Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022TN0798

    Zaak T-798/22: Beroep ingesteld op 28 december 2022 — Ordre des avocats à la cour de Paris en Couturier / Raad

    PB C 63 van 20.2.2023, p. 62–63 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    20.2.2023   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 63/62


    Beroep ingesteld op 28 december 2022 — Ordre des avocats à la cour de Paris en Couturier / Raad

    (Zaak T-798/22)

    (2023/C 63/80)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partijen: Ordre des avocats à la cour de Paris (Parijs, Frankrijk), Julie Couturier (Parijs) (vertegenwoordiger: L. Donnedieu de Vabres, advocaat)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    zich bevoegd verklaren om op het onderhavige beroep tot nietigverklaring uitspaak te doen omdat er op geen enkele wijze beperkingen zijn gesteld aan de bevoegdheid van het Gerecht om een volledige wettigheidstoetsing uit te voeren ten aanzien van op basis van artikel 215 VWEU vastgestelde verordeningen waarmee gevolg wordt gegeven aan de door de Unie in het kader van het GBVB bepaalde standpunten;

    hun beroepen op grond van artikel 263, vierde alinea, VWEU ontvankelijk verklaren;

    artikel 1, punt 12, van verordening (EU) 2022/1904 van de Raad van 6 oktober 2022 tot wijziging van verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren, en artikel 1, punt 13, van verordening (EU) 2022/2474 van de Raad van 16 december 2022 tot wijziging van verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren, nietig verklaren voor zover deze bepalingen respectievelijk artikel 5 quindecies, lid 2 en leden 4 tot en met 12 en vervolgens lid 2 en leden 4 tot en met 11 van datzelfde artikel van verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren wijzigen en vervangen wat diensten op het gebied van juridisch advies betreft, , aangezien het gewijzigde artikel 5 quindecies leidt tot:

    schending van de motiveringsplicht als bedoeld in artikel 296 VWEU,

    schending van:

    het beroepsgeheim van de advocaat, zoals beschermd door artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest”),

    het recht om zich te laten “adviseren” door een advocaat, zoals beschermd door artikel 47, tweede alinea, van het Handvest,

    zonder dat de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheid, en het evenredigheidsbeginsel, worden geëerbiedigd, zoals opgelegd door artikel 52, lid 1, van het Handvest;

    de Raad overeenkomstig artikel 134 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters drie middelen aan.

    1.

    Eerste middel: schending van de motiveringsplicht, zoals bepaald in artikel 296 VWEU.

    Verzoeksters stellen in dit verband dat de Raad geen enkele toelichting geeft bij de reden van het algemeen verbod op het verstrekken van juridisch advies in niet-contentieuze aangelegenheden. De enige overweging betreffende dit algemeen verbod (overweging 19 van verordening nr. 2022/1904) bestaat immers slechts uit een loutere omschrijving van de betrokken diensten en bevat geenszins een “duidelijke en ondubbelzinnige” uiteenzetting van de “redenering van de instelling die de handeling heeft verricht”, zoals het Hof en het Gerecht het evenwel vereisen. Aangezien in de handeling geen toelichting wordt gegeven bij de reden van dat verbod en bij de wijze waarop met de handeling het nagestreefde doel zou kunnen worden bereikt, kunnen verzoekers geen kennis nemen van de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel en kan de bevoegde rechter zijn toezicht niet uitoefenen.

    2.

    Tweede middel: schending van het beroepsgeheim van de advocaat.

    Volgens verzoeksters is de advocaat die een rechtspersoon of een in Rusland gevestigde entiteit wenst te adviseren, en van mening is dat dergelijk juridisch advies binnen het toepassingsgebied valt van het gewijzigde artikel 5 quindecies, lid 10, van verordening nr. 833/2014, verplicht om de voorafgaande toestemming van de bevoegde nationale autoriteit te vragen en dus om daartoe aan die autoriteit strikt vertrouwelijke informatie vrij te geven, niet alleen over de inhoud maar ook over het bestaan zelf van de raadpleging die hij moet houden en over zijn potentiële cliënt. Deze inmenging in het beroepsgeheim van de advocaat is noch geschikt om het nagestreefde doel te bereiken, noch strikt noodzakelijk voor dat doel.

    3.

    Derde middel: schending van het recht om zich te laten “adviseren” door een advocaat.

    Volgens verzoeksters verhindert het gewijzigde artikel 5 quindecies, van verordening nr. 833/2014, door een persoon zijn recht op juridisch advies van een advocaat te ontnemen, dat hij zich laat informeren over de omvang van zijn rechten en in staat wordt gesteld een zaak aanhangig te maken bij een bevoegde rechter. Het recht om zich te laten adviseren moet echter worden beschermd met het oog op een voorziening in rechte als bedoeld in artikel 47 van het Handvest. Deze schending van het recht om zich te laten adviseren door een advocaat is noch geschikt om het nagestreefde doel te bereiken, noch strikt noodzakelijk voor dat doel.


    Top