Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0385

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 385/2012 van de Commissie van 30 april 2012 betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven

    PB L 127 van 15.5.2012, p. 1–55 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2014; opgeheven door 32014R1198

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2012/385/oj

    15.5.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 127/1


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 385/2012 VAN DE COMMISSIE

    van 30 april 2012

    betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap (1), en met name artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 3, artikel 12 en artikel 13, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De in artikel 8 van Verordening nr. 1217/2009/EG bedoelde boekhoudkundige gegevens die worden verzameld aan de hand van het bedrijfsformulier dat is vastgesteld om de inkomens in de landbouwbedrijven op betrouwbare wijze te kunnen constateren, moeten ten aanzien van aard, definitie en presentatievorm identiek zijn ongeacht op welke bedrijven met boekhouding de waarnemingen betrekking hebben. Eenvoudigheidshalve en ter verduidelijking om welke gegevens het gaat, dient voorts te worden bepaald dat dit individuele formulier de aanvullende gegevens en bijzonderheden bevat die beantwoorden aan de bijzondere behoeften waarin moet worden voorzien voor de bedrijfseconomische analyse van de overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 gekozen landbouwbedrijven.

    (2)

    In Verordening (EG) nr. 868/2008 van de Commissie van 3 september 2008 betreffende het bedrijfsformulier dat moet worden gebruikt met het oog op de constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven (2) zijn de voorschriften betreffende het verzamelen van de boekhoudkundige gegevens vastgesteld.

    (3)

    Bij de aan de hand van het bedrijfsformulier te verzamelen gegevens moet rekening worden gehouden met de sinds de oprichting van het informatienet opgedane ervaring en met de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en moeten de definities in acht worden genomen die zijn gegeven in de relevante verordeningen, en met name in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (3), Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (4), Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (5), Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (6) ten aanzien van de gebieden die in aanmerking komen voor steun uit de structuurfondsen, en Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (7).

    (4)

    Voorts moet bij de aan de hand van het bedrijfsformulier te verzamelen gegevens rekening worden gehouden met de veranderende economische omgeving en de beleidsuitdagingen, en met name die welke zijn aangegeven in de strategie „Europa 2020” (8) en in de mededeling „Het GLB tot 2020” (9).

    (5)

    Bijgevolg moet in het bedrijfsformulier, gezien het toenemende belang van de milieuaspecten in het GLB, meer nadruk wordt gelegd op milieugerelateerde elementen. Daarom moeten geselecteerde variabelen worden ingevoerd die het meten van de milieueffecten van de landbouwactiviteit vergemakkelijken.

    (6)

    Het efficiënte toezicht op de landbouwsector kan worden verbeterd door de gegevensverzameling te vereenvoudigen en, met name wat de gegevens over activa betreft, door voor zover mogelijk gebruik te maken van de internationale standaarden voor jaarrekeningen (IAS) en de International Financial Reporting Standards (IFRS) als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (10). Om de gegevensverzameling verder te vereenvoudigen en te harmoniseren moeten de definities en de methodologieën zo nodig rekening houden met de bij de enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven gebruikte classificatie, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (11).

    (7)

    Om de nauwkeurigheid van de gegevens te verbeteren moet een beter onderscheid worden gemaakt tussen de gegevens die over landbouwactiviteiten moeten worden vermeld, en die met betrekking tot andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden.

    (8)

    Om het administratieve beheer te vereenvoudigen en de mogelijkheden die de gegevensaggregatie voor milieuanalyse biedt, uit te breiden moeten de vaak veranderende gemeentecodes door de georeferentie worden vervangen.

    (9)

    Het is dienstig de classificatie van gegevens in de bij Verordening (EG) nr. 868/2008 vastgestelde groepen en categorieën te herzien om de wijzigingen te weerspiegelen die zich hebben voorgedaan in de landbouw en in het gebruik van die gegevens voor beleidsanalyses.

    (10)

    Aangezien de voorbereidende werkzaamheden voor het verzamelen van gegevens over in meststoffen gebruikte hoeveelheden van bepaalde stoffen veel tijd kunnen vergen, moet worden toegestaan dat de lidstaten die gegevens pas later indienen.

    (11)

    Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 moeten de naar behoren ingevulde bedrijfsformulieren bij de Commissie worden ingediend door het door elke lidstaat overeenkomstig dat artikel aangewezen verbindingsorgaan. In dit verband dient het voor het verbindingsorgaan mogelijk te worden gemaakt de betrokken informatie rechtstreeks aan de Commissie te verstrekken via het computersysteem dat de Commissie voor de toepassing van die verordening heeft opgezet, en moet ervoor worden gezorgd dat de vereiste informatie via dat systeem elektronisch kan worden uitgewisseld op basis van de modellen die via dat systeem ter beschikking van het verbindingsorgaan zijn gesteld. Tevens dient te worden bepaald dat de Commissie de lidstaten van de algemene voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het computersysteem in kennis stelt via het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.

    (12)

    Gelet op de grote ontwikkelingen die zich bij het GLB hebben voorgedaan, en het soort informatie dat voor de gegevensanalyse vereist is sinds de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 868/2008, moet die verordening duidelijkheidshalve door een nieuw besluit worden vervangen. Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 868/2008 met ingang van 1 januari 2014 worden ingetrokken, maar moet zij van toepassing blijven voor de boekhoudverrichtingen die betrekking hebben op de aan het boekjaar 2014 voorafgaande boekjaren.

    (13)

    Het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bedrijfsformulieren en boekhoudkundige gegevens

    De aard en de presentatievorm van de boekhoudkundige gegevens die in het bedrijfsformulier moeten worden verstrekt en nodig zijn voor de jaarlijkse constatering van de inkomens in de landbouwbedrijven en voor de bedrijfseconomische analyse van die bedrijven overeenkomstig de hoofdstukken II en III van Verordening (EG) nr. 1217/2009, alsmede de op die gegevens betrekking hebbende definities en instructies, worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

    Artikel 2

    Indiening bij de Commissie

    1.   De in artikel 1 bedoelde bedrijfsformulieren en gegevens worden door het in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1217/2009 bedoelde verbindingsorgaan aan de Commissie toegezonden via het door de Commissie voor de toepassing van die verordening opgezette computersysteem, waardoor de vereiste informatie elektronisch kan worden uitgewisseld op basis van de modellen die via dat systeem ter beschikking van het verbindingsorgaan zijn gesteld.

    2.   De lidstaten worden van de algemene voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het in lid 1 bedoelde computersysteem in kennis gesteld via het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.

    Artikel 3

    Latere indiening van bepaalde gegevens

    In afwijking van artikel 5, tweede alinea, wordt toegestaan dat een lidstaat die meer tijd nodig heeft voor de voorbereiding van de jaarlijkse verzameling en indiening van de gegevens over de in meststoffen gebruikte hoeveelheden van bepaalde stoffen, als bedoeld onder de codes 3031, 3032, 3033 van tabel H „Productiemiddelen” in deel III van de bijlage, die gegevens pas begint in te dienen vanaf het boekjaar 2017.

    In dat geval stelt de lidstaat de Commissie uiterlijk op 31 oktober 2013 in kennis van de latere indiening en van de redenen voor dat uitstel. Hij stelt ook een plan op betreffende de voorbereidende werkzaamheden voor de verzameling en de indiening van die gegevens en legt dat plan uiterlijk op 31 maart 2014 voor aan de Commissie en aan het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen. De lidstaat stelt de Commissie en het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen jaarlijks in kennis van de stand van uitvoering van dat plan.

    Artikel 4

    Intrekking

    Verordening (EG) nr. 868/2008 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2014.

    Zij blijft evenwel van toepassing voor de boekhoudverrichtingen die betrekking hebben op de aan het boekjaar 2014 voorafgaande boekjaren.

    Artikel 5

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van het boekjaar 2014.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 30 april 2012.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 328 van 15.12.2009, blz. 27.

    (2)  PB L 237 van 4.9.2008, blz. 18.

    (3)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

    (4)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

    (5)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

    (6)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

    (7)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

    (8)  COM(2010) 2020.

    (9)  COM(2010) 672.

    (10)  PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.

    (11)  PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14.


    BIJLAGE

    BEDRIJFSFORMULIER

    I.   SCHEMA VAN HET BEDRIJFSFORMULIER

    De te verzamelen gegevens worden ingedeeld in tabellen en uitgesplitst in groepen, categorieën en kolommen. Gewoonlijk wordt als volgt naar een bepaald gegevensveld verwezen: <letter van de tabel>.<groep>.<categorie>[.<categorie>].<kolom>.

    Specifieke gegevenswaarden worden ingevoerd op kolomniveau. In de tabellen van deel III kunnen gegevenswaarden in de witte cellen worden ingevuld; de donkere cellen met een „—” hebben voor die groep geen betekenis. Daarin kunnen dus geen gegevens worden ingevuld.

    Voorbeelden:

    B.UT.20.A (kolom A van groep UT, categorie 20, van tabel B) staat voor „oppervlakte” van „gepachte OCG” die onder „OCG in pacht” in tabel B moet worden geregistreerd;

    I.A.10110.1.0.TA (kolom TA van groep A, categorie 10110, van tabel I) staat voor de totale oppervlakte „zachte tarwe en spelt”, teeltwijze 1 „teelten in volle grond — hoofdgewas, gecombineerd gewas” en de code betreffende ontbrekende gegevens 0 „geen ontbrekende gegevens”.

    De tabellen worden weergegeven met één letter, de groepen met één of meer letters, de categorieën met numerieke codes en de kolommen met één of meer letters.

    In deel III wordt voor de tabellen A tot en met M in een eerste tabel de algemene matrix voor groepen en kolommen weergegeven. De tweede tabel laat de uitsplitsing per categorie zien, waarbij elke categorie met één of meer codes of subcodes wordt weergegeven.

    Voor elke tabelcategorie en kolomwaarde worden in deel III verdere definities en instructies na de betrokken tabel gegeven.

    II.   ALGEMENE DEFINITIES EN INSTRUCTIES

    a)

    De gegevens op het bedrijfsformulier hebben betrekking op één enkel landbouwbedrijf en éénzelfde boekjaar van twaalf opeenvolgende maanden.

    b)

    De gegevens van het bedrijfsformulier hebben uitsluitend betrekking op het landbouwbedrijf. Deze gegevens verwijzen naar de landbouwactiviteiten van het bedrijf en naar de andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden. Afgezien hiervan komt niets van wat betrekking heeft op activiteiten van het bedrijfshoofd of zijn gezin buiten het landbouwbedrijf of op pensioenen, erfenissen, privérekeningen bij een bank, bezittingen die los van het landbouwbedrijf staan, persoonlijke belastingen, privéverzekeringen enz. in aanmerking bij het opstellen van het bedrijfsformulier.

    c)

    Gegevens van het bedrijfsformulier worden ontleend aan een boekhouding waarin tijdens het boekjaar systematisch en regelmatig de verschillende boekingen zijn verricht.

    d)

    De boekhoudgegevens worden in geldwaarde uitgedrukt, zonder btw.

    e)

    De in geld uitgedrukte boekhoudgegevens zijn exclusief premies en subsidies. Onder premies en subsidies wordt verstaan elke rechtstreekse steun uit overheidsmiddelen die een specifieke ontvangst vormt (zie de omschrijving in tabel M „Subsidies”).

    f)

    De gegevens op het bedrijfsformulier worden als volgt aangegeven:

    —   financiële waarden: waarde in euro of in de nationale geldeenheid zonder decimalen. Voor de nationale geldeenheden waarvan de relatieve waarde ten opzichte van de euro gering is, kan evenwel tussen het verbindingsorgaan van de betrokken lidstaat en de met het beheer van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen belaste dienst van de Commissie worden overeengekomen dat de waardebedragen worden uitgedrukt in 100 of 1000 nationale geldeenheden;

    —   fysieke hoeveelheden: gewicht in kwintaal (q = 100 kg), behalve voor eieren, die in duizendtallen worden vermeld; vloeistofvolumes in hectoliter (ook voor wijn en aanverwante producten);

    —   oppervlakten: in are, behalve in het geval van champignons, waarvoor de in totaal beteelde oppervlakte in vierkante meter wordt vermeld;

    —   gemiddelde veebezetting: in honderdsten van dieren, behalve voor pluimvee en konijnen, die in aantal dieren worden vermeld, en voor bijen, die in aantal volken (bezette kasten of korven) worden vermeld;

    —   arbeidsbezetting: in honderdsten van jaareenheden.

    g)

    Als voor een bepaald bedrijf een waarde niet relevant is of ontbreekt, mag niet de waarde „0” worden ingevuld.

    III.   TABELLEN EN SPECIFIEKE DEFINITIES EN INSTRUCTIES

    Tabel A

    Algemene inlichtingen over het bedrijf

    Categorie algemene inlichtingen

    Code (*)


     

    Kolommen

    Inlichtingengroep

    Streek

    Onderdeel van de streek

    Volgnummer van het bedrijf

    Graden

    Minuten

    NUTS

    Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding

    Datum

    Gewicht van het bedrijf

    Productierichting

    Klasse van economische bedrijfsomvang

    Code

    R

    S

    H

    DG

    MI

    N

    AO

    DT

    W

    TF

    ES

    C

    ID

    Identificatie van het bedrijf

     

     

     

    LO

    Ligging van het bedrijf

     

     

     

    AI

    Boekhoudkundige informatie

     

     

     

    TY

    Typologie

     

     

     

    CL

    Klassen

     

    OT

    Andere gegevens over het bedrijf

     


    Code (*)

    Omschrijving

    Groep

    R

    S

    H

    DG

    MI

    N

    AO

    DT

    W

    TF

    ES

    C

    10

    Bedrijfsnummer

    ID

    AID10R

    AID10S

    AID10H

    20

    Breedtegraad

    LO

    ALO20DG

    ALO20MI

    30

    Lengtegraad

    LO

    ALO30DG

    ALO30MI

    40

    NUTS3

    LO

    ALO40N

     

     

     

     

     

     

    50

    Bureau voor bedrijfsboekhouding

    AI

    AAI50AO

    60

    Soort boekhouding

    AI

    AAI60C

    70

    Einddatum van het boekjaar

    AI

    AAI70DT

    80

    Door de lidstaat berekend nationaal gewicht

    TY

    ATY80W

    90

    Indeling op het ogenblik van de keuze

    TY

    ATY90TF

    ATY90ES

     

    100

    Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

    CL

    ACL100C

    110

    Soort eigendom/economische doelstelling

    CL

    ACL110C

    120

    Rechtsvorm

    CL

    ACL120C

    130

    Niveau van aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden)

    CL

    ACL130C

    140

    Biologische landbouw

    CL

    ACL140C

    141

    Sectoren waar aan biologische landbouw wordt gedaan

    CL

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    A.CL.141.C

    150

    Beschermde oorsprongsbenaming/beschermde geografische aanduiding

    CL

    ACL150C

    151

    Sectoren met BOB/BGA

    CL

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    A.CL.151.C

    160

    Probleemgebied

    CL

    ACL160C

    170

    Hoogteligging

    CL

    ACL170C

    180

    Onder de Structuurfondsen vallende zone

    CL

    ACL180C

    190

    Natura 2000-gebied

    CL

    ACL190C

    200

    Gebied dat onder de waterrichtlijn (Richtlijn 2000/60/EG) valt

    CL

    ACL200C

    210

    Irrigatiesysteem

    OT

    ACL210C

    220

    Vee-eenheidweidedagen op gemeenschappelijke grond

    OT

    ACL220C

    A.ID.   Identificatie van het bedrijf

    Zodra een bedrijf met boekhouding voor het eerst wordt gekozen, krijgt het een nummer. Het behoudt dit nummer gedurende de hele periode dat het aan het informatienet deelneemt. Een eenmaal toegekend nummer wordt nooit aan een ander bedrijf gegeven.

    Wanneer het bedrijf evenwel een grondige verandering ondergaat, en met name wanneer deze verandering het gevolg is van een opsplitsing in twee zelfstandige bedrijven of van een samenvoeging met een ander bedrijf, kan het als een nieuw bedrijf worden beschouwd. In dat geval krijgt het een nieuw nummer. Een wijziging van productierichting leidt niet tot toekenning van een nieuw nummer. Als het behouden van het bedrijfsnummer aanleiding geeft tot verwarring met één of meer andere bedrijven met boekhouding (bv. bij een nieuwe regionale indeling), moet het nummer worden gewijzigd. Een tabel met de oude en de nieuwe nummers wordt dan aan de Commissie verstrekt.

    Het bedrijfsnummer omvat drie groepen informatie, namelijk:

     

    A.ID.10.R. Streek: hier moet een codenummer worden vermeld, overeenkomend met de code die is vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1291/2009 van de Commissie (1).

     

    A.ID.10.S. Onderdeel van de streek: hier moet een codenummer worden vermeld.

    De gekozen onderdelen moeten zijn gebaseerd op het als de „nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)” bekendstaande gemeenschappelijke systeem voor de classificatie van de regio's dat Eurostat in samenwerking met de nationale instituten voor de statistiek tot stand heeft gebracht.

    De betrokken lidstaat moet in elk geval aan de Commissie een tabel toezenden waarin voor iedere gebruikte code van een dergelijk onderdeel de corresponderende NUTS-regio's en de corresponderende regio waarvoor specifieke standaardopbrengsten worden berekend, zijn vermeld.

     

    A.ID.10.H. Volgnummer van het bedrijf.

    A.LO.   Ligging van het bedrijf

    Voor de ligging van het bedrijf worden twee aanduidingen gebruikt: de georeferentie (breedte- en lengtegraad) en de code van de territoriale eenheden van NUTS-niveau 3.

     

    A.LO.20. Breedtegraad: graden en minuten (binnen een straal van 5 minuten), kolommen DG en MI.

     

    A.LO.30. Lengtegraad: graden en minuten (binnen een straal van 5 minuten), kolommen DG en MI.

    In het instructiedocument zullen zowel uitvoeringsbepalingen die de vertrouwelijkheid van de gegevens moeten waarborgen, als praktische richtsnoeren worden gegeven.

     

    A.LO.40.N. De NUTS3-code is de code van de territoriale eenheid van NUTS-niveau 3 waar het bedrijf gevestigd is. Hier moet de meest recente versie van de code wordt gebruikt als omschreven in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (2).

    A.AI.   Boekhoudkundige informatie

     

    A.AI.50.AO. Nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding: hier moet een codenummer worden vermeld.

    In elke lidstaat moet elk bureau voor bedrijfsboekhouding een uniek nummer krijgen. Hier moet het nummer worden vermeld van het bureau voor bedrijfsboekhouding dat de gegevens van het betrokken bedrijf voor dat boekjaar heeft verzameld.

     

    A.AI.60.C. Soort boekhouding: hier moet worden vermeld welke soort boekhouding het bedrijf voert. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    dubbele boekhouding

    2.

    enkelvoudige boekhouding

    3.

    geen boekhouding.

     

    A.AI.70.DT. Einddatum van het boekjaar: moet als volgt worden aangegeven: „JJJJ-MM-DD”, bv. 2009-06-30 of 2009-12-31.

    A.TY.   Typologie

     

    A.TY.80.W. Nationaal gewicht van het bedrijf: de waarde van de door de lidstaat berekende extrapolerende factor. Deze waarde moet met twee decimalen worden weergegeven.

     

    A.TY.90.TF. Productierichting op het ogenblik van de keuze: de code van de productierichting van het bedrijf volgens bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie (3) op het ogenblik dat het bedrijf voor het betrokken boekjaar werd gekozen.

     

    A.TY.90.ES. Economische bedrijfsomvang op het ogenblik van de keuze: de code van de klasse van economische bedrijfsomvang van het bedrijf volgens bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1242/2008 op het ogenblik dat het bedrijf voor het betrokken boekjaar werd gekozen.

    A.CL.   Klassen

     

    A.CL.100.C. Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden: moet worden verstrekt als percentageklasse waarmee het aandeel van de omzet uit andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden in de totale omzet van het bedrijf wordt aangegeven (4). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    ≥ 0 tot en met ≤ 10 %

    2.

    > 10 % tot en met ≤ 50 %

    3.

    > 50 % tot en met < 100 %.

     

    A.CL.110.C. Soort eigendom/economische doelstelling: hier moeten het soort eigendom en de economische doelstellingen van het bedrijf worden vermeld. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.   gezinsbedrijf: het bedrijf maakt gebruik van de arbeid en het kapitaal van het bedrijfshoofd/de bedrijfsleider en zijn/haar gezin en zij zijn de begunstigden van de economische activiteit;

    2.   partnerschap: de productiefactoren voor het bedrijf worden ingebracht door verscheidene partners, van wie ten minste sommigen niet-betaalde arbeid op het bedrijf verrichten. De winsten gaan naar het partnerschap;

    3.   onderneming met winstoogmerk: de opbrengsten worden gebruikt om de aandeelhouders dividenden/winsten uit te keren. Het bedrijf is eigendom van de onderneming;

    4.   onderneming zonder winstoogmerk: de opbrengsten worden in de eerste plaats gebruikt om de werkgelegenheid in stand te houden of voor een soortgelijk sociaal doel. Het bedrijf is eigendom van de onderneming.

     

    A.CL.120.C. Rechtsvorm: hier moet worden vermeld of het bedrijf al dan niet rechtspersoonlijkheid heeft. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    0.

    geen rechtspersoonlijkheid

    1.

    rechtspersoonlijkheid.

     

    A.CL.130.C. Niveau van aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden): hier moet worden vermeld welk niveau van aansprakelijkheid (economische verantwoordelijkheid) het (voornaamste) bedrijfshoofd heeft. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    volledige aansprakelijkheid.

    2.

    gedeeltelijke aansprakelijkheid.

     

    A.CL.140.C. Biologische landbouw: hier moet worden vermeld of het bedrijf biologische productiemethoden in de zin van Verordening (EG) nr. 834/2007, en met name de artikelen 4 en 5 daarvan, toepast. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    het bedrijf past geen biologische productiemethoden toe;

    2.

    het bedrijf past uitsluitend biologische productiemethoden voor al zijn producten toe;

    3.

    het bedrijf past zowel biologische als andere productiemethoden toe;

    4.

    het bedrijf is aan het overschakelen naar biologische productiemethoden.

     

    A.CL.141.C. Sectoren waar aan biologische landbouw wordt gedaan: als het bedrijf zowel biologische als andere productiemethoden toepast, moet worden vermeld in welke productiesectoren het bedrijf uitsluitend biologische productiemethoden toepast (meerdere antwoorden mogelijk). De onderstaande codenummers moeten worden gebruikt. Als het bedrijf voor al zijn productiesectoren zowel biologische als andere productiemethoden toepast, moet de code „niet van toepassing” worden gebruikt.

    0.

    niet van toepassing

    31.

    granen

    32.

    oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

    33.

    groenten en fruit (waaronder citrusvruchten, maar geen olijven)

    34.

    olijven

    35.

    wijngaarden

    36.

    rundvlees

    37.

    koemelk

    38.

    varkensvlees

    39.

    schapen en geiten (melk en vlees)

    40.

    vlees van pluimvee

    41.

    eieren

    42.

    overige sectoren.

     

    A.CL.150.C. Beschermde oorsprongsbenaming/beschermde geografische aanduiding: hier moet worden vermeld of het bedrijf landbouwproducten en/of levensmiddelen produceert waarvoor een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of een beschermde geografische aanduiding (BGI) geldt, of landbouwproducten produceert waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die worden beschermd met een BOB/BGA in de zin van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (5). Als dit het geval is, moeten de sectoren worden vermeld waarvoor dit voor het merendeel van de productie geldt. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    het bedrijf produceert geen enkel product of levensmiddel dat met een BOB of een BGA beschermd is, en evenmin producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die met een BOB of een BGA zijn beschermd;

    2.

    het bedrijf produceert uitsluitend producten of levensmiddelen die met een BOB of BGA zijn beschermd, of producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die met een BOB of BGA zijn beschermd;

    3.

    het bedrijf produceert een aantal producten of levensmiddelen die met een BOB of BGA zijn beschermd, of een aantal producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen die met een BOB of BGA zijn beschermd.

     

    A.CL.151.C. Sectoren met een beschermde oorsprongsbenaming/beschermde geografische aanduiding: als het grootste gedeelte van de productie van sommige specifieke sectoren bestaat uit producten of levensmiddelen die met een BOB of een BGA zijn beschermd, of uit producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van met een BOB of BGA beschermde levensmiddelen, moet hier worden vermeld om welke productiesectoren het gaat (meerdere antwoorden mogelijk). De onderstaande codenummers moeten worden gebruikt. Als het bedrijf een aantal producten of levensmiddelen produceert die met een BOB of een BGA zijn beschermd, of een aantal producten waarvan bekend is dat zij worden gebruikt voor de productie van met een BOB of een BGA beschermde levensmiddelen, maar het in geen enkele sector om het grootste gedeelte van de productie gaat, moet de code „niet van toepassing” worden gebruikt.

    0.

    niet van toepassing

    31.

    granen

    32.

    oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

    33.

    groenten en fruit (waaronder citrusvruchten, maar geen olijven)

    34.

    olijven

    35.

    wijngaarden

    36.

    rundvlees

    37.

    koemelk

    38.

    varkensvlees

    39.

    schapen en geiten (melk en vlees)

    40.

    vlees van pluimvee

    41.

    eieren

    42.

    overige sectoren.

     

    De punten A.CL.150.C. Beschermde oorsprongsbenaming/beschermde geografische aanduiding en A.CL.151.C zijn optioneel voor de lidstaten. Als zij door de lidstaat worden toegepast, moeten zij voor alle bedrijven in de steekproef van de lidstaat worden ingevuld. Als A.CL.150.C wordt ingevuld, moet ook A.CL.151.C worden ingevuld.

     

    A.CL.160.C. Probleemgebied: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf al of niet ligt in een gebied als bedoeld in de artikelen 18 tot en met 20 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad (6). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een probleemgebied in de zin van de artikelen 18 tot en met 20 van Verordening (EG) nr. 1257/1999;

    2.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een probleemgebied in de zin van de artikelen 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 1257/1999;

    3.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een bergstreek in de zin van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1257/1999;

    4.

    de desbetreffende gebieden zijn in deze lidstaat zo talrijk en van zulke kleine omvang dat het gegeven niet significant is.

     

    A.CL.170.C. Hoogteligging: voor de hoogteligging worden de volgende codenummers gebruikt:

    1.

    het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging beneden 300 m;

    2.

    het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging tussen 300 en 600 m;

    3.

    het grootste gedeelte van het bedrijf ligt in een gebied met een hoogteligging boven 600 m;

    4.

    gegeven niet beschikbaar.

     

    A.CL.180.C. Onder de Structuurfondsen vallende zone: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een zone die valt onder artikel 5, 6 of 8 van Verordening (EG) nr. 1083/2006. De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    0.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een zone die valt onder artikel 5, 6 of 8 van Verordening (EG) nr. 1083/2006;

    1.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een onder de convergentiedoelstelling vallende zone in de zin van Verordening (EG) nr. 1083/2006, meer in het bijzonder artikel 5 daarvan;

    2.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een onder de doelstelling „regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid” vallende zone in de zin van Verordening (EG) nr. 1083/2006, meer in het bijzonder artikel 6 daarvan;

    3.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een voor overgangssteun in aanmerking komende zone in de zin van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1083/2006.

     

    A.CL.190.C. Natura 2000-zone: hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in zones die verband houden met de toepassing van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad (7) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (8) (Natura 2000). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een zone die in aanmerking komt voor Natura 2000-betalingen;

    2.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een zone die in aanmerking komt voor Natura 2000-betalingen.

     

    A.CL.200.C. Onder de waterrichtlijn vallende zone (Richtlijn 2000/60/EG): hier moet worden vermeld of het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in zones die verband houden met de toepassing van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (9). De volgende codenummers moeten worden gebruikt:

    1.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt niet in een zone die in aanmerking komt voor betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG;

    2.

    het grootste gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond van het bedrijf ligt in een zone die in aanmerking komt voor betalingen in verband met Richtlijn 2000/60/EG.

    A.OT.   Andere gegevens over het bedrijf

     

    A.OT.210.C. Irrigatiesysteem: hier moet worden vermeld wat het belangrijkste irrigatiesysteem is dat op het bedrijf wordt gebruikt:

    0.

    niet van toepassing (als op het bedrijf niet wordt geïrrigeerd)

    1.

    oppervlakte-irrigatie

    2.

    sprinklerirrigatie

    3.

    druppelirrigatie

    4.

    andere.

     

    A.OT.220.C. Vee-eenheidweidedagen op gemeenschappelijke grond: aantal vee-eenheidweidedagen dat het vee van het bedrijf heeft doorgebracht op gemeenschappelijke grond die door het bedrijf wordt gebruikt.

    KOLOMMEN IN TABEL A

    Kolom R verwijst naar de streek, kolom S naar het onderdeel van de streek, kolom H naar het volgnummer van het bedrijf, kolom DG naar de graden, kolom MI naar de minuten, kolom N naar NUTS, kolom AO naar het nummer van het bureau voor bedrijfsboekhouding, kolom DT naar de datum, kolom W naar het gewicht van het bedrijf, kolom TF naar de productierichting, kolom ES naar de klasse van economische bedrijfsomvang en kolom C naar de code.

    Tabel B

    Exploitatievorm

    Categorie oppervlakte cultuurgrond (OCG)

    Code (*)


    Inlichtingengroep

    Oppervlakte cultuurgrond

    A

    UO

    OCG in eigendom

     

    UT

    OCG in pacht

     

    US

    OCG in deelpacht of andere exploitatievorm

     


    Code (*)

    Omschrijving van de categorieën

    Groep

    A

    10

    OCG in eigendom

    UO

     

    20

    Gepachte OCG

    UT

     

    30

    OCG in deelpacht

    US

     

    De grond van bedrijven die door twee of meer partners gezamenlijk worden geëxploiteerd, moet als grond in eigendom, gepachte grond of grond in deelpacht worden geboekt, afhankelijk van de tussen de partners gemaakte afspraak.

    Onder „oppervlakte cultuurgrond” (OCG) wordt het totale areaal verstaan aan bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik van de bedrijven, ongeacht de exploitatievorm. Gemeenschappelijke gronden die door het bedrijf worden gebruikt, worden niet meegerekend.

    De volgende inlichtingengroepen en categorieën moeten worden gebruikt:

    B.UO.   OCG in eigendom

    B.UO.10.A Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) waarvan de landbouwer eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter is, en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt. Omvat ook zaaiklaar verhuurd land (gewascode 11300).

    B.UT.   OCG in pacht

    B.UT.20.A Cultuurgrond (bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) die door iemand anders dan de eigenaar, de vruchtgebruiker of de erfpachter wordt gebruikt overeenkomstig een pachtcontract (de pacht wordt voldaan in geld en/of in natura; wordt in het algemeen vooraf vastgesteld en wisselt gewoonlijk niet naargelang van de bedrijfsresultaten) en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.

    De gepachte oppervlakte omvat niet de grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht. De voor de aankoop van gewassen op stam betaalde bedragen moeten worden geboekt onder de codes 2020 tot en met 2040 (aangekocht voer) van tabel H wanneer het om grasland of voedergewassen gaat, en onder code 3090 (overige specifieke kosten van gewassen) indien het marktbare gewassen (gewassen die normaliter worden verhandeld) betreft. Op stam gekochte marktbare gewassen moeten worden aangegeven zonder de betrokken grond te vermelden (tabel H).

    Grond die incidenteel voor een kortere duur dan één jaar wordt gehuurd, en de opbrengst daarvan worden op soortgelijke wijze behandeld als in het geval van grond waarvan de gewassen op stam worden gekocht.

    B.US.   OCG in deelpacht of andere exploitatievorm

    B.US.30.A Cultuurgrond (bouwland, grasland, blijvend weideland, meerjarige teelten en tuinen voor eigen gebruik) die gemeenschappelijk, volgens een deelpachtcontract, door de verpachter en de deelpachter wordt gebruikt, en/of cultuurgrond die onder soortgelijke voorwaarden wordt gebruikt.

    KOLOMMEN IN TABEL B

    Kolom A verwijst naar de OCG.

    Tabel C

    Arbeidskrachten

    Categorie arbeidskrachten

    Code (*)


     

    Kolommen

    Inlichtingengroep

    Algemeen

    Totale arbeid op het bedrijf (landbouwwerkzaamheden en arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden)

    Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's)

    Aantal personen

    Geslacht

    Geboortejaar

    Landbouwopleiding van de bedrijfsleider

    Jaarlijkse arbeidstijd

    Aantal arbeidsjaareenheden

    % van de jaarlijkse arbeidstijd

    % van de arbeidsjaareenheden (AJE)

    P

    G

    B

    T

    Y1

    W1

    Y2

    W2

    Geheel getal

    Code

    Vier cijfers

    Code

    (uren)

    (AJE)

    %

    %

    UR

    Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

     

     

     

     

     

     

     

     

    UC

    Niet-betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

     

     

    PR

    Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

     

     

     

     

     

     

     

     

    PC

    Betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

     

     


    Code (*)

    Omschrijving

    Groep

    P

    G

    B

    T

    Y1

    W1

    Y2

    W2

    10

    Bedrijfshoofd/bedrijfsleider

    UR

     

     

     

     

     

     

    20

    Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider

    UR

     

     

     

     

     

    30

    Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd

    UR

     

     

     

     

     

     

    40

    Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd

    UR

     

     

     

     

     

    50

    Anderen

    UR, PR

     

     

     

     

     

    60

    Niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

    UC, PC

     

     

    70

    Bedrijfsleider

    PR

     

     

     

     

     

     

    Tot de arbeidskrachten worden alle personen gerekend die gedurende het boekjaar hebben deelgenomen aan de werkzaamheden van het landbouwbedrijf (zie hierna) met uitzondering van hen die dit gedaan hebben voor rekening van andere personen of ondernemingen (werkzaamheden verricht door loonwerkers, waarvan de kosten worden opgenomen onder code 1020 van tabel H).

    Wanneer burenhulp tussen bedrijven een uitwisseling van arbeid is (de ontvangen hulp is in principe gelijk aan de verstrekte hulp), worden de door de arbeidskrachten van het bedrijf daaraan bestede arbeidstijd en de eventueel daarvoor betaalde lonen op het bedrijfsformulier aangegeven.

    In sommige gevallen wordt de ontvangen hulp gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van een machine voor in de vorm van arbeid ontvangen hulp). Wanneer het gaat om een beperkte uitwisseling van prestaties, wordt hiervan niets op het bedrijfsformulier vermeld (in het genoemde voorbeeld wordt de ontvangen hulp niet onder de arbeid opgenomen, maar omvatten de kosten van machines wel de kosten die voortvloeien uit het ter beschikking stellen van de machines). In de uitzonderlijke gevallen waarin deze vorm van uitwisseling van prestaties een grotere omvang aanneemt, gaat men al naar het geval als volgt te werk:

    a)

    de in de vorm van arbeid ontvangen hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het ter beschikking stellen van een machine): de ontvangen arbeidstijd wordt dan als betaalde arbeid voor het bedrijf geboekt (groepen PR of PC al naar het arbeidskrachten betreft die regelmatig, respectievelijk onregelmatig op het bedrijf werkzaam zijn); de waarde van de verstrekte hulp wordt geboekt enerzijds als opbrengst in de overeenkomstige categorie in andere tabellen (in het voorbeeld: tabel L, categorie 2010 „loonwerk”), en anderzijds als kosten (tabel H, categorie 1010 „lonen en sociale lasten”);

    b)

    de in de vorm van arbeid verstrekte hulp wordt gecompenseerd door een tegenprestatie van andere aard (bv. het gebruik van een machine): de verstrekte arbeidstijd en de eventueel betaalde lonen worden buiten beschouwing gelaten; de waarde van de ontvangen prestatie wordt als input geboekt in de overeenkomstige groep in een andere tabel (in het voorbeeld: tabel H, groep 1020 „loonwerk en huur van machines”).

    De volgende inlichtingengroepen en categorieën arbeidskrachten worden onderscheiden:

    C.UR.   Niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

    Arbeidskrachten die geen loon ontvangen of een beloning (in geld of in natura) die lager is dan het bedrag dat gewoonlijk voor de geleverde prestatie wordt betaald (het desbetreffende bedrag wordt niet onder de bedrijfskosten opgenomen) en die tijdens het boekjaar elke week (behoudens de normale vakanties) voor de duur van ten minste een volledige werkdag deelgenomen hebben aan de bedrijfswerkzaamheden.

    Iemand die regelmatig werkzaam is, maar om bijzondere redenen slechts gedurende een bepaalde periode van het boekjaar op het bedrijf heeft gewerkt, wordt niettemin (voor het aantal feitelijk gewerkte uren) geboekt onder de regelmatig werkzame arbeidskrachten.

    Het gaat om de volgende gevallen of daarmee vergelijkbare gevallen:

    a)

    bijzondere productieomstandigheden in het bedrijf waardoor de arbeidskrachten niet het hele jaar door nodig zijn, bijvoorbeeld een olijventeelt- of wijnbouwbedrijf of een bedrijf dat is gespecialiseerd in vetweiderij of in de productie van groenten en fruit in de open grond;

    b)

    afwezigheid van het werk buiten de normale vakanties, bijvoorbeeld: militaire dienst, ziekte, ongeval, bevalling, langdurig verlof enz.;

    c)

    aankomst op, of vertrek van het bedrijf;

    d)

    totale stilstand van het werk op het bedrijf door bijzondere oorzaken (overstroming, brand enz.).

    Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

    C.UR.10.   Bedrijfshoofd/bedrijfsleider

    De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf en tevens belast is met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding. In geval van deelpacht wordt de deelpachter vermeld als bedrijfshoofd/bedrijfsleider.

    C.UR.20.   Bedrijfshoofd/geen bedrijfsleider

    De persoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het bedrijf, maar niet is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.

    C.UR.30   Bedrijfsleider/geen bedrijfshoofd

    De persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding, maar geen juridische en economische verantwoordelijkheid draagt.

    C.UR.40.   Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd

    C.UR.50.   Andere niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

    Tot de niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten die geen deel uitmaken van de vorige categorieën, behoren ook de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.

    C.UC.   Niet-betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

    C.UC.60.   De niet-betaalde arbeidskrachten die tijdens het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt, worden in deze categorie samengevat.

    C.PR.   Betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten

    Arbeidskrachten die een voor de geleverde prestatie normale beloning (in geld en/of natura) ontvangen en die gedurende het boekjaar elke week (behoudens de normale vakanties) voor de duur van ten minste een volledige werkdag deelgenomen hebben aan de bedrijfswerkzaamheden.

    Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

    C.PR.70.   Bedrijfsleider

    Betaalde persoon die is belast met de lopende dagelijkse bedrijfsleiding.

    C.PR.50.   Anderen

    Alle betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten, uitgezonderd de betaalde bedrijfsleider, worden in deze groep samengevat. Omvat ook de ploegbazen en de assistent-bedrijfsleiders die niet met de leiding van het hele bedrijf zijn belast.

    C.PC.   Betaalde niet regelmatig werkzame arbeidskrachten

    C.PC.60.

    De betaalde arbeidskrachten die tijdens het boekjaar niet regelmatig op het bedrijf hebben gewerkt (ook degenen die tariefwerk hebben verricht), worden in deze categorie samengevat.

    KOLOMMEN IN TABEL C

    Aantal personen (kolom P)

    In het geval dat er meer dan één bedrijfshoofd is, kan er ook meer dan één echtgeno(o)t(e) zijn. Het aantal echtgenoten of andere personen wordt vermeld in de overeenkomstige categorie (de categorieën 40 en 50 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PC „betaalde regelmatig werkzame arbeidkrachten”).

    Geslacht (kolom G)

    Het geslacht wordt uitsluitend voor het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) en/of de bedrijfsleider(s) vermeld, in de overeenkomstige categorie (de categorieën 10 tot en met 30 en de categorie 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidkrachten”). Het geslacht wordt aangeduid met een codenummer, namelijk:

    1.

    mannen

    2.

    vrouwen.

    Geboortejaar (kolom B)

    Het geboortejaar wordt uitsluitend voor het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden) en/of de bedrijfsleider(s) (de categorieën 10 tot en met 30 en categorie 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidkrachten”) aangegeven, met de vier cijfers van het desbetreffende jaartal.

    Landbouwopleiding van de bedrijfsleider (kolom T)

    De landbouwopleiding wordt uitsluitend vermeld voor de bedrijfsleider(s) (de categorieën 10, 30 en 70 van de groepen UR „niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten” of PR „betaalde regelmatig werkzame arbeidkrachten”). De landbouwopleiding wordt aangeduid met een codenummer, namelijk:

    1.

    uitsluitend praktische landbouwkundige ervaring

    2.

    landbouwkundige basisopleiding

    3.

    volledige landbouwkundige opleiding.

    Jaarlijkse arbeidstijd (kolom Y1)

    De arbeidstijd wordt voor alle groepen en categorieën in uren aangegeven. Het gaat om de werkelijk aan bedrijfswerkzaamheden bestede tijd. Voor een mindervalide arbeidskracht wordt de arbeidstijd verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten. De arbeidstijd voor tariefwerk wordt bepaald door het in totaal betaalde bedrag te delen door het uurloon van op tijdloon aangeworven arbeidskrachten.

    Aantal arbeidsjaareenheden (kolom W1)

    De regelmatig werkzame arbeidskrachten worden omgerekend in arbeidsjaareenheden. Voor niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde UC als betaalde PC) wordt het aantal arbeidsjaareenheden niet opgegeven. Eén arbeidsjaareenheid komt overeen met één persoon die voltijds op het bedrijf werkzaam is. Eén persoon kan niet als meer dan één arbeidsjaareenheid gelden, zelfs niet als zijn werkelijke arbeidstijd de norm voor de betrokken streek en productierichting overschrijdt. Iemand die niet het hele jaar op het bedrijf werkt, vormt een deel van een jaareenheid. Het voor een dergelijk iemand in aanmerking te nemen deel van een arbeidsjaareenheid wordt berekend door zijn werkelijke jaarlijkse arbeidstijd te delen door de normale jaarlijkse arbeidstijd van een voltijdwerker in de betrokken streek en productierichting.

    Voor een mindervalide arbeidskracht wordt (het deel van) de arbeidsjaareenheid verlaagd in verhouding tot zijn/haar capaciteiten.

    Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's) in % van de jaarlijkse arbeidstijd (kolom Y2)

    Het aandeel van de arbeid in het kader van AWW's, uitgedrukt in arbeidstijd, is uitsluitend verplicht voor niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde als betaalde). Het is facultatief voor de echtgeno(o)t(e)(n) van het bedrijfshoofd (de bedrijfshoofden), de overige niet-betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten en de overige betaalde regelmatig werkzame arbeidskrachten. Voor elke betrokken categorie (40, 50 en 60) wordt dit aandeel uitgedrukt in % van de uren die tijdens het boekjaar zijn gepresteerd.

    Aandeel van de arbeid in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's) in % van de arbeidsjaareenheden (kolom W2)

    Het aandeel van de arbeid in het kader van AWW's, uitgedrukt in arbeidsjaareenheden, is verplicht voor alle categorieën arbeidskrachten, behalve de niet regelmatig werkzame arbeidskrachten (zowel niet-betaalde UC als betaalde PC). Het wordt voor elke categorie uitgedrukt in % van de arbeidsjaareenheden.

    Werkzaamheden op het landbouwbedrijf

    De werkzaamheden op het bedrijf omvatten alle organisatorische, toezichthoudende en uivoerende werkzaamheden, hetzij handenarbeid, hetzij administratieve arbeid, die worden verricht in het kader van de landbouwwerkzaamheden op het bedrijf, alsmede de activiteiten in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden (AWW's):

    landbouwwerkzaamheden op het bedrijf

    financieel-organisatorische en leidinggevende werkzaamheden (aankopen en verkopen betreffende het bedrijf, boekhouding enz.),

    werkzaamheden op het land (ploegen, zaaien, oogsten, verzorging van boomgaarden enz.),

    werkzaamheden voor de veehouderij (bereiding van voer, voedering van de dieren, melken, verzorging van de dieren enz.),

    klaarmaken van producten voor de markt, de opslag, de rechtstreekse verkoop van landbouwproducten, de verwerking van landbouwproducten voor eigen gebruik, de productie van wijn en olijfolie,

    lopend onderhoud van gebouwen, machines, installaties, hagen, sloten enz.,

    transportwerkzaamheden voor het bedrijf voor zover die door arbeidskrachten van het bedrijf worden verricht;

    activiteiten in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

    loonwerk (met behulp van productiemiddelen van het bedrijf),

    toerisme, accommodatie en andere vormen van vrijetijdsbesteding,

    verwerking van landbouwproducten (ongeacht of de grondstof op het bedrijf is geproduceerd dan wel afkomstig is van buiten het bedrijf), bv. kaas, boter, verwerkt vlees enz.,

    opwekking van hernieuwbare energie,

    bosbouw en houtverwerking,

    overige AWW's (pelsdieren, zorglandbouw, ambachtelijke activiteiten, aquacultuur enz.).

    Tot de bedrijfswerkzaamheden behoren niet:

    de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van gebouwen en machines, aanplanten van boomgaarden, afbraak van gebouwen, rooien van fruitbomen enz.);

    werkzaamheden voor de huishouding van het bedrijfshoofd of de bedrijfsleider.

    Tabel D

    Activa

    Structuur van de tabel

    Categorie activa

    Code (*)


     

    Kolom

    Inlichtingengroep

    Waarde

    V

    OV

    Begininventaris

     

    AD

    Geaccumuleerde afschrijvingen

     

    DY

    Afschrijvingen in het lopende jaar

     

    IP

    Investeringen/aankopen, vóór aftrek van subsidies

     

    S

    Subsidies

     

    SA

    Verkopen

     

    CV

    Eindinventaris

     


    Code (*)

    Omschrijving van de categorieën

    OV

    AD

    DY

    IP

    S

    SA

    CV

    1010

    Geldmiddelen en kasequivalenten

     

     

    1020

    Vorderingen

     

     

    1030

    Overige vlottende activa

     

     

    1040

    Voorraden

     

     

     

     

     

    2010

    Biologische activa — gewassen

     

     

     

     

     

    3010

    Landbouwgrond

     

     

     

     

     

    3020

    Grondverbeteringen

     

     

     

     

     

     

     

    3030

    Bedrijfsgebouwen

     

     

     

     

     

     

     

    4010

    Machines en bedrijfsuitrusting

     

     

     

     

     

     

     

    5010

    Bossen inclusief houtopstand

     

     

     

     

     

    7010

    Verhandelbare immateriële activa

     

     

     

     

     

    7020

    Niet-verhandelbare immateriële activa

     

     

     

     

     

     

     

    8010

    Overige niet-vlottende activa

     

     

     

     

     

     

     

    De volgende categorieën activa moeten worden gebruikt:

    1010.   Geldmiddelen en kasequivalenten

    Geldmiddelen en andere activa die gemakkelijk in geldmiddelen kunnen worden omgezet.

    1020.   Vorderingen

    Vorderingen op korte termijn, aan het bedrijf verschuldigde bedragen die normaal voortvloeien uit de bedrijfsactiviteiten.

    1030.   Overige vlottende activa

    Alle andere activa die gemakkelijk kunnen worden verkocht of waarvan wordt verwacht dat zij binnen een jaar worden betaald.

    1040.   Voorraden

    Productvoorraden die eigendom zijn van het bedrijf en als productiemiddel kunnen worden gebruikt of voor verkoop worden aangehouden, ongeacht of die door het bedrijf zijn geproduceerd of zijn aangekocht.

    2010.   Biologische activa — gewassen

    De waarde van alle gewassen die nog niet zijn geoogst (meerjarige teelten en gewassen op stam).

    3010.   Landbouwgrond

    Landbouwgrond die eigendom is van het bedrijf.

    3020.   Grondverbeteringen

    Cultuurtechnische verbeteringen (bv. afrasteringen, drainage, vaste bevloeiingsinstallaties enz.) in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. De vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

    3030.   Bedrijfsgebouwen

    Gebouwen in eigendom van het bedrijfshoofd ongeacht de exploitatievorm van de grond. Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

    4010.   Machines en bedrijfsuitrusting

    Trekkers, eenassige trekkers, vrachtwagens, bestelwagens, personenauto's, grote en kleine uitrustingsstukken. Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

    5010.   Bossen inclusief houtopstand

    Bosgrond in eigendom die tot het landbouwbedrijf behoort.

    7010.   Verhandelbare immateriële activa

    Alle immateriële activa die gemakkelijk kunnen worden gekocht of verkocht (bv. quota en rechten voor zover die zonder grond kunnen worden verhandeld en er een actieve markt voor bestaat).

    7020.   Niet-verhandelbare immateriële activa

    Alle andere immateriële activa (bv. software, vergunningen enz.). Deze rubriek moet worden ingevuld en de vermelde bedragen zijn onderhevig aan afschrijving in kolom DY.

    8010.   Overige niet-vlottende activa

    Andere langetermijnactiva. De rubriek moet worden ingevuld en, indien van toepassing, moeten de afschrijvingsbedragen in kolom DY worden vermeld.

    Inlichtingengroepen in tabel D

    Deze tabel omvat de volgende inlichtingengroepen: (OV) begininventaris, (AD) geaccumuleerde afschrijvingen, (DY) afschrijvingen in het lopende jaar, (IP) investeringen of aankopen vóór aftrek van subsidies, (S) subsidies, (SA) verkopen, (CV) eindinventaris. Deze groepen worden hieronder toegelicht.

    Er is maar één kolom: (V) waarde.

    Waarderingsmethoden

    De volgende waarderingsmethoden worden gebruikt:

    Waarde in het economisch verkeer (reële waarde), na aftrek van de geraamde verkoopkosten

    Bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een verplichting kan worden afgewikkeld in een zakelijke, objectieve transactie tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn, min de kosten die naar verwachting voor de verkoop zullen worden gemaakt

    2010, 3010, 5010, 7010

    Historische kostprijs

    Nominale of oorspronkelijke kosten van een actief bij aankoop

    3020, 3030, 4010, 7020

    Boekwaarde

    Waarde waartegen een actief op de balans is opgenomen

    1010, 1020, 1030, 1040, 8010

    D.OV.XXXX.V   Begininventaris

    De begininventaris is de waarde van de activa bij het begin van het boekjaar. Voor de bedrijven die in het voorgaande jaar eveneens in de steekproef zaten, moet de begininventaris gelijk zijn aan de eindinventaris van het voorgaande jaar.

    D.AD.XXXX.V   Geaccumuleerde afschrijvingen

    De som van de afschrijvingen van de activa vanaf het begin van de levensduur ervan tot het einde van de voorgaande periode.

    D.DY.XXXX.V   Afschrijvingen in het lopende jaar

    De systematische toedeling van het af te schrijven bedrag van een actief over de levensduur ervan.

    Een tabel met de door de lidstaat toegepaste jaarlijkse afschrijvingspercentages moet binnen dezelfde termijnen als voor de indiening van de jaargegevens aan de Commissie worden voorgelegd.

    D.IP.XXXX.V   Investeringen/aankopen

    Bedrag van de aankopen, het groot onderhoud en de productie van kapitaalgoederen gedurende het boekjaar. Voor zover de investeringen aanleiding zijn geweest tot premies en subsidies, wordt in kolom IP het bedrag aangegeven waarop de premies en subsidies niet in mindering zijn gebracht.

    De aankoop van kleine uitrustingsstukken en van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang, komt niet in deze kolom maar is begrepen in de kosten van het boekjaar.

    Groot onderhoud waardoor de machine of bedrijfsuitrusting daadwerkelijk een meerwaarde heeft gekregen ten opzichte van vóór het onderhoud, is eveneens in deze kolom begrepen, en wel hetzij als integrerend deel van de afschrijvingen, bij welke in voorkomende gevallen rekening wordt gehouden met de verlenging van de levensduur als gevolg van het onderhoud, hetzij als jaarlijks deel van het over de verwachte levensduur verdeelde onderhoudsbedrag.

    De waarde van de geproduceerde kapitaalgoederen, gewaardeerd tegen hun kosten (met inbegrip van de waarde van de betaalde en/of niet-betaalde arbeid), moet worden toegevoegd aan de waarde van de kapitaalgoederen die onder de codes 2010 tot en met 8010 van tabel D „Activa” is vermeld.

    D.S.XXXX.V   Investeringssubsidies

    Tot dusver (in het vorige en het lopende boekjaar) ontvangen deel van de subsidies voor de in deze tabel opgenomen activa.

    D.SA.XXXX.V   Verkopen

    Bedrag van de verkopen van activa tijdens het boekjaar.

    D.CV.XXXX.V   Eindinventaris

    De eindinventaris is de waarde van de activa aan het einde van het boekjaar.

    Commentaar

    Voor de punten 2010, 3010, 5010 en 7010 wordt het verschil tussen enerzijds OV + IP – SA en anderzijds CV beschouwd als inkomen of verlies (als gevolg van wijzigingen in zowel de eenheidsprijs als het volume) voor die activa voor het betrokken boekjaar.

    Gegevens over „biologische activa — dieren” worden opgenomen in tabel J „Dieren”.

    Tabel E

    Quota en andere rechten

    Categorie quota of rechten

    Code (*)


     

    Kolommen

    Inlichtingengroep

    Quota in eigendom

    Gehuurde quota

    Verhuurde quota

    Belastingen

    N

    I

    O

    T

    QQ

    Hoeveelheid aan het einde van het boekjaar

     

     

     

    QP

    Aangekochte quota

     

    QS

    Verkochte quota

     

    OV

    Begininventaris

     

    CV

    Eindinventaris

     

    PQ

    Betalingen voor geleasete of gehuurde quota

     

    RQ

    Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota

     

    TX

    Belastingen

     


    Code (*)

    Omschrijving

    10

    Melk

    20

    Zoogkoeienpremies

    30

    Ooien- en geitenpremie

    40

    Suikerbieten

    50

    Organische mest

    60

    Toeslagrechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, met uitzondering van bijzondere rechten

    70

    Bijzondere rechten

    De hoeveelheden quota (quota in eigendom, gehuurde en verhuurde quota) zijn verplicht in te vullen rubrieken. Alleen de hoeveelheid aan het einde van het boekjaar wordt geregistreerd.

    De waarden van quota die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden in deze tabel geboekt. Quota die niet los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld, worden uitsluitend in tabel D „Activa” geboekt. Ook quota die oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen, moeten met hun huidige marktwaarde worden vermeld als zij los van grond verhandeld kunnen worden.

    Sommige in te vullen gegevens zijn tegelijk ook, afzonderlijk of als deel van een groter geheel, begrepen in andere groepen of categorieën in de tabellen D „Activa”, H „Productiemiddelen” en/of I „Gewassen”.

    De volgende categorieën moeten worden gebruikt:

    10.

    Melk

    20.

    Zoogkoeienpremies

    30.

    Ooien- en geitenpremies

    40.

    Suikerbieten

    50.

    Organische mest

    60.

    Toeslagrechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (met uitzondering van bijzondere rechten)

    70.

    Bijzondere rechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling.

    De volgende inlichtingengroepen moeten worden gebruikt:

    E.QQ.   Hoeveelheid (uitsluitend de kolommen N, I en O)

    De volgende eenheden moeten worden gebruikt:

    categorieën 10 en 40 (melk en suikerbieten): kwintalen (= 100 kg);

    categorieën 20 en 30 (zoogkoeienpremies en ooien- en geitenpremies): het aantal basiseenheden voor de premie;

    categorie 50 (organische mest): aantal dieren omgerekend in standaardeenheden;

    categorie 60 (bedrijfstoeslagregeling met uitzondering van de bijzondere rechten): het aantal toeslagrechten/are;

    categorie 70 (bijzondere rechten in het kader van de bedrijfstoeslagregeling): het aantal rechten.

    E.QP.   Aangekochte quota (uitsluitend kolom N)

    Het bedrag dat is betaald voor de aankoop tijdens het boekjaar van quota of andere rechten die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld.

    E.QS.   Verkochte quota (uitsluitend kolom N)

    Het bedrag dat is ontvangen voor de verkoop tijdens het boekjaar van quota of andere rechten die los kunnen worden verhandeld van de grond waaraan zij zijn gekoppeld.

    E.OV.   Begininventaris (uitsluitend kolom N)

    De waarde op de begininventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.

    E.CV.   Eindinventaris (uitsluitend kolom N)

    De waarde op de eindinventaris (huidige marktwaarde) van de hoeveelheden die het bedrijfshoofd in eigendom heeft, ongeacht of deze hoeveelheden oorspronkelijk kosteloos zijn verkregen dan wel zijn aangekocht, moet worden ingevuld indien de quota los van de betrokken grond kunnen worden verhandeld.

    E.PQ.   Betalingen voor geleasete of gehuurde quota (uitsluitend kolom I)

    Bedrag aan leasing- of huurkosten voor het quotum of ander recht. Ook begrepen in categorie 5070 (betaalde pacht) van tabel H „Productiemiddelen”.

    E.RQ.   Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota (uitsluitend kolom I)

    Ontvangsten uit het leasen of verhuren van quota of andere rechten. Ook begrepen in categorie 90900 (overige producten en ontvangsten) van tabel I „Gewassen”.

    E.TX.   Belastingen, extra heffing (kolom T)

    Categorie 10 (melk): extra melkheffing die verschuldigd is voor de productie van het boekjaar, zo niet het betaalde bedrag.

    KOLOMMEN IN TABEL E

    Column N verwijst naar quota in eigendom, kolom I naar gehuurde quota, kolom O naar verhuurde quota en kolom T naar belastingen.

    Tabel F

    Schulden

    Structuur van de tabel

    Categorie schulden

    Code (*)


     

    Kolommen

    Inlichtingengroep

    Op korte termijn

    Op lange termijn

    S

    L

    OV

    Begininventaris

     

     

    CV

    Eindinventaris

     

     


    Code (*)

    Omschrijving van de categorieën

    S

    L

    1010

    Commerciële schulden (standaard)

     

     

    1020

    Commerciële schulden (bijzondere voorwaarden)

     

     

    1030

    Familieleningen/particuliere leningen

     

     

    1040

    Overige passiva

     

     

    2010

    Verschuldigde bedragen

     

    De aangegeven bedragen hebben uitsluitend betrekking op de nog terug te betalen bedragen, dat wil zeggen de aangegane lening min de reeds verrichte aflossingen.

    De volgende categorieën moeten worden gebruikt:

     

    1010. Commerciële schulden (standaard): leningen waarvoor geen steun wordt verleend in het kader van overheidsmaatregelen die het opnemen van kredieten bevorderen.

     

    1020. Commerciële schulden (bijzondere voorwaarden): leningen waarvoor steun wordt verleend in het kader van overheidsmaatregelen (rentesubsidies, waarborgen enz.

     

    1030. Familieleningen/particuliere leningen: leningen die met een natuurlijke persoon zijn aangegaan dankzij diens familiebanden/persoonlijke relatie met de schuldenaar.

     

    1040. Overige passiva: andere passiva dan leningen of verschuldigde bedragen.

     

    2010. Verschuldigde bedragen: aan leveranciers verschuldigde bedragen.

    Twee inlichtingengroepen moeten worden geregistreerd: (OV) begininventaris en (CV) eindinventaris.

    Er zijn twee kolommen: (S) passiva op korte termijn en (L) passiva op lange termijn:

    Passiva op korte termijn: schulden en andere passiva die betrekking hebben op het bedrijf en in minder dan één jaar moeten worden terugbetaald.

    Passiva op lange termijn: schulden en andere passiva die betrekking hebben op het bedrijf en waarvoor de looptijd één jaar of meer bedraagt.

    Tabel G

    Belasting over de toegevoegde waarde (btw)

    Structuur van de tabel

    Categorie btw-regeling

    Code (*)

     

     

    Inlichtingengroep

    Btw-regeling

    Saldo voor niet-investeringstransacties

    Saldo voor investeringstransacties

    C

    NI

    I

    VA

    Btw-regelingen op het bedrijf

     

     

     


    Code (*)

    Omschrijving van de categorieën

    1010

    Belangrijkste btw-regeling op het bedrijf

    1020

    Secundaire btw-regeling op het bedrijf


    Overzicht van de btw-regelingen voor beide categorieën

    C

    NI

    I

    Normale btw-regeling

    1

    Gedeeltelijke compensatieregeling

    2

     

     

    De monetaire gegevens op het bedrijfsformulier zijn exclusief btw.

    Voor de gegevens over de btw-regeling moeten de volgende categorieën worden gebruikt:

    1010.   Belangrijkste btw-regeling op het bedrijf

    1.   Normale btw-regeling: de btw-regeling die voor de landbouwbedrijven gegarandeerd inkomensneutraal is aangezien het btw-saldo met de belastingautoriteiten wordt vereffend.

    2.   Gedeeltelijke compensatieregeling: de btw-regeling die voor de landbouwbedrijven niet gegarandeerd inkomensneutraal is, hoewel zij een mechanisme kan bevatten waarmee betaalde en ontvangen btw bij benadering worden gecompenseerd.

    1020.   Secundaire btw-regeling op het bedrijf

    De codes zoals die voor de belangrijkste btw-regeling zijn gedefinieerd.

    Er is slechts één inlichtingengroep: (VA) btw-regelingen op het bedrijf. Er zijn drie kolommen: (C) code van de btw-regeling, (NI) saldo voor niet-investeringstransacties en (I) saldo voor investeringstransacties.

    Als op het bedrijf de normale btw-regeling wordt toegepast, volstaat het dit aan te geven. Als op het bedrijf wordt gewerkt met een gedeeltelijke compensatieregeling voor de btw, moeten ook het btw-saldo voor niet-investeringstransacties en het btw-saldo voor investeringstransacties worden vermeld.

    Tabel H

    Productiemiddelen

    Structuur van de tabel

    Categorie productiemiddelen productiemiddelen

    Code (*)


     

    Kolommen

    Inlichtingengroep

    Waarde

    Hoeveelheid

    V

    Q

    LM

    Kosten en productiemiddelen met betrekking tot arbeid en machines

     

     

    SL

    Specifieke kosten van de veehouderij

     

     

    SC

    Specifieke kosten en productiemiddelen met betrekking tot gewassen

     

     

    OS

    Specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden

     

     

    FO

    Algemene bedrijfskosten

     

     


    Code (*)

    Groep

    Omschrijving van de categorieën

    V

    Q

    1010

    LM

    Lonen en sociale lasten voor de betaalde arbeidskrachten

     

    1020

    LM

    Loonwerk en huur van machines

     

    1030

    LM

    Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting

     

    1040

    LM

    Motorbrandstoffen en smeermiddelen

     

    1050

    LM

    Kosten van personenauto's

     

    2010

    SL

    Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer

     

    2020

    SL

    Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht ruwvoer

     

    2030

    SL

    Aangekocht varkensvoer

     

    2040

    SL

    Voor pluimvee en overig kleinvee aangekocht voer

     

    2050

    SL

    Op het bedrijf geproduceerd krachtvoer voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers)

     

    2060

    SL

    Op het bedrijf geproduceerd varkensvoer

     

    2070

    SL

    Op het bedrijf geproduceerd voer voor pluimvee en overig kleinvee

     

    2080

    SL

    Veterinaire uitgaven

     

    2090

    SL

    Overige specifieke kosten van de veehouderij

     

    3010

    SC

    Aangekocht zaaigoed en pootgoed

     

    3020

    SC

    Op het bedrijf geproduceerd en gebruikt zaaigoed en pootgoed

     

    3030

    SC

    Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen

     

    3031

    SC

    Hoeveelheid N in minerale meststoffen

     

    3032

    SC

    Hoeveelheid P2O5 in minerale meststoffen

     

    3033

    SC

    Hoeveelheid K2O in minerale meststoffen

     

    3034

    SC

    Aangekochte stalmest

     

    3040

    SC

    Gewasbeschermingsmiddelen

     

    3090

    SC

    Overige specifieke kosten van gewassen

     

    4010

    OS

    Specifieke kosten van bossen en houtverwerking

     

    4020

    OS

    Specifieke kosten van de verwerking van gewassen

     

    4030

    OS

    Specifieke kosten van de verwerking van koemelk

     

    4040

    OS

    Specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk

     

    4050

    OS

    Specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk

     

    4060

    OS

    Specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk

     

    4070

    OS

    Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten

     

    4090

    OS

    Overige specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden

     

    5010

    FO

    Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen

     

    5020

    FO

    Elektriciteit

     

    5030

    FO

    Brandstoffen voor verwarming

     

    5040

    FO

    Water

     

    5051

    FO

    Landbouwverzekering

     

    5055

    FO

    Andere bedrijfsverzekeringen

     

    5061

    FO

    Belastingen en andere bijdragen

     

    5062

    FO

    Grond- en gebouwenbelasting

     

    5070

    FO

    Betaalde pacht, totaalbedrag

     

    5071

    FO

    Voor grond betaalde pacht

     

    5080

    FO

    Betaalde rente en financieringskosten

     

    5090

    FO

    Overige algemene bedrijfskosten

     

    De op het bedrijf ingezette productiemiddelen (kosten in geld en natura en hoeveelheden geselecteerde productiemiddelen) komen overeen met het „verbruik” (inclusief het intern verkeer) van productiemiddelen dat betrekking heeft op de tijdens het boekjaar verkregen opbrengsten of dat gedurende het boekjaar heeft plaatsgehad. Wanneer een bepaald gebruik gedeeltelijk te maken heeft met privégebruik en gedeeltelijk met gebruik voor het bedrijf (bv. elektriciteit, water, brandstoffen voor verwarming en motorbrandstoffen enz.), wordt alleen dit laatste deel op het bedrijfsformulier vermeld. Het deel van het gebruik van privéauto's dat betrekking heeft op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden, wordt eveneens in aanmerking genomen.

    De kosten met betrekking tot de opbrengsten van het boekjaar worden verkregen door de aankopen van het boekjaar (met inbegrip van het intern verkeer) te corrigeren met de inventarisverschillen (inclusief verschillen in veldinventaris). Voor ieder van de desbetreffende kosten worden het bedrag van de betaalde kosten en de waarde van het intern verkeer afzonderlijk aangegeven.

    Als de vermelde kosten het totale „verbruik” van productiemiddelen gedurende het boekjaar betreffen, maar niet zijn gedaan voor productie in dat jaar, moeten de voorraadmutaties voor de productiemiddelen (met inbegrip van de veldinventaris) worden aangegeven onder de passende code van omlopend kapitaal.

    Wanneer de productiemiddelen van het bedrijf (arbeidskrachten inclusief niet-betaalde arbeidskrachten, machines en bedrijfsuitrusting) worden gebruikt voor de productie van kapitaalgoederen (bouw of groot onderhoud van machines, bouw, groot onderhoud of afbraak van gebouwen, aanplanten of rooien van fruitbomen), mogen de desbetreffende kosten — zo nodig geraamd — niet worden opgenomen in de lopende kosten van het bedrijf. In alle gevallen moeten de arbeidskosten en de arbeidsuren voor de productie van kapitaalgoederen worden uitgesloten van, respectievelijk, de kosten en de gegevens betreffende de arbeidskrachten. Bij uitzondering, indien het niet mogelijk is bepaalde productiekosten van kapitaalgoederen, andere dan arbeidskosten (bv. gebruik van de trekker van het bedrijf), afzonderlijk te bepalen en deze kosten derhalve in de bedrijfskosten begrepen zijn, wordt de geschatte waarde van het geheel van deze productiekosten van kapitaalgoederen in tabel I „Gewassen” onder de gewascategoriecode 90900 („overige”) vermeld.

    De kosten van het „gebruik” van kapitaalgoederen komen tot uiting in de afschrijvingen. Daarom worden de uitgaven voor het verwerven van kapitaalgoederen niet als bedrijfskosten beschouwd. Voor instructies over afschrijvingen, zie tabel D „Activa”.

    Onder een kostenpost vallende uitgaven die tijdens het boekjaar of daarna door een schadeloosstelling worden vergoed (bv. reparatie van een trekker na een ongeluk die wordt betaald door een verzekeringsmaatschappij of door de aansprakelijke derde), worden niet als kosten beschouwd. Het ontvangen bedrag wordt evenmin opgenomen.

    De ontvangsten voor weer verkochte productiemiddelen moeten worden afgetrokken van de desbetreffende kostenposten.

    Premies en subsidies met betrekking tot gemaakte kosten worden niet afgetrokken van de desbetreffende kostenbedragen, maar worden vermeld onder de passende code, gaande van 3100 tot 3900 in tabel M „Subsidies” (zie de instructies betreffende deze codes). Premies en subsidies voor investeringen worden vermeld in tabel D „Activa”.

    De kosten omvatten eveneens de eventuele aankoopkosten betreffende elke kostenpost.

    De productiemiddelen worden als volgt ingedeeld:

    1010.   Lonen en sociale lasten voor de betaalde arbeidskrachten

    Deze post omvat de volgende kosten:

    de eigenlijke lonen en salarissen die in geld zijn betaald aan de betaalde arbeidskrachten, ongeacht de manier waarop de beloning wordt bepaald (tijdloon of tariefloon), na aftrek van eventuele uitkeringen van sociale aard die aan het bedrijfshoofd als werkgever zijn betaald ter compensatie voor de betaling van loon dat niet overeenkomt met een werkelijke werkprestatie (bv. afwezigheid van het werk wegens ongeval, beroepsopleiding enz.);

    de in natura betaalde lonen en salarissen (bv. inwoning, kost, woning, producten van het bedrijf enz.);

    premies op grond van productiviteit of vakbekwaamheid, geschenken, fooien, winstaandeel;

    overige kosten voor arbeidskrachten (aanwervingskosten);

    sociale lasten ten laste van de werkgever en sociale lasten die door de werkgever worden betaald in naam en plaats van de werknemer;

    verzekering tegen arbeidsongevallen.

    Sociale lasten en persoonlijke verzekeringen voor het bedrijfshoofd en voor de niet-betaalde arbeidskrachten worden niet als bedrijfskosten beschouwd.

    Aan niet-betaalde arbeidskrachten uitgekeerde bedragen, die per definitie lager zijn dan de normale beloning (zie definitie niet-betaalde arbeidskrachten), worden niet op het bedrijfsformulier vermeld.

    Uitkeringen (in geld of natura) aan voormalige betaalde arbeidskrachten die gepensioneerd zijn en op het bedrijf geen enkel werk meer verrichten, worden niet onder deze post geboekt maar onder de code „overige algemene bedrijfskosten”.

    1020.   Loonwerk en huur van machines

    Deze post omvat de volgende kosten:

    het bedrag betaald aan loonwerkbedrijven voor verrichte bedrijfswerkzaamheden. Dit bedrag omvat gewoonlijk de vergoeding voor de kosten van het gebruik van machines (inclusief brandstofkosten) en voor het werk. Als de kosten van andere gebruikte producten dan brandstof (d.w.z. gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en zaai- en pootgoed) eveneens bij de contractprijs zijn inbegrepen, moeten de kosten van die producten hier buiten beschouwing worden gelaten. Het (desnoods geschatte) bedrag daarvan moet in de desbetreffende kostenposten (bv. bestrijdingsmiddelen onder code 3040 „gewasbeschermingsmiddelen”) worden vermeld;

    de kosten van de huur van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstofkosten in verband met het gebruik van gehuurde machines moeten onder code 1040 „motorbrandstoffen en smeermiddelen” worden vermeld;

    de kosten van de leasing van machines die gebruikt worden door het personeel van het bedrijf. De brandstof- en onderhoudskosten voor geleasete machines moeten in de desbetreffende codes (code 1030 „lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting” en code 1040 „motorbrandstoffen en smeermiddelen”) worden vermeld.

    1030.   Lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting

    Kosten van onderhoud en kleine herstellingen van machines en bedrijfsuitrusting die de marktwaarde van die goederen niet veranderen (betaling voor het werk van een monteur, kosten van reserveonderdelen enz.).

    Deze post omvat ook de aankoop van kleine uitrustingsstukken, de kosten van zadelmaker en hoefbeslag voor werkpaarden, de aankoop van banden, frames van kweekkassen, beschermingskleding voor de uitvoering van ongezonde werkzaamheden en reinigingsproducten voor het reinigen van bedrijfsuitrusting in het algemeen, en het deel van de kosten van personenauto's dat het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betreft (zie ook code 1050). Reinigingsproducten voor het reinigen van in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine) worden vermeld onder code 2090 „overige specifieke kosten van de veehouderij”.

    Grote herstellingen die aan de machine of bedrijfsuitrusting een meerwaarde geven ten opzichte van de waarde vóór de reparatie, worden niet onder deze code opgenomen (zie ook de instructies over de afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting in tabel D „Activa”).

    1040.   Motorbrandstoffen en smeermiddelen

    Deze post omvat ook het deel van de kosten van brandstoffen en smeermiddelen voor personenauto's dat overeenkomt met het gebruik voor bedrijfsdoeleinden (zie ook code 1050).

    Indien aardolieproducten zowel als motorbrandstof als voor verwarming worden gebruikt, wordt het bedrag verdeeld over de twee codes:

    1040.

    „motorbrandstoffen en smeermiddelen”

    5030.

    „brandstoffen voor verwarming”.

    1050.   Kosten van personenauto's

    Als het op het gebruik voor bedrijfsdoeleinden betrekking hebbende deel van de kosten van personenauto's forfaitair wordt bepaald (bv. als een vast bedrag per km), worden die kosten onder deze code aangegeven.

    Veevoeder

    Bij het gebruikte veevoeder wordt een onderscheid gemaakt tussen aangekocht veevoer en op het bedrijf geproduceerd veevoer.

    Het aangekochte veevoer omvat tevens de aankoop van minerale likstenen, melkproducten (aangekocht of teruggeleverd) en producten voor de bewaring en conservering van veevoer, betaald weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten van het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en van de huur van andere niet in de cultuurgrond begrepen oppervlakten grasland en voedergewassen. Aangekocht strooisel en stro zijn eveneens in het aangekochte veevoer begrepen.

    Aangekocht veevoer voor graasdieren wordt onderverdeeld in krachtvoer en ruwvoer (dit laatste is inclusief weidegeld en kosten voor de opfok van jongvee buiten het bedrijf, alsmede de kosten van het gebruik van niet in de cultuurgrond begrepen gemeenschapsweiden en andere oppervlakten grasland en voedergewassen en aangekocht strooisel en stro).

    Code 2010 „voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer” omvat met name: koeken, mengvoeders, granen, gedroogd gras, gedroogde suikerbietenpulp, vismeel, melk en melkproducten, mineralen en producten voor de bewaring en conservering van dergelijke voedermiddelen.

    De kosten van loonwerkers voor ruwvoederwinning, bijvoorbeeld inkuilen, worden aangegeven onder code 1020 „loonwerk en huur van machines”.

    Het intern verkeer van veevoer omvat de marktbare producten van het bedrijf (inclusief melk en melkproducten, maar uitgezonderd de door kalveren gezogen melk, die niet in aanmerking wordt genomen). Strooisel en stro van het bedrijf zijn slechts inbegrepen als zij een marktbaar product vormen in het desbetreffende gebied en boekjaar.

    De volgende rubrieken worden onderscheiden:

     

    Aangekocht veevoer:

     

    2010. Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht krachtvoer

     

    2020. Voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers) aangekocht ruwvoer

     

    2030. Aangekocht varkensvoer

     

    2040. Voor pluimvee en overig kleinvee aangekocht voer

     

    Intern verkeer van veevoer:

     

    2050. Op het bedrijf geproduceerd krachtvoer voor graasdieren (paardachtigen, herkauwers)

     

    2060. Op het bedrijf geproduceerd varkensvoer

     

    2070. Op het bedrijf geproduceerd voer voor pluimvee en overig kleinvee

    2080.   Veterinaire uitgaven

    Kosten van dierenartsen en geneesmiddelen.

    2090.   Overige specifieke kosten van de veehouderij

    Alle kosten die direct verband houden met de voortbrenging van dierlijke producten, voor zover zij niet afzonderlijk onder andere codes van tabel H worden geboekt: dekgeld, kunstmatige inseminatie, castratie, melkcontrole, contributie voor en inschrijving in het stamboek, reinigingsproducten voor het reinigen van de in de veehouderij gebruikte machines (bv. melkmachine), verpakkingsmateriaal voor dierlijke producten, kosten voor de opslag of het marktklaar maken van dierlijke producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor dierlijke producten van het bedrijf, kosten voor de afzet van mestoverschotten enz. Omvat ook de kortlopende huur van gebouwen voor het huisvesten van dieren of het opslaan van producten ten behoeve van de veehouderij. Omvat niet de specifieke kosten van de verwerking van dierlijke producten die zijn opgenomen onder de codes 4030 tot en met 4070 van tabel H.

    3010.   Aangekocht zaaigoed en pootgoed

    Aangekocht zaaigoed en pootgoed met inbegrip van bollen en knollen. De aankoop van jonge bomen en struiken voor nieuwe aanplantingen vormt een investering en deze kosten worden aangegeven hetzij onder code 2010 „biologische activa — gewassen” van tabel D, hetzij onder code 5010 „bossen inclusief houtopstand” van tabel D. De kosten van jonge bomen en struiken voor een vervanging van slechts geringe omvang worden evenwel als kosten van het boekjaar beschouwd en komen onder deze code, tenzij zij betrekking hebben op bossen die deel uitmaken van het landbouwbedrijf, in welk geval zij onder code 4010 „specifieke kosten van bossen en houtverwerking” worden geboekt.

    De kosten van bewerking van zaaigoed (schonen en ontsmetten) komen eveneens onder deze code.

    3020.   Op het bedrijf geproduceerd en gebruikt zaaigoed en pootgoed

    Zaaigoed en pootgoed (met inbegrip van bollen en knollen) van eigen bedrijf.

    3030.   Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen

    Aangekochte kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen (bv. kalk) met inbegrip van compost, turfstrooisel en stalmest (stalmest van het eigen bedrijf niet inbegrepen).

    Kunstmest en bodemverbeteringsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven onder code 4010 „specifieke kosten van bossen en houtverwerking”.

    3031.   Hoeveelheid stikstof (N) in minerale meststoffen

    Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige stikstof (N), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun N-gehalte.

    3032.   Hoeveelheid fosfor (P2O5) in minerale meststoffen

    Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezige fosfor (P2O5), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun P2O5-gehalte.

    3033.   Hoeveelheid kalium (K2O) in minerale meststoffen

    Gebruikte totale hoeveelheid (gewicht) in minerale meststoffen aanwezig kalium (K2O), geraamd op basis van de hoeveelheid minerale meststoffen en hun K2O-gehalte.

    3034.   Aangekochte stalmest

    Waarde van de aangekochte stalmest.

    3040.   Gewasbeschermingsmiddelen

    Alle producten gebruikt voor de bescherming van de gewassen tegen parasieten, ziekten, vreterij, slechte weersomstandigheden enz. (middelen voor de bestrijding van insecten, schimmels, onkruid, ongedierte, wild en vogels, antihagelgranaten, middelen voor bescherming tegen vorst enz.). Als de beschermingswerkzaamheden door een loonwerker worden uitgevoerd en de kosten van de gebruikte middelen niet afzonderlijk bekend zijn, wordt het hele bedrag geboekt onder code 1020 „loonwerk en huur van machines”.

    Gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt voor tot het bedrijf behorende bossen, worden aangegeven onder code 4010 „specifieke kosten van bossen en houtverwerking”.

    3090.   Overige specifieke kosten van gewassen

    Alle kosten die direct verband houden met de plantaardige productie (met inbegrip van blijvend wei- en grasland) voor zover zij niet afzonderlijk onder andere kostenposten worden geboekt: verpakkingsmateriaal, draad en touw, bodemonderzoek, keuringen van gewassen, plastic afdekkingen (bv. in de aardbeienteelt), middelen voor de bewaring van plantaardige producten, kosten voor de opslag en het marktklaar maken van plantaardige producten van het bedrijf buiten het bedrijf, verkoopkosten voor plantaardige producten van het bedrijf, bedragen die zijn betaald voor de aankoop van marktbare gewassen op stam of voor de huur van grond voor een kortere duur dan één jaar om er marktbare gewassen op te telen, leveringen van druiven of olijven die op het bedrijf worden verwerkt enz. Omvat niet de specifieke kosten van de verwerking van andere gewassen dan druiven en olijven, die onder code 4020 moeten worden vermeld. Omvat tevens de kortlopende huur van gebouwen die worden gebruikt voor marktbare gewassen.

    4010.   Specifieke kosten van bossen en houtverwerking

    Kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en diverse specifieke kosten. Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4020.   Specifieke kosten van de verwerking van gewassen

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van gewassen (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4030.   Specifieke kosten van de verwerking van koemelk

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van koemelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4040.   Specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van buffelmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4050.   Specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van schapenmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4060.   Specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de verwerking van geitenmelk (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4070.   Specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten

    Bestanddelen, grondstoffen of halffabrikaten, van het bedrijf of aangekocht en andere specifieke kosten van de vleesverwerking en de verwerking van andere dierlijke producten die niet onder de codes 4030 tot en met 4060 zijn vermeld (bv. specifieke verpakkings- of verkoopkosten). Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    4090.   Overige specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden

    Grondstoffen, van het bedrijf of aangekocht, en andere specifieke kosten van andere winstgevende werkzaamheden. Niet inbegrepen zijn de kosten van arbeid, loonwerk en machinekosten; deze worden opgenomen onder de desbetreffende kostencodes.

    5010.   Lopend onderhoud van bedrijfsgebouwen en van cultuurtechnische verbeteringen

    Klein onderhoud (van de soort die voor rekening van de pachter komt) van gebouwen en cultuurtechnische verbeteringen met inbegrip van kassen, frames en steunstukken. De aankopen van bouwmaterialen die bestemd zijn voor het lopend onderhoud van de gebouwen, worden in deze code vermeld.

    De aankopen van bouwmaterialen voor nieuwe investeringen worden vermeld onder de desbetreffende code in de kolom „Investeringen/aankopen” van tabel D „Activa”.

    De kosten van grote herstellingen die een meerwaarde aan het betrokken gebouw geven (groot onderhoud) worden niet onder deze code opgenomen. Deze kosten worden als investering vermeld in tabel D, onder code 3030 „bedrijfsgebouwen”.

    5020.   Elektriciteit

    Totaal verbruik van elektriciteit voor bedrijfsdoeleinden.

    5030.   Brandstoffen voor verwarming

    Totaal verbruik van verwarmingsbrandstoffen voor bedrijfsdoeleinden, met inbegrip van de verwarming van kassen.

    5040.   Water

    Kosten van het abonnement op het waterleidingnet en van het verbruik van leidingwater voor alle bedrijfsdoeleinden, inclusief voor irrigatie. De kosten die zijn verbonden aan het gebruik van een eigen watervoorzieningsinstallatie, worden geboekt onder de desbetreffende codes: afschrijving van machines en bedrijfsuitrusting, lopend onderhoud van machines en bedrijfsuitrusting, motorbrandstoffen en elektriciteit.

    5051.   Landbouwverzekering

    De kosten van de verzekering van het inkomen uit de landbouwproductie of van onderdelen daarvan, met inbegrip van de verzekering tegen veesterfte, schade aan gewassen enz.

    5055.   Andere bedrijfsverzekeringen

    Alle premies voor verzekeringen die andere bedrijfsrisico's (met uitzondering van de landbouwrisico's) dekken, zoals wettelijke aansprakelijkheid van het bedrijfshoofd, brand en overstroming, uitgezonderd verzekeringspremies voor arbeidsongevallen, die onder code 1010 van deze tabel worden geboekt. Omvat de verzekeringspremies voor gebouwen.

    5061.   Belastingen en andere bijdragen betreffende het bedrijf

    Alle belastingen en bijdragen betreffende het bedrijf met inbegrip van milieubeschermingsheffingen, uitgezonderd de btw en de belastingen die betrekking hebben op grond, gebouwen of arbeidskrachten. De directe inkomstenbelastingen van het bedrijfshoofd worden niet als bedrijfskosten beschouwd.

    5062.   Belastingen en andere heffingen op grond en gebouwen

    Bedrag van de belastingen en lasten op de eigendom van grond en bedrijfsgebouwen in eigendom of in deelpacht.

    5070.   Betaalde pacht

    Betaalde huur (in geld of in natura) voor de ten behoeve van het landbouwbedrijf gehuurde grond, gebouwen, quota en andere rechten. Hier worden alleen de huurkosten vermeld van het voor bedrijfsdoeleinden gebruikte gedeelte van de bedrijfswoning en van andere gehuurde gebouwen. De lease- of huurkosten van niet aan grond gekoppelde quota moeten ook in tabel E worden geboekt.

    5071.   Waaronder: voor grond betaalde pacht

    5080.   Betaalde rente en financieringskosten

    Rente en financieringskosten voor vreemd kapitaal (leningen) dat is opgenomen ten behoeve van het bedrijf. Het verstrekken van dit gegeven is verplicht.

    Subsidies voor rente worden niet afgetrokken, maar worden geboekt onder code 3550 van tabel M.

    5090.   Overige algemene bedrijfskosten

    Alle overige bedrijfskosten die niet onder de voorgaande codes zijn genoemd (boekhouding, kantoor, secretariaat, telefoon, contributies, abonnementen enz.).

    Tabel I

    Gewassen

    Structuur van de tabel

    Gewascategorie

    Code (*)

     

    Teeltwijze

    Code (**)

    Ontbrekende gegevens

    Code (***)

    Inlichtingengroep

    Kolommen

    Totale oppervlakte

    waarvan geïrrigeerd

    waarvan gebruikt voor energiegewassen

    waarvan gebruikt voor ggo's

    Hoeveelheid

    Waarde

    TA

    IR

    EN

    GM

    Q

    V

    A

    Oppervlakte

     

     

     

     

    OV

    Begininventaris

     

    CV

    Eindinventaris

     

    PR

    Productie

     

    SA

    Verkopen

     

     

    FC

    Eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura

     

    FU

    Intern verkeer

     

    Voor de gewascategorieën worden de volgende codes gebruikt:

    Code (*)

    Omschrijving

    Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad)

    10110

    Zachte tarwe en spelt

    10120

    Harde tarwe (durum)

    10130

    Rogge

    10140

    Gerst

    10150

    Haver

    10160

    Korrelmaïs

    10170

    Rijst

    10190

    Overige granen voor korrelwinning

    Drooggeoogste peulvruchten en eiwithoudende gewassen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten)

    10210

    Erwten, tuinbonen, paardenbonen, duivenbonen en niet-bittere lupinen

    10220

    Linzen, kekers en wikke

    10290

    Overige eiwithoudende gewassen

    10300

    Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen)

    10310

    Aardappelen voor zetmeelproductie

    10390

    Overige aardappelen

    10400

    Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

    10500

    Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad)

    Handelsgewassen

    10601

    Tabak

    10602

    Hop

    10603

    Katoen

    10604

    Kool- en raapzaad

    10605

    Zonnebloem

    10606

    Sojabonen

    10607

    Lijnzaad

    10608

    Andere oliehoudende gewassen

    10609

    Vlas

    10610

    Hennep

    10611

    Overige vezelgewassen

    10612

    Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

    10613

    Suikerriet

    10690

    Andere handelsgewassen, niet elders genoemd

    Verse groenten, meloenen en aardbeien, waarvan:

    In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

    10711

    Akkerbouwmatig geteeld

    10712

    Tuinbouwmatig geteeld

    10720

    Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

    Gegevens voor alle subrubrieken van „verse groenten, meloenen en aardbeien”:

    10731

    Bloemkool en broccoli

    10732

    Sla

    10733

    Tomaten

    10734

    Suikermaïs

    10735

    Uien

    10736

    Knoflook

    10737

    Wortelen

    10738

    Aardbeien

    10739

    Meloenen

    10790

    Overige

    Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen)

    10810

    In de openlucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking

    10820

    Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie

    Gegevens voor alle subrubrieken van „bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen)”:

    10830

    Bloembollen en -knollen

    10840

    Snijbloemen, bloesems en bloemknoppen

    10850

    Bloemen en sierplanten

    Groen geoogste gewassen

    10910

    Tijdelijk grasland

    Andere groen geoogste gewassen:

    10921

    Voedermaïs

    10922

    Peulvruchten

    10923

    Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd

    11000

    Zaaizaad en zaailingen op bouwland

    11100

    Andere gewassen op bouwland

    Braakland

    11210

    Braakland, zonder financiële steun

    11220

    Braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend

    11300

    Zaaiklaar verhuurd land, met inbegrip van land dat als loon in natura ter beschikking wordt gesteld van personeel

    20000

    Tuinen voor eigen gebruik

    Blijvend grasland

    30100

    Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

    30200

    Weiden met geringe opbrengst

    30300

    Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

    Meerjarige teelten

    Fruit, waarvan:

    40111

    Appelen

    40112

    Peren

    40113

    Perziken en nectarines

    40114

    Ander fruit van gematigde zones

    40115

    Fruit van subtropische of tropische zones

    40120

    Kleinfruit

    40130

    Noten

    Citrusvruchtaanplantingen

    40210

    Sinaasappelen

    40220

    Tangerines, mandarijnen, clementines en dergelijke kleine vruchten

    40230

    Citroenen

    40290

    Overige citrusvruchten

    Olijfboomgaarden

    40310

    Tafelolijven

    40320

    Olijven voor oliewinning (verkocht in de vorm van vruchten)

    40330

    Olijfolie

    40340

    Bijproducten van de olijventeelt

    Wijngaarden

    40411

    Kwaliteitswijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

    40412

    Kwaliteitswijn met beschermde geografische aanduiding (BGA)

    40420

    Overige wijnen

    40430

    Tafeldruiven

    40440

    Krenten en rozijnen

    40451

    Wijndruiven voor kwaliteitswijn met beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

    40452

    Wijndruiven voor kwaliteitswijn met beschermde geografische aanduiding (BGA)

    40460

    Wijndruiven voor overige wijn

    40470

    Diverse producten van de wijnbouw: druivenmost, sap, brandewijn, wijnazijn e.a. voor zover zij op het bedrijf worden geproduceerd

    40480

    Bijproducten van de wijnbouw (druivenmoer, droesem enz.)

    40500

    Boomkwekerijgewassen

    Andere meerjarige teelten

    40610

    Kerstbomen

    40690

    Overige

    40700

    Meerjarige teelten onder glas

    40800

    Aanwas van jonge aanplantingen

    Overig areaal

    50100

    Oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond

    50200

    Bosareaal

    50210

    waarvan hakhoutbosjes

    50900

    Andere gronden (gebouwen, erven, wegen, vijvers, steengroeven, onvruchtbare gronden, rotsen enz.)

    60000

    Champignons

    Overige producten en ontvangsten

    90100

    Ontvangsten uit het verpachten van landbouwgrond

    90200

    Door oogstverzekeringen betaalde vergoedingen die niet aan een specifiek gewas kunnen worden toegerekend

    90300

    Plantaardige bijproducten, andere dan die van de olijventeelt en de wijnbouw

    90310

    Stro

    90320

    Suikerbietenkoppen

    90330

    Andere bijproducten

    90900

    Overige

    De codes voor de teeltwijze worden uit de onderstaande lijst gekozen:

    Code (**)

    Omschrijving

    0

    Niet van toepassing: deze code wordt gebruikt voor verwerkte producten, producten in voorraad en bijproducten.

    1

    Teelten in volle grond — hoofdgewas, gecombineerd gewas: hoofdgewassen en gecombineerde gewassen in volle grond omvatten:

    gewassen als enige teelt, d.w.z. gewassen die tijdens het boekjaar als enige op een bepaalde oppervlakte worden verbouwd,

    gemengde gewassen: gewassen die gelijktijdig worden gezaaid, verzorgd en geoogst en waarvan de opbrengst een mengsel is,

    van de tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar verbouwde gewassen, het gewas dat de grond het langst in beslag neemt,

    gewassen die gedurende een bepaalde periode gelijktijdig op eenzelfde perceel voorkomen en gewoonlijk ieder afzonderlijk tijdens het boekjaar een oogst opleveren. De totale desbetreffende oppervlakte wordt aan elk van deze gewassen toegerekend in verhouding tot de werkelijk benutte oppervlakte,

    akkerbouwmatig geteelde verse groenten, meloenen en aardbeien.

    2

    Teelten in volle grond — voor- en nagewassen: voor- en nagewassen in volle grond omvatten de gewassen die tijdens het boekjaar op een bepaalde oppervlakte na elkaar zijn verbouwd en niet als hoofdgewas worden beschouwd.

    3

    Tuinbouwgewassen en bloemen in open grond: tuinbouwgewassen en bloemen in open grond omvatten verse groenten, meloenen en aardbeien in intensieve teelt in open grond en bloemen en sierplanten in open grond.

    4

    Gewassen onder betreedbare beschermingsinstallatie: gewassen onder betreedbare beschermingsinstallatie omvatten verse groenten, meloenen en aardbeien onder beschutting, bloemen en sierplanten (éénjarig of blijvend) onder beschutting en blijvende teelten onder beschutting.

    De codes voor ontbrekende gegevens worden uit de onderstaande lijst gekozen:

    Code (***)

    Omschrijving

    0

    Geen ontbrekende gegevens

    1

    Geen boeking van de oppervlakte: deze code wordt vermeld als de oppervlakte van een gewas niet wordt aangegeven, bijvoorbeeld in het geval van de verkoop van producten van marktbare gewassen die op stam zijn gekocht of afkomstig zijn van grond welke incidenteel voor een kortere duur dan één jaar is gehuurd, en in het geval van verwerkte producten die zijn verkregen uit plantaardige producten.

    2

    Geen boeking van de productie (op contract): deze code wordt vermeld als het gaat om gewassen op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te vermelden.

    3

    Geen boeking van de productie (niet op contract): deze code wordt vermeld als het gaat om niet op contract geteelde gewassen waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te vermelden.

    4

    Geen boeking van oppervlakte of productie: deze code wordt vermeld als de oppervlakte en de daadwerkelijke productie ontbreken.

    De gegevens over de tijdens het boekjaar geproduceerde gewassen worden geregistreerd in de format van tabel I „Gewassen”. De gegevens over elk gewas worden telkens in een aparte tabel opgenomen. De inhoud van de tabel wordt gedefinieerd door het kiezen van een code voor de gewascategorie, een code voor de teeltwijze en een code voor ontbrekende gegevens.

    Gedetailleerde gegevens over aardappelen (de codes 10310 en 10390), verse groenten, meloenen en aardbeien (de codes 10731, 10732, 10733, 10734, 10735, 10736, 10737, 10738, 10739 en 10790), bloemen en sierplanten (de codes 10830, 10840 en 10850) en bijproducten (de codes 90310, 90320 en 90330) hoeven alleen te worden vermeld als die gegevens in de bedrijfsboekhouding voorkomen.

    INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL I

    Tabel I omvat zeven rijen met de volgende inlichtingengroepen: oppervlakte (A), begininventaris (OV), eindinventaris (CV), productie (PR), verkopen (SA), eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura (FC) en intern verkeer (FU).

    Voorts heeft tabel I zes kolommen waarin voor elk gewas de volgende gegevens worden vermeld: de totale oppervlakte (TA), de geïrrigeerde oppervlakte (IR), de oppervlakte die voor energiegewassen is gebruikt (EN), de oppervlakte die voor de productie van ggo-gewassen is gebruikt (GM), de geproduceerde en de verkochte hoeveelheid (Q) en de waarde (V). Voor elke inlichtingengroep worden de volgende kolommen ingevuld:

    A   Oppervlakte

    Voor de inlichtingengroep „oppervlakte” (A) worden vermeld: de totale oppervlakte (TA), de geïrrigeerde oppervlakte (IR), de oppervlakte die voor energiegewassen is gebruikt (EN) en de oppervlakte die voor de productie van ggo-gewassen is gebruikt (GM). Telkens wordt de oppervlakte aangegeven in are (100 are = 1 ha) behalve die voor de teelt van champignons, die in vierkante meter wordt aangeduid.

    OV   Begininventaris

    Voor de inlichtingengroep „begininventaris” (OV) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die in voorraad (opslag) zijn bij het begin van het boekjaar. De producten worden gewaardeerd tegen de prijzen af boerderij op de inventarisdatum.

    CV   Eindinventaris

    Voor de inlichtingengroep „eindinventaris” (CV) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die in voorraad (opslag) zijn bij het einde van het boekjaar. De producten worden gewaardeerd tegen de prijzen af boerderij op de inventarisdatum.

    PR   Productie

    Voor de inlichtingengroep „productie” (PR) worden de hoeveelheden gewassen vermeld die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd (Q) (zonder de verliezen op het veld of op de boerderij). Deze hoeveelheden worden aangegeven voor de hoofdproducten van het bedrijf (dus niet voor de bijproducten).

    Deze hoeveelheden worden uitgedrukt in kwintaal (100 kg), behalve voor wijn en aanverwante producten, die in hectoliter worden vermeld. Als het wegens de verkoopvoorwaarden voor een product niet mogelijk is de daadwerkelijke productie in 100 kg te bepalen (bv. verkoop op stam of contractteelt), wordt voor gewassen op contract code 2 (ontbrekend gegeven) vermeld en in de overige gevallen code 3.

    SA   Totale verkoop

    Voor de inlichtingengroep „verkopen” (SA) worden de verkochte hoeveelheden (Q) en de waarde van de verkopen (V) vermeld van de producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of die tijdens het boekjaar zijn geoogst. Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”.

    FC   Eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura

    Voor de inlichtingengroep „eigen huishoudelijk verbruik en betalingen in natura” (FC) wordt de waarde (V) vermeld van de producten die door het huishouden van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura). Deze producten worden gewaardeerd tegen prijzen af boerderij.

    FU   Intern verkeer

    Voor de inlichtingengroep „intern verkeer” (FU) wordt de waarde (V) vermeld van de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Dit houdt in:

    veevoer:

    waarde van de marktbare producten van het bedrijf (producten die regelmatig verhandeld worden) die gedurende het boekjaar als veevoer zijn gebruikt. Stro van het bedrijf dat als veevoer of strooisel is verbruikt, wordt slechts in aanmerking genomen voor zover het een marktbaar product vormt in het desbetreffende gebied en boekjaar. De desbetreffende producten worden gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij;

    zaaigoed:

    waarde van de marktbare producten van het bedrijf die tijdens het jaar zijn gebruikt als zaaigoed. Dit zaaigoed wordt gewaardeerd tegen verkoopprijzen af boerderij;

    ander gebruik op het bedrijf (inclusief producten gebruikt voor het bereiden van maaltijden voor vakantiegangers).

    Tabel J

    Dieren

    Structuur van de tabel

    Categorie dieren

    Code (*)


     

    Kolommen

    Inlichtingengroep

    Gemiddeld aantal

    Aantal

    Waarde

    A

    N

    V

    AN

    Gemiddeld aantal

     

    OV

    Begininventaris

     

     

    CV

    Eindinventaris

     

     

    PU

    Aankopen

     

     

    SA

    Totaal van de verkopen

     

     

    SS

    Verkopen voor de slacht

     

     

    SR

    Verkopen voor verdere opfok/fokdoeleinden

     

     

    SU

    Verkopen met onbekende bestemming

     

     

    FC

    Verbruik in de huishouding

     

     

    FU

    Intern verkeer

     

     


    Code (*)

    Omschrijving

    100

    Paardachtigen

    210

    Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan een jaar

    220

    Mannelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    230

    Vrouwelijke runderen tussen een en twee jaar oud

    240

    Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

    251

    Fokvaarzen

    252

    Mestvaarzen

    261

    Melkkoeien

    262

    Buffelkoeien

    269

    Andere koeien

    311

    Fokooien

    319

    Andere schapen

    321

    Vrouwelijke geiten voor de voortplanting

    329

    Andere geiten

    410

    Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

    420

    Fokzeugen van 50 kg en meer

    491

    Mestvarkens

    499

    Andere varkens

    510

    Pluimvee — slachtkuikens

    520

    Legkippen

    530

    Ander pluimvee

    610

    Moederkonijnen (voedsters)

    699

    Andere konijnen

    700

    Bijen

    900

    Andere dieren

    Categorie dieren

    De volgende categorieën dieren worden onderscheiden:

    100.

    Paardachtigen

    Inclusief ren- en rijpaarden, ezels, muildieren, muilezels enz.

    210.

    Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar

    220.

    Mannelijke runderen tussen één en twee jaar oud

    230.

    Vrouwelijke runderen tussen één en twee jaar oud

    Niet inbegrepen zijn vrouwelijke runderen die reeds hebben gekalfd.

    240.

    Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

    251.

    Fokvaarzen

    Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en voor de fokkerij zijn bestemd.

    252.

    Mestvaarzen

    Vrouwelijke runderen die ten minste twee jaar oud zijn, nog niet hebben gekalfd en niet voor de fokkerij zijn bestemd.

    261.

    Melkkoeien

    Vrouwelijke runderen die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten. Omvat afgemolken koeien.

    262.

    Buffelkoeien

    Vrouwelijke buffels die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gehouden voor de productie van melk, bestemd voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten. Omvat afgemolken buffelkoeien.

    269.

    Andere koeien

    1.

    Vrouwelijke runderen die hebben gekalfd (inclusief die jonger dan twee jaar) en die uitsluitend of hoofdzakelijk voor het zogen van kalveren worden gehouden en waarvan de melk niet voor menselijke consumptie of voor verwerking tot zuivelproducten is bestemd.

    2.

    Werkkoeien.

    3.

    Uitstootkoeien (die al dan niet vóór het slachten worden gemest) uitgezonderd afgemolken koeien.

    In de categorieën 210 tot en met 252 en 269 worden ook de overeenkomstige categorieën buffels opgenomen.

    311.

    Fokooien

    Vrouwelijke schapen die ten minste één jaar oud zijn en voor de fokkerij zijn bestemd.

    319.

    Andere schapen

    Schapen van alle leeftijden met uitzondering van fokooien.

    321.

    Vrouwelijke geiten voor de voortplanting

    329.

    Andere geiten

    Andere geiten dan vrouwelijke geiten voor de voortplanting.

    410.

    Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

    Biggen van minder dan 20 kg, uitgedrukt in levend gewicht.

    420.

    Fokzeugen van 50 kg en meer

    Fokzeugen van ten minste 50 kg. Niet inbegrepen zijn uitgeschifte zeugen (zie categorie 499 „andere varkens”).

    491.

    Mestvarkens

    Mestvarkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg. Niet inbegrepen zijn uitgeschifte zeugen en beren (zie categorie 499 „andere varkens”).

    499.

    Andere varkens

    Varkens met een levend gewicht van ten minste 20 kg met uitzondering van fokzeugen (zie categorie 420) en van mestvarkens (zie categorie 491).

    510.

    Pluimvee — slachtkuikens

    Slachtkuikens. Niet inbegrepen zijn leghennen en oudere leghennen. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens.

    520.

    Legkippen

    Inbegrepen zijn jonge hennen, leghennen, oudere leghennen en fokhanen voor leghennen. Jonge hennen zijn hennen die nog niet legrijp zijn. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens.

    530.

    Ander pluimvee

    Omvat eenden, kalkoenen, ganzen, parelhoenders, struisvogels en fokhanen (uitgezonderd fokhanen voor leghennen). Inbegrepen zijn vrouwelijke fokdieren. Niet inbegrepen zijn eendagskuikens.

    610.

    Moederkonijnen (voedsters)

    699.

    Andere konijnen

    700.

    Bijen

    Wordt uitgedrukt in bijenvolken (aantal bezette kasten of korven).

    900.

    Andere dieren

    Omvat eendagskuikens, herten, bizons en vissen. Ook inbegrepen zijn pony's en andere voor boerderijtoerisme gebruikte dieren. Niet inbegrepen zijn de producten van deze andere dieren (zie tabel K, categorie 900).

    INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL J

    J.AN   Gemiddeld aantal (uitsluitend kolom A)

    Een eenheid komt overeen met de aanwezigheid van één dier op het bedrijf gedurende een volledig jaar. De dieren worden geteld in verhouding tot de duur van hun aanwezigheid op het bedrijf tijdens het boekjaar.

    Het gemiddeld aantal wordt bepaald ofwel aan de hand van periodieke inventarisatie ofwel aan de hand van een register van aan- en afvoer. Het omvat alle op het bedrijf aanwezige dieren, met inbegrip van de op contract opgefokte of gemeste dieren (dieren die niet aan het bedrijf toebehoren doch er worden opgefokt of gemest onder zodanige omstandigheden dat deze activiteit in hoofdzaak neerkomt op een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan de opfok of mesterij van deze dieren) en de in- of uitgeschaarde dieren gedurende de periode dat deze op het bedrijf aanwezig zijn.

    Gemiddeld aantal (kolom A)

    Het gemiddeld aantal wordt vermeld in honderdsten van dieren behalve voor pluimvee en konijnen, die in aantal dieren worden aangegeven.

    Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    J.OV   Begininventaris

    Dieren in eigendom van het bedrijf bij het begin van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks of in bijenvolken, in twee decimalen.

    Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de dieren is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor de bijenvolken (categorie 700).

    J.CV   Eindinventaris

    Aantal dieren in eigendom van het bedrijf aan het einde van het boekjaar, ongeacht of de dieren op dat tijdstip al of niet op het bedrijf aanwezig zijn.

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks of in bijenvolken, in twee decimalen.

    Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de dieren is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor de bijenvolken (categorie 700).

    J.PU   Aankopen

    Alle dieren die tijdens het boekjaar zijn aangekocht.

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de aankopen omvat ook de aankoopkosten. De betrokken premies en subsidies worden niet afgetrokken van het totaal van deze aankopen, maar worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 5100 tot en met 5900).

    J.SA   Totaal van de verkopen

    Alle dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht.

    Dit omvat de verkoop van dieren of vlees aan de consument voor eigen gebruik, ongeacht of de dieren op het bedrijf worden geslacht of niet.

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (code 900).

    Waarde (kolom V)

    Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden zij niet afgetrokken van het totaal van de verkopen, maar vermeld onder code 2090 („overige specifieke kosten van de veehouderij”). De betrokken premies en subsidies worden niet meegerekend in het totaal van de verkopen, maar worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900).

    J.SS   Verkopen voor de slacht

    De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht voor de slacht. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor fokvaarzen (code 251), bijen (code 700) en andere dieren (code 900).

    Aantal (kolom N)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    Waarde (kolom V)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    J.SR   Verkopen voor verdere opfok of voor fokdoeleinden

    De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht voor verdere opfok of voor fokdoeleinden. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor mestvaarzen (code 252), bijen (code 700) en andere dieren (code 900).

    Aantal (kolom N)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    Waarde (kolom V)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    J.SU   Verkopen met onbekende bestemming

    De dieren die tijdens het boekjaar zijn verkocht, maar waarvan de bestemming niet bekend is. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor bijen (code 700) en voor andere dieren (code 900).

    Aantal (kolom N)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    Waarde (kolom V)

    Zie „Totaal van de verkopen”.

    J.FC   Verbruik in de huishouding en betalingen in natura

    Tijdens het boekjaar in de huishouding verbruikte of als betaling in natura gegeven dieren.

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de dieren is hun waarde in het economisch verkeer.

    J.FU   Intern verkeer

    De dieren die tijdens het boekjaar als productiemiddel voor verdere verwerking op het bedrijf worden gebruikt in de context van andere winstgevende werkzaamheden. Omvat dieren die zijn gebruikt voor:

    catering, toeristische accommodatie;

    verwerking van dieren tot vleesproducten en veevoer.

    De verkoop van dieren of vlees, ongeacht of de dieren al dan niet op het bedrijf zijn geslacht, is uitgesloten (zie de toelichting bij de verkopen SA).

    Deze waarde wordt ook in tabel H als kosten van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden vermeld onder code 4070 („specifieke kosten van vleesverwerking en van de verwerking van andere dierlijke producten”).

    Aantal (kolom N)

    Het aantal dieren wordt uitgedrukt in stuks, in twee decimalen. Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor „andere dieren” (categorie 900).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de dieren is hun waarde in het economisch verkeer.

    Tabel K

    Dierlijke producten en diensten

    Structuur van de tabel

    Categorie dierlijke producten of diensten

    Code (*)

    Ontbrekende gegevens

    Code (**)


     

    Kolommen

    Inlichtingengroep

    Hoeveelheid

    Waarde

    Q

    V

    OV

    Begininventaris

     

     

    CV

    Eindinventaris

     

     

    PR

    Productie

     

    SA

    Verkopen

     

     

    FC

    Verbruik in de huishouding

     

     

    FU

    Intern verkeer

     

     


    Code (*)

    Omschrijving

    261

    Koemelk

    262

    Buffelmelk

    311

    Schapenmelk

    321

    Geitenmelk

    330

    Wol

    531

    Eieren voor menselijke consumptie

    532

    Broedeieren (alle soorten pluimvee)

    700

    Honing en producten van de bijenteelt

    800

    Mest

    900

    Andere dierlijke producten

    1100

    Veehouderij op contract

    1120

    Runderen op contract

    1130

    Schapen en/of geiten op contract

    1140

    Varkens op contract

    1150

    Pluimvee op contract

    1190

    Overige dieren op contract

    1200

    Andere diensten met betrekking tot dieren


    Code (**)

    Omschrijving

    0

    Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

    1

    Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dierlijke producten.

    2

    Code 2 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    3

    Code 3 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    4

    Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

    Categorieën dierlijke producten en diensten

    De volgende categorieën dierlijke producten en diensten worden onderscheiden:

    261.

    Koemelk

    262.

    Buffelmelk

    311.

    Schapenmelk

    321.

    Geitenmelk

    330.

    Wol

    531.

    Eieren voor menselijke consumptie (alle soorten pluimvee)

    532.

    Broedeieren (alle soorten pluimvee)

    700.

    Honing en producten van de bijenteelt: honing, hydromel en andere producten en bijproducten van de bijenteelt

    800.

    Mest

    900.

    Andere dierlijke producten (dekgeld, embryo's, was, ganzen- of eendenlever, melk van andere dieren enz.)

    1100.

    Veehouderij op contract

    Ontvangsten voor veehouderij op contract op zodanige voorwaarden dat het voornamelijk gaat om een dienstverlening door het bedrijfshoofd, waarbij deze laatste niet het economische risico draagt dat gewoonlijk eigen is aan mesterij of andere veehouderij.

    Nadere gegevens over categorie 1100 „Veehouderij op contract”:

    De details moeten worden vermeld indien zij beschikbaar zijn in de boekhouding van het bedrijf.

    1120.

    Runderen op contract

    1130.

    Schapen en/of geiten op contract

    1140.

    Varkens op contract

    1150.

    Pluimvee op contract

    1190.

    Overige dieren op contract

    1200.

    Andere diensten met betrekking tot dieren

    Bedrag van de ontvangsten voor andere diensten met betrekking tot dieren (weidegeld enz.).

    Codes voor ontbrekende gegevens

    De volgende codes moeten worden gebruikt:

    Code 0

    :

    Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

    Code 1

    :

    Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dierlijke producten.

    Code 2

    :

    Code 2 wordt vermeld als het gaat om dierlijke productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    Code 3

    :

    Code 3 wordt vermeld als het gaat om de dierlijke productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    Code 4

    :

    Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

    INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL K

    Voor mest (code 800) worden alleen gegevens over de verkopen (SA) verstrekt.

    Voor de andere dierlijke producten (code 900) wordt slechts de waarde (in kolom V) verstrekt, aangezien voor een samenstel van heterogene producten geen hoeveelheid kan worden opgegeven.

    Voor diensten met betrekking tot dieren zoals veehouderij op contract (de codes 1100 tot en met 1190) en andere diensten (code 1200) worden alleen de ontvangsten vermeld; dit gebeurt onder „verkopen” (SA) in kolom „waarde” (V).

    Hoeveelheid (kolom Q)

    De hoeveelheden worden uitgedrukt in kwintaal (100 kg) behalve voor eieren (de codes 531 en 532), die in duizendtallen worden vermeld.

    Voor honing en andere producten van de bijenteelt (code 700) wordt de hoeveelheid uitgedrukt in honingequivalent.

    OV   Begininventaris

    De producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel.

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Zie de instructies voor tabel K.

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer op de inventarisdatum.

    CV   Eindinventaris

    Waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het einde van het boekjaar, uitgezonderd de veestapel.

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Zie de instructies voor tabel K

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer op de inventarisdatum.

    PR   Productie tijdens het boekjaar

    Hoeveelheid (kolom Q)

    De hoeveelheden dierlijke producten die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd (zonder eventuele verliezen). Deze hoeveelheden worden aangegeven voor de hoofdproducten van het bedrijf (dus niet voor de bijproducten). Omvat de productie die wordt gebruikt voor verwerking in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden.

    De door kalveren bij de koe gezogen melk is niet in de productie begrepen.

    SA   Verkopen

    Het totaal van de tijdens het boekjaar verkochte producten (producten die in voorraad waren bij het begin van het boekjaar of die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd).

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Zie de instructies voor tabel K.

    Waarde (kolom V)

    Bedrag (reeds tijdens het boekjaar ontvangen of nog niet) van de verkopen van producten in voorraad bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar.

    Het bedrag van de verkochte producten omvat de waarde van de teruggeleverde producten (ondermelk enz.). Die waarde wordt eveneens vermeld bij de kosten van het bedrijf.

    Eventuele schadeloosstellingen (bv. een uitkering in het kader van een verzekering tegen hagelschade) gedurende het boekjaar worden toegevoegd aan de verkopen van de desbetreffende producten, voor zover zij aan de productie ervan kunnen worden toegerekend. Zo niet worden zij in tabel I „Gewassen” onder 90900 „overige” vermeld.

    Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900).

    Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”, onder code 2090 („overige specifieke kosten van de veehouderij”) of 3090 („overige specifieke kosten van gewassen”).

    FC   Verbruik in de huishouding en betalingen in natura

    Producten die door de huishouding van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura). Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor broedeieren (code 532).

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Zie de instructies voor tabel K.

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer.

    FU   Intern verkeer

    Omvat de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Hierbij gaat het om:

    veevoer: de marktbare producten van het bedrijf (producten die regelmatig verhandeld worden) die gedurende het boekjaar als veevoer zijn gebruikt. Door kalveren bij de koe gezogen melk wordt niet tot het intern verkeer gerekend;

    producten die worden gebruikt in het kader van andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden:

    catering, toeristische accommodatie enz.,

    voor verdere verwerking (tot boter of kaas verwerkte melk enz.).

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Zie de instructies voor tabel K.

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer. Die waarde wordt eveneens vermeld bij de kosten van het bedrijf.

    Tabel L

    Andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

    Structuur van de tabel

    Categorie andere winstgevende werkzaamheden

    Code (*)

    Ontbrekende gegevens

    Code (**)


     

    Kolommen

    Inlichtingengroep

    Hoeveelheid

    Waarde

    Q

    V

    OV

    Begininventaris

     

    CV

    Eindinventaris

     

    PR

    Productie

     

    SA

    Verkopen

     

    FC

    Verbruik in de huishouding

     

    FU

    Intern verkeer

     


    Code (*)

    Omschrijving

    261

    Verwerking van koemelk

    262

    Verwerking van buffelmelk

    311

    Verwerking van schapenmelk

    321

    Verwerking van geitenmelk

    900

    Verwerking van vlees of andere dierlijke producten

    1010

    Verwerking van gewassen

    1020

    Bosbouw en houtverwerking

    2010

    Loonwerk

    2020

    Toerisme, accommodatie, catering en andere vormen van vrijetijdsbesteding

    2030

    Opwekking van hernieuwbare energie

    9000

    Andere „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden”


    Code (**)

    Omschrijving

    0

    Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

    1

    Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dieren of dierlijke of plantaardige producten.

    2

    Code 2 wordt vermeld als het gaat om een productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    3

    Code 3 wordt vermeld als het gaat om een productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    4

    Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

    De definitie van een AWW is die welke wordt gebruikt in de enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven (bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1166/2008) en in de communautaire typologie van de landbouwbedrijven (artikel 4 van en bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1242/2008). Behalve in uitzonderlijke gevallen volgt deze definitie de Statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE herz.2) en de Handleiding land- en bosbouwrekeningen EAA/EAF 97 herz.1.1.

    Bij „andere winstgevende werkzaamheden” (AWW's) die rechtstreeks met het bedrijf verband houden, gaat het om niet-agrarische activiteiten die een economische impact op het bedrijf hebben en waarvoor gebruik wordt gemaakt van de agrarische hulpbronnen (productiemiddelen of producten) van het bedrijf.

    In dit verband wordt met „winstgevende werkzaamheden” actief werk bedoeld; zuiver financiële investeringen blijven daarom buiten beschouwing. Het verpachten van grond of andere agrarische hulpbronnen van het bedrijf voor diverse activiteiten zonder verdere betrokkenheid bij die activiteiten wordt niet als een AWW beschouwd, maar als onderdeel van de landbouwactiviteit van het bedrijf.

    De verwerking van landbouwproducten wordt als een AWW beschouwd, tenzij de verwerking wordt beschouwd als een onderdeel van een landbouwactiviteit. De verwerking van wijn en de productie van olijfolie zijn daarom uitgesloten tenzij de ingekochte hoeveelheid wijn of olijfolie aanzienlijk is.

    De verwerking van een primair landbouwproduct tot een verwerkt secundair product op het bedrijf, ongeacht of de grondstoffen op het bedrijf worden geproduceerd of elders worden gekocht, wordt als een AWW beschouwd. Dit omvat onder meer de verwerking van vlees, de bereiding van kaas enz.

    Categorieën andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

    De volgende categorieën AWW's worden onderscheiden:

    261.

    Verwerking van koemelk

    262.

    Verwerking van buffelmelk

    311.

    Verwerking van schapenmelk

    321.

    Verwerking van geitenmelk

    900.

    Verwerking van vlees of andere dierlijke producten

    1010.

    Verwerking van plantaardige producten, met uitzondering van wijn en olijfolie. Omvat de productie van alcohol uit andere landbouwproducten dan druiven, cider of perenwijn.

    1020.

    Bosbouw en houtverwerking. Omvat de verkopen, tijdens het boekjaar, van gekapt hout en hout op stam, van andere bosproducten dan hout (kurk, hars enz.) en van verwerkt hout.

    2010.

    Loonwerk voor derden. De verhuur van bedrijfsmachines zonder arbeidskrachten van het bedrijf of het loutere inzetten van arbeidskrachten van het bedrijf voor loonwerk worden niet als AWW's beschouwd, maar als onderdelen van de landbouwactiviteit.

    2020.

    Toerisme, accommodatie, catering en andere vormen van vrijetijdsbesteding. Zij omvatten de dankzij het toerisme ontvangen vergoedingen (voor de verhuur van kampeerplaatsen en vakantieverblijven, het beschikbaar stellen van faciliteiten voor paardrijden, jacht- en visserijverhuur enz.).

    2030.

    Opwekking van hernieuwbare energie. Hierbij gaat het om de opwekking van hernieuwbare energie voor de markt, inclusief biogas, biobrandstof en elektriciteit, met windturbines of andere installaties of uit landbouwgrondstoffen. Niet inbegrepen, maar beschouwd als onderdeel van de landbouwactiviteit van het bedrijf, zijn:

    de opwekking van hernieuwbare energie voor eigen gebruik op het bedrijf;

    het verhuren van grond of dakoppervlakte voor de oprichting van windmolens of de installatie van zonnepanelen;

    de verkoop van grondstoffen aan een ander bedrijf voor de opwekking van hernieuwbare energie.

    9000.

    Andere „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden”. Andere winstgevende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het bedrijf, niet elders genoemd.

    Codes voor ontbrekende gegevens

    De volgende codes moeten worden gebruikt:

    Code 0

    :

    Als geen enkel gegeven ontbreekt, wordt codenummer 0 vermeld.

    Code 1

    :

    Code 1 wordt vermeld als de productie is verkregen door de verwerking van aangekochte dieren of dierlijke of plantaardige producten.

    Code 2

    :

    Code 2 wordt vermeld als het gaat om een productie op contract waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    Code 3

    :

    Code 3 wordt vermeld als het gaat om een productie, niet op contract, waarvoor het wegens de verkoopvoorwaarden niet mogelijk is de daadwerkelijke productie te bepalen (kolom Q).

    Code 4

    :

    Code 4 wordt vermeld als de daadwerkelijke productie ontbreekt.

    INLICHTINGENGROEPEN IN TABEL L

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Deze hoeveelheden moeten worden aangegeven in kwintaal (100 kg).

    Voor verwerkte producten op basis van melk (de codes 261, 262, 321 en 322) wordt de geproduceerde hoeveelheid vloeibare melk aangegeven ongeacht de vorm (room, boter, kaas enz.) waarin zij wordt verkocht, wordt verbruikt in de huishouding, als betaling in natura wordt gegeven of in eigen bedrijf wordt gebruikt.

    L.OV   Begininventaris

    De waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar.

    Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020), opwekking van hernieuwbare energie (code 2030) en andere „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” (code 9000).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de producten is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.

    L.CV   Eindinventaris

    De waarde van de producten in voorraad (opslag) bij het einde van het boekjaar.

    Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010), toeristische activiteiten (code 2020), opwekking van hernieuwbare energie (code 2030) en andere „andere rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden” (code 9000).

    Waarde (kolom V)

    De waarde van de producten is de waarde in het economisch verkeer min de geraamde verkoopkosten op de inventarisdatum.

    L.PR   Productie van het boekjaar

    Hoeveelheid (kolom Q)

    Dit gegeven hoeft alleen te worden verstrekt voor de categorieën die op de melkverwerking betrekking hebben (de codes 261 tot en met 321).

    Bedoeld is de hoeveelheid vloeibare melk die tijdens het boekjaar op het bedrijf is geproduceerd en die voor de bereiding van de verwerkte producten wordt gebruikt.

    L.SA   Verkopen

    Het totaal van de tijdens het boekjaar verkochte producten (producten die in voorraad waren bij het begin van het boekjaar of die tijdens het boekjaar zijn geproduceerd) en de ontvangsten van andere winstgevende werkzaamheden.

    Waarde (kolom V)

    Totaalbedrag (reeds tijdens het boekjaar ontvangen of nog niet) van de verkopen van producten die bij het begin van het boekjaar in voorraad waren of tijdens het boekjaar zijn geproduceerd.

    Eventuele schadeloosstellingen (bv. verzekeringsuitkeringen) gedurende het boekjaar worden toegevoegd aan het totaal van de verkopen van de desbetreffende producten, voor zover zij aan de productie ervan kunnen worden toegerekend. Zo niet worden zij in tabel I „Gewassen” onder code 90900 „overige” vermeld.

    Tijdens het boekjaar ontvangen premies en subsidies voor producten zijn niet begrepen in het bedrag van de verkopen; zij worden vermeld in tabel M „Subsidies”, in de desbetreffende categorie (de codes 2110 tot en met 2900). Als de eventuele verkoopkosten bekend zijn, worden die niet afgetrokken van het bedrag van de verkopen, maar vermeld in tabel H „Productiemiddelen”, in de desbetreffende categorie van specifieke AWW-kosten (de codes 4010 tot en met 4040).

    L.FC   Verbruik in de huishouding en betalingen in natura

    Producten die door de huishouding van het bedrijfshoofd zijn verbruikt en/of zijn gebruikt als betaling in natura voor goederen en diensten (waaronder loon in natura).

    Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010) en toeristische activiteiten (code 2020).

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer.

    L.   Intern verkeer

    Omvat de producten in voorraad (opslag) bij het begin van het boekjaar en/of geproduceerd tijdens het boekjaar, die gedurende het boekjaar op het bedrijf werden gebruikt als productiemiddel. Hierbij gaat het om producten die op het bedrijf zijn verwerkt (melk verwerkt tot kaas, granen verwerkt tot brood, vlees verwerkt tot ham enz.) en gebruikt voor de catering of voor toeristische accommodatie.

    Dit gegeven hoeft niet te worden verstrekt voor loonwerk (code 2010) en toeristische activiteiten (code 2020).

    Waarde (kolom V)

    De producten worden gewaardeerd tegen hun waarde in het economisch verkeer.

    Tabel M

    Subsidies

    Structuur van de tabel

    Categorie subsidies

    Code (*)

     

    Financieringswijze

    Code (**)

    Basiseenheid

    Code (***)

    Inlichtingengroep

    Kolommen

    Aantal basiseenheden

    Waarde

    N

    V

    S

    Subsidie

     

     

    De codes voor de categorieën subsidies moeten uit de onderstaande lijst worden gekozen:

    Subsidiecategorie:

    Code (*)

    Omschrijving

    Bedrijfstoeslagregeling

    1110

    „normaal”

    1120

    grasland

    1130

    bijzonder toeslagrecht

    1200

    Regeling inzake één enkele areaalbetaling

    Artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad  (10)

    2110

    Steun voor de zuivelsector

    2120

    Steun voor de rundvleessector

    2130

    Steun voor de schapen- en geitensector

    2140

    Steun voor de rijstsector

    2150

    Steun voor andere gewassen

    2160

    Steun voor andere dieren

    2170

    Ontkoppelde steun

    Geselecteerde gekoppelde rechtstreekse EU-betalingen

    2210

    Zoogkoeienpremie

    2220

    Aanvullende zoogkoeienpremie

    2230

    Ooien- en geitenpremie

    2240

    Aanvullende ooien- en geitenpremie

    2250

    Katoen

    2270

    Andere groenten & fruit

    Andere gekoppelde rechtstreekse betalingen voor specifieke activiteiten

    Akkerbouwgewassen

    2311

    Granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen

    2312

    Aardappelen

    2313

    Suikerbieten

    2314

    Handelsgewassen

    2315

    Groenten

    2316

    Braakland

    2319

    Niet gedefinieerde akkerbouwgewassen

    2320

    Blijvend grasland

    Meerjarige teelten

    2331

    Bessen en noten

    2332

    Pit- en steenvruchten

    2333

    Citrusvruchtaanplantingen

    2334

    Olijfboomgaarden

    2335

    Wijngaarden

    2339

    Niet gedefinieerde meerjarige teelten

    Dieren

    2341

    Zuivelsector

    2342

    Rundvlees

    2343

    Niet gedefinieerd vee

    2344

    Schapen en geiten

    2345

    Varkens en pluimvee

    2349

    Niet gedefinieerde dieren

    Leningen en subsidies van buitengewone aard

    2810

    Betalingen bij rampen

    2890

    Overige

    2900

    Subsidies die niet aan één bepaalde activiteit kunnen worden toegerekend of niet onder één van de bovenstaande codes kunnen worden geregistreerd

    Plattelandsontwikkeling

    3100

    Investeringssubsidies

    3200

    Overige — zwaartepunt 1

    3300

    Agromilieu- en dierenwelzijnsbetalingen

    3400

    Natura 2000-betalingen zonder bosbouw

    3500

    Betalingen voor natuurlijke handicaps in berggebieden en betalingen in andere gebieden met handicaps

    3600

    Bosbouw, met inbegrip van Natura 2000-betalingen voor bosbouw

    3700

    Overige — zwaartepunt 2

    3900

    Andere betalingen voor plattelandsontwikkeling

    Premies en subsidies voor kosten

    4100

    Lonen en sociale lasten

    4200

    Motorbrandstoffen

    Vee

    4310

    Veevoeder voor graasdieren

    4320

    Veevoeder voor varkens en pluimvee

    4330

    Overige kosten van de veehouderij

    Gewassen

    4410

    Zaden

    4420

    Meststoffen

    4430

    Gewasbescherming

    4440

    Overige specifieke kosten van gewassen

    Algemene bedrijfskosten

    4510

    Elektriciteit

    4520

    Verwarmingsbrandstoffen

    4530

    Water

    4540

    Verzekering

    4550

    Rente

    4600

    Kosten voor WWA's

    4800

    Andere kosten

    4900

    Subsidies voor kosten op basis van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009

    Premies en subsidies voor de aankoop van vee

    5100

    Zuivel

    5200

    Rundvlees

    5300

    Schapen en geiten

    5400

    Varkens en pluimvee

    5900

    Andere dieren

    9000

    Verschillen betreffende voorgaande boekjaren

    De codes voor de financieringswijze van de subsidie worden uit de onderstaande lijst gekozen:

    Code (**)

    Omschrijving

    1

    De subsidie wordt uitsluitend uit de EU-begroting gefinancierd.

    2

    De maatregel wordt gecofinancierd door de EU en de lidstaat.

    3

    De maatregel wordt niet uit de EU-begroting, maar uit andere overheidsmiddelen gefinancierd.

    De codes die de basiseenheden aangeven, worden uit de onderstaande lijst gekozen:

    Code (***)

    Omschrijving

    1

    De subsidie wordt per stuk vee toegekend.

    2

    De subsidie wordt per ha toegekend.

    3

    De subsidie wordt per ton toegekend.

    4

    Bedrijf/overige: de subsidie wordt toegekend voor het hele bedrijf of op een wijze die niet in de overige categorieën past

    De premies en de subsidies die de bedrijven tijdens het boekjaar hebben ontvangen, exclusief de investeringspremies en -subsidies, worden in de format van tabel M „Subsidies” geregistreerd. De investeringspremies en –subsidies worden opgenomen in tabel D „Activa”. Voorts hoeven alleen die premies en subsidies te worden vermeld die uit overheidsmiddelen zijn toegekend.

    In de regel moeten alle premies en subsidies die op het lopende boekjaar betrekking hebben, worden aangegeven, zelfs al zijn die nog niet ontvangen. Eén uitzondering zijn de betalingen in het kader van de plattelandsontwikkeling. Voor die betalingen gaat het alleen om de tijdens het boekjaar ontvangen bedragen.

    Binnen de format van tabel M moet elke premie of subsidie worden omschreven aan de hand van de juiste code voor de subsidiecategorie, de juiste code voor de financieringswijze en de juiste code voor de basiseenheid. Aangezien de subsidies kunnen verschillen wat de financieringswijze en de gebruikte basiseenheid betreft, kunnen er verschillende tabellen per subsidiecategorie zijn. Elke tabel heeft slechts één rij, waar het aantal basiseenheden (N) en de waarde van de subsidie (V) moeten worden vermeld.


    (1)  PB L 347 van 24.12.2009, blz. 14.

    (2)  PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1.

    (3)  PB L 335 van 13.12.2008, blz. 3.

    (4)  Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 3).

    (5)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

    (6)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

    (7)  PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.

    (8)  PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

    (9)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

    (10)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.


    Top