Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62022TN0468

    Zaak T-468/22: Beroep ingesteld op 22 juli 2022 — EIB/Syrië

    PB C 359 van 19.9.2022, p. 90–91 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.9.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 359/90


    Beroep ingesteld op 22 juli 2022 — EIB/Syrië

    (Zaak T-468/22)

    (2022/C 359/110)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Europese Investeringsbank (vertegenwoordigers: D. Arts en E. Paredis, advocaten, T. Gilliams, R. Stuart en F. de Borja Oxangoiti Briones, gemachtigden)

    Verwerende partij: Arabische Republiek Syrië

    Conclusies

    Verzoekster verzoekt het Gerecht:

    de Arabische Republiek Syrië te veroordelen tot betaling van alle bedragen die sinds 9 augustus 2017 aan verzoekster op grond van haar recht van subrogatie verschuldigd zijn volgens de artikelen 3.01, 3.02 en 4.01 van de leningsovereenkomst “Electricity Transmission Project” nr. 20868 (hierna: “leningsovereenkomst”), te weten:

    het bedrag van 1 984 763,43 CHF en 22 856 655,23 EUR dat op 30 juni 2022 aan de Europese Unie verschuldigd was, bestaande uit de hoofdsom van 1 716 822,98 CHF en 18 655 393,62 EUR, rente ten bedrage van 51 915,64 CHF en 1 040 629,74 EUR, en contractuele vertragingsrente (berekend vanaf de datum waarop de schuld opeisbaar is geworden tot 30 juni 2022) ten bedrage van 216 024,81 CHF en 3 160 631,87 EUR, en

    verdere contractuele vertragingsrente, tegen het jaarlijkse tarief dat gelijk is aan de som van (i) 2,5 % (250 basispunten) en (ii) het tarief volgens artikel 3.01, tot de datum van betaling;

    de Arabische Republiek Syrië overeenkomstig artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering te verwijzen in alle kosten van de onderhavige procedure.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster één middel aan.

    Volgens dit enige middel is de Arabische Republiek Syrië haar contractuele verplichtingen niet nagekomen die voortvloeien uit de artikelen 3.01 en 4.01 van de leningsovereenkomst, te weten betaling van de resterende in de leningsovereenkomst vastgestelde termijnen die sinds 9 augustus 2017 verschuldigd zijn, alsmede uit artikel 3.02 van de leningsovereenkomst, te weten betaling van vertragingsrente voor elke op de vervaldag niet-betaalde termijn, tegen het vastgestelde jaarlijkse tarief. Bijgevolg is de Arabische Republiek Syrië contractueel verplicht om aan verzoekster (gesubrogeerd in de vorderingen van de Europese Investeringsbank) alle bedragen te betalen die haar verschuldigd zijn volgens de artikelen 3.01, 3.02, en 4.01 van de leningsovereenkomst.


    Top