This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CN0229
Case C-229/11: Reference for a preliminary ruling from the Arbeitsgericht Passau (Germany) lodged on 16 May 2011 — Alexander Heimann v Kaiser GmbH
Zaak C-229/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Arbeitsgericht Passau (Duitsland) op 16 mei 2011 — Alexander Heimann/Kaiser GmbH
Zaak C-229/11: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Arbeitsgericht Passau (Duitsland) op 16 mei 2011 — Alexander Heimann/Kaiser GmbH
PB C 269 van 10.9.2011, p. 20–20
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
10.9.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 269/20 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Arbeitsgericht Passau (Duitsland) op 16 mei 2011 — Alexander Heimann/Kaiser GmbH
(Zaak C-229/11)
2011/C 269/38
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Arbeitsgericht Passau
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Alexander Heimann
Verwerende partij: Kaiser GmbH
Prejudiciële vragen
1) |
Moeten de artikelen 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007, respectievelijk 7, lid 1, van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (1), aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan nationale wetten of gebruiken volgens welke, in geval van vermindering van het aantal te presteren arbeidsdagen per week als gevolg van het rechtmatig afkondigen van gedeeltelijke werkloosheid, het recht van de gedeeltelijk werkloze op vakantie met behoud van loon, pro rata temporis wordt aangepast in verhouding tot het aantal arbeidsdagen per week tijdens de gedeeltelijke werkloosheid tegenover het aantal arbeidsdagen per week van een voltijds tewerkgestelde, en de gedeeltelijk werkloze dus tijdens de gedeeltelijke werkloosheid slechts een dienovereenkomstig kleiner recht op vakantie verwerft? |
2) |
Ingeval de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord: Moeten de artikelen 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 12 december 2007, respectievelijk 7, lid 1, van richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan nationale wetten of gebruiken volgens welke, in geval van vermindering van het aantal te presteren arbeidsdagen per week tot nul als gevolg van het rechtmatig afkondigen van „gedeeltelijke werkloosheid nul”, het recht van de gedeeltelijk werkloze op vakantie met behoud van loon, pro rata temporis wordt aangepast tot nul, en de gedeeltelijk werkloze dus tijdens de „gedeeltelijke werkloosheid nul” geen recht op vakantie verwerft? |
(1) PB L 299, blz. 9.