Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2004/106/71

    Zaak C-140/04: Verzoek van het Hof van Beroep te Antwerpen, van 11 maart 2004, om een prejudiciële beslissing in het geding tussen N.V. United Antwerp Maritime Agencies en de Belgische Staat, enerzijds en tussen N.V. Seaport Terminals en 1) de Belgische Staat, 2) N.V. United Antwerp Maritime Agencies, anderzijds.

    PB C 106 van 30.4.2004, p. 41–41 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    30.4.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 106/41


    Verzoek van het Hof van Beroep te Antwerpen, van 11 maart 2004, om een prejudiciële beslissing in het geding tussen N.V. United Antwerp Maritime Agencies en de Belgische Staat, enerzijds en tussen N.V. Seaport Terminals en 1) de Belgische Staat, 2) N.V. United Antwerp Maritime Agencies, anderzijds.

    (Zaak C-140/04)

    (2004/C 106/71)

    Het Hof van Beroep te Antwerpen heeft, bij vonnis van 11 maart 2004, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 16 maart 2004, in het geding tussen N.V. United Antwerp Maritime Agencies en de Belgische Staat, enerzijds en tussen N.V. Seaport Terminals en 1) de Belgische Staat, 2) N.V. United Antwerp Maritime Agencies, anderzijds, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

    1.

    Kan als persoon die de verplichtingen van de tijdelijke opslag van de goederen moet naleven (als bedoeld in artikel 203, lid 3, laatste streepje van het Communautair Douanewetboek, vastgesteld bij Verordening (EEG) Nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992, PB. L19 oktober 1992, afl. 302, hierna kortweg CDW), worden aangemerkt de persoon die de goederen bij de douane moet aanbrengen (art. 40 CDW) waardoor hij of zijn vertegenwoordiger de summiere aangifte moet indienen (art. 44, lid 2 CDW) en ondertekenen (art. 183, lid 1 van de Toepassingsbepalingen van het Communautair Douanewetboek, vastgesteld bij Verordening (EEG) Nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993, PB. L11 oktober 1993, afl. 253, hierna kortweg CTW) en de goederen bij de douaneautoriteiten moet aanbieden zolang zij niet gelost zijn van het vervoermiddel waarop zij zich bij het binnenbrengen in de Gemeenschap bevinden tot op het moment dat deze goederen een douanebestemming hebben gekregen ?

    2.

    Kan als persoon die de verplichtingen van de tijdelijke opslag van de goederen moet naleven (als bedoeld in artikel 203, lid 3, laatste streepje CDW), worden aangemerkt de persoon die de goederen, na het lossen, onder zich heeft om deze te verplaatsen of op te slaan waardoor hij op basis van artikel 51, lid 2 en 53, lid 2 CDW aangemerkt wordt als houder van de goederen en bijgevolg verplicht is om op basis van artikel 184, lid 2 CTW de goederen op elke vordering van de douaneautoriteiten opnieuw volledig aan te bieden ?

    3.

    Indien de eerste en tweede vraag bevestigend worden beantwoord, kunnen de in die vragen bedoelde personen gelijktijdig en bijgevolg als solidaire douaneschuldenaars worden aangemerkt in de veronderstelling dat de in de eerste en tweede vraag bedoelde personen verschillende personen zijn {in casu respectievelijk de vertegenwoordiger van de scheepvaartlijn waarmede de goederen de Gemeenschap zijn binnengebracht en de goederenbehandelaar die instaat voor de opslag en het verplaatsen van de goederen op de door de douaneautoriteiten aangeduide losplaats/kaai) ?

    4.

    Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord, blijft de persoon bedoeld in de eerste vraag, schuldenaar tot op het ogenblik dat aan de goederen een douanebestemming wordt gegeven, ongeacht het feit dat de goederen na de lossing van het vervoermiddel waarmede zij de Gemeenschap werden binnengebracht, werden opgeslagen bij of verplaatst door de persoon bedoeld in de tweede vraag ?

    5.

    Indien de derde vraag ontkennend wordt beantwoord, moet geacht worden dat de persoon bedoeld in de eerste vraag douaneschuldenaar blijft tot op het tijdstip dat de goederen worden overgenomen door de persoon bedoeld in de tweede vraag en wordt de persoon bedoeld in de tweede vraag slechts schuldenaar van het ogenblik dat hij instaat voor de opslag en de verplaatsing van de goederen ?

    6.

    Indien de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, moet dan de in de eerste vraag bedoelde persoon geacht worden schuldenaar te blijven tot op het tijdstip dat de goederen worden overgenomen door de persoon bedoeld in de tweede vraag, dan wel tot op het moment dat de goederen een douanebestemming hebben gekregen ?


    Top