Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62007TN0447

    Zaak T-447/07: Beroep ingesteld op 5 december 2007 — Scovill Fasteners/Commissie

    PB C 37 van 9.2.2008, p. 31–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.2.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 37/31


    Beroep ingesteld op 5 december 2007 — Scovill Fasteners/Commissie

    (Zaak T-447/07)

    (2008/C 37/48)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Scovill Fasteners, Inc. (Clarkesville, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: O. Dugardyn, advocaat)

    Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies

    beschikking C(2007) 4257 def. van de Commissie van 19 september 2007 inzake een procedure op grond van artikel 81 EG (zaak COMP/E-1/39.168 — Metalen en plastic fournituren: sluitingen) nietig te verklaren;

    subsidiair, de aan verzoekster opgelegde geldboete in te trekken of te verlagen;

    verweerster te verwijzen in de kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Verzoekster vordert nietigverklaring van beschikking C(2007) 4257 def. van de Commissie van 19 september 2007 in zaak COMP/E-1/39.168 — Metalen en plastic fournituren: sluitingen, waarbij is vastgesteld dat verzoeksters dochtermaatschappij samen met andere ondernemingen artikel 81 EG heeft geschonden door afspraken te maken over gecoördineerde prijsverhogingen en vertrouwelijke informatie over prijzen en de doorvoering van prijsverhogingen uit te wisselen.

    Ter ondersteuning van haar beroep stelt verzoekster dat de Commissie ten onrechte heeft geoordeeld dat verzoekster samen met haar dochtermaatschappij één economische entiteit vormt. Volgens haar zou zij niet hoofdelijk aansprakelijk mogen worden gehouden voor de geldboete die aan haar dochter is opgelegd wegens de inbreuken die deze zou hebben begaan.

    Verder heeft de Commissie onvoldoende bewezen dat verzoeksters dochtermaatschappij na 1997 aan de mededingingsregeling heeft deelgenomen.

    Subsidiair stelt verzoekster dat de Commissie:

    bij de berekening van de geldboete kennelijke fouten heeft gemaakt;

    bij de beoordeling van de duur en de zwaarte van de inbreuken niet alle relevante omstandigheden in aanmerking heeft genomen, en

    geen rekening heeft gehouden met verzachtende omstandigheden, zoals de geringe rol die verzoeksters dochtermaatschappij heeft gespeeld.


    Top