This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CN0299
Case C-299/15: Request for a preliminary ruling from the Tribunal de première instance de Bruxelles (Belgium) lodged on 19 June 2015 — Daniele Striani and Others, RFC Sérésien ASBL v Union Européenne des Sociétés de Football Association (UEFA), Union Royale Belge des Sociétés de Football — Association (URBSFA)
Zaak C-299/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (België) op 19 juni 2015 — Daniele Striani e.a. en RFC Sérésien ASBL/Union Européenne des Sociétés de Football Association (UEFA) en Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB)
Zaak C-299/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (België) op 19 juni 2015 — Daniele Striani e.a. en RFC Sérésien ASBL/Union Européenne des Sociétés de Football Association (UEFA) en Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB)
PB C 270 van 17.8.2015, p. 19–20
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Zaak C-299/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (België) op 19 juni 2015 — Daniele Striani e.a. en RFC Sérésien ASBL/Union Européenne des Sociétés de Football Association (UEFA) en Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB)
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (België) op 19 juni 2015 — Daniele Striani e.a. en RFC Sérésien ASBL/Union Européenne des Sociétés de Football Association (UEFA) en Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB)
(Zaak C-299/15)
2015/C 270/24Procestaal: FransVerwijzende rechter
Tribunal de première instance francophone de Bruxelles
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: Daniele Striani e.a. en RFC Sérésien ASBL
Verwerende partijen: Union Européenne des Sociétés de Football Association (UEFA) en Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB)
Prejudiciële vragen
1) |
Moet artikel 101 VWEU (of artikel 102 VWEU) aldus worden uitgelegd dat de zogeheten break-evenregel van de UEFA zich niet verdraagt met deze bepaling van gemeenschapsrecht doordat de UEFA-regel leidt tot een beperking van de mededinging (of het misbruik van een machtspositie) — in het bijzonder „naar strekking” daar sprake is van een inperking van de mogelijkheden om te investeren — die (of dat) „naar strekking” de mededinging verstoort dan wel niet nodig is voor het bereiken van de door de UEFA beoogde doelen, namelijk zorgen voor de duurzame financiële stabiliteit van het clubvoetbal en de sportieve integriteit van de UEFA-competities, of, subsidiair, niet evenredig is in verhouding tot de te bereiken doelen? |
2) |
Moeten de artikelen 63 VWEU, 56 VWEU en 45 VWEU (en de artikelen 15 en 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) aldus worden uitgelegd dat de zogeheten break-evenregel van de UEFA zich niet verdraagt met deze bepalingen van gemeenschapsrecht doordat de UEFA-regel leidt tot belemmeringen voor het vrije verkeer (kapitaal, diensten, werknemers) die voor het bereiken van de door de UEFA beoogde doelen, namelijk zorgen voor de duurzame financiële stabiliteit van het clubvoetbal en de sportieve integriteit van de UEFA-competities, niet nodig zijn (en dus niet gerechtvaardigd zijn door „dwingende redenen van algemeen belang”), of, subsidiair, niet evenredig zijn in verhouding tot de te bereiken doelen? |
3) |
Moeten de hierboven genoemde bepalingen van gemeenschapsrecht (of sommige daarvan) aldus worden uitgelegd dat de artikelen 65 en 66 van de „UEFA Club Licensing and Financial Fair Play Regulations” (voor clubs geldende licentie-eisen en financiële voorschriften van de UEFA) zich niet verdragen met deze bepalingen (of sommige daarvan) doordat de UEFA-regel — zelfs in het geval dat daaruit voortvloeiende beperkingen of belemmeringen noodzakelijkerwijs samenhangen met de bescherming van de sportieve integriteit van de UEFA-clubcompetities — onevenredig en/of discriminerend is aangezien bepaalde schuldeisers bij voorrang worden betaald en niet-preferente schuldeisers, in het bijzonder spelersmakelaars, dus worden benadeeld? |