Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document E2003P0001

    Beroep tegen de Republiek IJsland, ingesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 20 januari 2003 (Zaak E-1/03)

    PB C 75 van 27.3.2003, p. 13–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    E2003P0001

    Beroep tegen de Republiek IJsland, ingesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 20 januari 2003 (Zaak E-1/03)

    Publicatieblad Nr. C 075 van 27/03/2003 blz. 0013 - 0013


    Beroep tegen de Republiek IJsland, ingesteld door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 20 januari 2003

    (Zaak E-1/03)

    (2003/C 75/13)

    Op 20 januari 2003 is bij het EVA-Hof beroep ingesteld tegen de Republiek IJsland door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, vertegenwoordigd door Niels Fenger en Elisabethann Wright, optredend als gemachtigde van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, Trierstraat 74, B-1040 Brussel.

    Verzoekster eist dat het Hof:

    1. verklaart dat de Republiek IJsland zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 36 van de EER-Overeenkomst en artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes niet heeft nagekomen door het handhaven van de IJslandse Wet nr. 31/1987 betreffende de begroting en inkomsten voor luchtvervoersinfrastructuur (Lög nr. 31 frá 27. mars 1987 um flugmálaáætlun og fjáröflun til framkvæmda í flugmálum), waarin voor vluchten van IJsland naar andere EVA-Staten een hoger belastingtarief wordt toegepast dan voor binnenlandse vluchten en vluchten naar Groenland en de Faeröer, en

    2. het Koninkrijk Noorwegen verwijst in de kosten van de procedure.

    Feiten en argumenten:

    - Artikel 36 van de EER-Overeenkomst verlangt de opheffing van alle beperkingen van het vrij verrichten van diensten binnen de EVA ten aanzien van de onderdanen van de lidstaten van de EG en de EVA-staten die in een andere lidstaat van de EG of een EVA-staat zijn gevestigd dan die, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht.

    - In artikel 38 van de EER-Overeenkomst is bepaald dat het vrije verkeer van diensten op het gebied van het vervoer wordt geregeld door de bepalingen van hoofdstuk 6 van de overeenkomst (vervoer). Volgens artikel 39 van de EER-Overeenkomst zijn de bepalingen van de artikelen 30 en 32 tot en met 34 ook van toepassing op het vrije verkeer van diensten.

    - Artikel 49 van het EG-Verdrag, dat beantwoordt aan artikel 36 van de EER-Overeenkomst, staat echter in de weg aan de toepassing van nationale bepalingen die de mogelijkheid voor een dienstverrichter om daadwerkelijk gebruik te maken van de in bedoeld artikel verleende vrijheid, zonder objectieve rechtvaardiging beperken. Bovendien staat artikel 49 van het EG-Verdrag in de weg aan de toepassing van een nationale regeling die ertoe leidt dat het verrichten van diensten tussen lidstaten moeilijker wordt dan het verrichten van diensten binnen een enkele lidstaat.

    - Volgens het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verlangt artikel 49 van het EG-Verdrag niet alleen de afschaffing van iedere discriminatie van de dienstverrichter op grond van diens nationaliteit, maar tevens de opheffing van iedere beperking, met inbegrip van een bij wet vastgestelde heffing voor het verrichten van een dienst in verband met een vervoersdienst.

    - Volgens het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes onder meer tot doel voor de luchtvervoersector de voorwaarden voor toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten vast te stellen en om, wat het luchtvervoer betreft, de beperkingen op het vrij verrichten van diensten in het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid op te heffen.

    - Volgens (een vertaling van) de IJslandse Wet nr. 31/1987 betreffende de begroting en inkomsten voor luchtvervoersinfrastructuur (Lög nr. 31 frá 27. mars 1987 um flugmálaáætlun og fjáröflun til framkvæmda í flugmálum), wordt in artikel 5, lid 1, (als gewijzigd) bepaald dat een afzonderlijke luchthavenbelasting verschuldigd is ten aanzien van iedere persoon die met het vliegtuig van IJsland naar andere landen reist; bedraagt volgens artikel 6, lid 1, de luchthavenbelasting 1250 ISK voor elke passagier die van IJsland naar andere landen reist, en zijn volgens artikel 7, lid 1, luchtvaartmaatschappijen die passagiers vervoeren in IJsland of naar de Faröer of Groenland een belasting verschuldigd van 165 ISK per passagier die op deze routes reist.

    Top