Dit document is overgenomen van EUR-Lex
Document 62016CO0588
Order of the President of the Court of 25 October 2017.#Generics (UK) Ltd v European Commission.#Appeal — Intervention — Confidentiality.#Case C-588/16 P.
Beschikking van de president van het Hof van 25 oktober 2017.
Generics (UK) Ltd tegen Europese Commissie.
Hogere voorziening – Interventie – Vertrouwelijkheid.
Zaak C-588/16 P.
Beschikking van de president van het Hof van 25 oktober 2017.
Generics (UK) Ltd tegen Europese Commissie.
Hogere voorziening – Interventie – Vertrouwelijkheid.
Zaak C-588/16 P.
ECLI-code: ECLI:EU:C:2017:829
BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET HOF
25 oktober 2017 ( *1 )
„Hogere voorziening – Interventie – Vertrouwelijkheid”
In zaak C‑588/16 P,
betreffende een hogere voorziening krachtens artikel 56 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ingesteld op 18 november 2016,
Generics (UK) Ltd, gevestigd te Potters Bar (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door I. Vandenborre, advocaat, en T. Goetz, Rechtsanwalt,
rekwirante,
andere partij in de procedure:
Europese Commissie, vertegenwoordigd door F. Castilla Contreras, T. Vecchi, B. Mongin en C. Vollrath als gemachtigden, bijgestaan door S. Kingston, barrister,
verweerster in eerste aanleg,
geeft
DE PRESIDENT VAN HET HOF,
gelet op het voorstel van de rechter-rapporteur, D. Šváby,
de advocaat-generaal, J. Kokott, gehoord,
de navolgende
Beschikking
|
1 |
Met haar hogere voorziening verzoekt Generics (UK) Ltd (hierna: „Generics”) om vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 8 september 2016, Generics (UK)/Commissie (T‑469/13, niet gepubliceerd, EU:T:2016:454), waarbij het Gerecht haar beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van besluit C(2013) 3803 final van de Commissie van 19 juni 2013 inzake een procedure op grond van artikel [101 VWEU] en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak AT/39226 – Lundbeck) (hierna: „litigieus besluit”) heeft verworpen en haar verzoek tot vermindering van het bedrag van de bij dit besluit opgelegde geldboete heeft afgewezen. |
|
2 |
Bij een op 28 juli 2017 ter griffie van het Hof neergelegde akte heeft het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland verzocht om in zaak C‑588/16 P te worden toegelaten tot interventie aan de zijde van de Europese Commissie. |
|
3 |
Nadat de griffier van het Hof het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek om toelating tot interventie overeenkomstig artikel 131, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – dat op grond van artikel 190, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening – aan partijen had betekend, heeft Generics daarover opmerkingen ingediend. |
|
4 |
Zo heeft Generics bij akten, neergelegd ter griffie van het Hof op 18 en 21 augustus 2017, allereerst aangevoerd dat het verzoek van het Verenigd Koninkrijk om toelating tot interventie moest worden afgewezen omdat het niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 130, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, dat op grond van artikel 190, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening. Het verzoek bevat volgens haar namelijk geen aanduiding van de zaak waarop het betrekking heeft, noch de conclusies ter ondersteuning waarvan de interveniënt wenst te interveniëren, hetgeen voor haar bijzonder nadelig is wegens de te late indiening van dat verzoek. Voorts heeft Generics opgemerkt dat zij – in aanmerking genomen dat het Verenigd Koninkrijk op 10 maart 2017 een verzoek heeft ingediend om in de parallelle zaak C‑591/16 P, Lundbeck/Commissie, te worden toegelaten tot interventie – van mening is dat met het verzoek om toelating tot interventie in de onderhavige zaak geen belang wordt gediend, met name wanneer het Hof zou beslissen geen terechtzitting te houden. Tevens heeft zij betoogd dat, zo er een pleitzitting zou worden gehouden, haar rechten van verdediging worden aangetast door de interventie van het Verenigd Koninkrijk. Ten slotte heeft Generics aangevoerd dat deze lidstaat het verzoek om toelating tot interventie heeft ingediend teneinde toegang te krijgen tot informatie die zich onder meer bevindt in het administratieve dossier van de Commissie, met het oog op het instellen van schadevorderingen tegen Generics bij de Britse rechterlijke instanties op initiatief van de National Health Service (nationale gezondheidsdienst, Verenigd Koninkrijk) en van de Secretary of State for Health (minister van Volksgezondheid, Verenigd Koninkrijk). |
|
5 |
In dit verband zij ten eerste opgemerkt dat de lidstaten zich krachtens artikel 40, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie kunnen voegen in een voor het Hof aanhangig geding, zonder dat zij aannemelijk hoeven te maken dat zij belang hebben bij de beslechting van dat geding. |
|
6 |
Derhalve zijn de stellingen van Generics die betrekking hebben op het feit dat het Verenigd Koninkrijk geen belang heeft bij de indiening van een verzoek om toelating tot interventie in de onderhavige zaak, en op de doelstellingen van dit verzoek, niet relevant. |
|
7 |
Ten tweede dient te worden vastgesteld dat het op 28 juli 2017 door het Verenigd Koninkrijk ter griffie van het Hof neergelegde verzoek om toelating tot interventie voldoet aan de vormvereisten van artikel 130, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, dat op grond van artikel 190, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening. Met name bevat dat verzoek, anders dan Generics stelt, de aanduiding van de zaak waarop het betrekking heeft, alsmede de conclusies ter ondersteuning waarvan het Verenigd Koninkrijk wenst te interveniëren, te weten die van de Commissie. |
|
8 |
Ten derde kan het argument van Generics dat de rechten van verdediging worden geschonden door de eventuele interventie van het Verenigd Koninkrijk, hoe dan ook niet worden aanvaard, aangezien geen enkel element is aangevoerd ter ondersteuning van dat argument. |
|
9 |
Derhalve moet het Verenigd Koninkrijk – op grond van artikel 40, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en artikel 131, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, dat krachtens artikel 190, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening – worden toegelaten tot interventie. |
|
10 |
Aangezien het verzoek om toelating tot interventie van het Verenigd Koninkrijk is ingediend na het verstrijken van de termijn van het op hogere voorzieningen toepasselijke artikel 190, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, maar vóór de beslissing om de mondelinge behandeling te openen, dient het evenwel aan die lidstaat – overeenkomstig artikel 40, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en artikel 129, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering, dat op grond van artikel 190, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening – te worden toegestaan opmerkingen te maken, zij het uitsluitend tijdens de pleitzitting, zo er een plaatsvindt. |
|
11 |
Voor zover het Hof het verzoek om toelating tot interventie van het Verenigd Koninkrijk zou toewijzen, heeft Generics het Hof tevens verzocht om bepaalde geheime informatie die op haar betrekking heeft, ten aanzien van die lidstaat vertrouwelijk te behandelen. Deze informatie is vervat in de volgende documenten:
|
|
12 |
Daartoe heeft Generics – als bijlage bij haar opmerkingen over het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek om toelating tot interventie – versies van zowel haar verzoekschrift in hogere voorziening als van de bijlagen A. 2, A. 3, A. 4, A. 7, A. 9, A. 10 en A. 12 bij dat verzoekschrift overgezonden die niet vertrouwelijk zijn ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk. Deze bijlagen bevatten respectievelijk het litigieuze besluit (bijlage A. 2), het bij het Gerecht ingestelde beroep tot nietigverklaring (bijlage A. 3), de bij het Gerecht ingediende memorie van repliek (bijlage A. 4), de enerzijds tussen Generics en Schweizerhall Pharma International en anderzijds tussen Generics en Lundbeck gesloten overeenkomsten (bijlagen A. 7, A. 9 en A. 10), en ten slotte een e-mail over de bestrafte handelwijze (bijlage A. 12). |
|
13 |
Wat betreft het verzoek om vertrouwelijke behandeling van de bijlagen A. 1, A. 5, A. 27 en A. 32 bij het beroep tot nietigverklaring van Generics voor het Gerecht, van de bijlagen B. 1, B. 2, B. 4, B. 10 en B. 12 bij haar memorie van repliek voor het Gerecht, en van bijlage E. 4 bij de bovengenoemde opmerkingen van de Commissie, zij vooraf opgemerkt dat die bijlagen niet bij het verzoekschrift in hogere voorziening in de onderhavige zaak zijn gevoegd. Zij maken bijgevolg geen deel uit van de processtukken die mogelijkerwijs aan de interveniënten worden betekend overeenkomstig artikel 131, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering, dat op grond van artikel 190, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening. |
|
14 |
Het verzoek om vertrouwelijke behandeling dat op die bijlagen betrekking heeft, is dan ook zonder voorwerp. |
|
15 |
Wat betreft het verzoek om vertrouwelijke behandeling van bijlage A. 2 bij het verzoekschrift in hogere voorziening – die de vertrouwelijke versie van het litigieuze besluit bevat – zij eraan herinnerd dat reeds bij beschikking van de president van het Hof van 5 juli 2017, Lundbeck/Commissie (C‑591/16 P, niet gepubliceerd, EU:C:2017:532) is besloten die versie van het litigieuze besluit aldus te behandelen ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk. |
|
16 |
Gelet op die beschikking dient te worden beslist dat in dit stadium van de onderhavige procedure – overeenkomstig artikel 131, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering, dat op grond van artikel 190, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening – enkel de openbare versie van dat besluit, die de Commissie op 19 januari 2015 heeft gepubliceerd op haar internetsite en die aan het verzoek van Generics om vertrouwelijke behandeling is gehecht, zal worden meegedeeld aan het Verenigd Koninkrijk. |
|
17 |
Wat ten slotte het verzoek om vertrouwelijke behandeling ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk van het verzoekschrift in hogere voorziening in de onderhavige zaak en van de in punt 11 van de onderhavige beschikking vermelde bijlagen A. 3, A. 4, A. 7, A. 9, A. 10 en A. 12 bij dat verzoekschrift betreft, dient op basis van alleen maar dat verzoek te worden vastgesteld dat de gevraagde behandeling gerechtvaardigd blijkt te zijn. In dit stadium van de procedure dienen dan ook – overeenkomstig artikel 131, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering, dat op grond van artikel 190, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening – enkel de in punt 12 van de onderhavige beschikking vermelde niet-vertrouwelijke versies van die stukken aan die lidstaat te worden meegedeeld. |
Kosten
|
18 |
Volgens artikel 137 van het Reglement voor de procesvoering, dat op grond van artikel 184, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, wordt ten aanzien van de proceskosten beslist in het arrest of de beschikking waardoor een einde komt aan het geding. |
|
19 |
Derhalve dient de beslissing omtrent de aan de interventie van het Verenigd Koninkrijk verbonden kosten te worden aangehouden. |
|
De president van het Hof beschikt: |
|
|
|
|
|
|
|
ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Engels.