This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CB0133
Case C-133/21: Order of the Court (Seventh Chamber) of 7 April 2022 (request for a preliminary ruling from the Efeteio Athinon — Greece) — VP, CX, RG, TR and Others v Elliniko Dimosio (Reference for a preliminary ruling — Social Policy — Directive 1999/70/EC — Framework agreement on fixed-term work concluded by ETUC, UNICE and CEEP — Clause 4 — Principle of non-discrimination — Successive fixed-term contracts in the public sector — National legislation establishing a difference in treatment as regards remuneration between workers employed under fixed-term contracts for the supply of services and those employed under contracts of indefinite duration — No justification — Concept of ‘objective reasons’)
Zaak C-133/21: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 7 april 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Efeteio Athinon — Griekenland) — VP, CX, RG, TR, e.a. / Elliniko Dimosio (Prejudiciële verwijzing – Sociaal beleid – Richtlijn 1999/70/EG – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Clausule 4 – Non-discriminatiebeginsel – Opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd in de publieke sector – Nationale regeling op grond waarvan werknemers die bij een overeenkomst voor aanneming van werk voor bepaalde tijd zijn aangenomen anders worden beloond dan zij die bij een overeenkomst voor aanneming van werk voor onbepaalde tijd zijn aangenomen – Geen rechtvaardiging – Begrip “objectieve redenen”)
Zaak C-133/21: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 7 april 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Efeteio Athinon — Griekenland) — VP, CX, RG, TR, e.a. / Elliniko Dimosio (Prejudiciële verwijzing – Sociaal beleid – Richtlijn 1999/70/EG – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Clausule 4 – Non-discriminatiebeginsel – Opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd in de publieke sector – Nationale regeling op grond waarvan werknemers die bij een overeenkomst voor aanneming van werk voor bepaalde tijd zijn aangenomen anders worden beloond dan zij die bij een overeenkomst voor aanneming van werk voor onbepaalde tijd zijn aangenomen – Geen rechtvaardiging – Begrip “objectieve redenen”)
PB C 359 van 19.9.2022, p. 14–14
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
19.9.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 359/14 |
Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 7 april 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Efeteio Athinon — Griekenland) — VP, CX, RG, TR, e.a. / Elliniko Dimosio
(Zaak C-133/21) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Sociaal beleid - Richtlijn 1999/70/EG - Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd - Clausule 4 - Non-discriminatiebeginsel - Opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde tijd in de publieke sector - Nationale regeling op grond waarvan werknemers die bij een overeenkomst voor aanneming van werk voor bepaalde tijd zijn aangenomen anders worden beloond dan zij die bij een overeenkomst voor aanneming van werk voor onbepaalde tijd zijn aangenomen - Geen rechtvaardiging - Begrip “objectieve redenen”)
(2022/C 359/17)
Procestaal: Grieks
Verwijzende rechter
Efeteio Athinon
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: VP, CX, RG, TR, e.a.
Verwerende partij: Elliniko Dimosio
Dictum
Clausule 4, punt 1, van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale regeling krachtens welke een werknemer voor bepaalde tijd, wiens overeenkomst is aangemerkt als overeenkomst voor aanneming van werk, geen recht heeft op een beloning die gelijkwaardig is aan die van een werknemer voor onbepaalde tijd op grond dat hij zijn werk heeft verricht in het kader van een overeenkomst voor bepaalde tijd en hij wist dat die overeenkomst voorzag in permanente en blijvende behoeften van zijn werkgever.