naar deze formatie of naar een kamer bestaande uit een ander aantal rechters . Het Gerecht in volle samenstelling beslist over de verwijzing, na partijen en de advocaat-generaal te hebben gehoord .

    Artikel 52

    1 . Onverminderd de toepassing van artikel 49, bepaalt de president na de indiening van de dupliek de dag waarop de rechter-rapporteur een voorlopig rapport aan het Gerecht zal uitbrengen . Dit rapport bevat voorstellen betreffende eventueel noodzakelijke maatregelen tot organisatie van de procesgang of maatregelen van instructie, alsmede betreffende de eventuele verwijzing van de zaak naar het Gerecht in volle samenstelling of naar een andere kamer, bestaande uit een ander aantal rechters .

    2 . Het Gerecht, de advocaat-generaal gehoord, beslist over het aan de voorstellen van de rechter-rapporteur te geven gevolg .

    Dezelfde procedure wordt gevolgd :

    a ) indien de repliek of de dupliek niet is ingediend vóór het verstrijken van de krachtens artikel 47, lid 2, bepaalde termijn;

    b )

    indien een partij verklaart af te zien van haar recht op repliek of dupliek .

    Artikel 53

    Indien het Gerecht besluit, zonder maatregelen tot organisatie van de procesgang en zonder instructie tot de mondelinge behandeling over te gaan, stelt de president de dag daartoe vast .

    Artikel 54

    Onverminderd maatregelen tot organisatie van de procesgang of maatregelen van instructie die tijdens de mondelinge behandeling kunnen worden genomen, bepaalt de president, wanneer dergelijke maatregelen tijdens de schriftelijke behandeling zijn genomen en zij ten einde zijn gevoerd, de dag waarop de mondelinge behandeling zal worden geopend .

    Tweede hoofdstuk VAN DE MONDELINGE BEHANDELING Artikel 55

    1 . Onverminderd de aan de in artikel 106 bedoelde beslissingen toekomende voorrang, neemt het Gerecht van de aanhangig gemaakte zaken kennis in de volgorde waarin de instructie is gesloten . Indien in meerdere zaken de instructie gelijktijdig werd gesloten, wordt de volgorde bepaald door de datum van inschrijving van de verzoekschriften in het register .

    2. De president kan op grond van bijzondere omstandigheden beslissen, dat een zaak bij voorrang zal worden berecht .

    De president, partijen en de advocaat-generaal gehoord, kan op grond van bijzondere omstandigheden, ambtshalve dan wel op verzoek van een partij, besluiten de berechting van een zaak tot een latere datum uit te stellen . Indien partijen gezamenlijk om uitstel verzoeken, kan de president in dit verzoek bewilligen .

    Artikel 56

    De president opent en leidt de terechtzitting; hij handhaaft de orde ter terechtzitting .

    Artikel 57

    Indien behandeling met gesloten deuren wordt bevolen, mag het gesprokene niet openbaar worden gemaakt .

    Artikel 58

    De president kan ter terechtzitting aan de gemachtigden, raadslieden of advocaten van partijen vragen stellen .

    Gelijke bevoegdheid komt toe aan de rechters en de advocaat-generaal .

    Artikel 59

    Partijen kunnen slechts bij monde van hun gemachtigden, raadslieden of advocaten pleiten .

    Artikel 60

    Wanneer in een zaak geen advocaat-generaal is aangewezen, wordt de mondelinge behandeling door de president na de pleidooien gesloten .

    Artikel 61

    1 . Wanneer de advocaat-generaal zijn conclusie schriftelijk neemt, legt hij deze neer ter griffie; de griffie deelt de conclusie mee aan partijen .

    2 . Nadat de advocaat-generaal zijn conclusie heeft voorgedragen of neergelegd, verklaart de president de mondelinge behandeling gesloten .

    Artikel 62

    Het Gerecht, de advocaat-generaal gehoord, kan de heropening van de mondelinge behandeling bevelen .

    Artikel 63

    1 . De griffier maakt van elke terechtzitting een proces-verbaal op . Dit proces-verbaal wordt door de president en de griffier ondertekend . Het vormt een authentieke akte .

    2 . Partijen kunnen ter griffie kennis nemen van elk proces-verbaal en daarvan op eigen kosten afschrift verkrijgen .

    Derde hoofdstuk VAN DE MAATREGELEN TOT ORGANISATIE VAN DE PROCESGANG EN DE MAATREGELEN VAN INSTRUCTIE Eerste afdeling - Van de maatregelen tot organisatie van de procesgang Artikel 64

    1 . De maatregelen tot organisatie van de procesgang hebben tot doel, het voldingen van de zaken, het procesverloop en de afdoening van de geschillen zoveel mogelijk te bespoedigen. Er wordt toe besloten door het Gerecht, de advocaat-generaal gehoord .

    2 . De maatregelen tot organisatie van de procesgang hebben in het bijzonder tot doel :

    a ) het goede verloop van de schriftelijke en mondelinge behandeling te verzekeren en de bewijsvoering te vergemakkelijken;

    b )

    de punten te bepalen, ten aanzien waarvan partijen hun vertogen moeten aanvullen, of die instructie behoeven;

    c )

    de strekking van de conclusies en van de middelen en argumenten van partijen te preciseren en hun geschilpunten te verduidelijken;

    d )

    een minnelijke regeling van de geschillen te vergemakkelijken .

    3 . Maatregelen tot organisatie van de procesgang kunnen met name bestaan in :

    a ) het stellen van vragen aan partijen;

    b )

    het uitnodigen van partijen om zich schriftelijk of mondeling over bepaalde aspecten van het geschil uit te laten;

    c )

    het vragen van gegevens of inlichtingen aan partijen of aan derden;

    d )

    het verzoeken om overlegging van documenten of stukken die betrekking hebben op de zaak;

    e )

    het ter vergadering oproepen van de gemachtigden van partijen of de partijen in persoon .

    4 . Iedere partij kan in elke stand van het geding voorstellen doen tot vaststelling of wijziging van maatregelen tot organisatie van de procesgang . In dit geval worden de andere partijen gehoord, alvorens die maatregelen worden gelast .

    Wanneer de omstandigheden van de procedure dat vereisen, stelt het Gerecht partijen in kennis van de beoogde maatregelen; het stelt hen in de gelegenheid, mondeling of schriftelijk opmerkingen te maken .

    5 . Indien het Gerecht in volle samenstelling besluit tot maatregelen tot organisatie van de procesgang, doch de uitvoering ervan niet aan zich houdt, draagt het deze op aan de kamer waaraan de zaak oorspronkelijk was toegewezen, dan wel aan de rechter-rapporteur.

    Indien een kamer besluit tot maatregelen tot organisatie van de procesgang, doch de uitvoering ervan niet aan zich houdt, draagt zij deze op aan de rechter-rapporteur .

    De advocaat-generaal neemt deel aan de maatregelen tot organisatie van de procesgang .

    Tweede afdeling - Van de maatregelen van instructie Artikel 65

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van het Statuut-EGKS, 21 en 22 van het Statuut-EEG, en 22 en 23 van het Statuut-EGA, kunnen de volgende maatregelen van instructie worden bevolen :

    a ) comparitie van partijen;

    b )

    verzoek om inlichtingen en overlegging van stukken;

    c )

    getuigenbewijs;

    d )

    deskundigenonderzoek;

    e )

    plaatsopneming .

    Artikel 66

    1 . Het Gerecht, de advocaat-generaal gehoord, bepaalt de maatregelen die nodig worden geacht; de ter zake gegeven beschikking omschrijft de te bewijzen feiten . Alvorens het Gerecht besluit tot de maatregelen van instructie, bedoeld in artikel 65, sub c ), d ) en e ), worden partijen gehoord .

    De beschikking wordt aan partijen betekend .

    2 . Het tegenbewijs staat vrij; nadere bewijsaanbiedingen zijn toegelaten .

    Artikel 67

    1 . Indien het Gerecht in volle samenstelling tot maatregelen van instructie besluit, doch de uitvoering ervan niet aan zich houdt, draagt het deze op aan de kamer waaraan de zaak oorspronkelijk was toegewezen, dan wel aan de rechter-rapporteur .

    Indien een kamer tot maatregelen van instructie besluit, doch de uitvoering ervan niet aan zich houdt, draagt zij deze op aan de rechter-rapporteur .

    De advocaat-generaal neemt aan de instructie deel .

    2 . Partijen zijn gerechtigd de instructie bij te wonen .

    Derde afdeling - Van de oproeping en het verhoor van getuigen en deskundigen Artikel 68

    1 . Het Gerecht beveelt ambtshalve of op verzoek van partijen, partijen en de advocaat -generaal gehoord, het bewijs van bepaalde feiten door getuigenverhoor . De beschikking vermeldt de te bewijzen feiten .

    De getuigen worden opgeroepen door het Gerecht, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van partijen of van de advocaat-generaal .

    De partij die het horen van een getuige verzoekt, geeft daarbij nauwkeurig de feiten aan waarop dit verhoor betrekking zal hebben, alsmede de redenen die dit verhoor rechtvaardigen .

    2 . De getuigen wier verhoor noodzakelijk wordt geacht, worden opgeroepen krachtens een beschikking . Deze beschikking bevat :

    a ) de naam, de voornamen, de hoedanigheid en de verblijfplaats van de getuigen;

    b )

    de feiten waarover de getuigen zullen worden gehoord;

    c )

    zo nodig, de door het Gerecht getroffen regeling voor de vergoeding van de door de getuigen gemaakte kosten en de vermelding van de op niet-verschijnende getuigen toepasselijke strafbepalingen .

    Deze beschikking wordt aan partijen en aan de getuigen betekend .

    3 . De oproeping van de getuigen die door partijen zijn opgegeven, kan afhankelijk worden gesteld van de storting van een voorschot in de kas van het Gerecht ter dekking van de geschatte onkosten; het Gerecht stelt het bedrag van dit voorschot vast .

    De voor het horen van de ambtshalve opgeroepen getuigen nodige middelen worden door de kas van het Gerecht voorgeschoten .

    4 . Na de vaststelling van de identiteit van de getuigen houdt de president hun voor, dat zij hun verklaring zullen moeten bevestigen op de in lid 5 hierna en in artikel 71 bepaalde wijze .

    De getuigen worden door het Gerecht gehoord; partijen worden daartoe opgeroepen . Nadat de getuigen hun verklaring hebben afgelegd, kan de president hun, hetzij op verzoek van partijen hetzij ambtshalve, vragen stellen .

    Gelijke bevoegdheid komt toe aan iedere rechter en aan de advocaat-generaal .

    Onder leiding van de president kunnen aan de getuigen vragen worden gesteld door de vertegenwoordigers van partijen .

    5 . Behoudens het bepaalde in artikel 71, legt de getuige na zijn verklaring de volgende eed af :

    "Ik zweer de waarheid te hebben gezegd, de volle waarheid en niets dan de waarheid .".

    Het Gerecht, partijen gehoord, kan de getuige vrijstellen van het afleggen van de eed .

    6 . De griffier maakt een proces-verbaal op waarin de getuigenverklaring wordt weergegeven .

    Het proces-verbaal wordt ondertekend door de president of de rechter-rapporteur die met het getuigenverhoor was belast, alsmede door de griffier, nadat de getuige in de gelegenheid is gesteld, de inhoud van het proces-verbaal te verifiëren en het te ondertekenen .

    Het proces-verbaal vormt een authentieke akte .

    Artikel 69

    1 . De getuigen, mits behoorlijk opgeroepen, zijn gehouden aan de oproeping gevolg te geven en ter terechtzitting te verschijnen .

    2 . Wanneer een getuige, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschijnt, kan het Gerecht hem een geldboete opleggen van ten hoogste 5 000 ecu en bevelen, dat hij op zijn eigen kosten opnieuw zal woren opgeroepen .

    Gelijke straf kan worden uitgesproken tegen een getuige die zonder wettige reden weigert te getuigen of de eed of de in voorkomend geval daarvoor in de plaats komende verklaring af te leggen .

    3 . De getuige die zich voor het Gerecht op geldige wijze verontschuldigt, kan van de hem opgelegde geldboete worden ontheven . De opgelegde geldboete kan op verzoek van de getuige worden verlaagd, wanneer deze aantoont dat zij niet in verhouding staat tot zijn inkomen .

    4 . De tenuitvoerlegging van de krachtens dit artikel opgelegde sancties of maatregelen geschiedt met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 44 en 92 EGKS-Verdrag, 187 en 192 EEG-Verdrag en 159 en 164 EGA-Verdrag .

    Artikel 70

    1 . Het Gerecht kan een deskundigenonderzoek bevelen . In de beschikking waarbij de deskundige wordt benoemd, wordt diens taak nauwkeurig omschreven en de termijn bepaald waarbinnen hij zijn rapport zal indienen .

    2 . De deskundige ontvangt een afschrift van de beschikking, alsmede alle voor de uitvoering van zijn taak benodigde stukken . Hij staat onder toezicht van de rechter-rapporteur, die het deskundigenonderzoek kan bijwonen en van het verloop daarvan op de hoogte wordt gehouden .

    Het Gerecht kan van partijen of van een hunner de storting van een voorschot verlangen, ter dekking van de kosten van het deskundigenonderzoek .

    3 . Het Gerecht kan op verzoek van de deskundige getuigen horen; het verhoor vindt plaats op de wijze als in artikel 68 voorzien .

    4 . De deskundige mag zijn oordeel slechts geven over de punten die hem uitdrukkelijk zijn voorgelegd .

    5 . Na de nederlegging van het rapport kan het Gerecht bevelen, dat de deskundige zal worden gehoord; partijen worden hiertoe opgeroepen .

    Onder leiding van de president kunnen aan de deskundige vragen worden gesteld door de vertegenwoordigers van partijen .

    6 . Behoudens het bepaalde in artikel 71, legt de deskundige, na zijn rapport te hebben neergelegd, voor het Gerecht de volgende eed af :

    "Ik zweer mijn taak naar geweten en in volkomen onpartijdigheid te hebben vervuld .".

    Het Gerecht, partijen gehoord, kan de deskundige vrijstellen van het afleggen van de eed .

    Artikel 71

    1 . Wie als getuige of deskundige voor het Gerecht een eed dient af te leggen, wordt door de president vermaand de waarheid te spreken, respectievelijk zijn opdracht overeenkomstig zijn geweten en onpartijdig te vervullen . De president vestigt zijn aandacht op de strafrechtelijke gevolgen bij niet-nakoming van deze plicht, zoals neergelegd in zijn nationale wetgeving .

    2 . De getuigen en deskundigen leggen de eed af, hetzij overeenkomstig artikel 68, lid 5, eerste alinea, respectievelijk artikel 70, lid 6, eerste alinea, hetzij op de wijze als bepaald in hun nationale wetgeving .

    3 . Indien het nationale recht de getuige of de deskundige toestaat om in een gerechtelijke procedure naast de eed, in plaats daarvan of tegelijk daarmee, een daarvoor in de plaats komende verklaring af te leggen, kan hij deze verklaring afleggen op de wijze als bepaald in zijn nationale wetgeving .

    Indien het nationale recht niet voorziet in de mogelijkheid een eed of een zodanige verklaring af te leggen, wordt volstaan met de procedure bedoeld in lid 1 .

    Artikel 72

    1 . In geval van meineed gepleegd door een getuige of deskundige, kan het Gerecht, de advocaat-generaal gehoord, beslissen dat van dit feit aangifte zal worden gedaan ter fine van vervolging, bij de bevoegde, in bijlage III van het Additioneel reglement van het Hof van Justitie genoemde, instantie van de Lid-Staat wiens rechterlijke macht ter zake bevoegd is, rekening houdend met het bepaalde in artikel 71 .

    2 . De beslissing van het Gerecht wordt door de griffier medegedeeld . De beslissing vermeldt de feiten en omstandigheden waarop de aangifte is gegrond .

    Artikel 73

    1 . Wanneer een partij een getuige of deskundige wraakt wegens onbekwaamheid, onwaardigheid of enige andere reden, of wanneer een getuige of deskundige weigert te getuigen of de eed of de daarvoor in de plaats komende verklaring af te leggen, beslist het Gerecht .

    2 . De wraking van een getuige of van een deskundige geschiedt binnen twee weken na de betekening van de beschikking krachtens welke de getuige wordt opgeroepen of waarbij de deskundige wordt benoemd, en bij een akte, bevattende de redenen van de wraking alsmede het bewijsaanbod .

    Artikel 74

    1 . De getuigen en deskundigen hebben recht op vergoeding van hun reis - en verblijfkosten . Hun kan ter zake door de kas van het Gerecht een voorschot worden verstrekt .

    2 . De getuigen hebben recht op een schadeloosstelling wegens gederfd inkomen; de deskundigen ontvangen voor hun werkzaamheden een honorarium . Deze bedragen worden door de kas van het Gerecht aan de getuigen en deskundigen betaald, nadat zij aan hun plicht hebben voldaan of hun taak hebben volbracht .

    Artikel 75

    1 . Het Gerecht kan op verzoek van partijen dan wel ambtshalve rogatoire commissies verlenen tot het horen van getuigen of deskundigen .

    2 . De rogatoire commissie wordt bij beschikking verleend; deze beschikking bevat de naam, de voornamen, de hoedanigheid en het adres van de getuigen of deskundigen, de omschrijving van de feiten waarover de getuigen of deskundigen zullen worden gehoord, de namen van partijen, hun gemachtigden, advocaten of raadslieden, hun gekozen woonplaats, alsmede een korte omschrijving van het voorwerp van het geding .

    De griffier betekent de beschikking aan partijen .

    3 . De griffier zendt de beschikking aan de bevoegde, in bijlage I van het Additioneel reglement van het Hof genoemde, instantie van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de getuigen of deskundigen moeten worden gehoord . Zo nodig doet hij de beschikking vergezeld gaan van een vertaling in de officiële taal of talen van de Lid-Staat tot welke de beschikking is gericht .

    De in de voorgaande alinea bedoelde instantie zendt de beschikking door aan de krachtens het nationale recht bevoegde rechterlijke instantie .

    De bevoegde rechterlijke instantie voert de rogatoire commissie uit volgens haar nationale recht . Na de tenuitvoerlegging zendt zij de beschikking houdende de rogatoire commissie, alsmede de stukken die bij de tenuitvoerlegging daarvan zijn opgemaakt, en een staat van kosten aan de instantie bedoeld in de eerste alinea . Deze stukken worden aan de griffier gezonden .

    De griffier draagt zorg voor de vertaling van de stukken in de procestaal .

    4 . Het Gerecht draagt de kosten van de rogatoire commissie, onverminderd zijn bevoegdheid deze ten laste van partijen te brengen .

    Artikel 76

    1 . De griffier maakt van elke terechtzitting een proces-verbaal op . Dit proces-verbaal wordt door de president en de griffier ondertekend . Het vormt een authentieke akte .

    2 . Partijen kunnen ter griffie kennis nemen van elk proces-verbaal en van elk deskundigenrapport, en daarvan op eigen kosten afschrift verkrijgen .

    Vierde hoofdstuk VAN DE SCHORSING VAN DE BEHANDELING EN DE ONBEVOEGDVERKLARING VAN HET GERECHT Artikel 77

    Onverminderd de artikelen 123, lid 4, 128 en 129, lid 4, kan de behandeling worden geschorst :

    a) in de gevallen bedoeld in artikel 47, derde alinea, van de Statuten-EGKS en EEG en artikel 48, derde alinea, van het Statuut-EGA;

    b )

    wanneer bij het Hof hogere voorziening is ingesteld tegen een beslissing van het Gerecht waarbij een geding ten gronde gedeeltelijk is beslecht, een eind is gemaakt aan een procesincident ter zake van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid, of een verzoek tot tussenkomst is afgewezen;

    c )

    wanneer partijen gezamenlijk daarom verzoeken .

    Artikel 78

    De beslissing om de behandeling te schorsen, wordt genomen bij een beschikking van het Gerecht, partijen en de advocaat-generaal gehoord. Het Gerecht kan, na wederom partijen en de advocaat-generaal te hebben gehoord, de hervatting van de behandeling gelasten . De in dit artikel bedoelde beschikkingen worden aan partijen betekend .

    Artikel 79

    1 . De schorsing van de behandeling gaat in op de in de schorsingsbeschikking vermelde datum of, indien die vermelding ontbreekt, op de datum van die beschikking .

    Door de schorsing worden de procestermijnen gestuit, met uitzondering van de termijn voor tussenkomst, bedoeld in artikel 115, lid 1 .

    2 . Wanneer in de schorsingsbeschikking geen einddatum is bepaald, eindigt de schorsing op de datum vermeld in de beschikking tot hervatting van de behandeling, of, indien die vermelding ontbreekt, op de datum van laatstgenoemde beschikking .

    Op de datum van hervatting van de behandeling vangen de procestermijnen opnieuw aan .

    Artikel 80

    Het Gerecht verklaart zich onbevoegd in de zin van artikel 47, derde alinea, van de Statuten-EGKS en EEG en artikel 48, derde alinea, van het Statuut-EGA, bij een beschikking die aan partijen wordt betekend .

    Vijfde hoofdstuk VAN DE ARRESTEN Artikel 81

    Het arrest bevat :

    - de vermelding dat het door het Gerecht is gewezen;

    - de dag van de uitspraak;

    - de naam van de president en van de rechters die hebben beslist;

    - in voorkomend geval, de naam van de advocaat-generaal;

    - de naam van de griffier;

    - de aanduiding van partijen;

    - de naam van de gemachtigden, raadslieden of advocaten van partijen;

    - de conclusies van partijen;

    - in voorkomend geval, de vermelding dat de advocaat-generaal conclusie heeft genomen;

    - een summier overzicht van de feiten;

    - de rechtsoverwegingen;

    - het dictum, de beslissing ten aanzien van de proceskosten daaronder begrepen .

    Artikel 82

    1 . Het arrest wordt ter openbare terechtzitting uitgesproken; partijen worden daartoe opgeroepen .

    2 . Nadat de minuut van het arrest is ondertekend door de president, de rechters die aan de beraadslaging hebben deelgenomen, en de griffier, wordt het van het zegel van het Gerecht voorzien en ter griffie gedeponeerd; een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift wordt aan elk van de partijen betekend .

    3 . De griffier tekent op de minuut van het arrest de dag van de uitspraak aan .

    Artikel 83

    Het arrest heeft verbindende kracht vanaf de dag van de uitspraak, behoudens het bepaalde in artikel 53, tweede alinea, van de Statuten-EGKS en EEG en artikel 54, tweede alinea, van het Statuut-EGA .

    Artikel 84

    1 . Onverminderd de bepalingen over de interpretatie van arresten, kan het Gerecht, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van een van de partijen, binnen twee weken na de uitspraak van het arrest gedaan, de schrijf - en rekenfouten alsmede kennelijke onnauwkeurigheden doen herstellen .

    2 . De griffier doet hiervan aan partijen vooraf behoorlijk bericht; zij kunnen binnen een door de president te bepalen termijn schriftelijke opmerkingen indienen .

    3 . Het Gerecht beslist in raadkamer .

    4 . De minuut van de beschikking waarbij de rectificatie wordt bevolen, wordt aan de minuut van het gerectificeerde arrest gehecht . In margine van laatstbedoelde minuut wordt van de beschikking aantekening gedaan .

    Artikel 85

    Indien is verzuimd te beslissen ten aanzien van de proceskosten, wendt de partij die ter zake wenst te klagen, zich binnen een maand na de betekening van het arrest met een verzoekschrift tot het Gerecht .

    Dit verzoekschrift wordt aan de wederpartij betekend; de president stelt haar een termijn voor het indienen van schriftelijke opmerkingen .

    Nadat deze opmerkingen zijn ingediend, beslist het Gerecht, de advocaat-generaal gehoord, tegelijkertijd over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het verzoek .

    Artikel 86

    De griffier is belast met de publikatie van de rechtspraak van het Gerecht .

    Zesde hoofdstuk VAN DE PROCESKOSTEN Artikel 87

    1 . Ten aanzien van de proceskosten wordt beslist in het arrest of de beschikking waardoor een einde komt aan het geding .

    2 . Voor zover dit is gevorderd, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen .

    Indien meer partijen in het ongelijk zijn gesteld, bepaalt het Gerecht het door elk hunner te dragen deel van de proceskosten .

    3 . Het Gerecht kan de proceskosten over de partijen verdelen of beslissen dat elke partij haar eigen kosten zal dragen, indien zij onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld, en voorts wegens bijzondere redenen .

    Het Gerecht kan een partij, ook wanneer zij in het gelijk wordt gesteld, veroordelen tot vergoeding van de door haar toedoen aan de wederpartij opgekomen kosten, die naar het oordeel van het Gerecht nodeloos of vexatoir zijn veroorzaakt .

    4 . De Lid-Staten en de instellingen die in het geding zijn tussengekomen, dragen hun eigen kosten .

    Het Gerecht kan bepalen, dat andere interveniënten dan de in de voorgaande alinea bedoelde, hun eigen kosten zullen dragen .

    5 . De partij die afstand doet van instantie, wordt, voor zover dit door de wederpartij is gevorderd, in de proceskosten veroordeeld . Op vordering van eerstbedoelde partij wordt evenwel de wederpartij in de kosten veroordeeld, indien dit op grond van de houding van deze partij gerechtvaardigd lijkt .

    Ingeval partijen ten aanzien van de proceskosten tot een akkoord zijn gekomen, wordt overeenkomstig dit akkoord beslist .

    Bij gebreke van een conclusie ten aanzien van de proceskosten, draagt elk van de partijen haar eigen kosten .

    6 . Wanneer het geding zonder voorwerp is geraakt, beslist het Gerecht vrijelijk over de kosten .

    Artikel 88

    Onverminderd het bepaalde in artikel 87, lid 3, tweede alinea, blijven in de gedingen tussen de Gemeenschappen en hun personeelsleden de kosten door de instellingen gemaakt, te hunnen laste .

    Artikel 89

    De kosten van de tenuitvoerlegging worden door de geëxecuteerde aan de executant vergoed op de voet van het tarief, geldend in de Staat waar de tenuitvoerlegging plaatsvindt .

    Artikel 90

    De procedure voor het Gerecht is kosteloos, behoudens de navolgende bepalingen :

    a ) het Gerecht kan een partij veroordelen tot terugbetaling van de onnodige kosten die zij ten laste van het Hof heeft veroorzaakt;

    b )

    de kosten van afschriften en vertalingen die op verzoek van een partij zijn verstrekt, zullen, voor zover zij door de griffier overmatig worden geacht, door die partij op de voet van het tarief bedoeld in artikel 24, lid 5, worden vergoed .

    Artikel 91

    Onverminderd het bepaalde in het voorgaande artikel, worden als invorderbare kosten aangemerkt :

    a ) de krachtens artikel 74 aan getuigen en deskundigen verschuldigde gelden;

    b )

    de door partijen in verband met de procedure gemaakte noodzakelijke kosten, in het bijzonder de reis - en verblijfkosten en het honorarium van de gemachtigde, raadsman of advocaat .

    Artikel 92

    1 . In geval van geschil over de invorderbare kosten beslist het Gerecht op verzoek van de belanghebbende partij bij een niet voor hogere voorziening vatbare beschikking, na kennis te hebben genomen van de opmerkingen van de wederpartij .

    2 . Partijen kunnen ter fine van executie een expeditie van de beschikking verlangen .

    Artikel 93

    1 . De kas van het Gerecht doet zijn betalingen in de valuta van het land waar het Gerecht is gevestigd .

    Op verzoek van de belanghebbende geschieden de betalingen in de valuta van het land waar de invorderbare kosten zijn gemaakt, of waar de handelingen zijn verricht die tot schadeloosstelling aanleiding geven .

    2 . De overige schuldenaren doen hun betalingen in de valuta van hun land van herkomst .

    3 . De omrekening van de valuta's geschiedt volgens de officiële wisselkoers die op de dag van betaling geldt in het land waar het Gerecht is gevestigd .

    Zevende hoofdstuk VAN DE KOSTELOZE RECHTSBIJSTAND Artikel 94

    1 . De partij die niet of slechts ten dele tot betaling van de proceskosten in staat is, kan in iedere stand van het geding om kosteloze rechtsbijstand verzoeken .

    Het verzoek gaat vergezeld van de nodige gegevens waaruit van het onvermogen van de verzoeker blijkt, in het bijzonder van een daartoe strekkende verklaring van de bevoegde autoriteiten .

    2 . Indien het verzoek voorafgaat aan het door de verzoeker in te stellen beroep, bevat het tevens een summiere uiteenzetting van het voorwerp van dat beroep .

    Het verzoek kan zonder bijstand van een advocaat worden ingediend .

    De president van het Gerecht wijst de rechter-rapporteur aan . De kamer waartoe de rechter-rapporteur behoort, beslist, na kennis te hebben genomen van de schriftelijke opmerkingen van de wederpartij, of de kosteloze rechtsbijstand voor het geheel of voor een gedeelte zal worden verleend, dan wel moet worden geweigerd . Zij onderzoekt, of het beroep niet kennelijk ongegrond is .

    De kamer beslist bij een niet met redenen omklede en niet voor hogere voorziening vatbare beschikking .

    Artikel 95

    1 . In de beschikking waarbij in het verzoek om kosteloze rechtsbijstand wordt bewilligd, bepaalt het Gerecht, dat aan de betrokkene een advocaat zal worden toegevoegd .

    2 . Indien de betrokkene niet zelf een advocaat voorstelt of indien het Gerecht van oordeel is dat diens keuze niet kan worden bekrachtigd, zendt de griffier een expeditie van de beschikking en een afschrift van het verzoek om kosteloze rechtsbijstand aan de bevoegde instantie van de betrokken Lid-Staat, genoemd in bijlage II van het Additioneel reglement van het Hof .

    3 . Gezien de voorstellen toegezonden door deze instantie, wijst het Gerecht ambtshalve een advocaat aan om de betrokkene bij te staan .

    Artikel 96

    Wanneer in de loop van het geding blijkt, dat de omstandigheden op grond waarvan de kosteloze rechtsbijstand is verleend, zijn gewijzigd, kan het Gerecht, ambtshalve dan wel op verzoek, de desbetreffende beschikking te allen tijde intrekken .

    Artikel 97

    1 . Indien kosteloze rechtsbijstand is verleend, worden de kosten door de kas van het Gerecht voorgeschoten .

    2 . Het Gerecht stelt de verschotten en het salaris van de advocaat vast; op diens verzoek kan de president bepalen, dat hem een voorschot zal worden verstrekt .

    3 . Bij de beslissing over de proceskosten kan worden bepaald, dat een bedrag, dat ter zake van de kosteloze rechtsbijstand is voorgeschoten, zal worden terugbetaald aan de kas van het Gerecht .

    De griffier vordert deze bedragen in van de partij die tot betaling ervan is veroordeeld .

    Achtste hoofdstuk VAN DE AFSTAND VAN INSTANTIE Artikel 98

    Indien partijen, alvorens het Gerecht uitspraak heeft gedaan, het Gerecht mededelen dat zij overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de oplossing van het geschil en dat zij van hun vorderingen afzien, gelast de president de doorhaling van de zaak in het register en beslist hij over de kosten overeenkomstig artikel 87, lid 5, in voorkomend geval na kennis te hebben genomen van de voorstellen dienaangaande van partijen .

    Deze bepaling is niet van toepassing op de beroepen bedoeld in de artikelen 33 en 35 EGKS-Verdrag, 173 en 175 EEG-Verdrag en 146 en 148 EGA-Verdrag .

    Artikel 99

    Indien de verzoeker schriftelijk aan het Gerecht bericht, dat hij afstand doet van instantie, gelast de president de doorhaling van de zaak in het register en beslist hij over de kosten overeenkomstig artikel 87, lid 5 .

    Negende hoofdstuk VAN DE BETEKENINGEN Artikel 100

    De in dit reglement voorziene betekeningen geschieden door de griffier aan de gekozen woonplaats, hetzij door toezending bij aangetekende postzending met bericht van ontvangst van een afschrift van de akte welke wordt betekend, hetzij door terhandstelling van dit afschrift tegen ontvangstbewijs .

    De kopieën van het te betekenen origineel worden door de griffier opgemaakt en voor eensluidend afschrift gewaarmerkt, tenzij die afschriften afkomstig zijn van partijen zelf overeenkomstig artikel 43, lid 1 .

    Tiende hoofdstuk VAN DE TERMIJNEN Artikel 101

    1 . De procestermijnen voorzien in het EGKS-Verdrag, het EEG-Verdrag en het EGA-Verdrag, in de Statuten van het Hof en in dit reglement worden berekend als volgt :

    a ) wanneer een in dagen, weken, maanden of jaren omschreven termijn ingaat op het ogenblik waarop een gebeurtenis of een handeling plaatsvindt, wordt de dag waarop deze gebeurtenis of deze handeling plaatsvindt, niet bij de termijn inbegrepen;

    b )

    een in weken, maanden of jaren omschreven termijn loopt af bij het einde van de dag die - in de laatste week, de laatste maand of het laatste jaar - dezelfde naam of dezelfde cijferaanduiding heeft als de dag waarop de gebeurtenis of handeling plaatsvindt die de termijn doet ingaan . Indien in de laatste maand van een in maanden of jaren omschreven termijn de dag die bepalend is voor het einde van de termijn, ontbreekt, loopt de termijn af bij het einde van de laatste dag van die maand;

    c )

    wanneer een termijn is omschreven in maanden en in dagen, worden eerst de volle maanden geteld en vervolgens de dagen;

    d )

    de wettelijk erkende feestdagen, de zondagen en de zaterdagen zijn bij de termijnen inbegrepen;

    e )

    de termijnen worden door de gerechtelijke vakanties niet geschorst .

    2. De termijn waarvan de laatste dag een zaterdag, een zondag of een wettelijk erkende feestdag is, verstrijkt aan het einde van de daaropvolgende werkdag .

    De lijst van de wettelijk erkende feestdagen, vastgesteld door het Hof en bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, is van toepassing bij het Gerecht .

    Artikel 102

    1 . De termijn voor het instellen van beroep tegen een handeling van een van de instellingen vangt, in geval van

    kennisgeving, aan op de dag volgende op die waarop de handeling ter kennis van de betrokkene is gebracht, en, in geval van bekendmaking, op de vijftiende dag volgende op die waarop de handeling in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen is bekendgemaakt .

    2 . De termijnen wegens afstand, vastgesteld bij besluit van het Hof en bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, zijn van toepassing bij het Gerecht .

    Artikel 103

    1 . De krachtens dit reglement bepaalde termijnen kunnen worden verlengd door de autoriteit die deze heeft vastgesteld .

    2 . De president kan de griffier machtigen, termijnen waarvan de vaststelling ingevolge dit reglement tot zijn bevoegdheid behoort, te bepalen of verlenging ervan toe te staan .

    DERDE TITEL VAN DE BIJZONDERE PROCEDURES Eerste hoofdstuk VAN DE VERZOEKEN TOT OPSCHORTING VAN TENUITVOERLEGGING EN TOT VERKRIJGING VAN ANDERE VOORLOPIGE MAATREGELEN IN KORT GEDING Artikel 104

    1 . Een verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een handeling van een instelling, bedoeld in de artikelen 39, tweede alinea, EGKS-Verdrag, 185 EEG-Verdrag en 157 EGA-Verdrag, kan slechts worden ontvangen indien de verzoeker tegen die handeling beroep heeft ingesteld bij het Gerecht .

    Een verzoek tot verkrijging van enige andere voorlopige maatregel, bedoeld in de artikelen 39, derde alinea, EGKS-Verdrag, 186 EEG-Verdrag en 158 EGA-Verdrag, kan slechts worden ontvangen indien de verzoeker partij is in een voor het Gerecht aanhangige zaak en dit verzoek met die zaak verband houdt .

    2 . De verzoeken bedoeld in het voorgaande lid, bevatten een duidelijke omschrijving van het voorwerp van het geschil en van de omstandigheden waaruit het spoedeisend karakter van het verzoek blijkt, alsmede de middelen, zowel feitelijk als rechtens, op grond waarvan de voorlopige maatregel waartoe wordt geconcludeerd, aanvankelijk gerechtvaardigd voorkomt .

    3 . Het verzoek wordt gedaan bij afzonderlijke akte en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 43 en 44 .

    Artikel 105

    1 . Het verzoek wordt aan de wederpartij betekend; de president van het Gerecht verleent haar een korte termijn voor schriftelijk of mondeling antwoord .

    2 . De president van het Gerecht beoordeelt, of er aanleiding bestaat een instructie te bevelen.

    De president van het Gerecht kan het verzoek toestaan nog voordat de wederpartij haar opmerkingen heeft voorgedragen . Deze maatregel kan nadien, ook ambtshalve, worden gewijzigd of ingetrokken .

    Artikel 106

    De president van het Gerecht kan de beslissing aan zich houden dan wel deze overlaten aan de kamer waaraan de hoofdzaak is toegewezen, of aan het Gerecht in volle samenstelling indien de hoofdzaak hieraan is toegewezen .

    In geval van afwezigheid of verhindering van de president van het Gerecht wordt deze vervangen door de president of de oudste rechter, in de zin van artikel 6, van de formatie van het Gerecht waaraan de hoofdzaak is toegewezen .

    Indien het verzoek naar een formatie van het Gerecht is verwezen, doet deze uitspraak met voorrang boven iedere andere beslissing . De bepalingen van het voorgaande artikel zijn van toepassing .

    Artikel 107

    1 . Op het verzoek wordt beslist bij een met redenen omklede beschikking, die onverwijld aan partijen wordt betekend .

    2 . De tenuitvoerlegging van de beschikking kan worden onderworpen aan de voorwaarde, dat de verzoeker zekerheid stelt tot een bedrag en op de wijze als op grond van de omstandigheden bepaald .

    3 . In de beschikking kan de dag worden bepaald met ingang waarvan de maatregel zijn kracht verliest . Bij gebreke van zodanige aanduiding verliest de maatregel zijn kracht terstond nadat het eindarrest is uitgesproken .

    4 . De beschikking is van voorlopige aard en prejudicieert de door het Gerecht in de hoofdzaak te geven beslissing niet .

    Artikel 108

    Op verzoek van een van de partijen kan de beschikking te allen tijde op grond van een wijziging in de omstandigheden worden ingetrokken of gewijzigd .

    Artikel 109

    De afwijzing van een verzoek tot verkrijging van een voorlopige maatregel belet geenszins, dat de verzoeker andermaal een verzoek indient op grond van nieuwe feiten .

    Artikel 110

    Het verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een beslissing van het Gerecht of van een handeling van een andere instelling, gedaan krachtens de artikelen 44 en 92 EGKS-Verdrag, 187 en 192 EEG-Verdrag en 159 en 164 EGA-Verdrag, wordt naar de bepalingen van dit hoofdstuk behandeld .

    De beschikking waarbij het verzoek wordt toegewezen, bepaalt in voorkomend geval de dag waarop de voorlopige maatregel zijn kracht verliest.

    Tweede hoofdstuk VAN DE PROCESINCIDENTEN Artikel 111

    Wanneer het Gerecht kennelijk onbevoegd is kennis te nemen van een beroep, of wanneer dit kennelijk niet-ontvankelijk is, kan het, de advocaat-generaal gehoord, zonder de behandeling voort te zetten, beslissen bij met redenen omklede beschikking .

    Artikel 112

    De verwijzing van een beroep naar het Hof krachtens artikel 47, tweede alinea, van de Statuten-EGKS en EEG en artikel 48, tweede alinea, van het Statuut-EGA geschiedt, in geval van kennelijke onbevoegdheid, zonder de behandeling voort te zetten en bij met redenen omklede beschikking .

    Artikel 113

    Het Gerecht kan in iedere stand van het geding ambtshalve middelen van niet-ontvankelijkheid die van openbare orde zijn, in behandeling nemen . Het beslist met inachtneming van het bepaalde in artikel 114, leden 3 en 4 .

    Artikel 114

    1 . Indien een partij verzoekt, dat het Gerecht uitspraak zal doen over de niet-ontvankelijkheid, de onbevoegdheid of op een incident zonder daarbij op de zaak ten gronde in te gaan, neemt zij daartoe een afzonderlijke akte .

    Het verzoek bevat een uiteenzetting van de aangevoerde middelen, zowel rechtens als feitelijk, en de conclusies; de stukken waarop beroep wordt gedaan, worden bijgevoegd .

    2 . Na de indiening van de inleidende akte bepaalt de president een termijn waarbinnen de wederpartij schriftelijk haar middelen en conclusies kan voordragen .

    3 . Tenzij het Gerecht anders beslist, geschiedt de verdere behandeling van het verzoek mondeling .

    4 . Na de advocaat-generaal te hebben gehoord, beslist het Gerecht op het verzoek of voegt het met de zaak ten gronde . Het verwijst de zaak naar het Hof, indien dit bevoegd is .

    Indien het Gerecht het verzoek afwijst of met de zaak ten gronde voegt, bepaalt de president nieuwe termijnen voor de voortzetting van het geding .

    Derde hoofdstuk VAN DE TUSSENKOMST OF INTERVENTIE Artikel 115

    1 . Het verzoek tot tussenkomst moet worden gedaan binnen een termijn van drie maanden na de publikatie van de mededeling bedoeld in artikel 24, lid 6 .

    2 . Het verzoek tot tussenkomst bevat :

    a ) de aanduiding van de zaak;

    b )

    de aanduiding van partijen;

    c )

    de naam en de woonplaats van de interveniënt;

    d )

    de domiciliekeuze van de interveniënt ter plaatse waar het Gerecht is gevestigd;

    e )

    de conclusies ter ondersteuning waarvan de interveniënt wenst tussen te komen;

    f )

    indien het verzoek tot tussenkomst niet van een Lid-Staat of van een instelling afkomstig is, een uiteenzetting waaruit blijkt van het belang van de interveniënt bij de uitkomst van het geding .

    De artikelen 43 en 44 zijn van overeenkomstige toepassing .

    3 . De interveniënt wordt vertegenwoordigd volgens het bepaalde in artikel 20, eerste en tweede alinea, van het Statuut-EGKS en artikel 17 van de Statuten-EEG en EGA .

    Artikel 116

    1 . Het verzoek tot tussenkomst wordt aan partijen betekend .

    Alvorens op het verzoek te beslissen, stelt de president partijen in de gelegenheid schriftelijk of mondeling opmerkingen te maken .

    De president beslist bij beschikking dan wel verwijst het verzoek tot tussenkomst naar het Gerecht . Indien het verzoek wordt afgewezen, is de beschikking met redenen omkleed .

    2 . Indien de tussenkomst wordt toegestaan, ontvangt de interveniënt afschriften van alle aan partijen betekende processtukken . Op verzoek van een partij kan de president evenwel toezending van afschriften van geheime of vertrouwelijke stukken weigeren .

    3 . De interveniënt aanvaardt het geding in de stand op het ogenblik van tussenkomst .

    4 . De president bepaalt de termijn waarbinnen de interveniënt een memorie in interventie kan indienen .

    De memorie in interventie bevat :

    a ) de conclusies van de interveniënt, strekkende tot gehele of gedeeltelijke ondersteuning of verwerping van de conclusies van een van de partijen;

    b )

    de door de interveniënt aangevoerde middelen en argumenten;

    c )

    zo nodig, de bewijsaanbiedingen .

    5 . Na de indiening van de memorie in interventie bepaalt de president in voorkomend geval een termijn waarbinnen partijen op die memorie kunnen antwoorden .

    Vierde hoofdstuk VAN DE ARRESTEN DOOR HET GERECHT GEWEZEN NA VERNIETIGING EN VERWIJZING Artikel 117

    Wanneer het Hof een arrest of een beschikking van het Gerecht vernietigt en de zaak voor afdoening naar het Gerecht verwijst, wordt de zaak door het verwijzingsarrest bij het Gerecht aanhangig .

    Artikel 118

    1 . Wanneer het Hof een arrest of een beschikking van een kamer vernietigt, kan de president van het Gerecht de zaak toewijzen aan een andere kamer, bestaande uit een gelijk aantal rechters .

    2 . Wanneer het Hof een arrest of een beschikking van het Gerecht in volle samenstelling vernietigt, wordt de zaak toegewezen aan het Gerecht in volle samenstelling .

    3 . In de gevallen bedoeld in de leden 1 en 2, zijn de artikelen 13, lid 2, 14 en 51 van toepassing .

    Artikel 119

    1 . Wanneer, op het moment waarop het verwijzingsarrest wordt gewezen, de schriftelijke behandeling voor het Gerecht reeds is beëindigd, verloopt de verdere procedure als volgt :

    a ) Binnen twee maanden nadat het arrest van het Hof aan de verzoeker is betekend, kan deze een memorie van opmerkingen indienen .

    b )

    Binnen een maand nadat de memorie van de verzoeker aan de verwerende partij is medegedeeld, kan deze een

    memorie van opmerkingen indienen . De termijn waarover de verwerende partij daartoe beschikt, kan in geen geval korter zijn dan twee maanden te rekenen vanaf de dag waarop het arrest van het Hof haar is betekend .

    c )

    De memorie van de verzoeker en die van de verwerende partij worden tegelijkertijd aan de interveniënt medegedeeld . Deze kan binnen een maand na die mededeling een memorie van opmerkingen indienen . De termijn waarover de interveniënt daartoe beschikt, kan in geen geval korter zijn dan twee maanden te rekenen vanaf de dag waarop het arrest van het Hof hem is betekend .

    2 . Wanneer, op het moment waarop het verwijzingsarrest wordt gewezen, de schriftelijke behandeling voor het Gerecht niet was beëindigd, wordt zij hervat in de stand waarin zij zich bevond; het Gerecht kan daartoe de nodige maatregelen tot organisatie van de procesgang vaststellen .

    3 . Indien de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan het Gerecht de indiening van aanvullende memories van opmerkingen toestaan .

    Artikel 120

    De procedure verloopt overeenkomstig de bepalingen van de tweede titel van dit reglement .

    Artikel 121

    Het Gerecht beslist over de op de procedures voor het Gerecht zomede op de procedure in hogere voorziening voor het Hof gevallen kosten .

    Vijfde hoofdstuk VAN DE ARRESTEN BIJ VERSTEK GEWEZEN EN HET VERZET Artikel 122

    1 . Wanneer de verwerende partij, ofschoon regelmatig in het geding geroepen, nalaat tijdig en in de voorgeschreven vormen op het verzoekschrift te antwoorden, kan de verzoeker vorderen dat het Gerecht zijn conclusies toewijst .

    Dit verzoek wordt aan de verwerende partij betekend . De president bepaalt de dag voor de mondelinge behandeling .

    2 . Alvorens bij verstek arrest te wijzen, onderzoekt het Gerecht de ontvankelijkheid van het verzoekschrift, alsmede of de vormvoorschriften behoorlijk in acht zijn genomen en of de conclusies van verzoeker gegrond voorkomen . Het kan maatregelen van instructie bevelen.

    3 . Het bij verstek gewezen arrest is uitvoerbaar . Het Gerecht kan de uitvoerbaarheid evenwel opschorten, totdat op het ingevolge lid 4 gedane verzet is beslist, dan wel de uitvoerbaarheid onderwerpen aan de voorwaarde, dat zekerheid wordt gesteld tot een bedrag en op de wijze als op grond van de omstandigheden bepaald; de zekerheid wordt vrijgegeven wanneer het verzet achterwege blijft of wordt verworpen .

    4 . Tegen het bij verstek gewezen arrest staat verzet open . Het verzet moet worden aangebracht binnen een maand na de betekening van het arrest; het wordt aanhangig gemaakt in de vormen, bepaald in de artikelen 43 en 44 .

    5 . Nadat het verzet is betekend, bepaalt de president de termijn waarbinnen de wederpartij schriftelijk van antwoord kan dienen .

    De procedure verloopt overeenkomstig de bepalingen van de tweede titel van dit reglement .

    6 . Het Gerecht doet uitspraak bij een arrest dat niet vatbaar is voor verzet . De minuut van dit arrest wordt gehecht aan die van het bij verstek gewezen arrest . In margine van laatstgenoemde minuut wordt van het op het verzet gewezen arrest aantekening gedaan .

    Zesde hoofdstuk VAN DE BUITENGEWONE RECHTSMIDDELEN Eerste afdeling - Van het derdenverzet Artikel 123

    1 . Op het derdenverzet zijn de bepalingen van de artikelen 43 en 44 van toepassing; het verzoek bevat voorts :

    a ) een nauwkeurige aanduiding van het bestreden arrest;

    b )

    de vermelding van de punten waarop het bestreden arrest de derde-opposant in zijn rechten benadeelt;

    c )

    een opgave van de redenen waarom de derde-opposant niet aan het hoofdgeding voor het Gerecht heeft kunnen deelnemen .

    Het verzoek wordt gericht tegen alle partijen in het hoofdgeding .

    Indien van het arrest mededeling is gedaan in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, wordt het verzoek gedaan binnen twee maanden na de dag van die mededeling .

    2 . Op verzoek van de derde-opposant kan de opschorting van de tenuitvoerlegging van het bestreden arrest worden gelast . De bepalingen van het eerste hoofdstuk van de derde titel zijn van overeenkomstige toepassing .

    3 . Het bestreden arrest wordt gewijzigd voor zover het derdenverzet wordt toegewezen .

    De minuut van het op het derdenverzet gewezen arrest wordt gehecht aan die van het bestreden arrest . In margine van laatstgenoemde minuut wordt van het op het derdenverzet gewezen arrest aantekening gedaan .

    4 . Wanneer een zelfde arrest van het Gerecht voorwerp is van hogere voorziening bij het Hof en van derdenverzet voor het Gerecht, kan het Gerecht de behandeling schorsen totdat het Hof arrest heeft gewezen; partijen worden daartoe gehoord .

    Artikel 124

    Het verzoek wordt toegewezen aan de kamer die het arrest heeft gewezen waartegen het derdenverzet is gericht; het wordt toegewezen aan het Gerecht in volle samenstelling, indien dit het arrest heeft gewezen .

    Tweede afdeling - Van de herziening Artikel 125

    Onverminderd de termijn van tien jaar, voorzien in artikel 38, derde alinea, van het Statuut-EGKS, artikel 41, derde alinea, van het Statuut-EEG en artikel 42, derde alinea, van het Statuut-EGA, moet het verzoek tot herziening van een arrest worden gedaan uiterlijk binnen drie maanden na de dag waarop het feit dat aan het verzoek ten grondslag ligt, ter kennis van de verzoeker is gekomen .

    Artikel 126

    1 . Op het verzoek tot herziening zijn de bepalingen van de artikelen 43 en 44 van overeenkomstige toepassing; het verzoek bevat voorts :

    a ) een nauwkeurige aanduiding van het bestreden arrest;

    b )

    de punten waarop het arrest wordt bestreden;

    c )

    de omschrijving van het feit waarop het verzoek berust;

    d )

    een vermelding van de middelen strekkende tot het bewijs dat de herziening gerechtvaardigd is en dat de in het voorgaande artikel bedoelde termijnen in acht zijn genomen .

    2 . Het verzoek tot herziening wordt gericht tegen hen die partij waren bij het arrest waarvan herziening wordt verzocht .

    Artikel 127

    1 . Het verzoek tot herziening wordt toegewezen aan de kamer die het arrest heeft gewezen waarvan herziening wordt verzocht; het wordt toegewezen aan het Gerecht in volle samenstelling, indien dit het arrest heeft gewezen .

    2 . Zonder de grond van de zaak te prejudiciëren, beslist het Gerecht, de advocaat-generaal gehoord en gezien de schriftelijke opmerkingen van partijen, over de ontvankelijkheid van het verzoek .

    3 . Indien het Gerecht het verzoek ontvankelijk oordeelt, onderzoekt het de zaak ten gronde en doet het uitspraak bij arrest, met inachtneming van de bepalingen van dit reglement .

    4 . De minuut van het arrest houdende herziening wordt gehecht aan die van het herziene arrest . In margine van laatstgenoemde minuut wordt aantekening gedaan van het arrest houdende herziening .

    Artikel 128

    Wanneer een zelfde arrest van het Gerecht voorwerp is van hogere voorziening bij het Hof en van een verzoek tot herziening voor het Gerecht, kan het Gerecht de behandeling schorsen totdat het Hof arrest heeft gewezen; partijen worden daartoe gehoord .

    Derde afdeling - Van de interpretatie van arresten Artikel 129

    1 . Het verzoek tot interpretatie wordt ingediend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 43 en 44 . Het bevat voorts een nauwkeurige aanduiding van :

    a ) het arrest waarop het verzoek betrekking heeft;

    b )

    de teksten waarvan interpretatie wordt verzocht .

    Het verzoek wordt gericht tegen hen die partij waren bij bedoeld arrest .

    2 . Het verzoek tot interpretatie wordt toegewezen aan de kamer die het arrest heeft gewezen waarvan interpretatie wordt verzocht; het wordt toegewezen aan het Gerecht in volle samenstelling, indien dit het arrest heeft gewezen .

    3 . Het Gerecht, de advocaat-generaal gehoord, beslist bij arrest, na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen voor te dragen .

    De minuut van dit arrest wordt gehecht aan de minuut van het geïnterpreteerde arrest . In margine van laatstgenoemde minuut wordt aantekening gedaan van het ter interpretatie gewezen arrest .

    4 . Wanneer een zelfde arrest van het Gerecht voorwerp is van hogere voorziening bij het Hof en van een verzoek tot interpretatie voor het Gerecht, kan het Gerecht de behandeling schorsen totdat het Hof arrest heeft gewezen; partijen worden daartoe gehoord .

    SLOTBEPALING Artikel 130

    Dit reglement, zijnde authentiek in de talen bedoeld in artikel 35, lid 1, wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen . Het treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op zijn bekendmaking .

    Luxemburg, 2 mei 1991 .

    De griffier

    H . JUNG

    De president

    J . L . CRUZ VILAÇA

    Top