Wählen Sie die experimentellen Funktionen, die Sie testen möchten.

Dieses Dokument ist ein Auszug aus dem EUR-Lex-Portal.

Dokument 62009CN0477

    Zaak C-477/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de Cassation (Frankrijk) op 25 november 2009 — Charles Defossez/Christian Wiart, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Sotimon SARL, Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, CGEA de Lille

    PB C 37 van 13.2.2010, S. 18–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    13.2.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 37/18


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de Cassation (Frankrijk) op 25 november 2009 — Charles Defossez/Christian Wiart, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Sotimon SARL, Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, CGEA de Lille

    (Zaak C-477/09)

    2010/C 37/19

    Procestaal: Frans

    Verwijzende rechter

    Cour de Cassation

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Charles Defossez

    Verwerende partijen: Christian Wiart, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Sotimon SARL, Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, CGEA de Lille

    Prejudiciële vraag

    Moet artikel 8 bis van richtlijn 80/987/EEG van de Raad van 20 oktober 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (1), zoals gewijzigd bij richtlijn 2002/74/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 (2), waarvan het eerste lid bepaalt dat wanneer een onderneming met activiteiten op het grondgebied van ten minste twee lidstaten in staat van insolventie verkeert in de zin van artikel 2, lid 1, het waarborgfonds dat bevoegd is om de onvervulde aanspraken van de werknemers te honoreren, het fonds van de lidstaat is op het grondgebied waarvan de werknemers gewoonlijk hun arbeid verrichten of verrichtten, en het tweede lid dat de omvang van de rechten van de werknemers wordt bepaald door het recht waaronder het bevoegde waarborgfonds valt, aldus worden uitgelegd dat hierin het bevoegde waarborgfonds wordt aangeduid onder uitsluiting van ieder ander, of moet het, gelet op de doelstelling van de richtlijn, namelijk het versterken van de rechten van de werknemers die gebruik maken van het vrij verkeer van werknemers en gelet op artikel 9, lid 1, van deze richtlijn, bepalende dat de richtlijn geen afbreuk doet aan de bevoegdheid van de lidstaten om wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe te passen of in te voeren die gunstiger zijn voor de werknemers, aldus worden uitgelegd dat het de werknemer niet het recht ontzegt om, in de plaats van de waarborg van dit fonds, een beroep te doen op de gunstiger waarborg van het fonds waarbij zijn werkgever overeenkomstig het nationale recht is verzekerd en premies afdraagt?


    (1)  PB L 283, blz. 23.

    (2)  PB L 270, blz. 10.


    nach oben