Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IP0082

    Resolutie van het Europees Parlement van 9 maart 2016 over de tabaksovereenkomst (PMI-overeenkomst) (2016/2555(RSP))

    PB C 50 van 9.2.2018, p. 35–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.2.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 50/35


    P8_TA(2016)0082

    Tabaksovereenkomst (PMI-overeenkomst)

    Resolutie van het Europees Parlement van 9 maart 2016 over de tabaksovereenkomst (PMI-overeenkomst) (2016/2555(RSP))

    (2018/C 050/04)

    Het Europees Parlement,

    gezien de antismokkel- en antinamaakovereenkomst en algemene vrijgave van 9 juli 2004 tussen Philip Morris International (PMI) en dochterondernemingen enerzijds en de Unie en haar lidstaten anderzijds,

    gezien Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (1),

    gezien het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging („het WHO-FCTC”) en het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten, dat tijdens de vijfde bijeenkomst van de Conferentie van de partijen bij het WHO-FCTC is aangenomen bij besluit FCTC/COP5(1) van 12 november 2012,

    gezien het voorstel van de Commissie van 4 mei 2015 voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten bij het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging, voor wat betreft de bepalingen van het protocol die onder titel V van deel III van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen (COM(2015)0193),

    gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 24 februari 2016 getiteld „Technical assessment of the experience made with the Anti-Contraband and Anti-Counterfeit Agreement and General Release of 9 July 2004 among Philip Morris International and affiliates, the Union and its Member States” (Technische beoordeling van de ervaring met de antismokkel- en antinamaakovereenkomst en algemene vrijgave van 9 juli 2004 tussen Philip Morris International en dochterondernemingen enerzijds en de Unie en haar lidstaten anderzijds) (SWD(2016)0044),

    gezien zijn resolutie van 11 oktober 2007 over de gevolgen van het akkoord tussen de Gemeenschap, lidstaten en Philip Morris betreffende het opvoeren van de strijd tegen fraude en sigarettensmokkel en over de vorderingen die zijn geboekt met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen van de Enquêtecommissie communautair douanevervoer van het Europees Parlement (2),

    gezien de vraag aan de Commissie over de tabaksovereenkomst (PMI-overeenkomst) (O-000010/2016 — B8-0109/2016),

    gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat de bescherming van de financiële belangen van de EU een van de grote prioriteiten van de Commissie is en dat de nationale en EU-begrotingen als gevolg van de illegale handel in tabaksproducten, en met name de smokkel en namaak van sigaretten, volgens een voorzichtige schatting jaarlijks meer dan 10 miljard EUR aan overheidsinkomsten mislopen;

    B.

    overwegende dat illegale handel een ernstig misdrijf is dat bijdraagt aan de financiering van andere internationaal georganiseerde criminele activiteiten, waaronder mensen-, drugs- en wapenhandel en, in sommige gevallen, terroristische groeperingen;

    C.

    overwegende dat het kerndoel van de PMI-overeenkomst is de grootschalige PMI-smokkel op de illegale tabaksmarkt in de EU in te dammen;

    D.

    overwegende dat de PMI-overeenkomst op 9 juli 2016 zal aflopen;

    E.

    overwegende dat in de technische beoordeling van de PMI-overeenkomst door de Commissie geconcludeerd wordt dat dit kerndoel daadwerkelijk is bereikt, maar vraagtekens worden geplaatst bij de oorzakelijkheid van dit resultaat en erop gewezen wordt dat de vermindering van de PMI-smokkel niet geleid heeft tot een algemene verlaging van het aantal illegale producten op de EU-markt;

    F.

    overwegende dat de PMI-overeenkomst de overheidskassen ongeveer 1 miljard USD aan jaarlijkse betalingen en 68,2 miljoen EUR aan betalingen bij inbeslagneming heeft opgeleverd, verdeeld tussen de Commissie (ca. 10 %) en de lidstaten (ca. 90 %); overwegende dat er geen gegevens voorhanden zijn over de wijze waarop de lidstaten de uit hoofde van de overeenkomst ontvangen middelen hebben uitgegeven;

    G.

    overwegende dat zowel het rechtskader als de marktomgeving van de illegale tabakshandel sinds de ondertekening van de huidige PMI-overeenkomst aanzienlijk veranderd zijn, met name wat betreft de steeds massalere aanwezigheid op de markt van merkloze sigaretten, die in de wandelgangen „goedkope witte” worden genoemd, en de ontwikkeling van de nieuwe markt voor vloeibare nicotine voor e-sigaretten;

    H.

    overwegende dat de zaken C-358/14 Polen/Parlement en Raad, C-477/14 Pillbox 38 (UK) Limited en C-547/14 Philip Morris Brands SARL e.a., waarin Richtlijn 2014/40/EU wordt aangevochten, momenteel behandeld worden door het Hof van Justitie van de EU en door de tabaksfabrikanten in kwestie onverwijld zouden moeten worden ingetrokken;

    I.

    overwegende dat de Commissie heeft toegezegd het WHO-FCTC-Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten te zullen ratificeren, hetgeen een belangrijke stap voorwaarts is naar een versterking van het rechtskader voor de bestrijding van de illegale handel in tabaksproducten; overwegende dat de Commissie heeft beloofd dat zij derde landen zal verzoeken het Protocol te ratificeren;

    J.

    overwegende dat tabakssmokkel het volksgezondheidsbeleid van de EU ondergraaft en ertoe leidt dat illegale tabaksproducten op vele plaatsen tegen een aanzienlijke illegale korting beschikbaar zijn, onder andere voor jongeren; overwegende dat namaaksigaretten niet alleen op illegale wijze worden vervaardigd en ingevoerd, maar dat zij bovendien onbekende ingrediënten bevatten en daardoor een ernstig gezondheidsrisico vormen;

    1.

    is ingenomen met het WHO-FCTC-Protocol betreffende de uitbanning van illegale handel in tabaksproducten en dringt erop aan dat het ratificatieproces zo spoedig mogelijk wordt voltooid;

    2.

    is verheugd over het voorstel van de Commissie om het Protocol te ratificeren, alsook over haar belofte om de lidstaten en derde landen te verzoeken dat ook te doen; neemt er nota van dat tot dusver 15 landen, waaronder vijf EU-lidstaten, het Protocol geratificeerd hebben, en dat de EU zich momenteel opmaakt voor ratificatie ervan;

    3.

    verzoekt de Commissie met klem de spoedige ratificatie van het Protocol na te streven; is echter van oordeel dat hernieuwing van de overeenkomst een slecht en contraproductief signaal zou afgeven aan derde landen, namelijk dat de EU ongepaste interactie met de tabaksindustrie aangaat, alhoewel het Protocol zulke interactie duidelijk verbiedt;

    4.

    is van oordeel dat een verlenging van de PMI-overeenkomst wellicht niet verenigbaar is met de verplichtingen van de EU uit hoofde van artikel 5, lid 3, van het WHO-FCTC, wat zou kunnen leiden tot reputatieschade voor de EU als wereldleider op het gebied van tabaksontmoediging;

    5.

    wijst erop dat in de richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van artikel 5, lid 3, van het WHO-FTCT vermeld staat dat er een fundamenteel en onoverkomelijk conflict bestaat tussen de belangen van de tabaksindustrie en die van het volksgezondheidsbeleid;

    6.

    is ingenomen met de vaststelling van Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (de tabaksproductenrichtlijn); benadrukt dat de tabaksfabrikanten uit hoofde van de tabaksproductenrichtlijn reeds wettelijk verplicht zijn een volg- en traceersysteem in te voeren en in stand te houden dat uiterlijk 20 mei 2019 van kracht moet worden voor sigaretten en shagtabak en uiterlijk 20 mei 2024 voor andere tabaksproducten;

    7.

    benadrukt dat de Commissie onmiddellijk maatregelen moet nemen om te waarborgen dat de tabaksproductenrichtlijn in alle lidstaten onverkort wordt omgezet; neemt er nota van dat verscheidene lidstaten de Commissie informeel hebben laten weten dat de omzetting van de richtlijn voltooid is; vraagt de Commissie om na het verstrijken van de deadline van 20 mei 2016 volledige informatie te verschaffen over de stand van de omzetting;

    8.

    herinnert eraan dat de Commissie in mei 2015 heeft beloofd zo spoedig mogelijk met haar beoordeling van de PMI-overeenkomst te zullen komen; onderstreept dat de Commissie de publicatie van de beoordeling meerdere malen heeft uitgesteld en dat de beoordeling uiteindelijk op woensdag 24 februari 2016 is gepubliceerd, één dag voor het debat over dit thema in de plenaire vergadering van het Parlement; is stellig van mening dat de Commissie door deze late publicatie ernstig is tekortgeschoten voor wat betreft haar transparantieverplichtingen ten opzichte van zowel het Parlement als de burgers, en dat zij daarmee de mogelijkheden van het Parlement heeft ondermijnd om tijdig zijn standpunt over deze complexe en delicate kwestie te formuleren;

    9.

    neemt nota van de beoordeling van de Commissie dat de PMI-overeenkomst daadwerkelijk zijn doel heeft bereikt, nl. het terugdringen van de grootschalige PMI-smokkel op de illegale tabaksmarkt in de EU, zoals blijkt uit het feit dat het aantal echte PMI-sigaretten dat tussen 2006 en 2014 door lidstaten in beslag werd genomen, met circa 85 % is gedaald; merkt evenwel op dat de Commissie vraagtekens plaatst bij de oorzakelijkheid van dit resultaat en ook benadrukt dat de PMI-smokkel niet geleid heeft tot een algemene vermindering van het aantal illegale producten op de EU-markt; merkt op dat de smokkel van producten van de grote fabrikanten steeds meer plaats heeft gemaakt voor andere producten, zoals merkloze sigaretten („goedkope witte”), die gewoonlijk in derde landen worden geproduceerd;

    10.

    acht het uiterst zorgwekkend dat de begroting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) gedeeltelijk wordt gefinancierd met jaarlijkse betalingen van de tabaksindustrie, zoals vermeld in de tabaksovereenkomsten, aangezien dit tot een zeker belangenconflict zou kunnen leiden;

    11.

    benadrukt dat de PMI-overeenkomst, toen die in 2004 voor het eerst werd gesloten, een innovatief instrument was om de illegale tabakshandel aan banden te leggen, maar wijst erop dat er zich sindsdien aanzienlijke veranderingen hebben voorgedaan in de marktomgeving en de regelgeving; onderstreept dat belangrijke kenmerken van de huidige illegale tabakshandel niet door de overeenkomst worden bestreken, met name het feit dat „goedkope witte” thans een groot deel van de handel uitmaken; is dan ook van oordeel dat alle elementen die thans onder de PMI-overeenkomst vallen bestreken zullen worden door het nieuwe rechtskader, dat bestaat uit de tabaksproductenrichtlijn en het WHO-FCTC-Protocol;

    12.

    concludeert daarom dat de PMI-overeenkomst niet hernieuwd, verlengd of heronderhandeld moet worden; vraagt de Commissie de overeenkomst niet te hernieuwen, verlengen of heronderhandelen na de huidige afloopdatum;

    13.

    verzoekt de Commissie om voor de afloopdatum van de PMI-overeenkomst op EU-niveau alle noodzakelijke maatregelen te treffen voor het volgen en traceren van PMI-tabaksproducten en juridische stappen te nemen ingeval van illegale inbeslagnemingen van producten van deze fabrikant totdat alle bepalingen van de tabaksproductenrichtlijn volledig afdwingbaar zijn, zodat er geen regelgevingsvacuüm ontstaat tussen het verstrijken van de PMI-overeenkomst en de inwerkingtreding van de tabaksproductenrichtlijn en het FCTC-Protocol;

    14.

    verzoekt PMI het volg- en traceersysteem en de zorgvuldigheidsbepalingen („ken uw klant”) van de huidige overeenkomst toe te passen, ongeacht of deze al dan niet wordt verlengd;

    15.

    vindt het zorgwekkend dat de vier overeenkomsten met tabaksproducenten geen oplossing bieden voor het probleem van „goedkope witte”; verzoekt de Commissie derhalve met een actieplan te komen met nieuwe maatregelen om dit probleem met spoed aan te pakken;

    16.

    verzoekt de Commissie een nieuwe, aanvullende verordening voor te stellen tot invoering van een onafhankelijk volg- en traceersysteem en houdende toepassing van zorgvuldigheidsbepalingen („ken uw klant”) op in de tabaksindustrie gebruikte ruw gesneden tabak, filters en papier, als aanvullend middel om smokkel en namaak te bestrijden;

    17.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en het secretariaat van het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging.


    (1)  PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1.

    (2)  PB C 227 E van 4.9.2008, blz. 147.


    Top