Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51995IE0194

    INITIATIEFADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over de Internationale topconferentie voor sociale ontwikkeling (Kopenhagen, 6-12 maart 1995)

    PB C 110 van 2.5.1995, p. 48–52 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    51995IE0194

    INITIATIEFADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over de Internationale topconferentie voor sociale ontwikkeling (Kopenhagen, 6-12 maart 1995)

    Publicatieblad Nr. C 110 van 02/05/1995 blz. 0048


    Advies over de internationale topconferentie voor sociale ontwikkeling (Kopenhagen, 6-12 maart 1995)

    (95/C 110/12)

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 24 november 1994 besloten overeenkomstig artikel 23, derde alinea van zijn Reglement van Orde een advies op te stellen over voornoemde topconferentie.

    De Afdeling voor externe betrekkingen, handels- en ontwikkelingsbeleid, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 9 februari 1995 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Etty.

    Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 323e Zitting (vergadering van 22 februari 1995) het volgende advies uitgebracht, dat met meerderheid van stemmen (20 stemmen tegen, bij 7 onthoudingen) is goedgekeurd.

    ALGEMENE OPMERKINGEN

    1. Het Comité betuigt zijn instemming met het initiatief van de VN om komende maand in Kopenhagen een internationale topconferentie voor sociale ontwikkeling te houden. Het hoopt dat dit een gebeurtenis van historisch belang zal blijken. Het Comité is van oordeel dat de VN, nu deze in toenemende mate moeten optreden als vredestichter, de nodige aandacht dienen te schenken aan de sociale problematiek. Zo kan kracht bijgezet worden aan de gedachte die 75 jaar geleden al verwoord werd in het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), en die zo'n 50 jaar geleden nog eens werd bevestigd in de Verklaring van Philadelphia en het Handvest van de VN : in een wereld waar grote sociale onrechtvaardigheid wordt getolereerd, krijgt vrede geen kans. De top in Kopenhagen moet dus worden aangegrepen om eenieder weer bewust te maken van het principe dat, zoals in de preambule van het Statuut van de IAO uit 1919 wordt gesteld, sociale rechtvaardigheid een voorwaarde is voor universele en duurzame vrede, een principe dat nogmaals op plechtige wijze bevestigd werd in het Handvest van de VN, waarin de Leden, "de volken van de Verenigde Naties", zich vastbesloten verklaren "... de sociale vooruitgang en hogere levensstandaarden in grotere vrijheid te bevorderen" en "gebruik te maken van een internationaal apparaat voor de bevordering van de economische en sociale vooruitgang van alle volken" (Preambule van het Handvest van de VN, 1948).

    2. Met de blauwdruk voor een politieke verklaring en het ontwerp voor een actieprogramma hebben de VN op het juiste moment een belangrijke agenda voor sociale ontwikkeling in alle delen van de wereld opgesteld. Het Comité doet een dringend beroep, niet alleen op de lidstaten van de EU, maar ook op alle lid-staten van de VN, die de volle verantwoordelijkheid op zich dienen te nemen om ernaar te streven op basis van deze agenda concrete en doeltreffende maatregelen door te voeren vóór 2000 (in welk jaar de resultaten van de topconferentie voor sociale ontwikkeling beoordeeld moeten worden). Al deze landen zouden een controleerbare inspanning moeten leveren om tot een daadwerkelijke verbetering in de dagelijkse leef- en arbeidsomstandigheden van mensen in heel de wereld te komen.

    3. Helaas moet echter wel geconstateerd worden dat de negen in de ontwerp-verklaring voorgestelde beleidsvoornemens voor sociale ontwikkeling, weinig aansluiting met de sociale realiteit vertonen. Erger nog - waarschijnlijk neemt dit gebrek aan realiteitszin nog toe. Er zal dan ook de nodige politieke vastberadenheid vereist zijn om nog een koerswijziging in positieve zin te bewerkstelligen.

    4. De EU wil graag een duidelijk signaal afgeven op de topconferentie en de beslissingen beïnvloeden, getuige de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement (COM(94) 669 def.), maar komt daar wel erg laat mee. Het Comité is het in grote lijnen eens met de geformuleerde prioriteiten. In onderstaande "Bijzondere opmerkingen" zal op enkele punten ingegaan worden.

    5. Het ESC kan zich met name vinden in de fundamentele benadering van de EU, zoals die in de inleiding van de mededeling van de Commissie is omschreven en die ook al in adviezen van het ESC werd verwoord : economische en sociale vooruitgang in de wereld is alleen mogelijk als het handels- en kapitaalverkeer in de wereld (inclusief het concurrentiemechanisme) beheerst kunnen worden en gericht zijn op prioritaire sociale doelstellingen, zoals het scheppen van banen en de bescherming van het milieu.

    In dit verband is het ESC van oordeel dat de doelstelling om 0,7 % van het BNP aan ontwikkelingshulp te besteden, een geldig streven blijft dat opnieuw moet worden bevestigd.

    6. Het Comité dringt er bij de EU op aan, de IAO te steunen in haar wens een centrale rol te vervullen bij de follow-up van de conferentie. De bevoegdheden van het IAO strekken veel verder dan werkgelegenheid alleen, zoals het ontwerp-actieprogramma suggereert. In haar 75-jarig bestaan heeft de IAO indrukwekkende resultaten geboekt in haar strijd voor sociale vooruitgang en heeft zij met name een zeer efficiënte methode bedacht om toezicht uit te oefenen op de toepassing van de belangrijkste door haar voor dat doel ontwikkelde instrumenten en de lid-staten te helpen bij het nakomen van hun verplichtingen.

    7. Bij de voorbereidingen voor de Top hebben de lid-staten van de VN doen blijken dat zij de rol van de Economische en Sociale Raad van de VN (ECOSOC) willen versterken. Dit moet vanzelfsprekend naar de letter en de geest van het Handvest van de VN gebeuren, en met name van artikel 62, lid 2 (bevordering van eerbied voor mensenrechten en fundamentele vrijheden) en lid 3 (samenwerking met de gespecialiseerde organisatie van de VN). In dit verband is het Comité van oordeel dat een andere instantie (bijv. een weer dynamische en aangepaste Commissie voor Sociale Ontwikkeling) speciaal belast zou moeten worden met die zaken die duidelijk niet onder verantwoordelijkheid van de IAO vallen. Nodig is een verbeterde samenwerking tussen het ECOSOC en de gespecialiseerde organisaties van de VN, met name de IAO, zodat de uitvoering van de beleidsplannen, het toezicht op de follow up-maatregelen en de evaluatie van de resultaten van de top, optimaal kunnen verlopen. Het ECOSOC zou met vertegenwoordigers van vrije, onafhankelijke en representatieve sociaal-economische kringen en van terzake kundige NGO's die aan dezelfde criteria voldoen, nauw contact moeten onderhouden.

    8. Reden tot enige bezorgdheid en teleurstelling is voor het Comité het feit dat de sociale topconferentie noch in de Europese lid-staten, noch elders in de wereld hoog op de politieke agenda staat. Ook de media hebben tot op heden weinig belangstelling getoond voor deze gebeurtenis.

    9. Het Comité dringt er bij de regeringen van de EU-lid-staten en bij de EG op aan, op het hoogste niveau afvaardigingen naar de topconferentie te sturen. Regeringen van de lid-staten van de EU, waarvan er verschillende bij de voorbereidende werkzaamheden op nationaal niveau sociaaleconomische belangengroepen en andere relevante representatieve organisaties hebben betrokken, zouden ook vertegenwoordigers van deze organisaties moeten opnemen in de naar de top af te vaardigen delegaties.

    Aangezien de EG zelf ook een delegatie afvaardigt naar Kopenhagen, zou het ESC graag zien dat deze op dezelfde manier zal zijn samengesteld en wenst het zelf daarin vertegenwoordigd te zijn.

    BIJZONDERE OPMERKINGEN

    10. Beginselen

    10.1. De in de mededeling van de Commissie neergelegde beginselen, die de Commissie hoopt terug te vinden in het eindresultaat van de topconferentie voor sociale ontwikkeling, worden met instemming begroet. Het Comité is bovenal ingenomen met het eerste beginsel, nl. dat eerbiediging van de mensenrechten en democratie - inclusief de dialoog tussen de sociale partners en de deelname van de burgermaatschappij - onlosmakelijk verbonden zijn met sociale ontwikkeling. Het is ervan overtuigd dat de hier bedoelde rechten werkelijk universele en fundamentele mensenrechten zijn. Het Comité hoopt dat dit beginsel, in de exacte bewoordingen van de Commissie, door de topconferentie wordt aangenomen, en verzoekt de lid-staten die dat nog niet gedaan hebben, dit beginsel in hun wetgeving op te nemen en hun handelen op nationaal en internationaal niveau hiernaar te richten, terwille van daadwerkelijke, wereldwijde sociale ontwikkeling.

    10.2. Een belangrijk instrument ter stimulering van de dialoog tussen werkgevers en werknemers en van de deelname van de burgermaatschappij aan sociale vooruitgang overal in de wereld, is IAO-Verdrag nr. 144 uit 1976 inzake tripartiete raadplegingsprocedures ter bevordering van de toepassing van internationale arbeidsnormen. Hoewel dit instrument zowel de democratie als de sociale vrede ten goede komt, maakt de Commissie er helaas geen melding van. Het Comité is van mening dat de EU aan de hand van haar eigen eerste beginsel het voortouw zou moeten nemen in een campagne om meer lid-staten van de IAO aan te zetten tot ratificatie en tot volledige toepassing van dit Verdrag. De campagne zou moeten beginnen met overleg, teneinde alle lid-staten van de EU tot ratificatie aan te zetten.

    11. Doelstellingen

    11.1. Het Comité benadrukt en ondersteunt het standpunt van de EU dat de internationale handel een bijdrage moet leveren tot sociale ontwikkeling, een streven dat in multilateraal verband gestalte moet krijgen. Het is er verder mee eens dat de onderhandelingen met de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over dit thema dienen te worden voortgezet en kan zich zeer wel vinden in de benadering van de EU in deze. Het is zaak dat de EU ervoor ijvert dit punt tot prioriteit binnen de WTO te maken. Hoofdzaak acht het Comité nu, landen aan te sporen een aantal basisverdragen van de IAO inzake mensenrechten te bekrachtigen, zoals de verdragen inzake vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht (voor werknemers en werkgevers), inzake het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen (1949), inzake gedwongen arbeid (1930) en inzake de afschaffing van gedwongen arbeid (1957). Alle EU-lid-staten hebben de eerste twee vernoemde IAO-Verdragen bekrachtigd, evenals de andere mensenrechtenverdragen, die door het overgrote deel van de IAO-leden, met inbegrip van een groot aantal ontwikkelingslanden, bekrachtigd zijn.

    11.2. Het Comité betreurt dat het IAO-verdrag inzake discriminatie in beroep en beroepsuitoefening (1958), dat volledig in de lijn ligt van bovengenoemde verdragen, van even groot belang is en op even grote schaal is geratificeerd, door de Commissie in dit verband niet wordt vermeld. Dit is waarschijnlijk onopzettelijk gebeurd. Tijdens de derde voorbereidende vergadering voor de topconferentie, afgelopen maand in New York, heeft de EU er nog op gewezen groot belang te hechten aan de in dit verdrag neergelegde beginselen. Derhalve dringt het Comité er bij de Commissie ten zeerste op aan deze vergissing ongedaan te maken en het anti-discriminatieverdrag in de beoogde campagne op te nemen. Dit zou tegelijkertijd een logische grondslag vormen voor een aantal standpunten en doelstellingen van de EU betreffende de strijd tegen armoede en uitsluiting, zoals die bijvoorbeeld in de tweede paragraaf van de Conclusie in het Commissiedocument zijn verwoord (gelijkheid tussen mannen en vrouwen).

    11.3. Het Comité hecht er veel belang aan vrouwen meer kansen op betaalde arbeid en onderwijs te bieden om zo hun status te verhogen. Met name voor meisjes en vrouwen is onderwijs een doorslaggevende factor in de strijd tegen armoede en overbevolking. Waar vrouwen scholing krijgen, nemen zowel de zuigelingensterfte als het geboortecijfer af.

    11.4. De inhoud van de in paragrafen 11.1 en 11.2 vernoemde verdragen staat aan de basis van het al in verschillende ESC-adviezen aangemoedigde streven naar een "sociale clausule", hetgeen - voor alle duidelijkheid - niets met protectionisme te maken heeft. Integendeel, algemene toepassing van dergelijke beginselen zou de handel juist bevorderen, aangezien alle werknemers verzekerd zouden zijn van gelijke grondrechten, en consumenten de redelijke garantie zouden krijgen dat de door hen aangeschafte goederen niet onder mensonwaardige omstandigheden zijn geproduceerd. In dit verband wil het Comité tevens de aandacht vestigen op de studies over dit onderwerp waarmee de OESO momenteel bezig is. De conclusies daarvan zouden goede argumenten voor verdere onderhandelingen kunnen opleveren.

    11.5. Een zeer doeltreffende methode om regeringen aan te zetten belangrijke IAO-verdragen te bekrachtigen en uit te voeren, is door bij de toekenning van hulp en handelspreferenties voorrang te geven aan landen die zich daadwerkelijk inzetten voor concrete en doeltreffende sociale-ontwikkelingsstrategieën. De EU zou hiermee op zinvolle wijze kunnen bijdragen aan het verhogen van voor sociale ontwikkeling bestemde middelen, hetgeen noodzakelijk is - ook als op de conferentie een manier gevonden wordt voor efficiënter gebruik van de bestaande middelen. In dit verband is het Comité dan ook verheugd over de Verordening van de Raad (EG) nr. 3281/94 van 19 december 1994 over toepassing van een vierjarig Stelsel van Algemene Tariefpreferenties (1995-1998) voor bepaalde, uit ontwikkelingslanden afkomstige industrieprodukten.

    11.6. De voorstellen van de Commissie kunnen bijdragen tot een verbetering in de leef- en arbeidsomstandigheden van werkende kinderen. Door algemene maatregelen in te voeren ter bevordering van het "welzijn" (arbeidsomstandigheden, kansen op onderwijs, enz.) kan kinderarbeid geleidelijkaan uitgebannen worden.

    11.7. Ratificatie en uitvoering van IAO-verdragen hangt nauw samen met goed bestuur en hetzelfde geldt voor een effectieve ontwikkeling van het sociaal beleid. Het in de vorige alinea voorgestelde beleid inzake hulp- en handelspreferenties zal een waarborg vormen voor efficiënter gebruik van de bestaande middelen. Ontwikkelde en ontwikkelingslanden zouden in samenhang hiermee maatregelen moeten invoeren voor het terugdringen van corrupte praktijken in de Noord-Zuid handelsbetrekkingen, aangezien deze een ernstige belemmering vormen voor sociale en economische vooruitgang.

    11.8. Indien de EU er inderdaad op staat dat sociale ontwikkeling als clausule wordt opgenomen in de beleidsmaatregelen van het IMF, de Wereldbank, en de regionale ontwikkelingsbanken, dient ze haar invloed te doen gelden om deze instellingen ervan te overtuigen dat ze, met name bij structurele-hervormingsprogramma's, veel nauwer moeten gaan samenwerken met de IAO dan tot nog toe het geval was. De EU moet zelf terdege bewust zijn van de weerslag die structurele-hervormingsprogramma's hebben op arme bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld wat het beleid inzake gezondheidszorg, onderwijs en landbouw betreft.

    11.9. Het Comité herhaalt zijn standpunt uit voorgaande adviezen, dat het hoog tijd is de voorwaarden en beleidsinstrumenten te scheppen voor economische groei, handel en herverdeling van rijkdom en mogelijkheden op mondiaal niveau, en dat deze ontwikkeling hand in hand moet gaan met sociale vooruitgang en bescherming van het milieu. Dit betekent voor de EU een versterking van de samenhang tussen haar extern, veiligheids-, handels-, landbouw- en ontwikkelingsbeleid. Het Comité dringt er bij de EU op aan, ook al omdat het toeval wil dat de oprichting van de WTO met deze conferentie samenvalt, op de topconferentie voor sociale ontwikkeling in Kopenhagen een toezegging in die zin te doen.

    12. Middelen : hulpmiddelen en monitoring

    Het Comité wil de nadruk vestigen op het voornemen van de Commissie ontwikkelingslanden (en in het bijzonder de allerarmste landen) met steunmaatregelen te helpen "om de geleidelijke opneming van het informele in het formele economische circuit te bevorderen". In dit verband zij gewezen op de rol die NGO's, inclusief landbouworganisaties, -cooeperaties en vrouwenorganisaties naast de werknemers- en werkgeversorganisaties, kunnen spelen.

    13. Conclusies

    13.1. Het Comité is verheugd over de vastbeslotenheid van de EU, verwoord in de Conclusie, om haar inbreng bij onderhandelingen in multilateraal verband over normen en verdragen op te voeren. Hierbij is het zaak de taken en verantwoordelijkheden duidelijk te verdelen. In dit verband verwijst het Comité naar het initiatiefadvies dat het zelf vorige maand heeft uitgebracht over "De betrekkingen tussen de EU en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO)".

    13.2. Tot slot dringt het Comité er sterk op aan dat de EU, in samenspraak met werkgevers, werknemers en andere representatieve sociaal-economische belangengroepen, een gerichte bijdrage levert tot de follow-up van de topconferentie, door een beperkt aantal initiatieven op het gebied van werkgelegenheid, armoedebestrijding en sociale integratie voor een gecooerdineerde actie op Europees niveau te lanceren. De regeringen zullen elk afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor de concrete uitvoering van de besluiten van de conferentie. Desalniettemin moet (en zal waarschijnlijk) op de conferentie gewezen worden op het belang van regionale samenwerking bij uitvoering van deze besluiten. Het welslagen van de sociale topconferentie zal mede afhangen van de vraag of een belangrijke groep landen, zoals de landen van de EU, in staat zijn een voorbeeld van dergelijke regionale samenwerking te geven. De Commissie wordt verzocht een voorstel uit te werken aan de hand van het huidige Europese beleid op het gebied van werkgelegenheid, armoede en sociale uitsluiting.

    Brussel, 22 februari 1995.

    De Voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    C. FERRER

    BIJLAGE bij het advies van het Economisch en Sociaal Comité

    Verworpen wijzigingsvoorstellen de volgende wijzigingsvoorstellen, waarvoor meer dan één vierde van de stemmen is uitgebracht, zijn tijdens de beraadslagingen verworpen :

    Paragraaf 11.4

    Eerste zin van paragraaf 11.4 vervangen door :

    "De in paragrafen 11.1 en 11.2 vernoemde verdragen worden vaak inhoudelijk besproken in de discussie rond de 'sociale clausule', die echter niet tot meer protectionisme mag leiden. Een algemene toepassing ...".

    Stemuitslag

    Vóór : 26, tegen : 64, onthoudingen : 8.

    Paragraaf 5

    Laatste zin (na "... werd verwoord :") wijzigen in :

    "Sociale ontwikkeling in de wereld is alleen mogelijk via een werkgelegenheid bevorderende strategie voor duurzame economische groei."

    Stemuitslag

    Vóór : 38, tegen : 64, onthoudingen : 13.

    Top