Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01997R1255-20070105

    Consolidated text: Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad van 25 juni 1997 betreffende de communautaire criteria voor controlepost(en) en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1997/1255/2007-01-05

    1997R1255 — NL — 05.01.2007 — 002.001


    Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

    ►B

    VERORDENING (EG) Nr. 1255/97 VAN DE RAAD

    van 25 juni 1997

    betreffende de communautaire criteria voor ►M2  controlepost(en) ◄ en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema

    (PB L 174, 2.7.1997, p.1)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      No

    page

    date

    ►M1

    VERORDENING (EG) Nr. 1040/2003 VAN DE RAAD van 11 juni 2003

      L 151

    21

    19.6.2003

    ►M2

    VERORDENING (EG) Nr. 1/2005 VAN DE RAAD van 22 december 2004

      L 3

    1

    5.1.2005




    ▼B

    VERORDENING (EG) Nr. 1255/97 VAN DE RAAD

    van 25 juni 1997

    betreffende de communautaire criteria voor ►M2  controlepost(en) ◄ en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema



    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 91/628/EEG van de Raad van 19 november 1991 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en tot wijziging van de Richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG ( 1 ), en name op artikel 13, lid 2, en artikel 14,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende dat, om het welzijn van bepaalde categorieën vervoerde dieren te bevorderen, in Richtlijn 91/628/EEG de maximale reistijden zijn voorgeschreven waarna de dieren uitgeladen, gevoederd en gedrenkt moeten worden en een rusttijd van ten minste 24 uur moeten krijgen, alvorens de reis mag worden voortgezet;

    Overwegende dat voor deze verplichte onderbrekingen bij het langeafstandsvervoer van dieren bepaalde ►M2  controlepost(en) ◄ worden aangedaan;

    Overwegende dat in de gehele Gemeenschap geldende criteria moeten worden vastgesteld waaraan deze ►M2  controlepost(en) ◄ moeten voldoen om een optimaal welzijn van de dieren die daar tijdelijk verblijven, te garanderen en rekening te houden met eventuele problemen in verband met de gezondheid van de dieren;

    Overwegende dat, om de controle van de ►M2  controlepost(en) ◄ en de daar langskomende voertuigen en dieren te vergemakkelijken, voorschriften moeten worden vastgesteld voor het registreren van gegevens en voor bepaalde andere administratieve aangelegenheden;

    Overwegende dat, om te garanderen dat de vervoerde dieren hun reis onder optimale welzijnsvoorwaarden kunnen voortzetten, de bevoegde autoriteit zich ervan moet vergewissen dat zij geschikt zijn voor verder vervoer;

    Overwegende dat in afwachting van maatregelen inzake de inning van een communautaire vergoeding voor de kosten van veterinaire controles om na te gaan of de dieren geschikt zijn voor vervoer, moet worden bepaald dat de lidstaten de mogelijkheid hebben om, met inachtneming van de algemene verdragsvoorschriften, deze kosten door te berekenen aan het betrokken bedrijf;

    Overwegende dat, om ervoor te zorgen dat bepaalde regels inzake ►M2  controlepost(en) ◄ in acht worden genomen, het in hoofdstuk VIII van de bijlage bij Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema aan de nieuwe voorschriften moet worden aangepast;

    Overwegende dat in de eerste plaats de voorschriften voor ►M2  controlepost(en) ◄ voor als huisdier gehouden eenhoevigen, runderen, schapen, geiten en varkens moeten worden vastgesteld;

    Overwegende dat rekening is gehouden met bepaalde door het Wetenschappelijk Veterinair Comité aanbevolen minimumcriteria waaraan ►M2  controlepost(en) ◄ moeten voldoen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



    Artikel 1

    ▼M2

    1.  Controleposten zijn plaatsen waar de dieren ten minste 12 uur of langer rust krijgen overeenkomstig punt 1.7, onder b), of punt 1.5 van hoofdstuk V van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1/2005 ( 2 ).

    ▼B

    2.  De in lid 1 bedoelde ►M2  controlepost(en) ◄ moeten voldoen aan de in deze verordening vastgestelde communautaire criteria.

    Artikel 2

    Voor de toepassing van deze verordening zijn, waar nodig, de definities van artikel 2 van de Richtlijn 64/432/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG en 91/628/EEG van toepassing.

    ▼M2

    Artikel 3

    1.  De bevoegde autoriteit kent aan alle controleposten een erkenningsnummer toe. Deze erkenning kan beperkt zijn tot een bepaalde soort of tot bepaalde categorieën dieren en met een bepaalde gezondheidsstatus. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de lijst van erkende controleposten en van eventuele bijgewerkte versies.

    De lidstaten stellen de Commissie tevens in kennis van de gedetailleerde regelingen, zulks met toepassing van artikel 4, lid 2, met name de periode van gebruik als controlepost en het tweevoudige doel van de erkende inrichtingen.

    2.  Controleposten worden, op voorstel van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, volgens de in artikel 31, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad, bedoelde procedure, door de Commissie op een lijst geplaatst.

    3.  De lidstaten mogen een controlepost alleen voor de lijst voorstellen als de bevoegde autoriteit gecontroleerd heeft of de post aan de eisen voldoet en de post heeft goedgekeurd. Voor het toekennen van die erkenning ziet de bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 2, lid 6, van Richtlijn 90/425/EEG, erop toe dat de controleposten voldoen aan de eisen die in bijlage I bij deze verordening staan; voorts moeten de controleposten:

    a) gelegen zijn in een gebied waar geen verbod of beperking geldt overeenkomstig de desbetreffende communautaire wetgeving;

    b) onder toezicht staan van een officiële dierenarts die er met name op toeziet dat de bepalingen van deze verordening worden nageleefd;

    c) functioneren met inachtneming van alle relevante communautaire voorschriften op veterinairrechtelijk gebied en inzake de verplaatsing van dieren en de bescherming van dieren bij het slachten;

    d) regelmatig, en wel minstens twee maal per jaar, geïnspecteerd worden om na te gaan of nog altijd wordt voldaan aan de erkenningsvoorwaarden.

    4.  Een lidstaat moet in ernstige gevallen, met name inzake de gezondheid en het welzijn van de dieren, het gebruik van een op zijn grondgebied gelegen controlepost tijdelijk verbieden. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van het tijdelijk verbod en de redenen daarvoor. Het tijdelijke verbod kan alleen opgeheven worden nadat de Commissie en de andere lidstaten van de redenen daarvoor in kennis zijn gesteld.

    5.  De Commissie kan volgens de in artikel 31, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2005 bedoelde procedure het gebruik van een controlepost tijdelijk verbieden of de post van de lijst afvoeren, als de in artikel 28 van die Verordening bedoelde controles ter plaatse van de deskundigen van de Commissie uitwijzen dat de communautaire wetgeving niet is nageleefd.

    ▼M1

    Artikel 4

    1.   ►M2  Controlepost(en) ◄ mogen uitsluitend worden gebruikt om dieren onderweg op te vangen, te voederen, te drenken, te laten rusten, onder te brengen, te verzorgen en verder te zenden.

    2.  In afwijking van lid 1 kunnen echter tevens alle ruimten en terreinen van verzamelcentra als omschreven in artikel 2, onder o), van Richtlijn 64/432/EEG en artikel 2, onder b), punt 3, van Richtlijn 91/68/EEG door de lidstaten als ►M2  controlepost(en) ◄ worden erkend, mits zij gedurende de volledige periode van gebruik als ►M2  controlepost(en) ◄ voldoen aan lid 3 van dit artikel en aan deel A, punt 4, van bijlage I bij deze verordening.

    3.  Op ►M2  controlepost(en) ◄ mogen tegelijkertijd alleen dieren aanwezig zijn:

    a) die dezelfde gecertificeerde gezondheidsstatus hebben, waaronder in voorkomend geval alle bijkomende garanties die worden verleend overeenkomstig de wetgeving van de Gemeenschap, en

    b) waarvan de gezondheidsstatus is gecertificeerd

    i) overeenkomstig de voorschriften voor de categorie dieren van de betrokken soort, zoals vastgesteld in de in bijlage A bij Richtlijn 90/425/EEG genoemde veterinaire wetgeving van de Gemeenschap.

    Tenzij anders bepaald door de respectieve diergezondheidsvoorschriften, zal er met aanvullende certificering voor worden gezorgd dat de dieren ten minste 21 dagen hebben verbleven op één enkel bedrijf of vanaf hun geboorte hebben verbleven op het bedrijf van oorsprong wanneer zij minder dan 21 dagen oud zijn, alvorens van dat bedrijf, hetzij rechtstreeks hetzij via één enkel erkend verzamelcentrum, te worden weggehaald en, in het geval van schapen en geiten, dat voldaan is aan de voorschriften van artikel 4 ter, lid 4, van Richtlijn 91/68/EEG, of

    ii) wanneer het voor uitvoer naar een derde land bestemde runderen en varkens betreft, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Beschikking 93/444/EEG ( 3 ),

    c) die behoren tot de categorie dieren waarvoor de ►M2  controlepost(en) ◄ is erkend.

    ▼M2

    4.  De bevoegde autoriteit van de plaats van vertrek deelt via het in artikel 20 van Richtlijn 90/425/EEG bedoelde systeem voor de uitwisseling van gegevens mee via welke controleposten de dieren zullen passeren.

    ▼B

    Artikel 5

    De eigenaar of de natuurlijke of rechtspersoon die een ►M2  controlepost(en) ◄ exploiteert is verantwoordelijk voor de naleving van de relevante bepalingen van deze verordening en dient daartoe met name:

    a) alleen dieren toe te laten die overeenkomstig de relevante communautaire wetgeving zijn gecertificeerd en geïdentificeerd, met name wat de bepalingen van artikel 3, lid 3, betreft. Daartoe controleert hij de gezondheidscertificaten of andere begeleidende documenten van de betrokken soorten of categorieën, of laat hij die controleren, alsmede, steekproefsgewijs, de identificatiemerken van de dieren;

    ▼M1 —————

    ▼B

    c) ervoor te zorgen dat dieren die op de ►M2  controlepost(en) ◄ verblijven, tijdig worden gevoederd en gedrenkt, rekening houdend met de betrokken soort, en daartoe te beschikken over de nodige hoeveelheden voeder en water;

    d) dieren die op de ►M2  controlepost(en) ◄ verblijven te verzorgen en zo nodig maatregelen te nemen om het welzijn van de dieren en de inachtneming van de diergezondheidseisen te waarborgen;

    e) indien nodig een beroep te doen op een dierenarts om

     dieren die ziek worden of gewond raken terwijl hij ervoor verantwoordelijk is, de passende diergeneeskundige behandeling te geven, en

     zo nodig ervoor te zorgen dat er een noodslachting van het betrokken dier plaatsvindt, dat het dier wordt gedood of dat er euthanasie op wordt toegepast, overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 93/119/EG;

    f) personeel te gebruiken dat over de nodige vaardigheden, kennis en beroepsbekwaamheid beschikt en daartoe binnen het bedrijf of bij een opleidingsinstelling een specifieke opleiding heeft gevolgd of over een gelijkwaardige beroepservaring beschikt om deze dieren te hanteren en ze zo nodig op passende wijze te verzorgen;

    g) de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle personen die de dieren in de ►M2  controlepost(en) ◄ hanteren, de relevante voorschriften inzake het welzijn van dieren naleven;

    ▼M1

    h) de in deel C, punt 7, van bijlage I genoemde gegevens binnen één werkdag na het vertrek van een zending te melden aan de bevoegde autoriteit, die gegevens te registreren en op te slaan en ze gedurende ten minste drie jaar ter beschikking te houden van de bevoegde autoriteit;

    ▼B

    i) de bevoegde autoriteit zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van geconstateerde onregelmatigheden.

    ▼M2

    Artikel 6

    1.  Alvorens de dieren de controleposten verlaten, bevestigt de officiële dierenarts of de daartoe door de bevoegde autoriteit aangewezen dierenarts op het in bijlage II van Verordening (EG) nr. 1/2005 bedoelde journaal, dat de dieren geschikt zijn voor verder vervoer. De lidstaten kunnen bepalen dat de kosten van deze veterinaire controle ten laste komen van de betrokken marktdeelnemer.

    2.  De regels voor de uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten in verband met de naleving van de voorschriften van deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van lid 2 van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1/2005

    Artikel 6 bis

    Deze verordening wordt gewijzigd door de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie besluit, met name met het oog op de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang, behalve wat betreft wijzigingen in de bijlage die nodig zijn met het oog op een aanpassing aan de veterinairrechtelijke situatie; die wijzigingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 31, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2005.

    ▼M1

    Artikel 6 ter

    ►M2  De lidstaten baseren zich voor de bestraffing van inbreuken op deze verordening op artikel 26 van Verordening (EG) nr. 1/2005 en treffen alle nodige maatregelen om erop toe te zien dat deze ook worden toegepast. ◄ De lidstaten delen deze bepalingen uiterlijk op 1 mei 2004 aan de Commissie mee en stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke latere wijziging daarvan.

    ▼B

    Artikel 7

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1999.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    ▼M2

    BIJLAGE

    COMMUNAUTAIRE CRITERIA VOOR CONTROLEPOSTEN

    A.   GEZONDHEIDS- EN HYGIËNEMAATREGELEN

    1. Elke controlepost moet

    a) zodanig gelegen, ontworpen en geconstrueerd zijn en geëxploiteerd worden dat de bioveiligheid groot genoeg is om te voorkomen dat er ernstige besmettelijke ziekten naar andere bedrijven of tussen opeenvolgende partijen dieren die de controleposten passeren, verspreid worden;

    b) zodanig geconstrueerd en uitgerust zijn en geëxploiteerd worden dat er reiniging en ontsmetting plaats kan vinden. Er moet ter plaatse een deugdelijke wasinstallatie voor de vervoermiddelen aanwezig zijn, die onder alle weersomstandigheden moet functioneren;

    c) voor en na elk gebruik gereinigd en ontsmet worden volgens de instructies van de officiële dierenarts.

    2. De personeelsleden en de uitrusting die met de ondergebrachte dieren, de uitwerpselen of de urine in contact zijn geweest, mogen de betrokken bedrijfsruimten alleen verlaten als zij gereinigd en ontsmet zijn. Met name de voor de controlepost verantwoordelijke persoon moet zorgen voor schoon materiaal en voor beschermende kleding die uitsluitend ter beschikking worden gesteld aan personen die de controlepost binnengaan, en passende voorzieningen ter beschikking stellen waarmee het materieel en de kleding gereinigd en ontsmet kunnen worden.

    3. Wanneer een partij dieren een afgesloten ruimte verlaat, moet het strooisel daaruit worden verwijderd en na reiniging en ontsmetting als bepaald in punt 1, onder c), door vers strooisel worden vervangen.

    4. Strooisel, uitwerpselen en urine mogen alleen verzameld en van het bedrijf verwijderd worden na een passende behandeling om de verspreiding van dierziektes te voorkomen.

    5. Tussen twee passages van partijen dieren moet een passende sanitaire pauze worden ingelast waarvan de lengte, zo nodig, afhangt van de vraag of de dieren uit vergelijkbare regio's, zones of compartimenten komen. Met name moeten controleposten, na een gebruik van ten hoogste 6 dagen nadat zij zijn schoongemaakt en ontsmet en voordat een nieuwe partij dieren aankomt, gedurende ten minste 24 uur volledig vrij van dieren zijn.

    6. Alvorens dieren te ontvangen moeten controleposten

    a) binnen 24 uur na het vertrek van alle dieren die er overeenkomstig artikel 4, lid 3, van deze verordening werden opgevangen, zijn begonnen met de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden,

    b) volledig vrij zijn gebleven van dieren totdat de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden tot tevredenheid van de officiële dierenarts zijn voltooid.

    ▼B

    B.   CONSTRUCTIE EN INRICHTINGEN

    ▼M2

    1.

    Naast het bepaalde in de hoofdstukken II en III van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1/2005 dat van toepassing is op de vervoermiddelen voor het in- en uitladen van dieren, moet elke controlepost beschikken over de nodige uitrusting en inrichtingen voor het in- en uitladen van dieren in of uit een vervoermiddel. Meer in het bijzonder moeten deze uitrusting en inrichtingen een stroef loopvlak hebben en zo nodig een bescherming aan de zijkanten. De bruggen, vlonders en loopplanken moeten voorzien zijn van zijwanden, relingen of andere inrichtingen die moeten verhinderen dat de dieren eraf vallen. De laadbruggen moeten een zo gering mogelijke helling hebben. Drijfgangen moeten voorzien zijn van vloerbekleding die het gevaar voor uitglijden zoveel mogelijk beperkt en zo zijn ingericht dat het gevaar voor verwonding van de dieren zo klein mogelijk is. In het bijzonder moet ervoor gezorgd worden dat de naad of het hoogteverschil tussen laadvloer en laadbrug of -klep of tussen laadbrug of -klep en vloer van de losplaats niet zo groot is dat de dieren gedwongen worden te springen, dan wel gevaar lopen uit te glijden of te struikelen.

    ▼B

    2.

    Alle inrichtingen van ►M2  controlepost(en) ◄ waarin dieren worden ondergebracht, moeten:

    a) voorzien zijn van vloerbekleding die het gevaar voor uitglijden zoveel mogelijk beperkt en geen letsel veroorzaakt;

    b) overdekt zijn en aan de zijkanten voldoende afgeschermd zijn om de dieren tegen slecht weer te beschutten;

    c) over passende inrichtingen beschikken om de dieren te huisvesten, te inspecteren en zo nodig te onderzoeken, te voederen en te drenken en om voeder op te slaan;

    d) rekening houdend met de opvangcapaciteit, beschikken over ventilatie en een systeem voor de afvoer van mest en gier die aangepast zijn aan de soort onder te brengen dieren;

    e) over voldoende dag- of kunstlicht beschikken om de dieren te allen tijde te kunnen inspecteren. Zo nodig moet er een adequate noodverlichting voorhanden zijn;

    f) over voorzieningen beschikken om dieren, in voorkomend geval, te kunnen aanbinden. De dieren moeten zo worden aangebonden dat dit voor hen geen pijn of lijden veroorzaakt en dat ze ongehinderd kunnen eten, drinken of gaan liggen;

    g) afhankelijk van de soorten over voldoende ruimte beschikken zodat de dieren tegelijkertijd kunnen gaan liggen en gemakkelijk de drink- en voederinrichtingen kunnen bereiken;

    h) van voldoende strooisel voorzien zijn. Dit strooisel moet in alle stallingsruimten worden aangebracht naargelang de behoeften van de soort of categorie dieren die erin ondergebracht wordt;

    i) zo zijn geconstrueerd en onderhouden dat de dieren geen letsel kunnen krijgen door contact met een of ander scherp of gevaarlijk voorwerp of met een beschadigd oppervlak.

    3.

    ►M2  Controlepost(en) ◄ moeten over passende inrichtingen beschikken om zieke dieren, gewonde dieren of dieren die bijzondere verzorging behoeven, afzonderlijk onder te brengen.

    4.

    Op ►M2  controlepost(en) ◄ moeten voor alle personen die de lokalen regelmatig bezoeken en gebruiken, passende voorzieningen voorhanden zijn.

    5.

    ►M2  Controlepost(en) ◄ moeten een adequate regeling hebben voor de opslag en de verwijdering van afval en voor het opslaan van dode dieren in afwachting van het opladen en de destructie ervan overeenkomstig Richtlijn 90/667/EEG ( 4 ).

    C.   WERKZAAMHEDEN

    1.

    De dieren moeten zo spoedig mogelijk na aankomst worden uitgeladen. Indien oponthoud echter onvermijdelijk is, moet ervoor gezorgd worden dat de omstandigheden voor het welzijn van de dieren, met name gelet op de weersomstandigheden en wachttijden, optimaal zijn.

    2.

    Bij het in- en uitladen mogen de dieren niet bang gemaakt, opgejaagd of mishandeld worden en moet ervoor gezorgd worden dat zij niet omgestoten worden. De dieren mogen niet worden opgetild of voortgetrokken aan de kop, de horens, de oren, de poten, de staart of de vacht of zo worden behandeld dat hun onnodig pijn of lijden wordt veroorzaakt. Zo nodig moeten zij afzonderlijk worden geleid.

    3.

    Met het oog op de verplaatsing van dieren in alle ruimten:

    a) moeten er drijfgangen aanwezig zijn om gebruik te kunnen maken van het kudde-instinct van de dieren;

    b) mogen instrumenten om de dieren in een bepaalde richting te drijven alleen daartoe worden gebruikt. Het gebruik van apparaten waarmee elektrische schokken worden toegediend, moet zoveel mogelijk worden voorkomen; zij mogen hoe dan ook uitsluitend worden gebruikt bij volwassen runderen en varkens die weigeren zich te verplaatsen en voor zover de schokken niet langer duren dan twee seconden, voldoende worden gespreid en de dieren ruimte hebben om zich voort te bewegen. De schokken mogen uitsluitend worden toegediend op de spieren van de achtervoeten;

    c) is het verboden dieren te slaan op delen van het lichaam die bijzonder gevoelig zijn of op die delen druk uit te oefenen. Het is met name verboden de staart van de dieren te verbrijzelen, om te draaien of te breken en de dieren in de ogen te grijpen. Ook is het verboden te slaan en te schoppen;

    d) mogen personen die met de dieren op de ►M2  controlepost(en) ◄ te maken hebben, geen prikstokken of andere tuigen met een spits uiteinde bij zich hebben of gebruiken. Stokken of ander tuigen om de dieren te leiden, mogen gebruikt worden voorzover bij aanraking ermee bij de dieren geen letsels of onnodig lijden veroorzaakt wordt.

    4.

    Wanneer de dieren blootgesteld zijn aan hoge temperaturen bij vochtig weer, moet zo snel mogelijk op adequate wijze voor afkoeling worden gezorgd.

    5.

    Bij het voederen en drenken van de dieren op de ►M2  controlepost(en) ◄ moet zo te werk worden gegaan dat ieder ondergebracht dier ten minste beschikt over voldoende zuiver water en het nodige voeder om voor het verblijf op de ►M2  controlepost(en) ◄ en de verwachte duur van de verdere reis tot de volgende voederplaats in zijn lichamelijke behoeften te voorzien. Dieren die speciaal voeder behoeven, zoals vloeibare voeding voor jonge kalveren, mogen slechts op een ►M2  controlepost(en) ◄ worden ondergebracht wanneer daar de nodige uitrusting en het nodige personeel beschikbaar zijn om aan deze bijzondere behoeften te voldoen.

    6.

    Bij de aankomst van de dieren en vervolgens, tijdens hun verblijf op de ►M2  controlepost(en) ◄ , ten minste om de 12 uur, moet de toestand van de dieren gecontroleerd worden door een personeelslid van de ►M2  controlepost(en) ◄ .

    7.

    Het in artikel 5, punt h) van deze richtlijn bedoelde register moet de volgende gegevens bevatten:

    a) datum en uur waarop het uitladen van de dieren van elke partij beëindigd is en waarop met het weer inladen begonnen is;

    b) datum en duur van de in deze bijlage, onder A, punt 4, bedoelde ontruiming voor reiniging en ontsmetting;

    c) nummer(s) van het (de) gezondheidscertifica(a)t(en) voor elke partij;

    d) alle nodig geachte opmerkingen over de gezondheidstoestand of het welzijn van de dieren, met name:

     kenmerken en aantal van de dieren die bij het uitladen in de ►M2  controlepost(en) ◄ dood zijn aangetroffen of die daar tijdens hun verblijf zijn gestorven;

     kenmerken en aantal van de dieren waarbij bij het uitladen of tijdens het verblijf een zwaar letsel is aangetroffen of die niet geschikt voor verder vervoer worden geacht;

    e) naam en adres van de vervoerder en de chauffeurs, alsook kenteken van de voertuigen.

    ▼M2 —————



    ( 1 ) PB nr. L 340 van 11.12.1991, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/29/EG (PB nr. L 148 van 30.6.1995, blz. 52).

    ( 2 ) PB L 3 van 5.1.2005.

    ( 3 ) PB L 208 van 19.8.1993, blz. 34.

    ( 4 ) PB nr. L 363 van 27.12.1990, blz. 51. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

    Top