Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/211/69

    Zaak T-219/07: Beroep ingesteld op 25 juni 2007 — DSV Road/Commissie

    PB C 211 van 8.9.2007, p. 36–36 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.9.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 211/36


    Beroep ingesteld op 25 juni 2007 — DSV Road/Commissie

    (Zaak T-219/07)

    (2007/C 211/69)

    Procestaal: Nederlands

    Partijen

    Verzoekende partij: De Naamloze Vennootschap DSV ROAD (vertegenwoordigers: A. Poelmans, advocaat, A. Calewaert, advocaat, R. de Wit, advocaat)

    Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies van verzoekende partij

    De vernietiging van de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 april 2007, inzake het verzoek van het Koninkrijk België, gekend onder dossier REC 05/02, C(2007)1776, waarbij wordt vastgesteld dat invoerrechten ten bedrage van 168 004,65 euro, die het onderwerp zijn van het verzoek van het Koninkrijk België van 12 augustus 2002, moeten worden nagevorderd en waarbij wordt vastgesteld dat het niet gerechtvaardigd is de invoerrechten ten bedrage van 168 004,65 euro, die het onderwerp zijn van het verzoek van het Koninkrijk België van 12 augustus 2002, kwijt te schelden;

    Veroordeling van de Commissie om de kosten van de huidige procedure te betalen.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Verzoekster voerde diskettes uit Thailand in, waarvoor een preferentiële regeling gold in het kader van het stelsel van algemene preferenties, mis de invoer gedekt was door een door de bevoegde Thaise autoriteiten afgegeven certificaat van oorsprong formulier A, overeenkomstig artikel 80 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 (1).

    Verzoekster heeft bij elke douaneaangifte een door de Thaise autoriteiten afgegeven formulier A overgelegd, waarop de Belgische autoriteiten de preferentiële tariefbehandeling hebben toegekend.

    Een aantal door de Thaise autoriteiten afgegeven certificaten werden echter ongeldig verklaard, waardoor de goederen bij invoer in de EU niet voor een preferentiële tariefbehandeling in aanmerking kwamen.

    In de bestreden beschikking heeft de Commissie beschikt dat de daardoor ontstane douaneschuld moet nagevorderd worden.

    Verzoekster voert in de eerste plaats aan dat de Commissie had moeten besluiten dat de verschuldigde rechten niet moesten worden nagevorderd, overeenkomstig artikel 220, lid 2, onder b), van verordening (EEG) nr. 2913/92 (2). Volgens verzoekster is de afgifte van de certificaten formulier A te wijten aan een vergissing van de Thaise autoriteiten en is het geenszins aangetoond dat de exporteurs de feiten onjuist zouden hebben weergegeven. Bovendien is er volgens verzoekster sprake van een vergissing, aangezien de Thaise autoriteiten wisten of hadden moeten weten dat de goederen niet voor preferentiële behandeling in aanmerking kwamen.

    Ten tweede roept verzoekster in dat de Commissie tot de kwijtschelding van de rechten had moeten overgaan, overeenkomstig artikel 239 van Verordening (EEG) nr. 2913/92, aangezien er sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden.


    (1)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1).

    (2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1).


    Top