Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022TN0407

    Zaak T-407/22: Beroep ingesteld op 1 juli 2022 — Norddeutsche Landesbank — Girozentrale/GAR

    PB C 359 van 19.9.2022, p. 78–80 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.9.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 359/78


    Beroep ingesteld op 1 juli 2022 — Norddeutsche Landesbank — Girozentrale/GAR

    (Zaak T-407/22)

    (2022/C 359/97)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Verzoekende partij: Norddeutsche Landesbank — Girozentrale (Hannover, Duitsland) (vertegenwoordigers: J. Seitz, D. Flore en C. Marx, advocaten)

    Verwerende partij: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR)

    Conclusies

    verweerders besluit van 11 april 2022 (kenmerk: SRB/ES/2022/18), met inbegrip van de bijlagen, met name bijlage I met daarin de “Afzonderlijk (per instelling) in de geharmoniseerde bijlagen weergegeven uitkomsten van de berekening die is uitgevoerd voor alle instellingen waarvoor de voor 2022 vooraf te betalen bijdragen moeten worden bepaald” nietig verklaren, voor zover elk van deze bijlagen voor verzoekster van belang is;

    verweerder verwijzen in de kosten van de procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Het beroep is gebaseerd op de volgende middelen:

    1.

    Schending van het recht om te worden gehoord

    Verweerder heeft verzuimd verzoekster te horen alvorens het bestreden besluit vast te stellen, wat in strijd is met artikel 41, leden 1 en 2, onder a), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest”).

    2.

    Schending van procedureregels

    Het bestreden besluit is nietig omdat bij de vaststelling ervan algemene procedurele vereisten zijn geschonden die voortvloeien uit artikel 41 van het Handvest, artikel 298 VWEU, algemene rechtsbeginselen en het intern reglement van verweerder.

    3.

    Ontoereikende motivering van het bestreden besluit

    Het bestreden besluit bevat in strijd met artikel 296 VWEU geen afdoende motivering; met name ontbreken de motivering van de individuele gevallen en de uiteenzetting van de fundamentele overwegingen in het kader van de evenredigheid en de beoordelingsmarge.

    De berekening van de jaarlijkse bijdrage is bovendien niet begrijpelijk, inzonderheid omdat uiteenlopende begrippen zijn gebruikt en belangrijke tussenstappen niet zijn weergegeven.

    4.

    Schending van het grondrecht op effectieve rechterlijke bescherming doordat het bestreden besluit niet kon worden geverifieerd

    De ontoereikende motivering van het bestreden besluit maakt voor verzoekster de rechterlijke toetsing op niet onbeduidende wijze moeilijker.

    Verweerder heeft in het bijzonder het beginsel van hoor en wederhoor geschonden, welk beginsel inhoudt dat de partijen zowel de feitelijke als de juridische omstandigheden moeten kunnen bespreken die bepalend zijn voor de uitkomst van de procedure.

    5.

    De toepassing van de IPS [Institutional Protection Scheme (institutioneel protectiestelsel)]-indicator is in strijd met de in het licht van hogere rechtsregels uit te leggen gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 (1)

    In het kader van artikel 7, lid 4, tweede alinea, van de gedelegeerde verordening had verweerder ermee rekening moeten houden dat verzoekster derivaten hoofdzakelijk voor hedging- en risicobeheerdoeleinden aanhoudt.

    Bij de toepassing van de IPS-indicator is de consequentie van het lidmaatschap van verzoekster van het institutioneel protectiestelsel van de Sparkassen-Finanzgruppe onjuist beoordeeld.

    Volgens artikel 6, lid 5, tweede alinea, van de gedelegeerde verordening had verweerder ook in aanmerking moeten nemen dat het niet erg waarschijnlijk was dat de betrokken instelling in afwikkeling zou komen te verkeren en derhalve gebruik zou maken van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds, en had hij voorts het evenredigheidsbeginsel in acht moeten nemen.

    6.

    Door geen rekening te houden met de MREL [Minimum Requirements for own funds and Eligible Liabilities (minimumvereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva)] in het kader van de pijler “risicoblootstelling” is gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 geschonden

    Verweerder had overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder a), en lid 2, onder a), van de gedelegeerde verordening rekening moeten houden met verzoeksters bovengemiddeld hoge MREL-quotum van 47,17 %, dat veel hoger was dan het door de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad vastgestelde minimumquotum van 8 %.

    7.

    De toepassing van de risicoaanpassingsmultiplicator schendt de in het licht van hogere rechtsregels uit te leggen gedelegeerde verordening (EU) 2015/63

    Bij de vaststelling van de risicoaanpassingsmultiplicator had verweerder overeenkomstig het vereiste van de benadering naargelang van het risicoprofiel en het grondrecht van vrijheid van ondernemerschap uit hoofde van artikel 16 van het Handvest rekening moeten houden met verzoeksters geringe kans op wanbetaling en haar bovengemiddeld hoge MREL-quotum.

    8.

    Subsidiair: artikel 7, lid 4, tweede alinea, van gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 is in strijd met hogere rechtsregels

    Door in artikel 7, lid 4, tweede alinea, van gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 te voorzien in een relativering van de IPS-indicator, schendt deze bepaling het algemene gelijkheidsbeginsel van artikel 20 van het Handvest en het evenredigheidsbeginsel, aangezien instellingen die aan dezelfde institutionele garantie zijn onderworpen en dus dezelfde kans op wanbetaling hebben, verschillend kunnen worden behandeld.

    9.

    Het in gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 gehanteerde mechanisme van toewijzing aan cellen strookt niet met hogere rechtsregels

    De toewijzing aan risicocellen overeenkomstig bijlage I, stap 2, bij de gedelegeerde verordening leidt tot kennelijk oneerlijke resultaten en is derhalve in strijd met het vereiste van de benadering naargelang het risicoprofiel en met het algemene beginsel van gelijke behandeling.


    (1)  Gedelegeerde verordening (EU) 2015/63 van de Commissie van 21 oktober 2014 tot aanvulling van richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van wat de vooraf te betalen bijdragen aan afwikkelingsfinancieringsregelingen betreft (PB 2015, L 11, blz. 44)


    Top