Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998IP0508

    Resolutie over EU-normen voor in ontwikkelingslanden werkende Europese bedrijven: naar een Europese gedragscode

    PB C 104 van 14.4.1999, p. 180 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    51998IP0508

    Resolutie over EU-normen voor in ontwikkelingslanden werkende Europese bedrijven: naar een Europese gedragscode

    Publicatieblad Nr. C 104 van 14/04/1999 blz. 0180


    A4-0508/98

    Resolutie over EU-normen voor in ontwikkelingslanden werkende Europese bedrijven: naar een Europese gedragscode

    Het Europees Parlement,

    - onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 februari 1994 over de invoering van sociale bepalingen in het unilaterale en multilaterale handelsstelsel ((PB C 61 van 28.2.1994, blz. 89.)),

    - onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 december 1996 over mensenrechten in de wereld 1995/1996 en het beleid van de Unie op het gebied van de mensenrechten ((PB C 20 van 20.1.1997, blz. 161.)),

    - onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 januari 1998 over bedrijfsverplaatsingen naar en rechtstreekse buitenlandse investeringen in derde landen ((PB C 34 van 2.2.1998, blz. 156.)),

    - onder verwijzing naar zijn resoluties over inheemse volkeren ((PB C 61 van 28.2.1994, blz. 69; PB C 43 van 20.2.1995, blz. 85, PB C 323 van 4.12.1995, blz. 117; PB C 141 van 13.5.1996, blz. 212.)),

    - onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 1998 met zijn aanbevelingen aan de Commissie inzake de onderhandelingen in het kader van de OESO over een multilaterale overeenkomst inzake investeringen (MOI) ((PB C 104 van 6.4.1998, blz. 143.)),

    - onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 juli 1998 over eerlijke handel ((PB C 226 van 20.7.1998, blz. 73.)),

    - onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 december 1998 over de mensenrechten in de wereld in 1997/1998 en het beleid van de Europese Unie inzake mensenrechten ((Deel II, punt 9 b) van de notulen van die datum.)),

    - gelet op de twee meest gezaghebbende internationaal aanvaarde normen voor het optreden van ondernemingen: de door de IAO aangenomen "Driepartijenverklaring betreffende de beginselen in verband met multinationale ondernemingen en het sociaal beleid" van 1977, en de OESO-"Richtlijnen voor multinationaal ondernemen" uit 1976, en de onder de auspiciën van internationale organisaties zoals de FAO, de WGO en de Wereldbank overeengekomen gedragscodes en de werkzaamheden in UNCTAD-verband met betrekking tot de activiteiten van bedrijven in ontwikkelingslanden,

    - gelet op de IAO-Verklaring van 18 juni 1998 over de fundamentele beginselen en rechten op de arbeidsplaats, en de vaststelling van elementaire arbeidsnormen: de Afschaffing van dwangarbeid (conventies 29 en 105), Vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen (conventies 87 en 98), Afschaffing van kinderarbeid (conventie 138), en Niet-discriminatie bij tewerkstelling (conventies 100 en 111),

    - gelet op de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties en met name het artikel waarin alle individuen en instellingen van de samenleving worden opgeroepen om hun aandeel te vervullen teneinde te komen tot een algehele eerbiediging van de mensenrechten, de Overeenkomst van 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten, de Internationale overeenkomst van 1966 inzake economische, sociale en culturele rechten, het Verdrag van 1979 betreffende de afschaffing van alle vormen van discriminatie van de vrouw, en de ontwerpverklaring van de VN van 1994 betreffende de rechten van inheemse volkeren,

    - gezien de beslissing van de Europese sociale partners om bij te dragen tot de uitvoering van initiatieven die als doel hebben alle vormen van exploitatie van kinderarbeid uit te roeien en de rechten van die kinderen overal ter wereld te stimuleren,

    - gelet op artikel 220 van het EG-Verdrag inzake de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen, het Verdrag van 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken ((PB L 299 van 31.12.1972, blz. 32.)), gemeenzaam bekend als de Conventie van Brussel, en het door de Raad op basis van artikel K.3 van het EU-Verdrag goedgekeurde gemeenschappelijk optreden van de Europese Unie betreffende initiatieven ter bestrijding van mensensmokkel en seksuele uitbuiting van kinderen van 24 februari 1997 ((PB L 63 van 4.3.1997, blz. 2.)),

    - gelet op de OESO-Conventie van 1997 over de bestrijding van het omkopen van buitenlandse overheidsambtenaren bij internationale handelsverrichtingen,

    - gelet op verordening (EG) nr. 1154/98 van de Raad van 25 mei 1998 betreffende de uitvoering van de speciale stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers van het milieu als voorzien bij de artikelen 7 en 8 van de verordeningen (EG) nr. 3281/94 en (EG) nr. 1256/96 van de Raad houdende toepassing van meerjarenschema's van algemene tariefpreferenties voor bepaalde industriële en landbouwproducten van oorsprong uit de ontwikkelingslanden ((PB L 160 van 4.6.1998, blz. 1.)), en op zijn resolutie van 14 mei 1998 over een gedragscode voor de wapenexport ((PB C 167 van 1.6.1998, blz. 226.)),

    - gezien de talrijke initiatieven van individuele ondernemingen, hun verenigingen, vakbonden en niet-gouvernementele organisaties, in combinatie met internationale vrijwillige normen, zoals Social Accountability 8000;

    - gezien de hoorzitting over EU-normen voor in ontwikkelingslanden werkende Europese bedrijven van 2 september 1998 in de Commissie ontwikkelingssamenwerking

    - gelet op artikel 148 van zijn Reglement,

    - gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en het advies van de Commissie externe economische betrekkingen (A4-0508/98),

    A. overwegende dat de EU als belangrijkste donor van ontwikkelingshulp en de Europese ondernemingen als de belangrijkste rechtstreekse investeerders in de OL een beslissende rol kunnen spelen bij een duurzame sociale en economische ontwikkeling in de wereld;

    B. ernstig verontrust over diverse gevallen waarin de intensieve concurrentie om investeringen en markten en een gebrekkige toepassing van internationale normen en nationale wettelijke voorschriften geleid hebben tot gevallen van collectief misbruik met name in landen waar de mensenrechten niet worden geëerbiedigd;

    C. benadrukkend dat geen enkel bedrijf mag kunnen profiteren van eventuele concurrentievoordelen die het resultaat zijn van de niet-eerbiediging van fundamentele arbeidswetten en sociale en milieunormen; erkennend dat er steeds meer bewijzen voor zijn dat sociale verantwoordelijkheid van bedrijven en een goede financiële gang van zaken hand in hand gaan;

    D. eraan herinnerend dat er tussen het zakenleven en de industrie, vakverenigingen, NGO's en regeringen, zowel in de ontwikkelingslanden als in de geïndustrialiseerde landen, een toenemende consensus bestaat als het gaat om de verbetering van het zakendoen in de praktijk via vrijwillige gedragscodes;

    E. overwegende dat in deze context bij de OESO in overleg met vertegenwoordigers van de bedrijven, de werknemers en andere deelnemers aan de burgermaatschappij wordt gewerkt aan een herziening en versterking van de door deze organisatie ten behoeve van de multinationale ondernemingen gedefinieerde leidende beginselen,

    F. onderstrepend dat vrijwillige en bindende benaderingen van gedragscodes voor ondernemingen elkaar niet uitsluiten, en verklarend dat het een stapsgewijze benadering van de kwestie van het vaststellen van normen voor Europese ondernemingen voorstaat;

    Vrijwillige gedragscodes

    1. verheugt zich over en stimuleert de vrijwillige initiatieven van het zakenleven en de industrie, vakverenigingen en coalities van NGO's voor het promoveren van gedragscodes die een effectieve en onafhankelijke controle en onderzoek inhouden, en waarbij alle belanghebbenden betrokken worden bij de ontwikkeling en de uitvoering alsmede het toezicht op gedragscodes; benadrukt tegelijkertijd dat gedragscodes (inter-)nationale regelgeving en de eigen verantwoordelijkheid van regeringen niet kunnen vervangen of terzijde zetten; vindt dat gedragscodes niet moeten worden gebruikt als instrument om multinationale ondernemingen buiten overheids- en juridische controle te houden;

    2. herhaalt zijn verzoek aan de Raad om een gemeenschappelijk standpunt op te stellen over vrijwillige gedragscodes, naar het voorbeeld van de gedragscode voor wapenexporteurs, waarbij terdege rekening wordt gehouden met het feit dat zelfcontrole niet altijd de juiste oplossing is;

    3. onderstreept dat bij de inhoud van een code, het proces waardoor zij tot stand komt en uitgevoerd wordt, degenen in de ontwikkelingslanden waarop zij van toepassing is, moeten worden betrokken;

    4. is van mening dat speciale aandacht moet worden geschonken aan de toepassing van codes met betrekking tot werknemers in de informele sector, onderaannemers en vrijhandelszones, met name betreffende erkenning van het recht onafhankelijke vakbonden op te richten; en heimelijke afspraken tussen bedrijven i.v.m. schendingen van mensenrechten;

    5. is van oordeel dat in een code ook aandacht moet worden besteed aan de verantwoordelijkheid van bedrijven die in conflictsituaties opereren door ervoor te zorgen dat in de code worden opgenomen de richtsnoeren Amnesty International voor bedrijven, de aanbevelingen van Human Rights Watch aan bedrijven en de VN-code met betrekking tot rechtshandhavingsambtenaren, en de code over het gebruik van vuurwapens;

    6. is van mening dat de Europese bedrijven krachtens de vrijwillige gedragscodes moeten voldoen aan de Europese normen inzake het milieu, het welzijn van dieren en de volksgezondheid;

    7. onderstreept dat de inheemse volkeren en hun gemeenschappen moeten profiteren van dergelijke gedragscodes, gezien hun belangrijke rol in het proces van duurzame ontwikkeling;

    8. is verheugd over het feit dat het in de huidige context van mundialisering van handelsstromen en communicatie en van de toegenomen waakzaamheid van NGO's en consumentenorganisaties steeds meer in het eigen belang van multinationale ondernemingen is om vrijwillige gedragscodes aan te nemen en te eerbiedigen als zij negatieve publiciteitscampagnes willen vermijden, die soms leiden tot boycots, pr-kosten en klachten van consumenten;

    9. is van oordeel dat ondernemingen economisch en sociaal moeten bijdragen aan het ontwikkelingsproces in de getroffen gebieden, met eerbiediging van de door de betrokken overheidsinstanties bepaalde beleidslijnen;

    10. wenst dat men een "ontwikkelingsbenadering" naar een voortdurende en geleidelijke verbetering van de normen kiest; is van oordeel dat hierin de eigen verplichtingen van de ondernemingen om verbeteringen in te voeren tot uiting moeten komen;

    Europees sanctiemechanisme

    11. herhaalt zijn verzoek aan de Commissie en de Raad om met spoed voorstellen in te dienen voor het ontwikkelen van de passende rechtsgrondslag voor de instelling van een Europees multilateraal kader dat van toepassing is op de wereldwijde activiteiten van bedrijven en hiervoor raadplegingen te organiseren met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de sociale partners en die groepen uit de samenleving die onder de code zouden vallen;

    12. beveelt aan een gedragscode voor Europese bedrijven bestaande minimaal toepasbare internationale normen te laten omvatten:

    - de Tripartite Beginselverklaring van de IAO inzake multinationale ondernemingen en sociaal beleid en de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen;

    - op het gebied van arbeidsrecht: de IAO-kernovereenkomsten;

    - op het gebied van de mensenrechten: de VN-verklaring inzake de mensenrechten;

    - op het gebied van minderheden en inheemse volkeren: IAO-conventie nr. 169, hoofdstuk 26 van Agenda 21, de ontwerpverklaring van de rechten van inheemse volkeren van 1997, de VN-verklaring inzake de rechten van personen die behoren tot nationale of etnische, godsdienstige en linguïstische minderheden;

    - op het gebied van milieunormen: VN-conventie inzake biologische diversiteit, de Verklaring van Rio en het voorstel van de Commissie ter ontwikkeling van een gedragscode voor Europese houtondernemingen (COM(89)0410) en de relevante VN-conventies op het gebied van milieubescherming, het welzijn van dieren en de volksgezondheid;

    - op het gebied van veiligheidsdiensten: gemeenschappelijk artikel 3 van de Verdragen van Genève en Protocol II, en de VN-code inzake wetshandhavingsambtenaren;

    - op het gebied van corruptie: het OESO-anti-omkopingsverdrag en de mededeling van de Commissie over wetgevingsmaatregelen tegen corruptie (COM(97)0192);

    maar is tevens van mening dat rekening moet worden gehouden met nieuwe internationale normen die momenteel worden ontwikkeld;

    13. verklaart nogmaals de invoering van een "sociaal label" te zullen steunen;

    14. verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken om - zoals reeds voorgesteld door bepaalde beroepsverenigingen - in nauwe samenwerking met de sociale partners, de NGO's uit het noorden en zuiden en vertegenwoordigers van inheemse en plaatselijke gemeenschappen een Europees waarnemingsplatform in te stellen;

    15. verzoekt de Commissie en de lidstaten in onderlinge samenwerking actie te ondernemen binnen de OESO, de IAO en andere internationale verbanden om de instelling te bevorderen van een onafhankelijk en onpartijdig stuurmechanisme, dat internationaal aanvaard wordt;

    16. is van oordeel dat een dergelijk mechanisme alleen nuttig kan zijn als het over een hoge vakbekwaamheid beschikt, beschikt over de passende procedures en bovenal in brede kring wordt aanvaard als objectief en onpartijdig;

    17. beveelt aan dat het bedrijfsleven en de industrie zorgen voor de verspreiding van informatie over hun vrijwillige initiatieven en gedrag naar het stuurmechanisme, zodat duidelijk kan worden vastgesteld of zij al of niet voldoen aan de Europese gedragscode, internationale normen en particuliere vrijwillige gedragscodes (indien van toepassing);

    18. beveelt aan dat het stuurmechanisme de dialoog bevordert over normen waaraan Europese ondernemingen voldoen, de omschrijving van de beste praktijk, en dat het tevens open moet staan voor klachten over collectief gedrag door vertegenwoordigers van de Gemeenschap en/of werknemers en de particuliere sector in het gastland, NGO's en consumentenorganisaties, van individuele slachtoffers of van iedere andere bron;

    Maatregelen Europees Parlement

    19. stelt voor om tijdens de nieuwe zittingsperiode en tot er door de Commissie een Europees waarnemingsplatform wordt ingesteld, speciale rapporteurs te benoemen voor een periode van één jaar en jaarlijkse hoorzittingen te houden in het Europees Parlement, waarop de sociale partners en NGO's uit het zuiden en het noorden worden uitgenodigd;

    20. beveelt aan om in het Europees Parlement regelmatig openbare hoorzittingen te organiseren om concrete gevallen te bespreken, zowel positieve als negatieve, waarbij alle betrokkenen (inclusief ondernemingen) worden uitgenodigd;

    Rol Europese ontwikkelingssamenwerking

    21. erkent dat de verantwoordelijkheid voor de toepassing van internationaal goedgekeurde normen berust bij de regeringen van de ontwikkelingslanden zelf; is daarom verheugd over recente initiatieven van de EU ter versterking en uitbreiding van de omvang van de politieke dialoog met ontwikkelingslanden en om een goed bestuur tot een essentieel element van het EU-samenwerkingsbeleid te maken;

    22. is van oordeel dat er middelen ter beschikking moeten worden gesteld voor de steun aan regeringen in ontwikkelingslanden als hulpmiddel om internationaal goedgekeurde normen in de nationale wetgevingen opgenomen te krijgen en dat er vaktechnische en financiële bijstand aan controlewerkgroepen in de gastlanden moet worden verleend;

    23. doet een beroep op de Commissie de eis te bekrachtigen dat alle particuliere bedrijven die maatregelen in derde landen namens de Unie uitvoeren en die gefinancierd worden via de begroting van de Commissie of van het Europees Ontwikkelingsfonds optreden overeenkomstig het Verdrag van de Europese Unie ten aanzien van de fundamentele rechten, en dat zij anders niet meer in aanmerking kunnen komen voor financiering door de EU, met name via haar instrumenten voor steun aan investeringen in derde landen; verzoekt de Commissie om een opstelling van een verslag over de mate waarin particuliere ondernemingen waaraan contracten worden verleend op deze verplichtingen zijn gewezen; beseft dat ondernemingen uit de particuliere sector die als agent van de Commissie in de ontwikkelingssamenwerking optreden reeds verplicht zijn zich te houden aan OESO-normen op het gebied van de beste praktijken ten aanzien van hulpverlening en mensenrechten en de beginselen van een duurzame ontwikkeling die zijn neergelegd in de Overeenkomst van Lomé;

    24. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat in de ontwikkelingsstrategie voor de verbetering van het klimaat voor de particuliere sector in de ontwikkelingslanden specifiek de rol wordt opgenomen van de multinationale ondernemingen met zetel in Europa, en een investeringsovereenkomst met de ACS-landen na te streven waarin economische groei en armoedebestrijding worden gestimuleerd;

    Andere maatregelen op Europees niveau

    25. verzoekt de Commissie de raadpleging en het toezicht op de activiteiten van Europese bedrijven in derde landen te verbeteren door middel van de mechanismen van de sociale dialoog in Europa, en het initiatief om democratie- en mensenrechtenclausules op te nemen in handelsovereenkomsten met derde landen buiten Europa;

    26. dringt er met klem op aan dat ten minste de IAO-verklaring inzake fundamentele beginselen en rechten op het werk van 18 juni 1998 met spoed expliciet deel gaat uitmaken van iedere toekomstige overeenkomst van de EU met derde landen;

    27. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat, op grond van een geschikte rechtsgrondslag, aandacht wordt besteed aan het opnemen van elementaire internationale arbeids-, milieu- en mensenrechtennormen wanneer het Europees vennootschapsrecht, met inbegrip van de nieuwe EU-richtlijn inzake een Europese naamloze vennootschap, wordt herzien;

    28. verzoekt de Commissie voorstellen in te dienen om voor bedrijven die de internationale normen eerbiedigen een systeem van aanmoedigingen in te stellen die zijn ontwikkeld na raadpleging van en in nauwe samenwerking met consumentengroeperingen en NGO's op het gebied van de mensenrechten en het milieu - bijvoorbeeld op het gebied van aanbestedingen, belastingvoordelen, toegang tot financiële steun van de EU en publicatie in het Publicatieblad;

    Maatregelen in internationale instellingen

    29. beveelt de Europese Unie aan als groep te streven naar de versterking van de bestaande IAO- en OESO-instrumenten, met name in verband met de thans in de OESO en binnen de VN lopende herziening, om te zorgen voor sterkere en meer efficiënte controle- en uitvoeringsmechanismen, en dat de inspanningen van de EU er met name op worden gericht de VN-commissie inzake TNO's nieuw leven in te blazen en deze te belasten met concrete taken in verband met het toezicht op en de tenuitvoerlegging van verdragscodes, in combinatie met het Comité voor internationale investeringen en multinationale ondernemingen van de OESO en de IAO-afdeling voor multinationale ondernemingen;

    30. beveelt aan dat in het kader van eventuele onderhandelingen over investeringsovereenkomsten in het kader van de OESO en de WTO de EU-bijdrage niet alleen bijdraagt aan het vaststellen van de legitieme rechten van de multinationale ondernemingen, maar ook aan de omschrijving van hun plichten - rekening houdend met de bestaande internationale minimumregels - op het gebied van milieu, arbeid en mensenrechten; steunt de opneming in een dergelijke overeenkomst van een mechanisme voor toezicht dat alle nodige garanties van onpartijdigheid en onafhankelijkheid biedt;

    °

    ° °

    31. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de IAO, de WTO, de OESO en de regeringen en parlementen van de lidstaten.

    Top