Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011H1029(01)

    Aanbeveling van de Commissie van 27 oktober 2011 betreffende het gezamenlijk programmeringsinitiatief uitdagingen in verband met water voor een veranderende wereld

    PB C 317 van 29.10.2011, p. 1–3 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    29.10.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 317/1


    AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

    van 27 oktober 2011

    betreffende het gezamenlijk programmeringsinitiatief „uitdagingen in verband met water voor een veranderende wereld”

    2011/C 317/01

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 181,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit is een topprioritait op Europees niveau en zelfs een wereldwijde uitdaging.

    (2)

    In de mededeling van de Commissie van 26 januari 2011„Efficiënt gebruik van hulpbronnen — Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020-strategie” (1), een onderdeel van de Europa 2020-strategie, wordt herinnerd aan het belang van water als essentiële hulpbron voor de Europese en wereldeconomie en voor onze levenskwaliteit. Voorts wordt in de mededeling van de Commissie van 6 oktober 2010„Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie” (2) erkend dat het waterbeleid een belangrijke maatschappelijke uitdaging wordt om de EU in staat te stellen de doelstellingen van haar waterbeleid te realiseren, de goede ecologische, chemische en kwantitatieve toestand van de Europese wateren te waarborgen, een duurzaam watergebruik te bewerkstelligen en tegelijk haar watervoetafdruk te verkleinen, de veilige watervoorziening te verbeteren en het wereldwijde leiderschap van de Europese waterindustrie te bevorderen.

    (3)

    Verwacht wordt dat het wereldwijde onevenwicht tussen de vraag naar water en de beschikbaarheid ervan de volgende 20 jaar nog aanzienlijk zal toenemen. Het moeilijke evenwicht herstellen tussen de beschikbaarheid en de vraag naar water, prioriteiten bepalen om de waterstress of -schaarste aan te pakken en de ondersteuning van onze natuurlijke watersystemen op lange termijn, vergen een overlegde actie en een sterke wetenschappelijke en technische onderbouwing met oog voor de plaatselijke geografische, politieke, sociaal economische en culturele context. Daartoe werkt de Europese Commissie tegen 2012 aan een blauwdruk voor de bescherming van de Europese wateren met maatregelen om ervoor te zorgen dat alle rechtmatige gebruikers in de EU over voldoende water van goede kwaliteit kunnen beschikken.

    (4)

    Het risico bestaat dat een aanzienlijk deel van de Europese zoete wateren tegen 2015 niet zal voldoen aan de beoogde goede ecologische toestand als bedoeld in Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (3). Dit risico is het gevolg van verschillende katalysatoren en factoren die Europese wateren onder druk zetten, zoals door het EMA vermeld in zijn verslag van 2010 over de toestand van het milieu. Waterverontreiniging, in het bijzonder de blootstelling aan nieuwe verontreinigingen, de effecten van chemische mengsels die in bepaalde Europese wateren worden aangetroffen en de mogelijke risico 's van microbiologische besmetting, blijft een bedreiging voor de menselijke gezondheid.

    (5)

    Verwacht wordt dat de klimaatverandering nog een grotere impact zal hebben op de Europese waterecosystemen waardoor er vaker watertekorten zullen ontstaan, er meer en ernstiger droogtes zullen zijn, met name in de mediterrane landen en grote delen van Europa vaker het slachtoffer zullen worden van overstromingen.

    (6)

    Intensieve landbouw om meer voedsel en biomassa te produceren kan de vraag naar drinkwater voor irrigatiedoeleinden nog doen toenemen en de druk op de watervoorraden nog verhogen. Op korte termijn moeten doordachte oplossingen worden ontwikkeld om efficiënter te irrigeren, het waterverbruik terug te dringen en de waterlagen duurzaam te beheren en in stand te houden.

    (7)

    De toegenomen verstedelijking en de uitbreiding van de bebouwde omgeving, met inbegrip van vaar- en energie-infrastructuur, brengen hydromorfologische veranderingen teweeg die een impact hebben op de oppervlakte- en grondwaterlichamen, habitats en andere aspecten van biodiversiteit. Een beter geïntegreerde planning zou grote voordelen bieden en moet gebaseerd zijn op betrouwbare monitoringsystemen en een bredere evaluatie van de verbanden tussen oorzaken en gevolg van wijzigingen van het landgebruik en waterecosystemen.

    (8)

    De waterinfrastructuur in Europa ondervindt steeds vaker problemen door veroudering, schade door uitgravingen, onvoldoende onderhoud of overbelasting. In sommige delen van Europa kampt het waterleidingssysteem met aanzienlijke lekkage en gaat tussen 5 % en 40 % van het vervoerde water verloren.

    (9)

    De Europese watersector is met een groei van 5 % en een jaarlijkse omzet van ongeveer 80 miljard EUR per jaar economisch zeer belangrijk en vertegenwoordigt ongeveer een derde van de wereldwijde watermarkt. Meer strategische samenwerking inzake wateronderzoek en innovatie in Europa kan tot wetenschappelijke en technologische doorbraken leiden die de Europese concurrentiekracht op de internationale markten versterken, bijdragen tot een economie die efficiënter omspringt met water en derhalve tot het bereiken van de aangepaste EU2020-doelstellingen om tot een slimmere, duurzamere en inclusievere economie te komen.

    (10)

    De wetenschappelijke en technologische kennisbasis in Europa versterken is essentieel om de maatschappelijke, ecologische en economische dimensies van de waterproblematiek aan te pakken.

    (11)

    Hoewel in heel Europa schitterend onderzoek wordt verricht, is het huidige Europese landschap inzake wateronderzoek vrij complex en versnipperd. Dat Europese, nationale en regionale onderzoeksnetwerken en -organisaties relatief autonoom hun strategische agenda inzake wateronderzoek bepalen, leidt tot overlappingen of concurrerende onderzoeksactiviteiten die vaak over een te kleine kritische massa beschikken.

    (12)

    Aangezien het grootste deel van het Europese grondgebied deel uitmaakt van grensoverschrijdende stroomgebieden, is grensoverschrijdende samenwerking nodig om de nodige kritische massa tot stand te brengen in termen van deskundigheid, activiteiten en institutionele capaciteit om een doelmatiger benutting van het Europese onderzoekspotentieel te bevorderen en compatibele grensoverschrijdende oplossingen aan te moedigen.

    (13)

    Gemeenschappelijke programmering inzake „uitdagingen in verband met water voor een veranderende wereld” zal bijdragen tot de coördinatie van het onderzoek op dit gebied en tot een volledig operationele Europese onderzoeksruimte inzake zoetwater, tot de versterking van het Europese leiderschap en de concurrentiepositie van het onderzoek op dit gebied en tegelijk de doelstellingen van het waterbeleid dichterbij brengen.

    (14)

    De Raad Concurrentievermogen heeft tijdens zijn vergadering van de 26 mei 2010 (4)„uitdagingen in verband met water voor een veranderende wereld” erkend als gebied waarop gezamenlijke programmering een grote meerwaarde biedt om de versnippering van de onderzoeksactiviteiten van de lidstaten terug te dringen. Daarom heeft hij conclusies goedgekeurd waarin de noodzaak om een gezamenlijk programmeringsinitiatief over zoetwater te starten wordt erkend en hij de Commissie uitnodigt een bijdrage te leveren aan de voorbereiding van dat initiatief. De Raad heeft eveneens bevestigd dat gezamenlijke programmering een door de lidstaten geleid proces is, waarbij de Commissie als facilitator fungeert.

    (15)

    Onderzoek inzake water is een belangrijk onderdeel van het EU-kaderprogramma voor onderzoek, dat een zeer strategische rol vervult ter ondersteuning van de Europese besluitvorming, rekening houdend met de wereldwijde dimensie van de het waterbeleid. De activiteiten in het kader van dit gezamenlijk programmeringsinitiatief moeten nauw worden afgestemd met het 7e EU-kaderprogramma en toekomstige programma's op dit gebied, met name het Kaderprogramma (2014-2020) voor onderzoek en ontwikkeling „Horizon 2020”.

    (16)

    De in het werkdocument van de Commissie opgenomen analyse van de nationale onderzoeksactiviteiten heeft bevestigd dat er, om de doeltreffendheid en het effect van het onderzoek te vergroten en dubbel werk te vermijden, behoefte is aan een betere coördinatie door de vaststelling van een gemeenschappelijke strategische onderzoeksagenda.

    (17)

    Om ervoor te zorgen dat de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad kan rapporteren over de bij de verschillende gezamenlijke programmeringsinitiatieven geboekte voortgang, moeten de lidstaten regelmatig aan de Commissie rapporteren over de voortgang die in het kader van dit gezamenlijk programmeringsinitiatief is gemaakt,

    HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

    1.

    De lidstaten worden aangespoord om een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen over de wijze waarop samenwerking en coördinatie op het gebied van onderzoek op EU-niveau kunnen bijdragen aan het vinden van een oplossing voor de uitdaging om een duurzaam watersysteem tot stand te brengen voor een duurzame economie in Europa en daarbuiten, en zij worden opgeroepen de mogelijkheden die daardoor geboden worden te benutten.

    2.

    De lidstaten worden aangespoord om een operationele gezamenlijke strategische onderzoeksagenda vast te stellen waarbij onderzoeksbehoeften en -doelstellingen voor de middellange tot lange termijn worden vastgesteld inzake zoetwater. Die strategie dient een uitvoeringsplan te omvatten waarin de prioriteiten en tijdschema's zijn vastgesteld en de maatregelen, instrumenten en middelen die hiervoor nodig zijn, worden vermeld.

    3.

    De lidstaten worden aangespoord om de volgende acties op te nemen in de strategische onderzoeksagenda en in het uitvoeringsplan:

    a)

    inventarisatie en uitwisseling van informatie over relevante nationale programma’s en onderzoeksactiviteiten en door de Unie gecoördineerde onderzoeksprogramma's;

    b)

    versterking van de gezamenlijke capaciteit voor prognoses en technologisch aspectenonderzoek;

    c)

    uitwisseling van informatie, middelen, beste praktijken, methoden en richtsnoeren;

    d)

    vaststelling van gebieden, proefprojecten of onderzoeksactiviteiten die baat zouden hebben bij gezamenlijke oproepen tot het indienen van voorstellen of de bundeling van de middelen (waaronder de financiële middelen);

    e)

    vaststelling van procedures voor gezamenlijk uit te voeren onderzoek op de onder d) vastgestelde gebieden;

    f)

    waarborgen van de coördinatie en de ontwikkeling van synergieën met de bestaande onderzoeks- en innovatieprogramma's in de EU, bv. het Kaderprogramma en andere verwante gezamenlijke programmeringsinitiatieven, in het bijzonder de volgende programmeringsinitiatieven: „klimaatkennis koppelen ten behoeve van Europa”, „een stedelijk Europa — mondiale uitdagingen, lokale oplossingen” en de „gezonde en productieve zeeën en oceanen”;

    g)

    zo mogelijk het delen van bestaande onderzoeksinfrastructuur, of het opzetten van nieuwe faciliteiten, zoals gecoördineerde databanken of het opstellen van modellen voor onderzoek naar watergerelateerde processen;

    h)

    stimuleren van betere samenwerking tussen de particuliere en de overheidssector, gekoppeld aan een open innovatie van verschillende onderzoeksactiviteiten en bedrijfstakken die verband houden met water;

    i)

    export en verspreiding van de kennis, innovatie en interdisciplinaire methodieken; met name inzake voor het beleid relevante resultaten;

    j)

    passende wetenschappelijke en technologische informatie aan te reiken voor de besluitvorming in de lidstaten en de Unie;

    k)

    netwerken oprichten van centra die zich bezighouden met onderzoek inzake water.

    4.

    De lidstaten worden aangespoord om een gemeenschappelijke beheersstructuur op het gebied van water op te zetten, die de opdracht krijgt gemeenschappelijke voorwaarden, regels en procedures voor samenwerking en coördinatie vast te stellen en de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda te volgen.

    5.

    De lidstaten worden aangespoord om gezamenlijk de strategische onderzoeksagenda uit te voeren, via hun nationale onderzoeksprogramma’s in overeenstemming met de richtsnoeren voor randvoorwaarden voor gezamenlijke programmering van de Groep op hoog niveau van de Raad voor gezamenlijke programmering.

    6.

    De lidstaten worden gestimuleerd om met de Commissie samen te werken om na te gaan welke initiatieven de Commissie eventueel kan nemen om de lidstaten bij te staan bij de ontwikkeling en de uitvoering van de strategische onderzoeksagenda, en om het gezamenlijke programma op dit gebied met andere EU-initiatieven te coördineren.

    7.

    De lidstaten worden aangespoord bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de internationale dimensie van de strategische onderzoeksagenda intensief samen te werken met het Strategisch forum voor internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking (SFIC) en de samenhang met de initiatieven van het SFIC te waarborgen ten aanzien van niet-EU-landen.

    8.

    De lidstaten worden aangespoord om door middel van voortgangsverslagen aan de Commissie regelmatig verslag uit te brengen over de voortgang met betrekking tot dit gezamenlijk programmeringsinitiatief.

    Gedaan te Brussel, 27 oktober 2011.

    Voor de Commissie

    Máire GEOGHEGAN-QUINN

    Lid van de Commissie


    (1)  COM(2011) 21 definitief.

    (2)  COM(2010) 546 definitief.

    (3)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

    (4)  Conclusies van de Raad 10246/10, http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/10/st10/st10246.en10.pdf


    Top