Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62006TN0354

    Zaak T-354/06: Beroep ingesteld op 4 december 2006 — BAM NBM Wegenbouw en HBG Civiel/Commissie

    PB C 20 van 27.1.2007, p. 22–23 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB C 20 van 27.1.2007, p. 21–22 (BG, RO)

    27.1.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 20/22


    Beroep ingesteld op 4 december 2006 — BAM NBM Wegenbouw en HBG Civiel/Commissie

    (Zaak T-354/06)

    (2007/C 20/33)

    Procestaal: Nederlands

    Partijen

    Verzoekende partijen: BAM NBM Wegenbouw BV en HBG Civiel BV (vertegenwoordigd door: M.B.W. Biesheuvel en J.K. de Pree, advocaten)

    Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies van verzoekende partijen

    Nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 13 september 2006 betreffende een procedure op grond van artikel 81 EG (Zaak nr. COMP/38.456 — Bitumen — NL — C(2006) 4090 def.), althans voor zover hierbij wordt vastgesteld dat BAM NBM en HBG Civiel inbreuk hebben gepleegd op artikel 81 EG, voor zover BAM NMB en HBG Civiel hiervoor geldboeten worden opgelegd, voor zover BAM NBM en HBG Civiel worden aangemaand een einde te maken aan deze inbreuk en zich in de toekomst te onthouden van elke in artikel 1 bedoelde handeling of gedraging, alsmede van elke handeling of gedraging die hetzelfde of een soortgelijk doel of gevolg heeft, en voor zover deze beschikking aan BAM NBM en HBG Civiel is geadresseerd;

    de Commissie te veroordelen in de kosten van het geding.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Verzoekster vecht de beschikking aan van de Commissie van 13 september 2006 inzake een procedure op grond van artikel 81 EG (zaak nr. COMP/38.456 — Bitumen — NL) waarbij verzoekster een geldboete werd opgelegd wegens inbreuk op artikel 81 EG.

    Ter ondersteuning van hun verzoekschrift roepen verzoeksters vooreerst in dat de beschikking in strijd is met artikel 81 EG en met de artikelen 7 en 23, lid 2, van Verordening 1/2003; alsmede met het motiveringsbeginsel van artikel 253 EG. Volgens verzoeksters heeft de Commissie de feiten onjuist vastgesteld en geïnterpreteerd en is er onvoldoende bewijs voor de vaststelling dat verzoeksters inbreuk hebben gepleegd op artikel 81 EG.

    Subsidiair betogen verzoeksters dat artikel 2 van de beschikking in strijd is met artikel 23, lid 3, van Verordening 1/2003 en de boetrichtsnoeren (1) Volgens verzoeksters is de zwaarte van de beweerde inbreuk onjuist beoordeeld. Hierdoor zou de inbreuk ten onrechte als zeer zwaar zijn gekwalificeerd en zou de opgelegde boete disproportioneel zijn.

    Ten slotte zou de beschikking aangenomen zijn met schending van wezenlijke vormvoorschriften, onder meer omdat de Commissie verzoeksters geen inzage heeft gegeven tot de antwoorden op de punten van bezwaar van de oliemaatschappijen en de andere wegenbouwers, terwijl verzoeksters daar wel om hebben verzocht.


    (1)  Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17, respectievelijk artikel 65, lid 5, van het EGKS-Verdrag worden opgelegd (PB 1998 C 9, blz. 3)


    Top