Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62011CN0311

    Zaak C-311/11 P: Hogere voorziening ingesteld op 20 juni 2011 door Smart Technologies ULC tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 13 april 2011 in zaak T-523/09, Smart Technologies ULC/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

    PB C 269 van 10.9.2011, p. 27–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.9.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 269/27


    Hogere voorziening ingesteld op 20 juni 2011 door Smart Technologies ULC tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 13 april 2011 in zaak T-523/09, Smart Technologies ULC/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

    (Zaak C-311/11 P)

    2011/C 269/50

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Rekwirante: Smart Technologies ULC (vertegenwoordigers: M. Edenborough QC, T. Elias, Barrister, R. Harrison, Solicitor)

    Andere partij in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

    Conclusies

    Rekwirante verzoekt het Hof het navolgende:

    Het arrest van 13 april 2011 in zaak T-523/09, Smart Technologies/BHIM (WIR MACHEN DAS BESONDERE EINFACH), vernietigen;

    De beslissing van de kamer van beroep van het BHIM van 29 september 2009 in die zin wijzigen dat het aangevraagde merk voldoende onderscheidend vermogen heeft zodat er tegen de inschrijving ervan geen bezwaar krachtens artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 bestaat;

    Subsidiair, de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 29 september 2009 nietig verklaren;

    Verweerder verwijzen in de kosten die voor verzoekster zijn opgekomen in deze hogere voorziening en in de procedures voor het Gerecht en de kamer van beroep.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Rekwirante bestrijdt het arrest van het Gerecht op de volgende gronden:

    Het Gerecht heeft het onderscheidend vermogen van rekwirantes aanvraag niet autonoom beoordeeld, maar aan de hand van de vraag of zij al of niet „louter” een reclameslogan was. Rekwirante stelt dat dit blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat de juiste benadering erin bestaat om het onderscheidend vermogen aan de hand van de relevante waren en diensten en het relevante publiek te beoordelen. De conclusie dat in de aanvraag geen sprake is van onderscheidend vermogen omdat de aanvraag louter een reclameslogan zou zijn, berust op een onjuiste toetsing zoals volgt uit vaste rechtspraak.

    Het Gerecht heeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door te oordelen dat het onderscheidend vermogen van een reclameslogan moeilijker is vast te stellen dan het onderscheidend vermogen van een andere vorm van woordmerk.

    Het Gerecht heeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door te stellen dat het een bepaald punt dat met behulp van bewijs had moeten worden aangetoond, als een algemeen bekend feit mocht opvatten, namelijk dat de consument niet de waarde van een merk hecht aan afzetbevorderende beweringen.

    Rekwirante stelt tot slot dat een merk slechts een minimaal onderscheidend vermogen hoeft te hebben om de in artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 (1) genoemde weigeringsgrond uit te sluiten.


    (1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


    Top