Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2007/211/43

    Zaak C-308/07 P: Hogere voorziening ingesteld op 5 juli 2007 door Koldo Gorostiaga Atxalandabaso tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 24 april 2007 in zaak T-132/06, Gorostiaga Atxalandabaso/Europees Parlement

    PB C 211 van 8.9.2007, p. 23–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.9.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 211/23


    Hogere voorziening ingesteld op 5 juli 2007 door Koldo Gorostiaga Atxalandabaso tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 24 april 2007 in zaak T-132/06, Gorostiaga Atxalandabaso/Europees Parlement

    (Zaak C-308/07 P)

    (2007/C 211/43)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Rekwirant: Koldo Gorostiaga Atxalandabaso (vertegenwoordiger: D. Rouget, advocaat)

    Andere partij in de procedure: Europees Parlement

    Conclusies

    de onderhavige hogere voorziening gegrond te verklaren en bijgevolg de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg van 24 april 2007 te vernietigen;

    de zaak zelf af te doen en nietig te verklaren het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 22 maart 2006, waarbij rekwirant werd gelast een bedrag van 118 360,18 EUR terug te betalen en waarbij diverse, hem door het Parlement verschuldigde parlementaire vergoedingen werden ingehouden;

    te beslissen dat het Europees Parlement zijn eigen kosten zal dragen, alsook die welke door rekwirant zijn gemaakt.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Tot staving van zijn hogere voorziening voert rekwirant zes middelen aan.

    Met zijn eerste middel betwist hij het beroep op artikel 111 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, dat hem het recht op een eerlijk proces zou ontnemen, aangezien hij niet vooraf door het Gerecht zou zijn gehoord en evenmin op de argumenten van het Parlement zou hebben kunnen antwoorden.

    Met zijn tweede middel voert rekwirant aan dat het onpartijdigheidsbeginsel is geschonden, aangezien de twee achtereenvolgende beroepen die hij heeft ingesteld in de zaken T-146/04 en T-132/06 — die respectievelijk tot het arrest van 22 december 2005 en tot de beschikking van 24 april 2007 hebben geleid — ten gronde door dezelfde rechters zouden zijn beoordeeld. Het voormelde beginsel houdt echter in dat eenzelfde rechter, ook in eenzelfde instantie, geen kennis mag nemen van een zaak die berust op feiten die gelijk zijn aan — of voldoende samenhangen met — die van een zaak waarover hij eerder uitspraak heeft gedaan.

    Met zijn derde middel betoogt rekwirant dat het Gerecht de draagwijdte van het arrest van 22 december 2005 onjuist heeft beoordeeld. Aangezien het besluit van de secretaris-generaal van het Parlement van 24 februari 2004 wegens onbevoegdheid nietig was verklaard, had rekwirant immers geen reden om tegen dat arrest hogere voorziening in te stellen. De vaststelling van de onbevoegdheid door de rechter had immers de nietigheid van het gebrekkige besluit tot gevolg.

    Met zijn vierde middel betwist rekwirant de systematische weigering van het Gerecht om rekening te houden met de argumenten die hij had aangevoerd om nietigverklaring van het besluit van de secretaris-generaal van het Parlement van 22 maart 2006 te verkrijgen. Dit laatste besluit is immers een nieuw besluit, onderscheiden van het besluit van 24 februari 2004. Het Gerecht was dus verplicht alle middelen, ten gronde en formeel, te onderzoeken die hij had aangevoerd om het te betwisten.

    Met zijn vijfde middel verwijt rekwirant het Gerecht, dat het heeft geweigerd het middel ontleend aan overmacht te onderzoeken, ofschoon een dergelijk middel niet was opgeworpen in het beroep tegen het besluit van 24 februari 2004.

    Met zijn zesde middel, ten slotte, verwijt rekwirant het Gerecht, het beginsel van goed bestuur te hebben miskend, door met name iedere verwijzing naar de Code van goed administratief gedrag, die het Parlement op 6 september 2001 heeft goedgekeurd, te weigeren.


    Top