This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62018CN0491
Case C-491/18: Request for a preliminary ruling from the Wojewódzki Sąd Administracyjny we Wrocławiu (Poland) lodged on 27 July 2018 — Mennica Wrocławska sp. z o.o. v Dyrektor Izby Administracji Skarbowej we Wrocławiu
Zaak C-491/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny we Wrocławiu (Polen) op 27 juli 2018 – Mennica Wrocławska sp. z o.o./Dyrektor Izby Administracji Skarbowej we Wrocławiu
Zaak C-491/18: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny we Wrocławiu (Polen) op 27 juli 2018 – Mennica Wrocławska sp. z o.o./Dyrektor Izby Administracji Skarbowej we Wrocławiu
PB C 19 van 20.1.2020, p. 6–6
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.1.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 19/6 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny we Wrocławiu (Polen) op 27 juli 2018 – Mennica Wrocławska sp. z o.o./Dyrektor Izby Administracji Skarbowej we Wrocławiu
(Zaak C-491/18)
(2020/C 19/07)
Procestaal: Pools
Verwijzende rechter
Wojewódzki Sąd Administracyjny we Wrocławiu
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Mennica Wrocławska sp. z o.o.
Verwerende partij: Dyrektor Izby Administracji Skarbowej we Wrocławiu
Bij beschikking van 13 december 2018 heeft het Hof van Justitie (Tiende kamer) voor recht verklaard dat artikel 168, onder a), artikel 178, onder a), en artikel 226 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij richtlijn 2010/45/EU van de Raad van 13 juli 2010, aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de nationale belastingautoriteiten een belastingplichtige het recht op aftrek van verschuldigde of betaalde voorbelasting weigeren op de enkele grond dat de opgestelde facturen een vergissing bevatten met betrekking tot de identificatie van de goederen die het voorwerp van de betrokken handelingen uitmaken, ook al had de belastingplichtige, voordat de belastingautoriteiten een besluit ten aanzien van hem hadden genomen, aan hen de documenten overgelegd en toelichtingen gegeven die nodig waren om te bepalen wat het eigenlijke voorwerp van deze handelingen was en die aantonen dat deze handelingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.