Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0279

    Zaak C-279/14: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Hannover (Duitsland) op 6 juni 2014 — Catharina Smets, Franciscus Vereijken/TUIfly GmbH

    PB C 303 van 8.9.2014, p. 18–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.9.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 303/18


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Hannover (Duitsland) op 6 juni 2014 — Catharina Smets, Franciscus Vereijken/TUIfly GmbH

    (Zaak C-279/14)

    2014/C 303/23

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Landgericht Hannover

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partijen: Catharina Smets, Franciscus Vereijken

    Verwerende partij: TUIfly GmbH

    Prejudiciële vragen

    1)

    Moet verordening nr. 261/2004 (1) in het licht van punt 15 van de considerans daarvan aldus worden uitgelegd dat een buitengewone omstandigheid die de luchtvaartmaatschappij noodzaakt om na het intreden daarvan vluchten bewust om te leiden en eerst de rechtstreeks door de buitengewone omstandigheid getroffen vluchten uit te voeren, een vertraging in de zin van artikel 5 van de verordening kan rechtvaardigen en de luchtvaartmaatschappij van haar compensatieverplichting op grond van artikel 5, lid 1, sub c, van verordening nr. 261/2004 kan ontheffen ten aanzien van de luchtreiziger wiens vlucht pas werd uitgevoerd nadat voormelde omstandigheden waren verholpen en alle vluchten konden worden ingehaald?

    2)

    Moet artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 tegen deze achtergrond aldus worden uitgelegd dat de luchtvaartmaatschappij die rotatievluchten organiseert, alle redelijke maatregelen heeft getroffen en bijgevolg van haar compensatieverplichting is bevrijd wanneer zij luchtreizigers van wie de vlucht rechtstreeks ten gevolge van een buitengewone omstandigheid reeds aanzienlijk is vertraagd, bij voorrang vervoert met vliegtuigen die binnen de rotatieprocedure eigenlijk anderszins worden ingezet?

    3)

    Moet uit punt 15 van de considerans worden afgeleid dat slechts sprake kan zijn van buitengewone omstandigheden met betrekking tot het rechtstreeks door een staking getroffen vliegtuig, waarvan een of meerdere vluchten getroffen kunnen zijn, of kunnen er meerdere vliegtuigen betrokken zijn?

    4)

    Mag een luchtvaartmaatschappij in het kader van de redelijke maatregelen van artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 niet-getroffen vliegtuigen inzetten om de gevolgen van een staking voor de rechtstreeks getroffen luchtreizigers zo beperkt mogelijk te houden en die gevolgen derhalve door meerdere vliegtuigen en luchtreizigers laten dragen?


    (1)  Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB L 46, blz. 1).


    Top