Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31985D0618

    85/618/EEG: Beschikking van de Commissie van 18 december 1985 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/30.739 - Siemens/Fanuc) (Slechts de teksten in de Engelse en de Duitse taal zijn authentiek)

    PB L 376 van 31.12.1985, p. 29–38 (DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1985/618/oj

    31985D0618

    85/618/EEG: Beschikking van de Commissie van 18 december 1985 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/30.739 - Siemens/Fanuc) (Slechts de teksten in de Engelse en de Duitse taal zijn authentiek)

    Publicatieblad Nr. L 376 van 31/12/1985 blz. 0029 - 0038


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 18 december 1985 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/30.739 - Siemens/Fanuc) (Slechts de teksten in de Engelse en Duitse taal zijn authentiek) (85/618/EEG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESEGEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening nr. 17 van de Raad van 6 februari 1962, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Griekenland, en met name op artikel 3, lid 1, Gezien het besluit van de Commissie van 10 december 1982 om in deze zaak de procedure in te leiden, Na de betrokken ondernemingen in de gelegenheid te hebben gesteld hun standpunt kenbaar te maken ter zake van de punten van bezwaar welke de Commissie in aanmerking heeft genomen overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening nr. 17 en Verordening nr. 99/63/EEG van de Commissie van 25 juli 1963 over het horen van belanghebbenden en derden overeenkomstig artikel 19, leden 1 en 2, van Verordening nr. 17 van de Raad (2), Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtspositie, Overwegende hetgeen volgt: I. DE FEITEN De ondernemingen (1) Fanuc Ltd is een Japanse onderneming. Zij stond vroeger bekend als Fujitsu Fanuc Ltd, omdat zij in 1972 was opgericht door Fujitsu Ltd om het beheer te voeren over haar computercontrole afdeling. Fujitsu Ltd bezit 44,8 % van de aandelen van Fanuc, Siemens AG bezit 5,1 % (3) en anderen 50,1 %. Fanuc's omzet aan nummercontroles in 1984/1985 bedroeg in de gehele wereld . . . miljoen yen (4) en in de EEG . . . miljoen yen. Fanuc heeft een aantal dochtermaatschappijen opgericht in de EEG: Duitsland (1976), Frankrijk (1978), Verenigd Koninkrijk (1980). Deze dochtermaatschappijen waren bedoeld voor de service en het onderhoud van Fanuc NC's die waren verkocht met werktuigmachines waarin zij buiten de EEG waren opgenomen. Bovendien is bij Fanuc Mechratronics SA (Luxemburg) gevestigd als produktiebedrijf. (2)Siemens AG is een onderneming die als naamloze vennootschap is geregistreerd in de Bondsrepubliek Duitsland en haar hoofdzetel heeft te Muenchen. In 1984 bedroeg de concernomzet van Siemens . . . miljoen DM, Siemens' omzet bij nummercontroles bedroeg in 1983/1984 . . . miljoen DM in de wereld en . . . miljoen DM in de EEG. In 1979 bedroeg het marktaandeel van Siemens voor nummercontroles in Duitsland 45 %, in Italië 8 %, in Frankrijk 12 % en in het Verenigd Koninkrijk 10 %. Siemens produceert een groot assortiment nummercontroles dat, althans in de afgelopen jaren, de behoeften van de meeste klanten dekt. Het produkt (3)Numeriek bestuurde machines (NC's) zijn special-purpose computers die voornamelijk in de werktuigmachine-industrie worden gebruikt. Zij controleren de opeenvolging van bewegingen en operaties van een werktuigmachine. De installatie van de NC vereist dikwijls veel voorbereidend technisch werk en programmering in nauwe samenwerking tussen de fabrikant of dealer en de koper. Volgens Siemens kan een NC tussen 6 en 18 % van de totale kosten van de werktuigmachine vertegenwoordigen. Het gebruik van NC's in de werktuigmachine- industrie Uit de volgende tabellen blijkt (1) de toenemende betekenis van NC's in de werktuigmachine-industrie van de Gemeenschap.TABEL 1 (in miljoen US-dollar) >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Men kan de betekenis van NC's voor nieuwe en opvolgende generaties werktuigmachines moeilijk overschatten. De Europese werktuigmachine-industrie leed schade door haar late omschakeling op gestandaardiseerde NC's. In haar mededeling aan de Raad inzake geavanceerde hulpmiddelen voor het produktieproces in de Gemeenschap van 21 maart 1985 (2) constateerde de Commissie dat Europese fabrikanten van kleine bewerkingscentra en NC-leden als gevolg van de late invoering van nieuwe informatietechnieken prijsnadelen ondervinden t.o.v. hun Japanse concurrenten, die op de Europese markt 10 tot 40 % en op de Amerikaanse markt zelfs tot 60 % bedragen (3). De situatie op de NC-markt in de EEG in 1975 (4)In 1975 werden er in de EEG bijna tweemaal zoveel NC's geproduceerd als in Japan. De produktie in de Verenigde Staten van Amerika lag iets hoger dan die van de EEG. General Electric, een Amerikaanse onderneming, was de voornaamste fabrikant van NC's in de wereld en bezette bij de verkoop de sterkste marktpositie in de EEG. Er grepen echter dramatische veranderingen plaats als gevolg van de ontwikkeling van gestandaardiseerde NC's en in 1977 had Japan bij de produktie van NC werktuigmachines de leiding genomen. In 1981 namen de Japanse fabrikanten 53 % van de in het Westen gefabriceerde werktuigmachines voor hun rekening en bedroeg de Japanse produktie het dubbele van die van West-Europa. Het aandeel van General Electric in de NC-verkopen in de EEG was gedaald tot . . . in 1981. Fanuc was de leider op de wereldmarkt geworden.In 1975 produceerde Fanuc een compleet assortiment NC's. De firma verkocht in dat jaar in de wereld 2 000 NC's, tweemaal het cijfer van 1971, maar slechts een tiende van het cijfer voor 1980. Fanuc's export naar de EEG bedroeg . . . eenheden, tegen . . . in 1971, . . . in 1974 en . . . in 1980. De indirecte export van Fanuc, te weten NC's die reeds aan werktuigmachines waren vastgemaakt, bedroeg . . . eenheden in 1975 en . . . eenheden in 1980.In 1975 nam Siemens een solide positie als marktleider in bij de produktie, afzet en serviceverlening van NC's in de EEG. Volgens Fanuc schoot het assortiment van Siemens tekort bij de produkten van lager niveau. Fanuc zag mogelijkheden in Siemens als alleenverkoper van haar produkten, gezien zijn vertrouwdheid met de behoeften van werktuigmachinefabrikanten in de EEG en zijn goed ingevoerd net van technische verkopers en servicefaciliteiten.In de jaren na de overeenkomsten uit 1975 met Fanuc, vergrootte Siemens gestadig zijn aandeel van de NC-markt in de EEG. In 1980 bezette de onderneming verreweg het grootste deel en was zij dominerend aanwezig op alle belangrijke nationale markten. Ook de onderneming met op een na het grootste marktaandeel, General Electric, was op belangrijke markten van de Gemeenschap tegenwoordig, maar met in het algemeen een veel geringer marktaandeel. Andere ondernemingen met behoorlijke marktaandelen in bepaalde Lid-Staten waren Allen Brandley, Bosch, Elsag, Gildemeister, NUM-Télémécanique, Philips en Posidata.Fanuc is thans de grootste NC-fabrikant in de wereld, maar was in 1975 een veel kleiner concern. Zij was echter een dochtermaatschappij van Fujitsu Ltd, een van de grootste Japanse conglomeraten, en had nummercontroles met veel succes ontwikkeld op de Japanse markt. Fanuc had haar NC's sinds 1972 in de EEG afgezet via haar alleenverkoper Siemens. De markt voor NC's in de EEG bevond zich in het beginstadium van een ontwikkeling naar een gebruik van gecomputeriseerde nummercontroles op grote schaal, en Fanuc wilde de markt zo effectief mogelijk penetreren. Hoewel Fanuc filialen begon op te richten voor serviceverlening voor reeds in werktuigmachines opgenomen NC's die sinds 1976 in de EEG werden geïmporteerd, wilde zij in 1975 liever geen eigen verkoopnet oprichten, hoe bescheiden dit in het begin ook zou zijn geweest, maar sloot hij op 11 juni 1975 wederzijdse alleenverkoop- en andere overeenkomsten met Siemens, een van haar belangrijke concurrenten. Hieronder wordt een samenvatting gegeven van deze overeenkomsten. De overeenkomsten (5)Na de sluiting van eerdere overeenkomsten in 1965 en 1972 door Siemens en Fujitsu, sloten en Siemens en Fanuc op 11 juni 1975 een aantal overeenkomsten. Die bestonden uit een basisovereenkomst en vier individuele overeenkomsten en werden daarna herhaaldelijk gewijzigd. Zij werden tenslotte op 19 april 1983 ontbonden. (6)Bij de overeenkomst uit 1972 verleende Fujitsu Siemens alleenverkooprechten voor zijn (Fujitsu's) NC's (tenzij zij reeds waren gecombineerd met een werktuigmachine) in geheel Europa met uitzondering van de Sovjetunie. Fujitsu beloofde voorts geen productielicenties voor NC's toe te kennen aan derden in dit gebied en deze licenties op verzoek aan Siemens te verlenen. Siemens beloofde een bepaalde hoeveelheid Fujitsu's NC's, omschreven als percentage van de verkopen van zijn eigen NC's in een bepaald belastingjaar te zullen verkopen. (7)De basisovereenkomst van 11 juni 1975 hield in haar preambule in dat samenwerking bij de afzet van NC's het gezamenlijk belang van partijen vormde. Bovendien werd samenwerking bij de ontwikkeling van NC's noodzakelijk geacht. Krachtens de overeenkomst verleende Siemens Fanuc alleenverkooprechten voor zijn NC's in Azië en verleende Fanuc Siemens alleenverkooprechten voor zijn NC's in Europa. Partijen zegden toe te zullen streven naar ,,evenwicht'' tussen de waarden van de wederzijdse leveranties van de verschillende contractprodukten aan de hand van de behoeften van de markt van elk van hen. Elk be loofde de wederpartij alle nodige technische data en informatie voor de afzet, de installatie en service voor de contractprodukten te zullen leveren en de wederpartij onverwijld in kennis te zullen stellen van verbeteringen en wijzigingen in de produkten en ontwikkelingen van nieuwe modellen of besluiten om oude modellen af te schaffen. Elk had het recht op de produkten die door de wederpartij voor wederverkoop in het toegewezen gebied werden geleverd, zijn eigen handelsmerk te plaatsen. Er waren verder bepalingen inzake verkooprechten in andere delen van de wereld: deze vallen niet onder deze beschikking.Partijen beloofden voorts samen te werken bij research, ontwikkeling en produktie met het oog op een gemeenschappelijke ontwikkeling van nieuwe NC's, het delen van informatie inzake research en ontwikkelingswerk en het elkaar beschikbaar stellen van alle design en produktie-informatie inzake besturingsapparaten die in de toekomst zouden worden vervaardigd. Er zou een adviescomité worden opgericht om te beslissen over ontwikkelingsprojecten en de arbeid over partijen in ongeveer gelijke delen te verdelen. (8)Naast de basisovereenkomst van 1975 werd een aantal ,,individuele overeenkomsten'' gesloten. (9)Individuele overeenkomst IIn de preambule voor deze overeenkomst staat dat:,,Partijen op de gebieden van research en ontwikkeling hun werk zo willen cooerdineren dat zij: a) gezamenlijk nieuwe besturingsapparaten ontwikkelen, b)elkaar in andere opzichten op de hoogte houden van het research en ontwikkelingswerk waarmee zij bezig zijn, en c)elkaar alle design en produktie-informatie beschikbaar stellen betreffende alle besturingsapparaten, waarvan zij de produktie ter hand zullen nemen na het begin van de samenwerking''.De individuele overeenkomst I was verdeeld in twee afdelingen. De eerste behandelde de gemeenschappelijke ontwikkeling en hield inter alia de volgende bepalingen in: Artikel 1: Gemeenschappelijke ontwikkelingPartijen spraken af numerieke controle te ontwikkelen voor werktuigmachines overeenkomstig het besluit van het adviescomité. De gezamenlijke ontwikkeling zou plaatsvinden volgens duidelijk uitgestippelde fasen op zulk een wijze dat er voor gezorgd zou worden dat het werk ongeveer voor gelijke delen over beide partijen werd verdeeld. Elk van hen was vrij numerieke controle op zich zelf te ontwikkelen dan wel, na voorafgaand gesprek, onder technische licentie van derden ten einde tegemoet te komen aan de behoeften van zijn eigen markt, maar deze bepaling viel onder de verplichte algemene bekendmaking overeenkomstig afdeling II.Afdeling II van de overeenkomsten handelde over de cooerdinatie van de ontwikkeling en de uitwisseling van informatie en hield de volgende bepalingen in: Artikel 2: DefinitiesIn de zin van de overeenkomst betekende ,,informatie'' alle resultaten van ontwikkelingen, waaronder de gemeenschappelijke ontwikkeling door partijen, technische informatie en technische documentatie volgens welke elk van partijen licenties mocht verlenen. De enige informatie die erbuiten viel was informatie en documentatie welke door één van partijen feitelijk werd vervaardigd en ter markt aangeboden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Artikel 3: Verdere samenwerking bij ontwikkelingPartijen spraken af elkaar hun informatie inzake research en ontwikkeling beschikbaar te zullen stellen overeenkomstig de beginselen van een ,,open deur politiek''. Elk van hen zou trachten de informatie zo snel mogelijk aan de wederpartij mede te delen, met name wanneer de ontwikkeling van een nieuw of moderner produkt of fabricageproces vorm zou beginnen te krijgen.Ontwikkelingswerk zou worden gecooerdineerd en er zou een gezamenlijk ,,comité voor research en ontwikkeling'' worden ingevoerd om toe te zien op de uitwisseling van informatie, conform de overeenkomst. Dit comité kwam nimmer van de grond. Artikel 4: Uitwisseling van informatieElk van partijen beloofde de wederpartij op haar verzoek technische informatie over de contract produkten te verschaffen zodra deze beschikbaar kwam en op de wijze die in de overeenkomst was aangegeven. Artikel 5: Hoe de uitwisseling van informatie functioneerdeTenzij anders overeengekomen, zou geen van partijen aan derden informatie bekendmaken welke van de wederpartij conform de overeenkomst was ontvangen, ook nadat deze was afgelopen, tenzij deze informatie openbaar was geworden. Elk beloofde de wederpartij zoveel mogelijk tegen de gunstigste prijzen en voorwaarden alle materialen, onderdelen en andere produkten welke zij be hoefde maar niet zelf vervaardigde te leveren. Bij het vervullen van deze voorwaarde zouden partijen trachten ,,de waarden van de door hen op deze wijze aan elkaar geleverde produkten in evenwicht te houden''. Artikel 6: ProduktielicentiesPartijen verleenden elkaar niet-overdraagbare niet-exclusieve licenties voor de vervaardiging van de contractprodukten door Siemens in Duitsland en door Fanuc in Japan en voor het gebruik en de verkoop van deze produkten in alle landen behalve die waar reeds aan derden een exclusief recht was toegekend of zou kunnen worden toegekend. Artikel 7: Overeenkomsten en derdenPartijen spraken af dat bij het sluiten van overeenkomsten met derden geen regelingen zouden worden getroffen die de samenwerking uit hoofde van de overeenkomst ongunstig zou kunnen beïnvloeden. Geschillen die in dit verband zouden rijzen zouden aan het adviescomité worden voorgelegd.Elk van partijen moest de wederpartij tijdig in kennis stellen van projecten die vorm en omvang van de samenwerking uit hoofde van de overeenkomst zouden kunnen beïnvloeden.Elk van partijen moest de wederpartij in kennis stellen van ieder voornemen om aan derden licenties te verlenen. De wenselijkheid van dergelijke licenties moest indien één van partijen dit wenste vooraf worden besproken. (10)Individuele overeenkomsten II en IIIDeze twee overeenkomsten krachtens welke Fanuc Siemens in Europa en Siemens Fanuc in Azië verkooprechten verleende, waren in grotendeels dezelfde bewoordingen gesteld. De voornaamste bepalingen van deze overeenkomsten kunnen als volgt worden samengevat: Artikel 1: Definities,,Controle'' omvat alle numerieke besturingsapparatuur, met inbegrip van aandrijfeenheden die door één van partijen zijn vervaardigd en complete werktuigmachines die door Fanuc zijn vervaardigd.,,Verkoopterritorium'' betekende voor Fanuc Azië en voor Siemens Europa.,,Machines'' betekende werktuigmachines en andere machines. Artikel 2: Toekenning van verkooprechtenElk van partijen verleende de wederpartij het recht haar besturingen in het verkoopterritorium van de andere te verkopen, waar deze besturingen moesten worden samengevoegd met machines in dat verkoopterritorium. Geen van partijen kon haar eigen besturingen aan derden aanbieden in het verkoopterritorium van de wederpartij tenzij de besturing reeds buiten het territorium met een machine was samengevoegd.Elk van partijen zou haar best doen de verkoop in haar eigen territorium van de produkten van de wederpartij te bevorderen ten einde de respectievelijke marktaandelen van partijen te vergroten. Artikel 4: SamenwerkingElke partij moest de wederpartij geregeld alle technische data en informatie verstrekken voor de afzet, installatie en service van de produkten.Elk moest de wederpartij onverwijld in kennis stellen van verbeteringen en wijzigingen in de produkten en van ontwikkelingen van nieuwe typen of besluiten oude typen af te schaffen. Artikel 5: HandelsmerkenElke partij had het recht haar eigen handelsmerk in haar eigen territorium aan te brengen op de produkten die door de wederpartij waren geleverd. Artikel 6 van de individuele overeenkomst III: informatie inzake de afzetElk van partijen moest de wederpartij op verzoek bijzonderheden mededelen van haar afzetactiviteiten (met inbegrip van vraagprijzen, afleveringsprijzen, leveranties, leveringscondities, enz.) in de Sovjetunie en Bulgarije. Artikel 6 van de individuele overeenkomst II en artikel 7 van de individuele overeenkomst IIIGeen van partijen mag aan derden vertrouwelijke informatie bekendmaken die voortvloeit uit een samenwerking krachtens de overeenkomsten. (11)Individuele overeenkomst IVDeze overeenkomst had betrekking op verkooprechten welke door één van partijen aan haar wederpartij waren toegekend in andere landen, met uitzondering van de Verenigde Staten van Amerika waar partijen hun produkten gezamenlijk in de handel brachten via hun gemeenschappelijke dochtermaatschappij. De voornaamste bepalingen kunnen als volgt worden samengevat: Artikel 1: Toekenning van verkooprechtenSiemens verleende Fanuc het recht om Siemens besturingen in Australië te verkopen en Fanuc Siemens het recht op Fanuc besturingen in Zuid-Amerika, India en Zuid-Afrika te verkopen. Artikel 2: Toepasselijkheid van bedingen uit andere overeenkomstenVoor zover elk van partijen de wederpartij verkooprechten toekende waren de bepalingen van de individuele overeenkomsten II of III van toepassing. Artikel 3: Wijzigingen en verdere verkooprechtenOp verzoek van één van partijen konden de territoriale toewijzingen overeenkomstig artikel 1 worden gewijzigd. (12)Met betrekking tot andere landen die niet in de individuele overeenkomsten II, III en IV zijn behandeld, met name ten aanzien van de olieproducerende landen, met uitzondering van de Verenigde Staten van Amerika, moesten partijen vóór 31 december 1976 van geval tot geval regelingen treffen. (13)De memoranda van 20 augustus en 6 oktober 1982Na verzoeken om inlichtingen van de Commissie tekenden Siemens en Fanuc een memorandum dat het voornemen van partijen inhield om bepaalde bedingen en hun overeenkomsten te wijzigen. Op 6 oktober 1982 werd een tweede memorandum ondertekend waarbij bepaalde bedingen van de overeenkomsten van partijen met ingang van 5 oktober 1982 werden gewijzigd. (14)Ontbreken van aanmeldingGeen van de bovengenoemde overeenkomsten werd overeenkomstig artikel 4 van Verordening nr. 17 aangemeld. (15)De nieuwe overeenkomstenDe basisovereenkomst zou tot 1985 van kracht blijven. In feite werden op 19 april 1983 zeven nieuwe overeenkomsten gesloten en op 1 juli 1983 bij de Commissie aangemeld. Deze overeenkomsten zouden van kracht blijven tot 31 december 1992 en voor een periode van twee jaar kunnen worden verlengd. Deze nieuwe overeenkomsten vallen buiten deze beschikking. (16)Op 19 april 1983 stelden Siemens en Fanuc ook een memorandum op waarbij de basisovereenkomst van 11 juni 1975 en de individuele overeenkomsten I-IV van dezelfde datum, laatstelijk gewijzigd op 6 oktober 1982, samen met een overeenkomst inzake robotsystemen van 12 mei 1978, een overeenkomst bij brief van 5 februari 1981, een overeenkomst inzake algemene voorwaarden en condities voor Fanuc werktuigmachines van 1 september 1981 en een memorandum van 20 augustus 1982 werden afgeschaft. Er werd bepaald dat licenties die waren verkregen en rechten die waren toegekend overeenkomstig de individuele overeenkomst I van 11 juni 1975 krachtens informatie en octrooirechten die waren aangevraagd voor het einde van de periode van die individuele overeenkomst van kracht zouden blijven. (17)Het onderzoek van de Commissie en verklaringen van Siemens en Fanuc brachten de volgende feiten aan het licht:- het technisch karakter van NC's is van dien aard dat nauwe samenwerking tussen de fabrikant en de gebruiker van wezenlijke betekenis is. Daarom vormt nevenimport een minder bevredigend alternatief voor rechtstreekse levering voor werktuigmachinefabrikanten die zelf geen NC's vervaardigen en dus waarschijnlijk niet de vereiste technische bekwaamheid en ervaring hebben, met name omdat Fanuc's dochtermaatschappijen die vanaf 1976 in de EEG gevestigd waren verantwoordelijk waren voor service en NC's die reeds in geïmporteerde werktuigmachines waren opgenomen.- de verkoopprijs van Fanuc NC's lag gemiddeld 34 % hoger op de gemeenschappelijke markt voor werktuigmachinefabrikanten uit de EEG dan in Japan voor Japanse werktuigmachinefabrikanten.- de prijs waartegen Siemens Fanuc NC's op de gemeenschappelijke markt verkocht was gemiddeld 163 % van de prijs waartegen Siemens deze bij Fanuc kocht.- Siemens kende Fanuc's verkoopprijzen voor zijn NC's in het Verre Oosten niet en deed geen pogingen om deze te weten te komen.- de kosten van de NC kunnen tussen 6 en 18 % van de totale kosten van een werktuigmachine uitmaken. II. JURIDISCHE BEOORDELING Artikel 85, lid 1 (18)Artikel 85, lid 1, bepaalt dat alle overeenkomsten tussen ondernemingen die de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden zijn. (19)Siemens en Fanuc zijn ondernemingen in de zin van artikel 85, lid 1, en hun overeenkomsten zijn overeenkomsten in de zin van die bepalingen. (20)De betrokken overeenkomsten hebben betrekking op de afzet van goederen op de gemeenschappelijke markt en op regelingen inzake research, ontwikkeling en produktie van goederen die op de gemeenschappelijke markt worden verkocht of zullen worden verkocht. Artikel 85 is van toepassing op deze overeenkomsten voor zover zij betrekking hebben op de afzet van goederen en de researchontwikkeling en produktieactiviteiten van ondernemingen die op de gemeenschappelijke markt werkzaam zijn. a) Afzet(21)De overeenkomsten tussen Siemens en Fanuc hielden een de facto verdeling van de markten tussen hen in met het gevolg dat in de EEG Siemens alleenverkoper van Fanuc NC's werd. In feite verkocht Fanuc niet veel Siemens NC's in Azië, maar het principe van de exlusiviteit werd in acht genomen. De overeenkomsten bevatten ook bepalingen inzake research, ontwikkeling en produktie: over deze bepalingen hieronder sub B.Siemens kon zijn assortiment NC's voor verkoop in de EEG uitbreiden door opname van Fanuc's produkten en de rechtstreekse invloed van een belangrijke concurrent te neutraliseren.De strategie van Fanuc, verkoop van gestandaardiseerde NC's aan een werktuigmachine-industrie die haar produkten daaraan aanpast, liever dan NC's op bestelling te produceren aangepast aan de individuele kenmerken van elke werktuigmachine, bleek op wereldschaal succes te hebben. De overeenkomsten tussen Siemens en Fanuc in de EEG droegen ertoe bij de concurrerende ontwikkeling van de Europese werktuigmachine-industrie te vertragen en duurder te maken. (22)Van 1975 tot 1983 was Siemens de alleenverkoper van Fanuc NC's voor de gehele gemeenschappelijke markt met uitzondering van Griekenland, dat vanaf februari 1981 was uitgesloten, terwijl Fanuc de alleenverkoper van Siemens NC's in Azië was. In feite bestond er weinig vraag naar Siemens NC's in Azië en werden er daar zeer weinig verkocht. Op de gemeenschappelijke markt daarentegen ontstond veel vraag naar Fanuc NC's waaraan alleen Siemens als alleenverkoper kon voldoen. Siemens verklaarde op de hoorzitting dat zijn prijs voor Fanuc NC's op de gemeenschappelijke markt gemiddeld 163 % van de prijs was waartegen Siemens de apparaten bij Fanuc kocht. Er wordt erkend dat Siemens door zijn inspanningen bijdroeg tot het succes van Fanuc NC's op de gemeenschappelijk markt. Niettemin bedroeg het verschil tussen de verkoopprijzen van Fanuc NC's in de EEG en in Japan, opnieuw volgens mededeling van Siemens zelf, gemiddeld 34 %. Dit verschil volstond om aan te sporen tot pogingen rechtstreeks van Fanuc te kopen. De overeenkomst tussen Siemens en Fanuc was genoeg om dergelijke pogingen te doen mislukken. (23)Siemens en Fanuc zijn en waren in alle perioden die hier van belang zijn, concurrenten. Hoewel Fanuc aanvankelijk een kleinere vennootschap was dan Siemens, was zij terzelfder tijd een dochtermaatschappij van Fujitsu Ltd, een grote Japanse onderneming, en had zij zich een krachtige positie op de markt voor NC's in het Verre Oosten verworven, van waaruit zij later kon uitbreiden en een leider op de wereldmarkt worden. Toen zij in 1975 met Siemens een alleenverkoopovereenkomst voor de gemeenschappelijke markt sloot, was Fanuc reeds op die markt aanwezig via vroegere overeenkomsten met Siemens en importen van werktuigmachines waarin Fanuc NC's waren geïncorporeerd. Gezien Fanuc's positie op de markt, haar hulpmiddelen en haar ervaring, kan het betoog van Fanuc, als kon zij op de gemeenschappelijke markt alleen uitbreiden door middel van een alleenverkoopovereenkomst met Siemens, niet worden aanvaard. Beperkingen van de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt en gevolgen voor de handel tussen Lid-Staten (24)De overeenkomst tussen Siemens en Fanuc krachtens welke alleen de eerste de NC's van de laatstgenoemde in de EEG kon verkopen, verhinderde alle andere ondernemingen op de gemeenschappelijke markt rechtstreeks NC's bij Fanuc te kopen en maakte Siemens de enige bruikbare bron van Fanuc NC's op de gemeenschappelijke markt omdat de mogelijkheden voor nevenimport in de praktijk ernstig beperkt waren. Dit beperkte niet alleen de vrijheid van de partijen bij de overeenkomst maar raakte ook de positie van derden, met name werktuigmachinefabrikanten in de EEG, die Fanuc NC's bij andere leveranciers dan Siemens hadden willen kopen. Uit het verschil tussen de prijzen die Siemens voor Fanuc NC's in de EEG berekende en die van Fanuc zelf voor dezelfde produkten in het Verre Oosten lijkt te kunnen worden afgeleid dat er aanzienlijke besparingen hadden kunnen worden gemaakt door rechtstreeks bij Fanuc te kopen. Er werden vele pogingen in het werk gesteld om zulke aankopen te regelen en Fanuc gaf verzoeken uit Europa aan Siemens door. Een concurrentiebeperkende overeenkomst tussen een onderneming op de gemeenschappelijke markt en een concurrent in een derde land die leidt tot de afscherming van de gemeenschappelijke markt tegen een potentieel goedkopere bron van een produkt dat van wezenlijke betekenis is voor de ontwikkeling van een belangrijke communautaire industrie, betekent in dit geval ook, dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt vervalst en de handel tussen Lid-Staten ongunstig wordt beïnvloed. Het Hof van Justitie heeft dit principe erkend in een zaak betreffende handelsmerken (1) en het geldt eveneens voor de onderhavige zaak.Als gevolg van de overeenkomst en de feitelijke context waarin zij werd toegepast, ontwikkelde de handelsstroom tussen Lid-Staten zich dus anders dan zonder deze het geval zou zijn geweest. Dit, omdat andere EEG-ondernemingen dan Siemens, zonder de overeenkomst, NC's bij Fanuc hadden kunnen kopen voor gebruik of wederverkoop in de eigen Lid-Staat of andere Lid-Staten (1). Gezien de omvang van de betrokken ondernemingen en de betekenis van NC's als nieuw technologisch produkt voor de communautaire werktuigmachine-industrie, was de invloed op de handel tussen Lid-Staten aanzienlijk. (25)Om deze redenen was de overeenkomst tussen Siemens en Fanuc krachtens welke de eerstgenoemde de alleenverkoopsrechten voor de NC's van laatstgenoemde op de gemeenschappelijke markt bezat van waarneembare invloed op de handel tussen Lid-Staten. (26)Tenslotte maakten de overeenkomsten uit 1975 inbreuk op artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag voor zover zij leidden tot alleenverkoop van Fanuc NC's door Siemens in de EEG. Artikel 85, lid 3 (27)De bovenbeschreven overeenkomsten uit 1975 waarvan is gebleken dat zij inbreuk maakten op artikel 85, lid 1, zijn niet overeenkomstig artikel 4 van Verordening nr. 17 bij de Commissie aangemeld. Zij vallen niet onder de generieke vrijstelling die te allen tijde bij Verordening nr. 67/67/EEG van de Commissie (2) kan worden verleend, omdat Siemens en Fanuc fabrikanten van concurrerende produkten waren die elkander de alleenverkoop van deze produkten toevertrouwden (artikel 3 a)). Bovendien regelden de overeenkomsten meer dan alleenverkoopregelingen, omdat zij beperkingen bevatten inzake research en ontwikkeling. Zij vielen daarom buiten het bereik van artikel 2, lid 1, van Verordening nr. 67/67/EEG. Bij ontbreken van een aanmelding komen de overeenkomsten derhalve niet in aanmerking voor vrijstelling krachtens artikel 85, lid 3, van het EEG-Verdrag.(28)Onder bepaalde omstandigheden kunnen adequate verbeteringen van de verdeling der produkten in de zin van artikel 85, lid 3, van het Verdrag voorkomen wanneer een fabrikant de verkoop van zijn waren aan een concurrent toevertrouwt, maar in dit geval, waarin Siemens, een grote vennootschap, en Fanuc, een lid van een groot conglomeraat van vennootschappen, alleenvertegenwoordigings- en andere overeenkomsten sloten en nevenimport om commerciële en technische redenen geen aantrekkelijk alternatief voor rechtstreekse levering was, weegt de ernstige concurrentiebeperkende werking van de regelingen tussen Siemens en Fanuc veel zwaarder dan mogelijke verbeteringen van de verdeling die worden totstandgebracht door Siemens' bijdrage tot de geslaagde penetratie van de gemeenschappelijke markt door Fanuc. In ieder geval had, zelfs indien de overeenkomsten waren aangemeld, geen vrijstelling kunnen worden gegeven. De toepassing van de overeenkomsten leidde tot een marktverdelingsregeling tussen de partijen. Wegens de prijsverschillen voor NC's tussen de EEG en het Verre Oosten, werden de gebruikers op de gemeenschappelijke markt, omdat er geen nevenhandel bestond, verhinderd enig voordeel van betekenis te behalen. b) Research, ontwikkeling en produktie (29)Het staat vast dat de bedingen inzake research, ontwikkeling en produktie op het gebied van de NC's slechts bij één produkt, de System 7, werden toegepast. Dit project betekende commercieel een mislukking en voerde partijen tot de conclusie dat de nodige compromissen tussen de Europese en Japanse methoden bij gezamenlijk werk van deze aard vermoedelijk geen positieve resultaten op dit gebied zouden opleveren. (30)Het oogmerk van de betrokken bedingen (paragrafen 7 en 9) was de mededinging te beperken, omdat de strekking van de samenwerking tussen partijen en de verbintenis om onderling het werk te verdelen leidde tot een gemeenschappelijke beslissing over de wijze waarop de ontwikkelde produkten moesten worden vervaardigd, de wijze waarop de ontwikkelde werkwijzen moesten worden toegepast en de wijze waarop intellectuele eigendomsrechten moesten worden geëxploiteerd. Bovendien spraken partijen af geen regelingen met derden te treffen die hun samenwerking tot nadeel zouden kunnen strekken. Deze bedingen, vervat in overeenkomsten die tevens een uitgebreide samenwerking bij de verdeling inhielden tussen concurrerende ondernemingen vielen derhalve onder artikel 85, lid 1. De overeenkomsten hadden niet als enig oogmerk de uitvoering van research- en ontwikkelingsprojecten, het gemeenschappelijk sluiten van research- en ontwikkelingscontracten of het delen van research- en ontwikkelingsprojecten. Zij vallen dus niet onder de bekendmaking van de Commissie van 29 juli 1968 inzake overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde fei telijke gedragingen betreffende samenwerking tussen ondernemingen (1). De overeenkomsten vallen bovendien noch onder de categorieën van artikel 4, lid 2, van Verordening nr. 17 waarvoor aanmelding niet vereist is indien zij voor vrijstelling in aanmerking komen, noch onder enige verordening inzake generieke vrijstelling. Zij zijn niet aangemeld en komen derhalve niet in aanmerking voor vrijstelling krachtens artikel 85, lid 3. Artikel 15 van Verordening nr. 17 (31)Volgens artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17 kan de Commissie bij beschikking aan ondernemingen geldboeten opleggen van ten minste 1 000 en ten hoogste 1 miljoen Ecu, of, tot een bedrag van ten hoogste 10 % van de omzet van elk der betrokken ondernemingen in het voorafgaande boekjaar, indien bedoeld bedrag hoger is dan 1 miljoen Ecu, wanneer zij opzettelijk of uit onachtzaamheid inbreuk maken op artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag. Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete wordt niet alleen rekening gehouden met de de zwaarte, maar ook met de duur van de inbreuk. (32)Het wordt in deze zaak niet wenselijk geacht geldboeten op te leggen ten aanzien van de bedingen inzake research, ontwikkeling en produktie, omdat deze nimmer volledig werden toegepast en niet kunnen worden geacht ernstig van invloed te zijn geweest op de markt voor NC's. (33)De distributiebedingen in de overeenkomsten van juni 1975 werden daarentegen volledig toegepast en zouden tot 1985 van kracht zijn gebleven. In casu zijn zij, ingevolge de interventie van de Commissie en de memoranda vermeld in paragraaf 13, in april 1983 ontbonden. Met uitzondering van Griekenland, dat in februari 1981 van het alleenverkoopterritorium van Siemens werd uitgesloten, waren de afzetbedingen in de gehele gemeenschappelijke markt gedurende méér dan acht jaar van toepassing. (34)De bedingen waarbij Siemens alleenverkooprechten voor Fanuc NC's op de gemeenschappelijke markt werden toegekend vormen een ernstige inbreuk op artikel 85, omdat zij de communautaire werktuigmachine-industrie de rechtstreekse toegang tegen de gunstigste prijzen ontnam en haar daarmee afsneed van een ontwikkeling van moderne technologie die van de grootste betekenis was voor die industrie (2).(35)De Commissie acht het gewenst Siemens en Fanuc wegens hun overeenkomsten uit 1975 inzake de afzet van NC's op gemeenschappelijke markt geldboeten op te leggen, vooral omdat partijen concurrenten zijn en grote ondernemingen in de sector die van grote betekenis is voor de communautaire werktuigmachine-industrie. Partijen hadden moeten weten dat dergelijke alleenverkoopovereenkomsten als onderdeel van ruimere regelingen kunnen vallen onder artikel 85 van het EEG- Verdrag. Bestudering van Verordening nr. 67/67/EEG die op alle relevante momenten van kracht was, had hen zelfs moeten overtuigen dat het raadzaam was een aanmelding te verrichten. Onder deze omstandigheden kan derhalve worden geconcludeerd dat hun inbreuk opzettelijk of althans uit onachtzaamheid geschiedde.Bij de beoordeling van de ernst van de inbreuk heeft de Commissie rekening gehouden met alle relevante omstandigheden. De inbreuk was van ernstige aard omdat hij prijsconcurrentie bij Fanuc NC's op de gemeenschappelijke markt verhinderde en gebruikers ernstig nadeel berokkende. De betrokken ondernemingen zijn belangrijke deelnemers in een bedrijftak van grote betekenis voor toekomstige technologische ontwikkeling en zorgen voor een belangrijke inbreng in de werktuigmachine-industrie die op haar beurt een vitaal onderdeel van de communautaire economie vormt. Er dient echter ook rekening te worden gehouden met het feit dat partijen hebben gepoogd hun regelingen aan te passen aan de concurrentieregels toen de Commissie in deze zaak intervenieerde. Tenslotte dragen Siemens en Fanuc dezelfde aansprakelijkheid voor de inbreuk en dienden derhalve identieke geldboeten te ontvangen. HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De bedingen in overeenkomsten van 11 juni 1975 tussen Fanuc Ltd en Siemens AG inzake alleenverkooprechten op de gemeenschappelijke markt voor nummercontroles betreffende research, ontwikkeling en produktie van nummercontroles, vormden, totdat zij werden ontbonden, inbreuken op artikel 85 van het EEG-Verdrag.

    Artikel 2

    1. Wegens hun betrokkenheid bij de inbreuk betreffende Siemens AG's alleenverkooprechten op de gemeenschappelijke markt voor numerieke besturing die door Fujitsu Fanuc Ltd en later door Fanuc Ltd was gefabriceerd, bedoeld in artikel 1, lid 1, worden Fanuc Ltd en Siemens AG geldboeten van 1 000 000 (1 miljoen) Ecu, dat is 44 744 900 (vierenveertig miljoen zevenhonderdvierenveertigduizend negenhonderd) Lfr. of 2 190 750 (twee miljoen honderdnegentigduizend zevenhonderdvijftig) DM. 2. Deze geldboeten moeten worden betaald binnen drie maanden na de bekendmaking van deze beschikking door overmaking op één van de drie hierna volgende rekeningen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen:a) Kredietbank (Agence Schuman), 2, Rond-Point Schuman,B-1040 Brussel.Rekening nr. 426-4403003-54 (voor betaling in Ecu);b)Caisse d'Épargne de l'État, 1, place de Metz, L-2954 Luxemburg.Rekening nr. 1/002/9906/6 (voor betaling in Lfr.);c)Sal. Oppenheim & Cie., Unter Sachsenhausen 4, D-5000 Koeln.Rekening nr. 260/0064910 (voor betaling in DM).

    Artikel 3

    Deze beschikking is gericht tot:1. Fanuc LtdOshinomuraMinami-TsurugunYamanashi Pref. 401-05Japan;2.Siemens AGPostfach 103D-8000 Muenchen 1. Deze beschikking vormt overeenkomstig artikel 192 van het EEG-Verdrag executoriale titel.

    Gedaan te Brussel, 18 december 1985. Voor de Commissie Peter SUTHERLAND Lid van de Commissie

    (1) PB nr. 13 van 21. 2. 1962, blz. 204/62.

    (2) PB nr. 127 van 20. 8. 1963, blz. 2268/63.

    (3) Onlangs is medegedeeld dat Siemens de meeste van haar aandelen aan Fanuc heeft verkocht.

    (4) Sommige cijfers zijn in de gepubliceerde versie van de beschikking weggelaten op grond van artikel 21, lid 2, van Verordening nr. 17.

    (1) Zie standpunt van de Commissie over de gereedschapswerktuigindustrie nu en in de toekomst. Februari 1983, SEC(83) 151. (2) COM(85) 112 final, Bulletin of the European Communities, Supplement 6/85.

    (3) Ibid., annex I.

    (1) Zaken 51/75, 86/75 en 96/75, EMI tegen CBS, (1976) J. 811, 871 en 913.

    (1) Zie Beschikking 75/74/EEG van de Commissie, Duro-Dyne/Europair, PB nr. L 29 van 3. 2. 1975, blz. 11.

    (2) PB nr. 57 van 25. 3. 1967, blz. 849/67.

    (1) PB nr. C 75 van 29. 7. 1968, blz. 3, gecorrigeerd bij PB nr. C 84 van 28. 8. 1968, blz. 14.

    (2)De betekenis van de nieuwe technologieën voor de werktuigmachine-industrie en de betekenis van marktconcurrentie en vrije handel werden in dit verband onderstreept door het Europese Parlement in zijn resolutie van 29 maart 1984 over de Europese werktuigmachine-industrie, PB nr. C 117 van 30. 4. 1984, blz. 92.

    Top