This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document C2005/155/10
Case C-171/05 P: Appeal brought on 15 April 2005 by L. Piau against the judgment delivered on 26 January 2005 by the Court of First Instance of the European Communities (Fourth Chamber) in Case T-193/02 between L. Piau and the Commission of the European Communities, supported by the Fédération Internationale de Football Association (FIFA)
Zaak C-171/05 P: Hogere voorziening, op 15 april 2005 ingesteld door L. Piau tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vierde kamer) van 26 januari 2005 in zaak T-193/02, L. Piau tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen, ondersteund door Fédération Internationale de Football Association (FIFA)
Zaak C-171/05 P: Hogere voorziening, op 15 april 2005 ingesteld door L. Piau tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vierde kamer) van 26 januari 2005 in zaak T-193/02, L. Piau tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen, ondersteund door Fédération Internationale de Football Association (FIFA)
PB C 155 van 25.6.2005, pp. 5–6
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
|
25.6.2005 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 155/5 |
Hogere voorziening, op 15 april 2005 ingesteld door L. Piau tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vierde kamer) van 26 januari 2005 in zaak T-193/02, L. Piau tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen, ondersteund door Fédération Internationale de Football Association (FIFA)
(Zaak C-171/05 P)
(2005/C 155/10)
Procestaal: Frans
Bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is op 15 april 2005 hogere voorziening ingesteld door L. Piau, vertegenwoordigd door M. Fauconnet, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg, tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen (Vierde kamer) van 26 januari 2005 in zaak T-193/02, L. Piau tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen, ondersteund door Fédération Internationale de Football Association (FIFA).
Rekwirant concludeert dat het het Hof behage:
|
1. |
het arrest van het Gerecht in zaak T-193/02 te vernietigen; |
|
2. |
de beschikking van de Commissie van 15 april 2002 nietig te verklaren; |
|
3. |
aangezien de zaak in staat van wijzen is, deze overeenkomstig artikel 61, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie zelf af te doen; |
|
4. |
FIFA te verwijzen in de kosten gemaakt in zaak T-193/02 en in de onderhavige hogere voorziening. |
Middelen en voornaamste argumenten
|
1. |
Schending van de rechten van rekwirant Door niet ambtshalve te hebben opgeworpen dat de Commissie artikel 253 EG heeft geschonden wegens gebrekkige motivering van de afwijzing van de klacht van rekwirant uit hoofde van artikel 49 EG, heeft het Gerecht de hem toekomende bevoegdheden geschonden. Bovendien heeft het Gerecht artikel 6, lid 1, van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geschonden omdat het geen rekening heeft gehouden met bepaalde middelen van rekwirant. |
|
2. |
Schending van artikel 81 EG Doordat niet is bewezen dat de reglementering van het beroep noodzakelijk is en evenmin dat het FIFA-reglement betreffende spelersmakelaars bijdraagt tot economische of technische vooruitgang, is de beslissing van het Gerecht niet in rechte gefundeerd. Het Gerecht geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat er geen communautair belang bestond bij de voortzetting van de klachtprocedure, terwijl zijn arrest niet in rechte gefundeerd is en artikel 81 EG wordt geschonden. |
|
3. |
Schending van artikel 82 EG Voorzover de Commissie de machtspositie van de FIFA en een eventueel misbruik daarvan niet heeft onderzocht, kon het Gerecht zich niet in de plaats van de Commissie stellen en kon het, na deze machtspositie te hebben vastgesteld, niet oordelen dat er geen sprake was van misbruik. Daardoor geeft het Gerecht in strijd met de rechtspraak en met artikel 82 EG blijk van een onjuiste rechtsopvatting. |
|
4. |
Tegenstrijdige en gebrekkige motivering van het Gerecht, in die zin dat het voortduren van de mededingingsbeperkende gevolgen onvoldoende wordt gemotiveerd. |
|
5. |
Onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot de equivalentie van de „FIFA-diploma's”. |
|
6. |
Schending van het algemene beginsel van rechtszekerheid. |
|
7. |
Onjuiste rechtsopvatting inzake de taken en de bevoegdheden van de Commissie. |
|
8. |
Schending van artikel 39 EG. |
|
9. |
Schending van artikel 49 EG. |
|
10. |
Onjuiste rechtsopvatting bij de omschrijving van het communautair belang. |