This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011IP0317
Budget support to developing countries European Parliament resolution of 5 July 2011 on the future of EU budget support to developing countries (2010/2300(INI))
De toekomst van EU-begrotingssteun aan ontwikkelingslanden Resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2011 over de toekomst van EU-begrotingssteun aan ontwikkelingslanden (2010/2300(INI))
De toekomst van EU-begrotingssteun aan ontwikkelingslanden Resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2011 over de toekomst van EU-begrotingssteun aan ontwikkelingslanden (2010/2300(INI))
PB C 33E van 5.2.2013, pp. 38–46
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
|
5.2.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
CE 33/38 |
Dinsdag 5 juli 2011
De toekomst van EU-begrotingssteun aan ontwikkelingslanden
P7_TA(2011)0317
Resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2011 over de toekomst van EU-begrotingssteun aan ontwikkelingslanden (2010/2300(INI))
2013/C 33 E/05
Het Europees Parlement,
|
— |
gezien de toezeggingen inzake de omvang van hulp, de hulp aan Afrika bezuiden de Sahara en de kwaliteit van de hulp die de G8 op de top van 2005 in Gleneagles en alle daaropvolgende G8- en G20-bijeenkomsten heeft gedaan, |
|
— |
gezien de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000, |
|
— |
gezien de Europese consensus inzake ontwikkeling (1) en de gedragscode de Europese Unie inzake complementariteit en taakverdeling in het ontwikkelingsbeleid (2), |
|
— |
gezien de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp en de Actieagenda van Accra, |
|
— |
gezien artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de EU, waarin wordt bepaald dat "de Unie bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening [houdt] met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking", |
|
— |
gezien artikel 25, lid 1, sub b), van Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (3) (het "Development Cooperation Instrument" (DCI)), |
|
— |
gezien artikel 61, lid 2, van de Overeenkomst van Cotonou, |
|
— |
gezien zijn resolutie van 6 april 2006 over de doeltreffendheid van hulp en de corruptie in ontwikkelingslanden (4), |
|
— |
gezien zijn resolutie van 5 mei 2010 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het zevende, achtste en negende Europees Ontwikkelingsfonds voor het begrotingsjaar 2008 (5), |
|
— |
gezien zijn standpunt van 3 februari 2011 over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (6), |
|
— |
gezien het speciaal verslag nr. 11/2010 van de Europese Rekenkamer "Het beheer door de Commissie van de algemene begrotingssteun in landen van de ACS, Latijns-Amerika en Azië", |
|
— |
gezien het Groenboek van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over "De toekomst van EU-begrotingssteun aan derde landen" (COM(2010)0586), |
|
— |
gezien gezien de nota van de Commissie: ‧Guidelines on the Programming, Design & Management of General Budget Support‧ (Richtsnoeren voor het programmeren, opzetten en beheren van algemene begrotingssteun), van 2007, |
|
— |
gezien het verslag van de Commissie van 2008 "Aide budgétaire: La manière efficace de financer le développement?"(Begrotingssteun: een doeltreffende financiering van ontwikkelingshulp?), |
|
— |
gezien het verslag van de Commissie economische ontwikkeling, financiën en handel van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over begrotingssteun als middel om officiële ontwikkelingshulp (ODA) in de ACS-landen te verlenen, |
|
— |
gezien artikel 48 van zijn Reglement, |
|
— |
gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole (A7-0206/2011), |
|
A. |
overwegende dat de terugdringing en uiteindelijk de uitroeiing van de armoede de belangrijkste doelstelling vormt van het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie, in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon, |
|
B. |
overwegende dat de begrotingssteun een van de belangrijkste manieren is geworden om hulp te verlenen, |
|
C. |
overwegende dat veel donors algemene en sectorale begrotingssteun beschouwen als een middel om de eigen verantwoordelijkheid van het partnerland voor het ontwikkelingsbeleid en duurzame hervormingsprocessen te stimuleren, de nationale instellingen en systemen voor verantwoordingsplicht te versterken, de groei te bevorderen, de armoede terug te brengen en de ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken, |
|
D. |
overwegende dat de ontwikkeling van de operationele capaciteit noodzakelijk is om alleen al de voorwaarden te creëren voor een programmagewijze aanpak, met inbegrip van begrotingssteun of verdergaande modellen, |
|
E. |
overwegende dat begrotingssteun een mogelijke oplossing biedt voor bepaalde zwakke punten van de traditionele projectaanpak (hoge transactiekosten, versnipperde parallelle activiteiten) en als zodanig voor de versterking van de in het Verdrag van Lissabon benadrukte coherentie en doeltreffendheid van EU-maatregelen, |
|
F. |
overwegende dat de begrotingssteun moet bijdragen aan verbetering van de kwaliteit en doeltreffendheid van de ontwikkelingshulp, met speciale nadruk op eigen verantwoordelijkheid en harmonisatie, gezien het feit dat de politieke dialoog tussen donors en begunstigden het mogelijk maakt de financiële bijdragen af te stemmen op de prioriteiten die de landen in hun nationale strategieën ter bestrijding van armoede hebben vastgelegd, |
|
G. |
overwegende dat de "dynamische aanpak" met betrekking tot de algemene voorwaarden van begrotingssteun, ondanks de risico's die de Europese Rekenkamer in haar verslagen over begrotingssteun noemt, een zeer belangrijk instrument voor de politieke dialoog blijft; overwegende echter dat begrotingssteun in geen geval als een blanco cheque moet worden beschouwd, |
|
H. |
overwegende dat het geheel van verbintenissen die de begunstigde landen zijn aangegaan ten aanzien van hun partners in sommige gevallen moeilijk gerealiseerd kunnen worden aangezien de voorwaarden van de geldschieters soms tegenstrijdig blijken, |
|
I. |
overwegende dat tot dusver de Europese Unie in het kader van de partnerschapsovereenkomsten meer gewag heeft gemaakt van schending van de mensenrechten (zogenaamde rechten van eerste generatie) dan van schending van de sociaaleconomische en culturele rechten (zogenaamde rechten van de tweede generatie), |
|
J. |
overwegende dat alle geldschieters onderling moeten overleggen om te voorkomen dat de voorwaarden incoherenties bevatten, |
|
K. |
overwegende dat het overeenkomstig artikel 2, lid 3 van het Verdrag van Lissabon een doel van de Europese Unie is om een duurzame sociale markteconomie te bevorderen en dat dit ook van toepassing moet zijn wanneer het gaat om ontwikkelingsbeleid en de politieke betrekkingen met buurlanden, |
|
L. |
overwegende dat de ontwikkeling van de verantwoordelijkheid voor het begrotingsbeheer van een partnerregering jegens haar burgers een essentiële factor is in de capaciteitsontwikkeling, dankzij de controle door het eigen parlement en de informatie van het maatschappelijk middenveld over de openbare financiën, |
|
1. |
juicht het initiatief toe van de Commissie in de vorm van haar groenboek over begrotingssteun, waarmee in de eerste plaats beoogd wordt de endogene ontwikkeling van de partnerlanden te stimuleren en eist dat de subsidiabiliteitscriteria voor begrotingssteun nauwkeuriger worden omschreven, zodat het risico van eventuele ontsporingen en oneigenlijk gebruik van dit type steun wordt vermeden, waarbij elementen zoals de corruptie-index van landen in aanmerking worden genomen; |
|
2. |
is ingenomen met de overlegprocedure op Europees niveau; hoopt dat de methode voor de toekenning van begrotingssteun objectief wordt geanalyseerd en verbeterd ten einde de doeltreffendheid te vergroten; |
|
3. |
herinnert eraan dat de terugdringing en uitbanning van armoede overeenkomstig het Verdrag van Lissabon de voornaamste doelstellingen van het EU-ontwikkelingsbeleid zijn; benadrukt dat armoede verschillende aspecten heeft, waaronder menselijke, economische, sociaalculturele, politieke, gender- en milieuaspecten, die allemaal deel moeten uitmaken van het EU-ontwikkelingsbeleid; |
|
4. |
is van mening dat de EU-steun een echte kwalitatieve verandering in de partnerlanden moet bewerkstelligen; erkent dat begrotingssteun een efficiënt instrument is om deze doelstelling te verwezenlijken, mits deze steun aan voorwaarden is gebonden en met een effectieve politieke en beleidsdialoog gepaard gaat; |
|
5. |
benadrukt de essentiële en verplichte rol van beleidscoherentie voor het voeren van een trefzeker ontwikkelingsbeleid; dringt er voorts op aan dat het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU gericht moet zijn op de bevordering van de democratie en de mensenrechten, vrede en veiligheid – sleutelvoorwaarden voor duurzame ontwikkeling; dringt aan op meer systematische inspanningen om de invoering van maatregelen voor de aanpassing aan de klimaatverandering en de rampenrisicovermindering tot norm te verheffen; |
|
6. |
is van mening dat belastinginkomsten een onafhankelijke bron van financiering garanderen voor duurzame ontwikkeling en een belangrijke band tussen regeringen en burgers van ontwikkelingslanden scheppen; dringt aan op de ontwikkeling van een levensvatbare fiscale administratie en een omvattende belastinginfrastructuur als een van de hoogste prioriteiten van begrotingssteun; beveelt aan dat begrotingssteunbeleid ook maatregelen inhoudt tegen belastingparadijzen, belastingontduiking en illegale kapitaalvlucht; |
|
7. |
wijst op de noodzaak om zo nodig gebruik te maken van het instrument van de sectorale begrotingssteun, om bepaalde basale sociale sectoren gerichter te steunen, zoals gezondheid, onderwijs, steun voor de meest kwetsbare personen, met name mensen met een handicap; |
|
8. |
wijst erop dat begrotingssteun niet mag worden gebruikt om bepaalde economische en strategische belangen van de EU te versterken, maar om ontwikkelingsdoelen van en voor ontwikkelingslanden te bereiken, met name met het oog op het uitbannen van armoede en honger; |
|
9. |
wijst op de innoverende rol van de Europese Unie op het gebied van begrotingssteun, en op de toegevoegde waarde die de Europese Commissie inbrengt dankzij haar kennis op dit vlak; |
|
10. |
merkt op dat begrotingssteun niet alleen de verantwoordingsplicht van regeringen kan verbeteren, maar ook donorcoördinatie via de hiermee verbonden dialoog over begrotingskwesties; wijst erop dat dit mogelijk een manier is om vooruitgang te bereiken wat betreft betere coördinatie van nieuwe donors; |
|
11. |
onderstreept aldus de taak van de Europese Unie om de andere institutionele actoren te laten profiteren van haar ervaring, met name tijdens het Forum op hoog niveau over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp in Busan; |
|
12. |
onderstreept dat de dynamische benadering van de Commissie en van de meeste verstrekkers van begrotingssteun een aantal risico's inhoudt waarmee gedegen rekening moet worden gehouden; verzoekt de Commissie op nationaal niveau evaluaties te laten uitvoeren van de mogelijke risico’s en voordelen van de begrotingssteun in de partnerlanden; |
|
13. |
verzoekt de EU de begrotingssteun zodanig te beheren dat ernaar wordt gestreefd de complementariteit van deze begrotingssteun, met andere vormen van hulp, ten volle te benutten; |
|
14. |
wijst op de noodzaak om zowel de controlemechanismes van de Commissie als de parlementaire controle en de informatie van het maatschappelijk middenveld in de landen die begrotingsteun genieten, aan te scherpen; benadrukt eveneens dat de invoering van een optimale controle van de openbare financiën van de begunstigde landen een absolute voorwaarde is alvorens gelden worden uitbetaald; |
|
15. |
herinnert eraan dat duidelijk omschreven, breed gesteunde en nauwlettend gevolgde indicatoren essentieel zijn om de concrete effecten van begrotingssteun in derde landen aan te tonen, en dat de desbetreffende begrotingsautoriteiten regelmatig op de hoogte moeten worden gesteld van de indicatoren en richtsnoeren die het besluitvormingsproces inzake begrotingssteun vorm geven; benadrukt dat deze indicatoren beter op de specifieke behoeften van de partnerlanden moeten worden toegesneden teneinde de standaardaanpak van de Commissie, die mogelijk contraproductief is, te vermijden; |
|
16. |
dringt erop aan dat begrotingssteun wordt gekoppeld aan de voorwaarde van democratische parlementaire controle op de begroting in de ontvangende landen; dringt aan op brede participatie van parlementen en raadpleging van maatschappelijke organisaties in partnerlanden, om te verzekeren dat beslissingen over de besteding van middelen voor begrotingssteun democratisch worden genomen; |
|
17. |
verzoekt de Commissie zich er vóór de toekenning van begrotingssteun van te vergewissen dat de doelstellingen van de interventie samenvallen met die van de nationale programma's van het ontvangende land en dat de beginselen van coördinatie, complementariteit en coherentie met betrekking tot andere donoren worden nageleefd, en dat ze aansluit bij de door het ontvangende land toegewezen middelen; |
|
18. |
verzoekt de Commissie om haar programmerings- en planningsprocedure efficiënter te maken door middel van een betere voorbereiding en documentatie van de besluiten voor het lanceren van begrotingssteunoperaties, om te waarborgen dat deze adequaat zijn; verzoekt de Commissie, gezien de beperkte middelen voor de delegaties, waardoor hun activiteiten dikwijls beperkt zijn, om te zorgen voor voldoende gekwalificeerd personeel voor de tenuitvoerlegging, aangezien voor begrotingssteun andere analytische vaardigheden vereist zijn op het gebied van project- en programmafinanciering; |
|
19. |
onderstreept de leidende rol die de nationale parlementen van de ontvangende landen, maatschappelijke organisaties en lokale bestuursinstanties moeten vervullen, aangezien zij het beste in staat zijn om de prioritaire sectoren af te bakenen, de landenstrategiedocumenten voor te bereiden en de toewijzingen uit de begroting te controleren; eist dat nationale parlementen landenstrategienota’s en meerjarige begrotingen aannemen in overleg met burgerorganisaties, voorafgaande aan beleidsoverleg met donors over begrotingssteun, teneinde de parlementaire controle te versterken; |
|
20. |
benadrukt dat EU-ontwikkelingshulp doeltreffend moet zijn; roept op tot de ontwikkeling op EU-niveau van onafhankelijke evaluatiesystemen en van een klachtenmechanisme dat toegankelijk is voor eenieder die met EU-steun te maken heeft, alsook tot de ondersteuning van mechanismen voor het afleggen van verantwoording in de landen zelf; |
|
21. |
verzoekt de Commissie om een globale en gekwantificeerde balans voor te leggen van de algemene en sectorale begrotingssteun die is verleend voor plaatselijk bestuur, en te bestuderen of het opportuun is om een deel van de begrotingssteun decentraal te verlenen, om de actoren van het plaatselijk bestuur een eigen verantwoordelijkheid te geven, en te bestuderen welke risico's hiermee verbonden zijn; |
|
22. |
roept de EU op te eerbiedigen en te bevorderen dat ontwikkelingslanden het daadwerkelijke eigendom van hun ontwikkelingsstrategie hebben en te voorkomen dat nationale beleidsmakers buitenspel worden gezet door het beleidsoverleg rondom begrotingssteun, hetgeen de democratische verantwoordingsplicht ondermijnt en bijdraagt aan het depolitiseren van binnenlandse politieke realiteiten; |
|
23. |
is van mening dat de begrotingssteun voorrang moet geven aan overheidssectoren die een grote impact hebben op het verminderen van armoede, zoals met name de ministeries van volksgezondheid en onderwijs; |
|
24. |
is tevens van mening dat het genderperspectief ook onderdeel van de begrotingssteun zou moeten gaan uitmaken en in alle fasen van het begrotingsproces zou moeten worden opgenomen, zodat de dialoog met vrouwenverenigingen wordt gestimuleerd en er per geslacht uitgesplitste indicatoren worden opgesteld; |
|
25. |
onderstreept dat de Europese Commissie, met het oog op het versterken van de wederzijdse verantwoordelijkheid, haar faciliterende rol zou moeten versterken in de relaties tussen de regering, de leden van het parlement en de maatschappelijke organisaties, en is derhalve van mening dat een percentage van de begrotingssteun, dat gereserveerd is voor de technische bijstand aan de sectorale ministeries, ook zou kunnen worden gebruikt voor het versterken van de vaardigheden van de parlementen en van het maatschappelijk middenveld, zodat die hun rol bij de controle op de begrotingssteun volledig kunnen spelen; |
|
26. |
benadrukt de belangrijke rol van donororganisaties voor de ondersteuning van de partnerlanden bij de ontwikkeling van hun capaciteiten (Capacity Development) en de positieve invloed van lokale projectsteun op de vermindering van armoede, de maatschappijbrede groei en de duurzame ontwikkeling in de partnerlanden; |
|
27. |
spreekt zijn verontrusting uit over de macro-economische destabilisatie en de impact op de meest kwetsbare bevolkingsgroepen die het gevolg zouden kunnen zijn van een plotselinge stopzetting van de begrotingssteun; stelt voor, in gezamenlijk overleg tussen de donors en na raadpleging van het maatschappelijk middenveld en van het parlement in het partnerland, een progressief mechanisme in te voeren voor een geleidelijke verlaging van begrotingssteun, zodat de effecten daarvan worden afgezwakt, de politieke dialoog wordt bevorderd en er gezamenlijk oplossingen kunnen worden gevonden voor problemen die zich voordoen; |
|
28. |
is van oordeel dat begrotingssteun, net als geprogrammeerde hulp, moet worden behandeld als overgangsinstrument en geen afbreuk mag doen aan de inspanningen om de landen beter in staat te stellen tot het verwerven van eigen middelen, zoals belastingen om de afhankelijkheid van giften van derde landen te doorbreken; |
|
29. |
verzoekt de donors de coördinatie en voorspelbaarheid van de begrotingssteun te verbeteren, en benadrukt dat zij bereid moeten zijn langetermijnverplichtingen met de partnerlanden aan te gaan; |
|
30. |
roept de EU op passende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat derde landen zich verbinden aan investeringen in mechanismen die hun financiële stabiliteit bevorderen; |
|
31. |
dringt aan op effectieve uitvoering van de eisen in artikel 25, lid 1, sub b), van Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (het "Development Cooperation Instrument" (DCI)), dat als volgt luidt: "De Gemeenschap zal consequent een resultaatgerichte aanpak volgen die gebaseerd is op resultaat- en prestatie-indicatoren, en tevens strikte voorwaarden vaststellen en toezien op de naleving daarvan. Tevens zal zij inspanningen van de partnerlanden ter ontwikkeling van de parlementaire controle- en auditcapaciteit en ter bevordering van transparantie van en publieke toegang tot informatie, ondersteunen."; verzoekt de Commissie met klem deze bepalingen uit te breiden zodat begrotingssteun ook wordt verleend aan de landen die in aanmerking komen voor steun uit het Europees Ontwikkelingsfonds (de ACS-landen), voor welke tot nog toe alleen de meer technische criteria van artikel 61, lid 2 van de Overeenkomst van Cotonou van toepassing zijn; |
|
32. |
is van mening dat artikel 290 VWEU betreffende gedelegeerde handelingen van toepassing moet zijn op de vaststelling van de subsidiabiliteitscriteria voor deze steunmodaliteit zodat de Raad en het Parlement als medewetgevers volledige medebeslissingsbevoegdheden krijgen over de goedkeuring ervan, aangezien het gebruik van begrotingssteun een belangrijk strategisch besluit vormt in de betrekkingen van de Unie met haar partnerlanden; |
|
33. |
wijst erop dat vanwege aanzienlijke capaciteitsproblemen, en met name het zwakke bestuur, veel ontwikkelingslanden geen begrotingssteun ontvangen; |
|
34. |
is van mening dat financieringsbesluiten over begrotingssteun niet alleen op de verwachte voordelen, maar ook op de risico's op korte en lange termijn in zowel de donor- als de partnerlanden moeten berusten;merkt op dat de Rekenkamer deze beoordeling in haar speciaal verslag (7) volledig onderschrijft en erop wijst dat er nog geen deugdelijk kader voor risicobeheer is ontwikkeld en toegepast; |
|
35. |
is bezorgd over het feit dat de Rekenkamer in zijn Jaarverslag over de activiteiten gefinancierd uit het achtste, negende en tiende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) over het begrotingsjaar 2009 heeft geconstateerd dat de betalingen voor begrotingssteun een groot aantal niet-kwantificeerbare fouten bevatten doordat de naleving van de betalingsvoorwaarden niet op geformaliseerde en gestructureerde wijze wordt aangetoond; neemt tegelijkertijd nota van en is ingenomen met de aanzienlijke verbetering die de Rekenkamer met betrekking tot het tiende EOF vaststelt wat het aantonen van de subsidiabiliteit betreft, dankzij het feit dat nu duidelijker beoordelingskaders worden toegepast; |
|
36. |
herinnert eraan dat publieke investeringen in publieke goederen, zoals onderwijs, sociale zekerheid, infrastructuren en productiecapaciteiten, in het bijzonder met betrekking tot kleine boeren en steun aan lokale markten, cruciaal zijn voor succesvolle ontwikkelingsstrategieën; |
|
37. |
roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat de specifieke voorwaarden voor prestatiegerelateerde variabele tranches duidelijk de indicatoren, doelstellingen, berekeningsmethoden en controlebronnen aangeven en dat de verslagen van de delegaties op structurele en formele wijze vooruitgang laten zien in het beheer van overheidsfinanciën, door duidelijk de criteria aan te geven waartegen de vooruitgang moet worden afgemeten, alsmede de geboekte vooruitgang en de redenen waarom het hervormingsprogramma mogelijk niet volgens plan is uitgevoerd; |
|
38. |
verzoekt de Commissie de nodige maatregelen te nemen voor het bestrijden van corruptie in de ontvangende landen, met inbegrip van het zo nodig opschorten van betalingen; verzoekt de Commissie in dit verband een intensieve en geregelde dialoog met de regeringen van de partnerlanden voort te zetten over corruptiekwesties en voldoende aandacht te besteden aan de behoeften op het gebied van capaciteitsopbouw van bepaalde ontvangende landen, waarbij onder andere te denken valt aan mechanismen voor het afleggen van verantwoording en voor corruptiebestrijding; |
|
39. |
beschouwt de voorspelbaarheid van de hulpstromen als een van de belangrijkste factoren om de kwaliteit van de uitgaven te garanderen, aangezien deze de partnerlanden in staat stelt hun uitgaven op lange termijn te plannen en verbeteringen in sectoraal beleid te steunen; pleit ervoor dat deze benadering wordt geschraagd door het begrotingsbeleid van de partnerlanden en de inzet van binnenlandse ontvangsten, die de afhankelijkheid van hulp op lange termijn moeten verminderen; |
|
40. |
wijst erop dat een groot aantal landen niet in aanmerking komt voor begrotingssteun omdat zij geen vooruitgang boeken met het beheer van de openbare financiën; |
|
41. |
is van mening dat de begrotingssteun in ontwikkelingslanden geleidelijk moet worden ingevoerd, waarbij er in eerste instantie met beperkte bedragen wordt begonnen, waarna deze bedragen langzaam kunnen worden opgevoerd naarmate de prestaties van de partnerlanden verbeteren; |
|
42. |
herhaalt dat begrotingssteun moet worden ingezet om de armoede te bestrijden, onder meer door het nastreven van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en van beginselen als partnerschap, doeltreffendheid van steun en beleidscoherentie voor ontwikkeling; is voorstander van op resultaten gebaseerde stimulansen, maar benadrukt dat variabele betalingen op zo lang mogelijke termijn voorspelbaar moeten zijn om een negatieve uitwerking op de begrotingsplannen te voorkomen; herhaalt dat begrotingssteun alleen mag worden toegekend aan landen die voldoen aan de minimumnormen voor goed bestuur en die de mensenrechten eerbiedigen en ondersteunen; onderstreept dat aan macro-economische hervormingen gebonden voorwaarden verenigbaar moeten zijn met menselijke en sociale ontwikkeling; |
|
43. |
stimuleert de ontwikkelingslanden en de Commissie participatieve ontwikkeling te bevorderen, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de Overeenkomst van Cotonou en de artikelen 19 en 20 van Verordening (EG) nr. 1905/2006, met name met betrekking tot de bevordering en de raadpleging van het maatschappelijk middenveld en van de plaatselijke en regionale autoriteiten; |
|
44. |
onderstreept dat het bij de toekenning van begrotingssteun aan ACS-leveranciers van bananen die begeleidende maatregelen in deze sector genieten, belangrijk is in de variabele tranche gebaseerd op de bestuursindicatoren de specifieke voorwaarden op te nemen voorgesteld in het nieuwe artikel 17 bis, waarvan het Europees Parlement voorstelt dat het wordt opgenomen in Verordening (EG) nr. 1905/2006 (DCI), in overeenstemming met zijn bovengenoemde standpunt van 3 februari 2011; |
|
45. |
verlangt dat de Commissie de akkoorden met de ontwikkelingslanden over begrotingssteun alsmede MDG-contracten (contracten in het kader van de millenniumontwikkleingsdoelen) openbaar maakt; |
|
46. |
benadrukt dat sectorale begrotingssteun in bepaalde omstandigheden een handige tussentijdse oplossing kan zijn om de desbetreffende regeringen en parlementen meer zeggenschap te bieden over steunmiddelen terwijl deze worden toegekend voor de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling; |
|
47. |
merkt op dat landen met olie- en delfstofvoorraden het potentieel hebben om hun eigen ontwikkeling te financieren en armoede te bestrijden door middel van transparante belastinginningssystemen en de eerlijke verdeling van welvaart; |
|
48. |
is van mening dat de MDG-contracten in principe een voorbeeld zijn van hoogwaardige en op resultaten gerichte begrotingssteun (lange looptijd, voorspelbaar, geconcentreerd op de sociale sectoren, enz.); verzoekt de Europese Commissie derhalve om in 2011 een evaluatie van de MDG-contracten te publiceren, en vast te stellen of het mogelijk is om die ook te sluiten met andere landen; |
|
49. |
verzoekt de Commissie tevens de voorwaarden en de prestatie-indicatoren in het kader van de strategienota's per land te publiceren bij de tussentijdse evaluatie; is van mening dat de prestatie-indicatoren van de begrotingssteun moeten worden opgesteld in functie van de verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van armoedebestrijding en het behalen van de MDG; |
|
50. |
herhaalt zijn eerdere oproepen aan de Commissie om over te stappen van controles op input op het controleren van resultaten aan de hand van indicatoren door het rapportagesysteem te verbeteren en meer toe te snijden op de doeltreffendheid van de programma's; |
|
51. |
merkt op dat bij ontwikkelingsbeleidsmaatregelen in de partnerlanden ten volle rekening moet worden gehouden met de lokale omstandigheden, en de in de Verdragen vastgelegde EU-waarden, zoals het beginsel van de rechtsstaat en de democratie, moeten worden geëerbiedigd; onderstreept dat de behoeften een cruciaal criterium moeten vormen bij de toekenning van EU-ontwikkelingshulp; |
|
52. |
verzoekt de Commissie en de lidstaten een openbaar register te creëren waarin overeenkomsten en procedures voor begrotingssteun alsook ontwikkelingsindicatoren op transparante wijze worden vastgelegd, teneinde de nationale democratische instellingen te versterken en aan de wederzijdse verantwoordingsplicht te voldoen; |
|
53. |
verzoekt de lidstaten blijk te geven van meer coherentie in ontwikkelingshulpbeleid op het nationale en het communautaire vlak; verzoekt de lidstaten op het gebied van begrotingssteun gebruik te maken van de Europese Dienst voor extern optreden om hun coördinatie met de Commissie te versterken en zo overlapping en incoherentie te vermijden; |
|
54. |
herinnert de Commissie en de lidstaten eraan dat zij moeten zorgen voor een harmonisatie van de ontwikkelingssamenwerking en voor een verbetering van de verantwoordingsplicht van alle betrokken partijen; |
|
55. |
is er stellig van overtuigd dat bij een grondige analyse van de toekomst van de EU-begrotingssteun aan derde landen de opname van het Europees Ontwikkelingsfonds in de begroting aan de orde moet komen; is zich bewust van de historische en institutionele achtergrond van de huidige situatie, maar gelooft dat het tijd is dat de Raad, de lidstaten en de ACS-landen erkennen dat deze situatie slecht is voor de doeltreffendheid, de transparantie en de verantwoording van de EU-begrotingssteun; benadrukt echter dat opname in de begroting geen vermindering van de totale financiële middelen voor ontwikkelingsbeleid tot gevolg mag hebben; |
|
56. |
verzoekt de lidstaten, de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden om, overeenkomstig de gevestigde praktijk op andere beleidsgebieden, hun respectieve begrotingssteun aan derde landen beter te coördineren teneinde overlappingen, inconsistenties en incoherenties te vermijden en/of weg te werken; betreurt dat uit evaluaties is gebleken dat zwak beleid, zwakke instellingen en zwakke dienstverleningssystemen op sectoraal niveau donors ertoe hebben genoopt projecten met hun eigen systemen uit te voeren en voor een bilaterale en niet-gecoördineerde benadering te kiezen, hetgeen in een context van schaarse financiële middelen des te meer onaanvaardbaar is en het voor de EU zeer moeilijk maakt haar beloften om de hulp voorspelbaarder te maken, na te komen; stelt dat tijdens alle fasen van de voorbereiding en uitvoering van de EU-begrotingssteun moet worden gefocust op specifieke gebieden die de meeste meerwaarde bieden; |
|
57. |
verzoekt de Commissie de publieke opinie voor te lichten over de risico's die inherent zijn aan de verlening van begrotingssteun, maar daarbij de nadruk te keggen op het positieve effect van begrotingssteun voor de emancipatie van de partners; |
|
58. |
roept de EU en haar lidstaten op hun financiële steun met omzichtigheid te blijven bevorderen en tegelijkertijd te zorgen voor ondersteuning in de vorm van adviezen, op het gebied van het technocratische beheer van overheidsfinanciën; |
|
59. |
benadrukt dat betere coördinatie tot doel heeft de toewijzing van de middelen te optimaliseren, de uitwisseling van positieve praktijken te intensiveren en de efficiëntie van de begrotingssteun te vergroten; |
|
60. |
meent dat de Unie de meerwaarde die haar enorme politieke gewicht en het potentieel grote bereik van haar optreden met zich brengen, moet erkennen en benutten, en ervoor moet zorgen dat haar politieke invloed evenredig is met de financiële steun die zij geeft; |
|
61. |
verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. |
(1) PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.
(2) Conclusies van de Raad van 15 mei 2007 (09558/2007).
(3) PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41
(4) PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 316.
(5) PB L 252 van 25.9.2010, blz. 109.
(6) Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0030.
(7) Speciaal Verslag nr. 11/2010 van de Europese Rekenkamer:"Het beheer door de Commissie van de algemene begrotingssteun in landen van de ACS, Latijns-Amerika en Azië".