Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IR3691

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Een doeltreffend waterbeheersysteem: een benadering van innovatieve oplossingen

    PB C 207 van 30.6.2017, p. 45–50 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.6.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 207/45


    Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Een doeltreffend waterbeheersysteem: een benadering van innovatieve oplossingen

    (2017/C 207/09)

    Rapporteur:

    Cees LOGGEN (NL/ALDE), Gedeputeerde van de provincie Noord-Holland

    BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,

    Algemene opmerkingen

    1.

    stelt vast dat schoon en voldoende water, als bron van ons leven, onmisbaar is voor onze gezondheid en ons welzijn. Water biedt vele kansen voor ontwikkeling, maar vormt daarentegen ook een bedreiging. Overstromingen, droogtes en slechte waterkwaliteit bedreigen ons leven, onze gezondheid en onze welvaart.

    2.

    Het Comité prijst de Europese Commissie dat zij in 2000 de Kaderrichtlijn water (KRW) heeft geïntroduceerd die, aangevuld met meer specifieke communautaire wetgeving (1), een groot deel van de oudere regelingen heeft gestroomlijnd, een waterbeheeraanpak op basis van de stroomgebieden heeft gereguleerd en ambitieuze langetermijndoelstellingen voor het waterbeheer heeft ingevoerd.

    3.

    Het Comité is ervan op de hoogte dat de Europese Commissie werkt aan de volgende onderdelen van het Europese waterbeleid:

    a)

    De herziening van de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) in 2019: de Onderzoeksdienst van het Europees Parlement (EPRS) heeft een analyse uitgevoerd, getiteld „Water Legislation — COST of Non-Europe Report”. Hierin zijn de uitvoeringsproblemen in kaart gebracht.

    b)

    Maatregelen, inclusief een voorstel voor een wetgevingsinstrument om het hergebruik van water te ontwikkelen: hergebruik van water is een essentieel onderdeel van het Europese ecologisch-industriële landschap. Het initiatief ter bevordering van het hergebruik van water is een sleutelfactor in het actieplan voor een circulaire economie, waarbij een wetgevingsvoorstel over de minimumeisen voor hergebruikt water, bv. voor irrigatie en aanvulling van het grondwater, onontbeerlijk is.

    c)

    De aanstaande herziening van de Drinkwaterrichtlijn in 2017 (98/83/EG) (DWD): uit de raadplegingen en de voorbereidende studies is gebleken dat er behoefte is aan verbetering van het EU-drinkwaterbeleid wat betreft de tenuitvoerlegging van het recht van de mens op water en sanitatie.

    d)

    De eventuele herziening van de richtlijn inzake de Behandeling van stedelijk afvalwater (91/271/EEG) (UWWTD).

    4.

    Het Comité vraagt aandacht voor het feit dat in de meeste lidstaten de lokale en regionale overheden institutionele en politieke waterbeheerstaken en -bevoegdheden hebben en daarmee de uitvoering van de meeste EU-waterrichtlijnen gestalte geven. Lokale en regionale overheden zijn daarnaast meestal ook bevoegd voor beleidsonderwerpen die belangrijk zijn voor een duurzaam waterbeheer, zoals ruimtelijke ordening, infrastructuur, mobiliteitsbeleid, vergunningverlening, landbouw en landschapsbeheer, watervoorziening, bescherming van grond- en oppervlaktewater, klimaatadaptatie en bescherming tegen overstromingen.

    5.

    Het Comité neemt kennis van de conclusies van de Europese Raad inzake duurzaam waterbeheer van 17 oktober 2016. Het steunt de conclusies van de Raad dat water een top prioriteit is en beaamt de erkenning dat de wateropgaven verschillend zijn in de EU en dat daarom behoefte is aan flexibiliteit in de te kiezen oplossingsrichtingen, zoals de behoefte aan infrastructuur voor de regeling van de watervoorraden, om een goede ecologische toestand van de waterlichamen te bereiken en om aan de vraag naar water te voldoen.

    6.

    Het Comité wijst daarom op het belang van de naleving van het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel. Bijv. bij maatregelen betreffende hergebruik van water en efficiency-verhoging aan de vraagzijde (water sparen) is de nationale, regionale en lokale context doorslaggevend omdat water niet overal in dezelfde mate beschikbaar is. Het is daarom van belang dat, redenerend vanuit een Europees kader, de ruimte wordt geboden om op nationaal, regionaal en lokaal niveau de problematiek te beschouwen en op deze niveaus de benodigde maatregelen te kunnen nemen.

    7.

    Het Comité wijst op de zeer ambitieuze en vrijwillige „Urban Water Agenda 2030” die is opgesteld tijdens het congres Cities & Water in februari 2016 in Leeuwarden, en roept Europese steden op om deze te ondertekenen.

    8.

    Het Comité ondersteunt het voornemen van de Europese Commissie om in 2017 in het kader van de implementatie van het actieplan voor circulaire economie, te komen met een voorstel voor minimum eisen rondom het hergebruik van water en met een (REFIT) herziening van de Drinkwaterrichtlijn (2), waarbij in acht wordt genomen dat eventuele negatieve effecten niet onevenredig uitpakken voor andere sectoren, zoals de landbouw.

    9.

    De regionale verschillen betreffende de beschikbaarheid moeten in aanmerking worden genomen. Er moet geen verplichting bestaan om water te hergebruiken, tenzij dit gerechtvaardigd kan worden. In wezen kan hergebruik van water oplossingen bieden in regio’s waar de beschikbaarheid van water een probleem vormt.

    10.

    De Europese Commissie zou, in het licht van een evenwichtige en samenhangende aanpak, in dit verband moeten afdwingen dat hergebruik van water, als slechts een extra optie voor de watervoorziening, gepaard gaat met een verbetering van de efficiëntie aan de vraagzijde, en dat de mogelijke gevolgen van een geringere hoeveelheid beschikbaar water worden onderzocht en in aanmerking worden genomen.

    11.

    Het Comité vindt het van essentieel belang dat de lokale en regionale overheden met dit initiatiefadvies aanbevelingen aanreiken ter verbetering van de tenuitvoerlegging van de EU-waterwetgeving, en dat ze intensief betrokken blijven bij het toekomstig Europees waterbeleid.

    Context en afbakening van het advies

    12.

    Het Comité heeft zich in het verleden al meermaals uitgesproken over kwesties in verband met het waterbeheer. Het voorliggende initiatiefadvies is een vervolg op de eerdere CvdR-adviezen zoals:

    a)

    Advies over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG en Richtlijn 2008/105/EG betreffende prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid”, CdR 1120/2012 (3);

    b)

    Advies over het „Zevende Milieuactieprogramma”, CdR 593/2013 (4);

    c)

    Advies over „De gunning van concessieopdrachten”, CdR 100/2012 (5);

    d)

    Advies over „De rol van regionale en lokale overheden in de bevordering van een duurzaam waterbeheer”, CdR 5/2011 (6);

    13.

    Het Comité beklemtoont dat wat betreft de gevolgen van de klimaatverandering op het waterbeheer, de beleidsmaatregelen op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau nauw moeten aansluiten op de maatregelen in het kader van de EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering en refereert in dit verband naar het advies „Een geïntegreerde aanpak voor een nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering”, CdR 2430/2016.

    14.

    Het Comité onderkent de breedte van het beleidsveld water en is van mening dat dit initiatiefadvies de focus legt op het binnenlandse waterbeheer, te weten de waterkwaliteit, het tekort aan zoet water, alsmede de bescherming tegen overstromingen. Het waterbeheer van zee en oceaan en daarmee de kaderrichtlijn mariene strategie en de richtlijn over maritieme ruimtelijke planning, die in eerdere CvdR-adviezen zijn behandeld, worden in dit advies buiten beschouwing gelaten.

    Het belang van goed waterbeheer

    15.

    Als gevolg van de klimaatsveranderingen en verdere intensivering van het landgebruik vraagt het Comité aandacht voor de grote uitdagingen voor het waterbeheer die op ons af komen:

    a)

    op de korte termijn vergroot de toenemende variabiliteit van het neerslagpatroon het risico op overstromingen en droogte. De stijging van de watertemperatuur en de variatie van extreme weersfenomenen, met inbegrip van overstromingen en droogte, zijn van invloed op de kwaliteit van het water. Veranderingen in de kwantiteit en kwaliteit van het water zijn op hun beurt van invloed op de beschikbaarheid, stabiliteit en toegankelijkheid van water, en hebben gevolgen voor de werking en het gebruik van de bestaande infrastructuur en voor de beheerpraktijken.

    b)

    Op de middellange termijn ligt de uitdaging in het daadwerkelijk bereiken van de gewenste waterkwaliteitsdoelstellingen.

    c)

    Op de langere termijn worden de gevolgen van de zeespiegelstijging en de (zoet)waterschaarste de grootste uitdaging, met grote sociaal economische consequenties zoals migratie uit de gebieden waar de zee het land gaat overstromen en/of uit de gebieden waar zoet water door schaarste niet meer voor handen is. Ook de verwachte veranderingen qua neerslag en temperatuur zullen waarschijnlijk gevolgen hebben voor de frequentie van overstromingen, met grote sociaal-economische en gezondheidsgerelateerde gevolgen.

    16.

    Het Comité vraagt aandacht voor de grote economische waarde van de watersector en het economisch belang van goed watermanagement. Een paar voorbeelden:

    a)

    De wereldwijde levering, behandeling en distributie van water is een kritische factor van onze samenleving: het garandeert ons voedsel, sanitaire voorzieningen, gezondheid en welzijn. Van de totale wereldeconomie van ca. 70 biljoen euro is ca. 63 biljoen euro rechtstreeks afhankelijk van water (7).

    b)

    Een recent VN-rapport berekent dat er wereldwijd 1 miljard banen, omgerekend 40 % van het totaal aantal banen, sterk afhankelijk zijn van water en nog eens 1 miljard banen deels afhankelijk zijn van water. Dit betekent dat omgerekend 80 % van de wereldwijde arbeidsplaatsen waterafhankelijk zijn (8).

    c)

    De Europese watersector bestaat uit 9 000 actieve kleine en middelgrote ondernemingen en biedt alleen al in de nutsbedrijven 600 000 banen (9).

    d)

    De totale bruto toegevoegde waarde van de industrie voor sanitaire voorzieningen en watervoorziening bedroeg 44 miljard euro in 2010, en vertegenwoordigde ongeveer 500 000 banen dat jaar (10).

    e)

    De overstromingen van de afgelopen 15 jaar hebben tot ten minste 25 miljard euro aan verzekerde schade geleid, nog zonder de onverzekerde schade mee te tellen. In 2014 alleen al was de geschatte schade bijna 5 miljard euro. Volgens de prognoses zal dit schadebedrag per jaar vijf keer zo hoog worden in 2050 (11).

    De noodzaak voor een andere vorm van beleid

    17.

    Aangezien er nog veel onzekerheid is over de mate en de impact van de toekomstige waterproblemen en ook het normatieve kader verschillend is, is het Comité van mening dat beleid gebaseerd op een „blauwdruk” een goed uitgangspunt kan zijn om de relatie tussen de verschillende instellingen te verbeteren en nieuwe innovatieve manieren van beleid maken te verkennen die de samenwerking tussen verschillende sectoren mogelijk maken door te zoeken naar synergieën en conflicten te vermijden. Het beleid dat wordt aangeduid als „adaptief beleid” moet worden uitgevoerd. In onderstaande figuur staan de verschillende mogelijkheden weergegeven.

     

    normen en waarden

    overeenkomstig

    verschillend

    kennis

    consensus

    Planmatig beleid

    Onderhandelen over normen

    controverse

    Onderhandelen over kennis

    Adaptief beleid

    18.

    Het Comité roept de Europese Commissie op om in het kader van de aanstaande herziening van de Drinkwaterrichtlijn, de maatregelen rondom hergebruik van water, de eventuele herziening van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater en op termijn de herziening van de Kaderrichtlijn Water, een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden voor adaptief beleid binnen het waterbeleid. Deze verkenning zou zich moeten richten op de belangrijkste voorwaarden voor adaptief beleid, te weten integraliteit, informatie-uitwisseling, flexibiliteit en differentiatie in doelstellingen en inspanningen én innovatie. Bij het kijken naar mogelijkheden voor een nieuw beleid zou de Commissie moeten overleggen met lokale en regionale overheden om er zeker van te zijn dat toekomstige voorstellen altijd in hun belang zullen zijn, in die zin dat hun bevoegdheden ondersteund in plaats van ingeperkt worden.

    Integraal beleid

    19.

    Het Comité roept de Europese Commissie op om haar veelal sectorale waterbeleid om te vormen tot integraal beleid en om er daarbij op in te zetten dat waterbeheer als een horizontaal element wordt opgenomen in andere beleidsterreinen die nauw verband hebben met deze hulpbron, zoals menselijke consumptie, energie, landbouw, visserij, toerisme, milieu enz.

    20.

    Het Comité is van mening dat het voorzorgsbeginsel en het beginsel dat de vervuiler betaalt als uitgangspunt moeten blijven dienen in het waterbeleid. Echter, in een gedifferentieerde aanpak dienen alle mogelijkheden open te blijven om tot de meest effectieve en efficiënte oplossingen te komen, opdat er — in uitzonderingsgevallen — kan worden afgeweken van het uitgangspunt. De genoemde oplossingen komen tot stand met behulp van innovatieve, specifieke en ecologisch duurzame wetenschappelijke benaderingen.

    21.

    Het Comité vraagt in dat kader aandacht voor de notie dat energie c.q. de energiekosten een grote hindernis kunnen blijken voor de toepassing van innovatie, onconventionele oplossingen voor het watertekort, zoals het transporteren van water naar verdroogde gebieden of ontziltingsinstallaties. Het benadrukt dat bij het formuleren van EU-beleidsmaatregelen rekening moet worden gehouden met het gebruik van hernieuwbare energie en het potentieel van water als bron van energie.

    22.

    Het Comité vraagt aandacht voor het toenemende gebruik van medicijnen, zoals bijvoorbeeld antibiotica, waarbij de werkzame stoffen via het riool in het oppervlaktewater terecht komen. Dit leidt tot een zwaardere inspanning voor de drinkwaterproductie uit oppervlaktewater, maar kan ook leiden tot een groter risico op immuniteit van bacteriën. De oplossingsrichting voor dit probleem ligt in een aanpak gericht op de diffuse bronnen van residuele medicijnen: medicijnrestanten en medicijnresten in urine en fecaliën.

    23.

    Als aanvulling op of als alternatief voor traditionele grijze structurele maatregelen (om bijvoorbeeld de hydromorfologische druk in stroomgebieden te verlagen) zouden de lidstaten en lokale en regionale overheden in hun waterbeleid, in hun operationele programma’s in het kader van ESIF-financiering (bijvoorbeeld voor het herstel van wetlands en bossen) of in stedenbouwkundige plannen (bijvoorbeeld voor de opslag van regenwater — voor hergebruik — of om de waterretentie te vergroten en zo de gevolgen van overstromingen te reduceren) plaats moeten inruimen voor groene infrastructuur en voor op natuurlijke processen gebaseerde waterretentiemaatregelen.

    24.

    Het waterbeheer moet worden verbeterd door in geval van natuurrampen de levering van schoon drinkwater te helpen beschermen (12).

    25.

    Het Comité moedigt lokale en regionale overheden aan om afspraken te maken met verzekeringsmaatschappijen en nationale overheden om ervoor te zorgen dat alle huishoudens, landbouwbedrijven en ondernemingen die mogelijk het slachtoffer kunnen worden van overstromingen, een betaalbare verzekering kunnen afsluiten. Ook moet eraan worden gewerkt dat alle belanghebbenden gaan inzien dat het vergroten van de weerbaarheid van meet af aan, de meest doeltreffende manier is om risico’s te minimaliseren en de langetermijnkosten van natuurrampen terug te dringen.

    Informatie-uitwisseling tussen beleidsuitvoerders en beleidsmakers

    26.

    Doelstellingen van de verschillende beleidsvelden zijn op zichzelf staand aanvaardbaar („planmatig beleid”). Maar de benodigde maatregelen zijn vaak in de uitvoering conflicterend. Het Comité vraagt aandacht voor het feit dat er in de regio’s en steden, waar de uitvoering plaats vindt, vaak een afweging gemaakt moet worden tussen dergelijke conflicterende maatregelen.

    27.

    Het Comité verzoekt de Europese Commissie om de informatie-uitwisseling vanuit de uitvoerders van het waterbeleid, de lokale en regionale overheden, naar de beleidsmakers in Brussel te versterken en de informatie van bijvoorbeeld conflicterende doelstellingen mee te nemen in haar nieuw beleid of aanpassingen van haar beleid.

    Herziening en toepassing van bestaande wetgeving

    28.

    Hopelijk leidt de geplande herziening van de waterrichtlijn tot betere controlesystemen en analyseparameters, tot voor burgers beter toegankelijke informatie over de kwaliteit van drinkwater, tot een oplossing voor lekkages, tot een betere regelgeving voor kleine of individuele drinkwatervoorzieningen, tot oplossingen voor problemen doordat stoffen in contact komen met drinkwater en tot een actualisering van de huidige afwijkingen van de wetgeving.

    29.

    Bij een toekomstige herziening van de richtlijn inzake behandeling van stedelijk afvalwater zou vooral moeten worden gestreefd naar verbetering van de controle, de verslaglegging en de openbare verspreiding van gegevens. Ook moet er zeker worden aangeknoopt bij de circulaire economie en de hulpbronnenefficiëntie in de EU zou een prioritair doel van de herziening moeten zijn. In de mate waarin de lidstaten reeds aan hun verplichtingen hebben voldaan, moeten zij van hun rapportageplicht worden ontlast.

    30.

    Het Comité is ingenomen met de nieuwe benadering van de Europese Commissie, nl. om de „niet-nalevingskloof” te beoordelen, waarbij wordt gefocust op de tekortkomingen ten aanzien van het werkelijk correct opgevangen, aangesloten en behandelde afvalwater, in aanvulling op de officiële nalevingsbeoordeling met betrekking tot de wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijn inzake de Behandeling van stedelijk afvalwater (UWWTD). Het Comité stelt met tevredenheid vast dat de Europese Commissie in haar achtste verslag over de uitvoering van de UWWTD voor de eerste keer ook regionale resultaten heeft opgenomen, en het dringt erop aan dat de Commissie zowel de beoordeling van de „niet-nalevingskloof” als de regionale benadering voortzet en verder ontwikkelt, in samenwerking met lokale en regionale actoren.

    31.

    Het Comité verzoekt de Europese Commissie, de lidstaten en de lokale en regionale overheden om de waterschaarste tegen te gaan en de waterefficiëntie op te voeren, met name door:

    a)

    duidelijk voorrang te geven aan het beheer van de vraag naar water, efficiënt watergebruik in irrigatie, gebouwen en in de energiesector;

    b)

    te hoge waterwinning aan te pakken door vergunningen te herzien of beter te doen naleven overeenkomstig de kaderrichtlijn Water;

    c)

    maatregelen te nemen in een zo vroeg mogelijk stadium van het productbeleid, inclusief toekomstige wetgeving voor efficiënter watergebruik van toestellen in de werkprogramma’s in het kader van de richtlijn ecologisch ontwerp;

    d)

    meer steun voor watermeters, in alle sectoren en voor alle gebruikers;

    e)

    waterverlies door weglekken aan te pakken door het aanmoedigen van investeringen in infrastructuur, ook gefinancierd door middel van passende waterprijsstelling en passende handhavingsmaatregelen.

    Flexibiliteit en differentiatie in doelstellingen

    32.

    Het Comité stelt vast dat er een spanning ligt tussen de waterkwaliteitsdoelstellingen en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en verzoekt de Europese Commissie om te zorgen voor een betere afstemming tussen deze twee beleidsvelden. De EU moet voorkomen dat dergelijke tegenstellingen worden versterkt en dat de bijbehorende administratieve lasten als gevolg van de uitvoering van potentieel conflicterende wetgeving worden verzwaard. In plaats daarvan moet zij zoeken naar de meest efficiënte, goedkoopste en elkaar versterkende compromissen.

    33.

    Het Comité acht het wenselijk en noodzakelijk dat Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt geïntegreerd in de KRW, om de maatregelen voor het bereiken van een goede toestand van de waterlichamen en voor een goede drinkwatervoorziening op één lijn te brengen.

    34.

    Het Comité verzoekt de Europese Commissie om de mogelijkheden te onderzoeken voor een meer flexibel en gedifferentieerd waterbeleid. Flexibiliteit is nodig vanwege de onzekerheid over de toekomstige waterproblemen. Hierdoor is het onontkoombaar dat in het waterbeleid zowel qua doelstelling als qua aanpak een evenwicht wordt gevonden tussen enerzijds de nodige rechtszekerheid om een langetermijnplanning en kostenintensieve investeringen gedurende meerdere jaren mogelijk te maken, en anderzijds de noodzaak om zich indien nodig aan te passen aan nieuwe omstandigheden. Differentiatie van de doelstellingen in tijd en plaats is nodig om de effectiviteit van de maatregelen te versterken en het draagvlak van de maatregelen te vergroten (13), zonder dat dit leidt tot lagere ambities.

    35.

    Het Comité verzoekt de Europese Commissie om een alternatief te ontwikkelen voor de monitoringsnorm „one out = all out” binnen de KRW. Het principe „one out = all out” geeft een minder goed beeld van de werkelijke ecologische en chemische toestand en de inspanningen die reeds zijn gedaan om de waterkwaliteit te verbeteren. Mede om het draagvlak voor de benodigde maatregelen te behouden, is het noodzakelijk dat er een monitoringsinstrument wordt ontwikkeld dat recht doet aan de reeds behaalde resultaten binnen de lidstaten.

    Onderzoek en innovatie

    36.

    Naast een beleidsmatige innovatie is het Comité ervan overtuigd dat verdergaande technische innovaties van het grootste belang zijn om de huidige en toekomstige waterproblemen het hoofd te bieden (14). Om deze vorm van innovatie te steunen wijst het Comité op de mogelijke voordelen van een EU-actieagenda voor innovatie op het gebied van water, om voor een duurzame en circulaire samenleving te zorgen die slim omspringt met water. Een dergelijk kader zou helpen om lidstaten en lokale en regionale overheden met steun van de Europese Commissie aan te moedigen om systematisch innovatieve benaderingen toe te passen en partnerschappen voor waterinnovatieprojecten op te zetten of te faciliteren. Alhoewel huidige kennisplatforms en financieringsmogelijkheden voor innovaties zich sterk ontwikkelen, versterken en uitbreiden, ziet het Comité twee knelpunten die de invoering van innovatieve oplossingen in de weg staan. Het Comité roept de Europese Commissie dan ook op om:

    a)

    De administratieve last om toegang te krijgen tot de Europese innovatiefondsen verder te verminderen via samenwerking en investeringen om grote problemen op de lange termijn in het waterbeheer in de gehele EU te voorkomen. Een belangrijk aandachtspunt is de conflicterende regelgeving vanuit het beleid rondom staatsteun en de moeilijke toegang die het bedrijfsleven ervaart tot innovatiefondsen;

    b)

    De mogelijkheid te onderzoeken tot experimenteerruimte in die situaties waarbij restricties uit andere beleidsvelden aanwezig zijn die het tot uitvoering brengen van innovatieve oplossingen verhinderen.

    Tot slot

    37.

    Het waterbeheer is een kapitaalintensief beleidsveld waarin grote investeringen worden gedaan. Deze investeringen zullen in de toekomst alleen maar toe gaan nemen. Door een bredere scope te hanteren voor de probleemdefinitie én de oplossingsrichtingen, en door de reeds in de huidige regelgeving beoogde integratie tussen aanverwante beleidsvelden (zoals landbouw, energie, gezondheid) te verbeteren, wordt de kans op desinvesteringen minder, worden nieuwe kansen geboren en wordt daarmee een voedingsbodem voor innovatie gecreëerd. De uitdaging ligt in het nemen van verstandige beslissingen, die recht doen aan hetgeen wij nu willen behouden, maar voldoende ruimte biedt om ook tegemoet te komen aan de onzekere toekomstige uitdagingen to Manage the source of life!

    Brussel, 9 februari 2017.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Markku MARKKULA


    (1)  De richtlijn Grondwater (2006), de richtlijn Milieukwaliteitsstandaarden (2008), de richtlijn Stedelijk afvalwater (1991), Nitratenrichtlijn (1991), de nieuwe Zwemwaterrichtlijn (2006), de Drinkwaterrichtlijn (1998), de Overstromingsrichtlijn (2007), de kaderrichtlijn Mariene strategie (2008), en twee besluiten van de Commissie (2005 en 2008) over ecologische toestand.

    (2)  Werkprogramma van de Commissie voor 2017, COM(2016) 710 final, bijlage 1.

    (3)  PB C 17 van 19.1.2013, blz. 91.

    (4)  PB C 218 van 30.7.2013, blz. 53.

    (5)  PB C 277 van 13.9.2012, blz. 74.

    (6)  PB C 259 van 2.9.2011, blz. 13.

    (7)  WssTP Water Vision 2030 „The Value of Water: Towards a Future proof model for a European water-smart society”, October 2016.

    (8)  Het Mondiale Verslag van de Verenigde Naties over het beheer van de watervoorraden 2016.

    (9)  COM(2012) 216 final.

    (10)  Eurostat (2013) in COM(2014) 363 final.

    (11)  „Multi-hazard assessment in Europe under climate change” (Giovanni Forzieri e.a., Climatic Change, July 2016, Volume 137, Issue 1, blz. 105-119)

    (12)  CdR 2646/2014.

    (13)  Zo is het bijvoorbeeld veel effectiever om in een stroomgebied, bovenstroomse maatregelen tegen overstroming of verbetering van de waterkwaliteit te nemen, dan benedenstrooms. Dat de benedenstroomse regio’s bijdragen aan de bovenstroomse maatregelen is daarbij evident.

    (14)  Zo is afvalwater na de secondaire zuivering een goede bron voor de bereiding van drinkwater. De opgave ligt hier echter in de publieke acceptatie.


    Top