EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007R0041

Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn

OJ L 15, 20.1.2007, p. 1–213 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Bulgarian: Chapter 04 Volume 011 P. 3 - 215
Special edition in Romanian: Chapter 04 Volume 011 P. 3 - 215

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 24/12/2007

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2007/41/oj

20.1.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 15/1


VERORDENING (EG) Nr. 41/2007 VAN DE RAAD

van 21 december 2006

tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (2), en met name op artikel 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (3), en met name op de artikelen 6 en 8,

Gelet op Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (4), en met name op artikel 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2166/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van de bestanden van zuidelijke heek en langoustines in de Cantabrische Zee en ten westen van het Iberisch Schiereiland (5), en met name op de artikelen 5 en 6,

Gelet op Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad van 23 februari 2006 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf van Biskaje (6), en met name op artikel 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV), maatregelen vaststellen waarbij de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden geregeld.

(2)

Op grond van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad de totaal toegestane vangsten (TAC's) vaststellen per visserijtak of groep van visserijtakken. De vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten en derde landen worden verdeeld overeenkomstig artikel 20 van genoemde verordening.

(3)

Voor een efficiënt beheer van deze TAC's en quota moeten bijzondere voorschriften voor de uitoefening van de betrokken visserij worden vastgesteld.

(4)

De beginselen van en bepaalde procedures voor het visserijbeheer moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld om de lidstaten in staat te stellen de vaartuigen die onder hun vlag varen, te beheren.

(5)

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 zijn begripsomschrijvingen vastgesteld die van belang zijn voor de toewijzing van vangstmogelijkheden.

(6)

Bij het gebruik van de vangstmogelijkheden moet worden voldaan aan de communautaire wetgeving op dit gebied, en met name aan Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de registratie van gegevens over de visvangst van de lidstaten (7), Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (8), Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen (9), Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (10), Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (11), Verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee (12), Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (13), Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (14), Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie (15), Verordening (EG) nr. 973/2001 van de Raad van 14 mei 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (16), Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (17), Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap (18), Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (19), Verordening (EG) nr. 423/2004, Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (20), Verordening (EG) nr. 811/2004 (21), Verordening (EG) nr. 2166/2005, Verordening (EG) nr. 388/2006 en Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen.

(7)

Volgens het advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is het noodzakelijk de toepassing te handhaven van een tijdelijke regeling voor het beheer van de vangstbeperkingen voor ansjovis in ICES-zone VIII.

(8)

Verordening (EG) nr. 1116/2006 van de Commissie van 20 juli 2006 tot instelling van een verbod op de visserij op ansjovis in ICES-deelgebied VIII (22) dient te worden ingetrokken.

(9)

Volgens het advies van de ICES is het noodzakelijk een systeem te handhaven, zij het met herziening, voor het beheer van de visserij-inspanning op zandspiering in ICES-zones IIIa en IV en in de EG-wateren van zone IIa.

(10)

Gezien het meest recente wetenschappelijke advies van de ICES moet de visserij-inspanning op bepaalde diepzeesoorten bij wijze van overgangsmaatregel verder worden verminderd.

(11)

Volgens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 moet de Raad een besluit nemen over de voorwaarden in verband met de vangstbeperkingen en/of de beperkingen van de visserij-inspanning. Wetenschappelijk advies geeft aan dat omvangrijke vangsten die de overeengekomen TAC's overschrijden, schadelijk zijn voor een duurzame uitoefening van de visserij. Daarom moeten er voorwaarden terzake worden ingevoerd die zullen leiden tot een betere uitvoering van de overeengekomen vangstmogelijkheden.

(12)

De Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2006 een aantal technische en controlemaatregelen goedgekeurd. Die moeten worden uitgevoerd.

(13)

Tijdens haar XXVe jaarlijkse vergadering in 2006 heeft de CCAMLR (Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren) de maximaal toegestane vangsten bepaald voor bestanden die mogen worden bevist door traditionele vissers uit alle landen die zijn aangesloten bij de CCAMLR. De CCAMLR heeft ook ingestemd met de deelname van vaartuigen van de Gemeenschap aan de experimentele visserij op Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2, 58.4.3a) en 58.4.3b), en heeft voor de betrokken visserijactiviteiten vangst- en bijvangstbeperkingen vastgesteld, evenals bepaalde specifieke technische maatregelen. Deze beperkingen en technische maatregelen moeten ook worden toegepast.

(14)

Om te voldoen aan de internationale verplichtingen die de Gemeenschap is aangegaan als verdragsluitende partij bij CCAMLR, waaronder de verplichting om de door de CCAMLR-commissie vastgestelde maatregelen toe te passen, moeten de door die commissie voor het seizoen 2006-2007 goedgekeurde TAC's en de overeenkomstige periodes in acht worden genomen.

(15)

Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96, moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, in de verordening bedoelde maatregelen worden toegepast.

(16)

De Gemeenschap heeft, volgens de procedure die is vastgesteld in de overeenkomsten of protocollen inzake de visserijrelaties, over de visserijrechten overleg gepleegd met Noorwegen (23), de Faeröer (24) en Groenland (25).

(17)

De Gemeenschap is verdragsluitende partij bij verscheidene regionale visserijorganisaties. Die organisaties hebben voor sommige soorten vangst- en/of inspanningsbeperkingen en andere instandhoudingsmaatregelen aanbevolen. Die aanbevelingen moeten dan ook door de Gemeenschap worden uitgevoerd.

(18)

Om de beperkingen van de visserij-inspanning op kabeljauw aan te passen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 423/2004, worden alternatieve regelingen gehandhaafd teneinde de visserij-inspanning af te stemmen op de TAC, zoals bepaald in artikel 8, lid 3, van genoemde verordening.

(19)

Zo moeten sommige tijdelijke bepalingen worden gehandhaafd inzake het gebruik van VMS-gegevens voor een efficiëntere uitvoering van het toezicht, de controle en de bewaking met betrekking tot het inspanningsbeheer.

(20)

Uit de wetenschappelijke gegevens blijkt dat de bestanden van schol en tong in de Noordzee niet op duurzame wijze wordt bevist en dat er zeer veel schol wordt teruggegooid. Uit wetenschappelijk advies en advies van de regionale adviesraad voor de Noordzee blijkt dat de vangstmogelijkheden wat betreft de visserij-inspanning van vaartuigen die op schol vissen, moeten worden aangepast.

(21)

Wetenschappers bevelen aan een herstelplan in te voeren voor de tongbestanden in het westelijk Kanaal; het is noodzakelijk een voorlopige regeling voor het beheer van de uitgeoefende inspanning toe te passen terwijl de Raad een langetermijnregeling onderzoekt. Voor de kabeljauwbestanden in de Noordzee, het Skagerrak en het westelijk Kanaal, in de Ierse Zee en het westen van Schotland, en voor de heek- en langoustinebestanden in de ICES-zones VIIIc en IXa moeten de bestaande regelingen voor het beheer van de visserij-inspanning worden aangepast.

(22)

Met het oog op de instandhouding van de visbestanden moet in 2007 een aantal aanvullende technische en controlemaatregelen voor de visserij worden uitgevoerd.

(23)

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de praktijk bij de visserij met kieuw- en warrelnetten in ICES-zones VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj, VIIk en XII zeer bedreigend is voor diepzeesoorten. Totdat meer duurzame maatregelen worden vastgesteld, moeten echter overgangsmaatregelen worden genomen die deze vorm van visserij onder bepaalde voorwaarden toestaan.

(24)

Met het oog op duurzame exploitatie van de heekbestanden en vermindering van de teruggooi, moeten, bij wijze van overgangsmaatregel, de meest recente ontwikkelingen op het gebied van selectief vistuig worden toegepast in ICES-zones VIIIa, VIIIb en VIIId.

(25)

De aanlanding en overlading in havens van de Gemeenschap van bevroren vis door vissersvaartuigen van derde landen moet beter worden gecontroleerd. In november 2006 is door de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) een aanbeveling goedgekeurd die voorziet in controle door de havenstaat. Deze aanbeveling moet worden omgezet in communautaire wetgeving.

(26)

In november 2006 heeft de NEAFC een aanbeveling goedgekeurd om verscheidene vaartuigen op te nemen in de lijst van vaartuigen waarvan is aangetoond dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven. Deze aanbevelingen moeten worden omgezet in communautaire wetgeving.

(27)

Ter bevordering van de instandhouding van octopus en met name om de jonge exemplaren te beschermen moet in 2007 een minimummaat worden vastgesteld voor octopus afkomstig uit de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het CECAF-gebied, in afwachting van de goedkeuring van een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98.

(28)

Overeenkomstig advies van het WTECV dient vissen met de boomkor met elektrische stroom („pulse trawling”) onder voorwaarden te worden toegestaan in ICES-zones IVc en IVb Zuid.

(29)

Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2006 heeft de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC) vangstbeperkingen voor geelvintonijn, grootoogtonijn en gestreepte tonijn vastgesteld. Hoewel de Gemeenschap geen lid is van de IATTC, moeten deze maatregelen toch worden uitgevoerd om te zorgen voor een duurzaam beheer van de natuurlijke rijkdommen die onder de jurisdictie van die organisatie vallen.

(30)

Tijdens haar tweede jaarlijkse vergadering heeft de Commissie voor de visserij in het centraalwestelijk deel van de Stille Oceaan (WCPFC) inspanningsbeperkingen voor geelvintonijn, grootoogtonijn, gestreepte tonijn en zuidelijke geelvintonijn vastgesteld, evenals technische bepalingen voor de behandeling van bijvangsten. De Gemeenschap is sinds januari 2005 lid van de WCPFC. Het is bijgevolg noodzakelijk deze maatregelen in Gemeenschapsrecht om te zetten om het duurzaam beheer van de onder de rechtsmacht van de betrokken organisatie vallende bestanden te waarborgen.

(31)

Tijdens haar jaarlijkse vergadering in 2006 heeft de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) tabellen goedgekeurd van de onderbenutting en de overbenutting van de vangstmogelijkheden van de bij de ICCAT aangesloten partijen. In dit verband heeft de ICCAT geconstateerd dat de Gemeenschap in 2004 haar quota voor verschillende bestanden heeft onderbenut.

(32)

Om rekening te houden met de door de ICCAT in de quota van de Gemeenschap aangebrachte aanpassingen, is het noodzakelijk de uit die onderbenutting voortvloeiende vangstmogelijkheden over de lidstaten te spreiden op basis van het respectieve aandeel van elke lidstaat in de onderbenutting, zonder te raken aan de voor de jaarlijkse verdeling van de TAC's bepaalde verdeelsleutel.

(33)

De ICCAT heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering van 2006 een aantal technische maatregelen aangenomen voor bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden in de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, en daarbij onder meer een nieuwe minimummaat voor blauwvintonijn vastgesteld, alsmede vangstbeperkingen in bepaalde gebieden en perioden ter bescherming van de grootoogtonijn, maatregelen betreffende recreatie- en sportvisserij in de Middellandse Zee, en een bemonsteringsprogramma voor de schatting van de maat van gekooide blauwvintonijn. Om bij te dragen tot de instandhouding van de visbestanden, moeten deze maatregelen in 2007 worden uitgevoerd in afwachting van de vaststelling van een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 973/2001.

(34)

De Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO) heeft tijdens haar jaarlijkse vergadering van 2006 haar goedkeuring gehecht aan instandhoudingsmaatregelen om sommige gebieden met ingang van 1 januari 2007 te sluiten om kwetsbare diepzeehabitats te beschermen, een verbod op overlading op zee in het verdragsgebied ter bestrijding van illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde (IUU) visserij, een interim-controleregeling tot wijziging van het interimakkoord dat aan het SEAFO-Verdrag is gehecht en waarin de instandhoudingsmaatregelen van de jaarlijkse vergadering van 2005 zijn opgenomen, en technische maatregelen om de incidentele sterfte van zeevogels bij de visserij te beperken. Deze maatregelen zijn voor de Gemeenschap bindend en moeten dus ten uitvoer worden gelegd.

(35)

Het is wegens onderbenutting niet langer dienstig vangstmogelijkheden toe te kennen aan vaartuigen die de vlag voeren van Barbados, Guyana, Suriname, Trinidad en Tobago, Japan en Korea in de wateren van Frans-Guyana; dit moet tot uiting komen in de bepalingen die in het bijzonder betrekking hebben op het Franse departement Guyana.

(36)

Om te zorgen voor een correcte boeking van de hoeveelheden blauwe wijting die vaartuigen van derde landen in wateren van de Gemeenschap vangen, moeten de verscherpte controlebepalingen voor dergelijke vaartuigen worden gehandhaafd.

(37)

Om het inkomen van de vissers in de Gemeenschap veilig te stellen, om te vermijden dat hulpbronnen in gevaar worden gebracht en om mogelijke problemen door het verstrijken van Verordening nr. 51/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (26) te voorkomen, is het van essentieel belang dat deze visgronden op 1 januari 2007 worden opengesteld en dat in januari 2007 sommige voorschriften van de genoemde verordening van kracht blijven. Gezien de urgentie van deze kwestie moet een uitzondering worden gemaakt op de periode van zes weken, als bedoeld in punt I.3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen gehechte Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor het jaar 2007 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

Voor januari 2008 worden bovendien bepaalde beperkingen van de visserij-inspanning en visserijvoorschriften vastgesteld en voor bepaalde Antarctische bestanden worden de vangstmogelijkheden en de specifieke voorschriften vastgesteld voor de in bijlage IE vermelde perioden.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Tenzij anders bepaald, is deze verordening van toepassing op:

a)

vissersvaartuigen van de Gemeenschap, hierna „vaartuigen van de Gemeenschap” te noemen, en tevens

b)

vissersvaartuigen die de vlag voeren van en geregistreerd staan in een derde land (hierna „vaartuigen van derde landen” te noemen), in wateren van de Gemeenschap (hierna „EG-wateren” te noemen).

2.   In afwijking van lid 1, is deze verordening niet van toepassing op visserijactiviteiten die uitsluitend worden uitgeoefend ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd met toestemming en onder het gezag van de betrokken lidstaat of lidstaten en waarvan de Commissie en de lidstaat of lidstaten in de wateren waarvan het onderzoek plaatsvindt, tevoren in kennis zijn gesteld.

Artikel 3

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde definities de volgende definities:

a)

„totaal toegestane vangsten (TAC)”: de hoeveelheden die elk jaar van elk bestand mogen worden gevangen en aangevoerd;

b)

„quotum”: een vast aandeel van de aan de Gemeenschap, de lidstaten, of derde landen toegewezen TAC;

c)

„internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;

d)

„het gereglementeerde gebied van de NAFO”: het deel van het onder het Verdrag betreffende de visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO-verdrag) vallende gebied waarover de kuststaten geen soevereiniteitsrechten of jurisdictie uitoefenen;

e)

het „Skagerrak”: het gebied dat in het westen wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust;

f)

het „Kattegat”: het gebied dat in het noorden wordt begrensd door een lijn van de vuurtoren van Skagen naar die van Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust, en in het zuiden door een lijn van Kaap Hasenøre naar Kaap Gniben, van Korshage naar Spodsbjerg en van Kaap Gilbjerg naar Kullen;

g)

„Golf van Cadiz”: het gebied van ICES-zone IXa ten oosten van 7o23'48" W.L.;

h)

„gereglementeerd NEAFC-gebied”: dat deel van het Verdragsgebied als omschreven in het Verdrag inzake de visserij in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) dat buiten de gebieden ligt waarin de verdragsluitende partijen van de NEAFC jurisdictie over de visserij uitoefenen.

Artikel 4

Visserijzones

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van de visserijzones:

a)

voor de zones van de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea) de afbakening van Verordening (EEG) nr. 3880/91;

b)

voor de zones van de CECAF (Visserijcomité voor de centraal-oostelijke Atlantische Oceaan, Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic, of FAO-gebied 34): de afbakening van Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (27);

c)

voor de zones van de NAFO (Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, Northwest Atlantic Fisheries Organisation): de afbakening van Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen (28);

d)

voor de zones van de CCAMLR (Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, Convention for the Conservation of Antarctic Marine Living Resources) de afbakening van Verordening (EG) nr. 601/2004;

e)

voor de zone van de IATTC (de Interamerikaanse Commissie voor tropische tonijn) de afbakening van Besluit 2006/539/EG van de Raad van 22 mei 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag ter versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn opgericht bij het Verdrag van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Republiek Costa Rica (29);

f)

voor de WCPFC (Commissie voor de visserij in het centraalwestelijk deel van de Stille Oceaan) de afbakening van Besluit 2005/75/EG van de Raad van 26 april 2004 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (30);

g)

voor de ICCAT (de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen) de afbakening van Besluit 86/238/EEG van de Raad van 9 juni 1986 inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen, gewijzigd bij het Protocol gehecht aan de op 10 juli 1984 te Parijs ondertekende Slotakte van de conferentie van gevolmachtigden van de Staten die partij zijn bij het Verdrag (31);

h)

voor de SEAFO (de Organisatie voor de visserij in het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan) de afbakening van Besluit 2002/738/EG van de Raad van 22 juli 2002 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan — Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden in het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (32);

i)

voor de GFCM (de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) de afbakening van Besluit 98/416/EG van de Raad van 16 juni 1998 betreffende de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (33).

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 5

Vangstmogelijkheden en toewijzingen

1.   De vangstbeperkingen voor vaartuigen van de Gemeenschap in EG-wateren of bepaalde niet-EG-wateren en de verdeling van deze vangstbeperkingen tussen de lidstaten, alsmede aanvullende voorwaarden overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 worden vastgesteld in bijlage I.

2.   Vaartuigen van de Gemeenschap mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde quota en de in de artikelen 10, 17 en 18 vastgestelde voorschriften, vissen in de wateren die onder de visserij-jurisdictie vallen van de Faeröer, Groenland, IJsland en Noorwegen, en in de visserijzone rond Jan Mayen.

3.   De Commissie stelt de definitieve vangstbeperkingen voor de zandspieringvisserij in de ICES-zones IIIa, IV en IIa (EG-wateren) vast volgens de regels in punt 8 van bijlage IID.

4.   De Commissie stelt de vangstmogelijkheden voor lodde in de ICES-zone V en ICES-zone XIV (wateren van Groenland) voor de Gemeenschap vast op 7,7 % van de TAC voor lodde, zodra de TAC is vastgesteld.

5.   De vangstbeperkingen voor het keverbestand in ICES-zone IIIa en ICES-zones IIa en IV (EG-wateren), voor het sprotbestand in ICES-zones IIa en IV (EG-wateren) en voor het ansjovisbestand in ICES-zone VIII kunnen volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure door de Commissie worden herzien in het licht van de wetenschappelijke gegevens die tijdens het eerste halfjaar van 2007 worden verzameld.

6.   Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden de onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen in alle EG-wateren en niet-EG-wateren:

reuzenhaai (Cetorinhus maximus),

witte haai (Carcharodon carcharias).

7.   Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden Atlantische slijmkop (Hoplostethus atlanticus) te vangen in de delen van ICES-zones V, VI en VII die binnen het gereglementeerde NEAFC-gebied liggen.

8.   Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007 diepzeeroodbaars (Sebastes mentella) te vangen in de delen van ICES-zones V, VI en VII die binnen het gereglementeerde NEAFC-gebied liggen, met uitzondering van onvermijdelijke bijvangsten. Dit verbod geldt tevens voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 indien de NEAFC hiertoe een aanbeveling doet uitgaan. In dat geval publiceert de Commissie een kennisgeving van de aanbeveling van de NEAFC in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 6

Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen

1.   De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig bijlage I aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

a)

het ruilen van quota op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002,

b)

nieuwe toewijzingen op grond van artikel 21, lid 4, artikel 23, lid 1, en artikel 32, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93,

c)

het aanvoeren van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96,

d)

het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96,

e)

verminderingen of kortingen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/96.

2.   In afwijking van Verordening (EG) nr. 847/96 wordt voor de overdracht van quota naar 2008 artikel 4, lid 2, van die verordening toegepast op alle bestanden waarvoor analytische TAC's zijn vastgesteld.

Artikel 7

Beperkingen van de visserij-inspanningen en daaraan verbonden voorwaarden voor het beheer van bestanden

1.   Vanaf 1 februari 2007 tot en met 31 januari 2008 zijn de beperkingen van de visserij-inspanning en daaraan verbonden voorwaarden die zijn vastgelegd in:

a)

bijlage IIA van toepassing op het beheer van sommige bestanden in het Kattegat, het Skagerrak en in de ICES-zones IV, VIa, VIIa en VIId, en in ICES-zone IIa (EG-wateren);

b)

bijlage IIB van toepassing op het beheer van heek en langoustine in de ICES-zones VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz;

c)

bijlage IIC van toepassing op het beheer van tongbestanden in ICES-zone VIIe;

d)

bijlage IID van toepassing op het beheer van zandspiering in ICES-zones IIIa en IV en ICES-zone IIa (EG-wateren).

2.   Voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 januari 2007 blijven voor de in lid 1 genoemde bestanden de visserij-inspanning en daaraan verbonden voorwaarden van bijlage IIA, IIB, IIC en IID van Verordening (EG) nr. 51/2006 van toepassing.

3.   Vaartuigen die vistuig gebruiken als omschreven in punt 4.1 van bijlage IIA en in de punten 3 van respectievelijk bijlage IIA en bijlage IIC, en die vissen in gebieden als bepaald in punt 2 van bijlage IIA en de punten 1 van respectievelijk bijlage IIB en bijlage IIC, moeten beschikken over speciale visdocumenten die zijn afgegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1627/94, zoals in de genoemde bijlagen is bepaald.

4.   De definitieve, voor 2007 geldende visserij-inspanning voor de zandspieringvisserij in de ICES-zones IIIa en IV en in ICES-zone IIa (EG-wateren) wordt door de Commissie vastgesteld volgens de regels in de punten 3 tot en met 6 van bijlage IID.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de voor 2007 geldende visserij-inspanningsniveaus, gemeten in kilowattdagen buitengaats, van vaartuigen met visdocumenten voor diepzeevisserij niet meer bedragen dan 75 % van de gemiddelde jaarlijkse visserij-inspanning van de vaartuigen van de betrokken lidstaat in 2003 op reizen tijdens welke er werd beschikt over visdocumenten voor diepzeevisserij en er diepzeesoorten, als opgesomd in bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 2347/2002 werden gevangen. Dit lid is alleen van toepassing op visreizen tijdens welke meer dan 100 kg andere diepzeesoorten dan de grote zilvervis is gevangen.

Artikel 8

Voorwaarden voor de aanvoer van vangsten en bijvangsten

1.   Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits:

a)

die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt, of

b)

die vis deel uitmaakt van een aandeel van de Gemeenschap dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat niet is opgebruikt.

2.   In afwijking van lid 1 mogen de volgende vissoorten aan boord worden gehouden en aangevoerd, zelfs indien de lidstaat er geen quota voor heeft of zijn quota of aandelen heeft opgebruikt:

a)

andere soorten dan haring en makreel, op voorwaarde dat

i)

die soorten samen met andere soorten gevangen zijn met netten met een maaswijdte van minder dan 32 mm overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 850/98, en

ii)

de vangst noch aan boord, noch bij de aanvoer is gesorteerd;

of

b)

makreel, op voorwaarde dat

i)

die soort samen met horsmakreel of sardine is gevangen;

ii)

de vangst van die soort ten hoogste 10 % bedraagt van de totale, aan boord aanwezige hoeveelheid makreel, horsmakreel en sardine, en

iii)

de vangst noch aan boord, noch bij de aanvoer is gesorteerd.

3.   Artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1434/98 is niet van toepassing op haring die wordt gevangen in de ICES-zones IIIa, IV en VIId en in ICES-zone IIa (EG-wateren).

4.   Alle aangevoerde hoeveelheden worden in mindering gebracht op het betrokken quotum of, wanneer het aandeel van de Gemeenschap niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, op het Gemeenschapsaandeel, met uitzondering van de in lid 2 bedoelde vangsten.

5.   Wanneer de aan een lidstaat opgelegde vangstbeperkingen voor haring in ICES-zones IIIa, IV en VIId en in ICES-zone IIa (EG-wateren) zijn opgebruikt, is het voor vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, in de Gemeenschap geregistreerd zijn en actief zijn in de visserijtakken waarvoor de betrokken vangstbeperkingen gelden, verboden om ongesorteerde vangsten aan te voeren die ook haring bevatten.

6.   Het percentage en de bestemming van de bijvangsten worden bepaald overeenkomstig de artikelen 4 en 11 van Verordening (EG) nr. 850/98.

Artikel 9

Ongesorteerde aanvoer in ICES-zone IIIa, IV en VIId en ICES-zone IIa (EG-wateren)

1.   De lidstaten zien erop toe dat er een adequaat bemonsteringsprogramma bestaat voor een effectief toezicht op ongesorteerde aanvoer van soorten die zijn gevangen in ICES-zones IIIa, IV en VIId en in ICES-zone IIa (EG-wateren).

2.   Ongesorteerde vangsten uit ICES-zones IIIa, IV en VIId en in ICES-zone IIa (EG-wateren) mogen alleen worden aangevoerd in havens of andere aanvoerplaatsen waar een in lid 1 bedoeld bemonsteringsprogramma van kracht is.

Artikel 10

Toegangsbeperkingen

Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen te vissen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen.

Artikel 11

Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

De voor vaartuigen van de Gemeenschap geldende overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied worden vastgesteld in bijlage III.

HOOFDSTUK III

VANGSTBEPERKINGEN EN DAARAAN VERBONDEN VOORWAARDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 12

Overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied

De voor vissersvaartuigen van derde landen geldende overgangsmaatregelen op technisch en controlegebied worden vastgesteld in bijlage III.

Artikel 13

Toestemming

1.   Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Venezuela of van Noorwegen, alsook vaartuigen die op de Faeröer geregistreerd staan, mogen, met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde vangstbeperkingen en de in de artikelen 14 tot en met 16 en 19 tot en met 25 vastgestelde voorwaarden, in Gemeenschapswateren vissen.

2.   Het is vissersvaartuigen van derde landen verboden onderstaande soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te landen in alle EG-wateren:

a)

reuzenhaai (Cetorinhus maximus),

b)

witte haai (Carcharodon carcharias).

Artikel 14

Geografische beperkingen

1.   Visservaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren of geregistreerd staan op de Faeröer, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van de lidstaten in ICES-zone IV, het Kattegat en de Atlantische Oceaan benoorden 43o00' N.B., met uitzondering van het in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde gebied.

2.   Vissersvaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren, mogen in het Skagerrak vissen buiten 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Denemarken en Zweden.

3.   Vissersvaartuigen die de vlag voeren van Venezuela, mogen slechts vissen in de delen van de 200-mijlszone buiten 12 zeemijl vanaf de basislijnen van het Franse departement Guyana.

Artikel 15

Doorvaart door wateren van de Gemeenschap

De netten van vissersvaartuigen uit derde landen die op doorvaart door de wateren van de Gemeenschap zijn, moeten met inachtneming van de volgende voorwaarden zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

a)

netten, gewichten en dergelijk tuig moeten worden losgemaakt van de borden en van de trek- of sleepkabels en trek- of sleeptouwen,

b)

netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.

Artikel 16

Voorwaarden voor de aanvoer van vangsten en bijvangsten

Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangevoerd mits die vis is gevangen met vissersvaartuigen van een derde land dat een quotum heeft en zijn quotum niet heeft opgebruikt.

HOOFDSTUK IV

VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

Artikel 17

Vergunningen en vergunningsvoorwaarden

1.   Onverminderd de algemene bepalingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten van Verordening (EG) nr. 1627/94, mogen vaartuigen van de Gemeenschap slechts in de wateren van een derde land vissen, indien zij darvoor beschikken over een vergunning die door de autoriteiten van dat derde land is uitgereikt.

2.   Bij de visserij in de Noorse wateren in de Noordzee geldt lid 1 evenwel niet voor de volgende vaartuigen van de Gemeenschap:

a)

vaartuigen van 200 GT of minder, of

b)

vaartuigen die op andere soorten dan makreel vissen en waarvan de vangsten voor menselijke consumptie bestemd zijn, of

c)

vaartuigen van Zweden die traditioneel in het betrokken gebied vissen.

3.   Het maximumaantal visvergunningen en andere in acht te nemen voorschriften worden vastgesteld zoals in bijlage IV, deel I, is aangegeven. Vergunningsaanvragen dienen door de autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie te worden gericht, met vermelding van de visserijtak en de naam en kenmerken van de vaartuigen van de Gemeenschap waarop de aanvragen betrekking hebben. De Commissie stuurt de aanvragen door naar de autoriteiten van het betrokken derde land.

4.   Indien een lidstaat quota in de in bijlage IV, deel I, genoemde visserijzones aan een andere lidstaat overdraagt (uitwisseling of „swap”) worden daarbij ook de overeenkomstige vergunningen overgedragen en wordt de Commissie hiervan in kennis gesteld. Het in bijlage IV, deel I, vermelde totale aantal vergunningen voor elke visserijzone mag echter niet worden overschreden.

5.   De vaartuigen van de Gemeenschap houden zich aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en alle andere voorschriften welke van toepassing zijn in de zone waar zij actief zijn.

Artikel 18

Faeröer

Vaartuigen van de Gemeenschap die een vergunning hebben om in de wateren van de Faeröer gericht te vissen op een bepaalde soort, mogen een andere soort gericht bevissen, mits zij de autoriteiten van de Faeröer tevoren in kennis stellen van deze wijziging.

HOOFDSTUK V

VERGUNNINGSREGELINGEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN

Artikel 19

Verplichtingen inzake visvergunningen en speciale visdocumenten

1.   In afwijking van artikel 28 ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 hoeven vissersvaartuigen van minder dan 200 GT die de vlag van Noorwegen voeren, niet in het bezit te zijn van een visvergunning en een speciaal visdocument.

2.   De vergunning en het speciale visdocument dienen aan boord te zijn. Deze verplichting geldt niet voor vaartuigen die op de Faeröer of in Noorwegen geregistreerd staan.

3.   Vissersvaartuigen van derde landen die op 31 december 2006 mogen vissen, mogen hun activiteiten vanaf 1 januari 2007 voortzetten totdat de lijst van vissersvaartuigen met een visvergunning aan de Commissie is voorgelegd en door haar is goedgekeurd.

Artikel 20

Aanvragen om visvergunningen en speciale visdocumenten

Aanvragen van de autoriteiten van derde landen aan de Commissie om visvergunningen en speciale visdocumenten dienen de volgende gegevens te bevatten:

a)

naam van het vaartuig;

b)

registratienummer;

c)

op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers;

d)

haven van registratie;

e)

naam en adres van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;

f)

brutotonnage (GT) en lengte over alles;

g)

motorvermogen;

h)

oproepnummer en radiofrequentie;

i)

vismethode waarvan gebruik zal worden gemaakt;

j)

gebied waarin zal worden gevist;

k)

soorten waarop zal worden gevist;

l)

periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

Artikel 21

Aantal vergunningen

Het aantal visvergunningen en de daaraan verbonden speciale voorwaarden worden vastgesteld zoals in bijlage IV, deel II, is aangegeven.

Artikel 22

Annulering en intrekking

1.   Vergunningen en speciale visdocumenten kunnen worden geannuleerd met het oog op de afgifte van nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten. Dergelijke annuleringen worden van kracht op de dag vóór de datum van afgifte van de nieuwe vergunning of het nieuwe speciale visdocument door de Commissie. De nieuwe vergunningen en speciale visdocumenten treden in werking op de dag waarop zij worden afgegeven.

2.   Visvergunningen en speciale visdocumenten worden vóór de datum waarop zij aflopen geheel of gedeeltelijk ingetrokken als de in bijlage I voor het betrokken bestand vastgestelde quota zijn opgebruikt.

3.   Vergunningen en speciale visdocumenten worden ingetrokken als niet wordt voldaan aan de in deze verordening vastgestelde verplichtingen.

Artikel 23

Niet-naleving

1.   Voor vissersvaartuigen van derde landen die de in deze verordening vastgestelde verplichtingen niet zijn nagekomen, worden gedurende een periode van ten hoogste twaalf maanden geen visvergunningen of speciale visdocumenten afgegeven.

2.   De Commissie stelt de autoriteiten van het betrokken derde land in kennis van de naam en de kenmerken van de vissersvaartuigen van derde landen die naar aanleiding van een overtreding van de voorschriften de volgende maand of maanden niet meer in het visserijgebied van de Gemeenschap mogen vissen.

Artikel 24

Verplichtingen van de vergunninghouder

1.   Vissersvaartuigen van derde landen houden zich in de zone waar zij actief zijn aan de instandhoudings- en controlemaatregelen en andere voorschriften die daar voor vaartuigen van de Gemeenschap gelden, met name de bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1381/87, (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 1434/98 en Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98 (34).

2.   De in lid 1 bedoelde vissersvaartuigen van derde landen houden een logboek bij waarin de in bijlage V, deel I, genoemde gegevens moeten worden opgenomen.

3.   Vissersvaartuigen van derde landen, met uitzondering van vaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren en in ICES-zone IIIa vissen, delen de Commissie de in bijlage VI bedoelde gegevens mee overeenkomstig de in die bijlage vastgestelde voorschriften.

Artikel 25

Bijzondere bepalingen betreffende het Franse departement Guyana

1.   Visvergunningen voor de wateren van het Franse departement Guyana worden slechts afgegeven als de eigenaars van de vissersvaartuigen van derde landen zich ertoe verbinden om een waarnemer aan boord van hun vaartuig toe te laten als de Commissie daarom verzoekt.

2.   Vissersvaartuigen van derde landen die vissen in de wateren van het Franse departement Guyana moeten een logboek bijhouden volgens het model in bijlage V, deel II. De vangstgegevens worden via de Franse autoriteiten aan de Commissie meegedeeld wanneer zij daarom verzoekt.

HOOFDSTUK VI

BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP BIJ DE VISSERIJ IN DE MIDDELLANDSE ZEE

Artikel 26

Instelling van een gesloten seizoen voor de visserij op dolfijnen met visaantrekkende structuren

1.   Ter bescherming van dolfijnen (Coryphaena hippurus), in het bijzonder jonge dieren, is de visserij op dolfijnen met visaantrekkende structuren (Fish Aggregating Devices FAD's) van 1 januari 2007 tot en met 14 augustus 2007 verboden in alle geografische deelgebieden van het GFCM-verdragsgebied.

2.   In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen lidstaten, indien zij aantonen dat de vaartuigen die hun vlag voeren wegens slechte weersomstandigheden hun gewone visdagen in een gegeven jaar niet hebben kunnen opgebruiken, de verloren gegane dagen in de FAD-visserij overdragen tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar. Lidstaten die van deze overdrachtregeling gebruik wensen te maken, dienen uiterlijk 1 januari 2008 bij de Commissie een aanvraag in voor het extra aantal dagen waarop aan vaartuigen met visaantrekkende structuren zal worden toegestaan om van 1 januari 2008 tot en met 31 januari 2008 tijdens het gesloten seizoen op dolfijnen te vissen. Bij de aanvraag dient de volgende informatie te worden verstrekt:

a)

een verslag met opgave van de redenen waarom de visserijactiviteiten zijn stopgezet, gestaafd met weerkundige gegevens;

b)

naam van het vaartuig;

c)

registratienummer;

d)

op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers, zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (35).

De Commissie zendt de van de lidstaten ontvangen inlichtingen door naar het secretariaat van de GFCM.

3.   De lidstaten doen de Commissie uiterlijk 1 november 2007 een verslag toekomen over de uitvoering van de in lid 1 bedoelde maatregel.

Artikel 27

Instelling van gebieden waar voor de visserij beperkende maatregelen gelden ter bescherming van kwetsbare diepzeehabitats

1.   Het is verboden met sleepdreggen en bodemtrawlnetten te vissen in de gebieden afgebakend door lijnen die de volgende punten met elkaar verbinden:

a)

Beschermd gebied voor de diepzeevisserij „Lophelia reef off Capo Santa Maria di Leuca”

39o 27,72' N.B., 18o 10,74' O.L.

39o 27,80' N.B., 18o 26,68' O.L.

39o 11,16' N.B., 18o 10,74' O.L.

39o 11,16' N.B., 18o 35,58' O.L.

b)

Beschermd gebied voor de diepzeevisserij „The Nile delta area cold hydrocarbon seeps”

31o 30,00' N.B., 33o 10,00' O.L.

31o 30,00' N.B., 34o 00,00' O.L.

32o 00,00' N.B., 34o 00,00' O.L.

32o 00,00' N.B., 33o 10,00' O.L.

c)

Beschermd gebied voor de diepzeevisserij „The Eratosthemes Seamount”

33o 00,00' N.B., 32o 00,00' O.L.

3o 00,00' N.B., 33o 00,00' O.L.

4o 00,00' N.B., 33o 00,00' O.L.

4o 00,00' N.B., 32o 00,00' O.L.

2.   De lidstaten stellen de nodige maatregelen vast om kwetsbare diepzeehabitats in de in lid 1 afgebakende gebieden te beschermen en in het bijzonder om ze te beschermen tegen de impact van andere activiteiten dan de visserij die de instandhouding van de kenmerken van deze bijzondere habitats in gevaar zou brengen.

HOOFDSTUK VII

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED VAN DE NAFO

DEEL 1

Deelname van de Gemeenschap

Artikel 28

Lijst van vaartuigen

1.   Uitsluitend vaartuigen van de Gemeenschap van meer dan 50 GT die van de autoriteiten van hun vlaggenlidstaat een speciaal visdocument hebben ontvangen en die in het vlootregister van de NAFO ingeschreven staan, mogen met inachtneming van de voorwaarden van hun visdocument vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO vangen, aan boord houden, overladen en aanvoeren.

2.   Iedere lidstaat stelt de Commissie ten minste 15 dagen vóór het vaartuig het gereglementeerde gebied van de NAFO binnenvaart, in computerleesbare vorm in kennis van iedere wijziging in de lijst van vaartuigen die zijn vlag voeren, in de Gemeenschap geregistreerd staan en in het gereglementeerde gebied van de NAFO mogen vissen. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.

3.   De in lid 2 bedoelde informatie omvat het volgende:

a)

het intern nummer van het vaartuig overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004;

b)

het internationale radio-oproepnummer van het vaartuig;

c)

in voorkomend geval de partij die het vaartuig chartert;

d)

het type vaartuig.

4.   Voor vaartuigen die tijdelijk de vlag van een lidstaat voeren (huren van een vaartuig), verstrekken de lidstaten bovendien de volgende gegevens:

a)

de datum met ingang waarvan het vaartuig door de lidstaat gemachtigd is om de vlag van de lidstaat te voeren;

b)

de datum met ingang waarvan het vaartuig de toestemming van de lidstaat heeft gekregen om in het gereglementeerde gebied van de NAFO te vissen;

c)

de naam van de staat waar het vaartuig is geregistreerd of vroeger was geregistreerd en de datum met ingang waarvan het niet langer de vlag van die staat voert;

d)

de naam van het schip;

e)

het officiële, door de bevoegde nationale instanties aan het vaartuig toegekende registratienummer;

f)

de thuishaven van het vaartuig na de overdracht;

g)

de naam van de eigenaar van het vaartuig of van de partij die het chartert;

h)

een verklaring waaruit blijkt dat de kapitein een exemplaar van de in het gereglementeerde gebied van de NAFO geldende voorschriften heeft ontvangen;

i)

de belangrijkste soorten waarop met het vaartuig in het gereglementeerde gebied van de NAFO mag worden gevist;

j)

de deelgebieden waar het vaartuig waarschijnlijk zal vissen.

DEEL 2

Technische maatregelen

Artikel 29

Maaswijdte van de netten

1.   Bij de gerichte visserij op de in bijlage VII vermelde bodemvissoorten mogen geen sleepnetten worden gebruikt met waar dan ook mazen van minder dan 130 mm, behalve bij de visserij op Sebastes mentella als bedoeld in lid 3. Bij de gerichte visserij op kortvinnige pijlinktvissen (Illex illecebrosus) mag die maaswijdte niet kleiner zijn dan 60 mm. Voor de gerichte visserij op roggen (Rajidae) wordt die maaswijdte vergroot tot ten minste 280 mm in de kuil en 220 mm in alle andere delen van het sleepnet.

2.   Vaartuigen die vissen op Noorse garnaal (Pandalus borealis) moeten netten gebruiken waarvan de maaswijdte niet kleiner is dan 40 mm.

3.   Vaartuigen die in deelgebied 2 en sectoren 1F en 3K vissen op Sebastes mentella (diepzeeroodbaars) moeten netten gebruiken waarvan de maaswijdte niet kleiner is dan 100 mm.

Artikel 30

Voorzieningen aan netten

1.   Het is verboden andere dan de in dit artikel vermelde voorzieningen aan netten aan te brengen die de mazen van het net versperren of waardoor de maaswijdte wordt verkleind.

2.   Zeildoek, want of ander materiaal mag aan de onderzijde van de kuil van het net worden bevestigd om beschadiging te verminderen of te voorkomen.

3.   Er mogen voorzieningen aan de bovenzijde van de kuil worden bevestigd, mits de mazen van de kuil daardoor niet worden versperd. Alleen de in bijlage VIII vermelde bovennetbeschermers zijn toegestaan.

4.   Vaartuigen die op Noordse garnaal (Pandalus borealis) vissen, gebruiken een sorteerrooster met een maximumafstand van 22 mm tussen de staven. Vaartuigen die vissen op Noordse garnaal in sector 3L moeten bovendien voor het bevestigen van de klossenpees kettingen van minimaal 72 cm gebruiken, zoals beschreven in bijlage IX.

Artikel 31

Aan boord gehouden bijvangst

1.   Vaartuigen beperken hun bijvangst tot 2 500 kg of 10 %, afhankelijk van welke hoeveelheid het grootst is, voor elke in bijlage IC genoemde soort waarvoor in de betrokken sector geen quotum aan de Europese Gemeenschap is toegewezen.

2.   Waar er een vangstverbod geldt of een quotum „Overige” volledig is opgebruikt, mag de bijvangst van een soort niet meer bedragen dan 1 250 kg of 5 %, afhankelijk van welke hoeveelheid het grootst is.

3.   De in de leden 1 en 2 vermelde percentages worden berekend in procenten van een soort in het gewicht van de totale aan boord gehouden vangst. Vangsten van garnaal worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van het percentage van de bijvangst van bodemvissoorten.

Artikel 32

Bijvangst per trek

1.   Indien het percentage bijvangst bij een gegeven trek de in artikel 31, leden 1 en 2, vastgestelde percentages overschrijdt, verplaatst het vaartuig zich onmiddellijk ten minste 10 zeemijl van eender welke bij de vorige trek aangehouden positie en houdt het gedurende de gehele volgende trek een afstand van minstens 10 zeemijl van eender welke bij de vorige trek aangehouden positie. Indien bij de volgende trek na de verplaatsing de bijvangstpercentages worden overschreden, dient het vaartuig de sector te verlaten en mag het er gedurende ten minste 60 uur niet terugkomen.

2.   Indien de totale bijvangst van alle aan quota onderworpen bodemvissoorten bij een gegeven trek in de visserij op garnaal meer bedraagt dan 5 % in gewicht in sector 3M of 2,5 % in gewicht in sector 3L, verplaatst het vaartuig zich onmiddellijk ten minste 10 zeemijl van eender welke bij de vorige trek aangehouden positie en houdt het gedurende de gehele volgende trek een afstand van minstens 10 zeemijl van eender welke bij de vorige trek aangehouden positie. Indien bij de volgende trek na de verplaatsing de bijvangstpercentages worden overschreden, dient het vaartuig de sector te verlaten en mag het er gedurende ten minste 60 uur niet terugkomen.

3.   Het per trek toegestane bijvangstpercentage wordt berekend in procenten van een soort in het gewicht van de totale aan boord gehouden vangst.

Artikel 33

Gerichte visserij en bijvangst

1.   De kapiteins van vissersvaartuigen van de Gemeenschap mogen niet gericht vissen op soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden. Er wordt aangenomen dat er gericht op een soort wordt gevist wanneer die soort in gewicht procentueel het grootste deel van de vangst per trek uitmaakt.

2.   De eerste keer dat bij de gerichte visserij op rog met een voor die tak toegestane maaswijdte de vangsten van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, procentueel het grootste deel van de totale vangst van de trek uitmaken, zal echter worden aangenomen dat er sprake is van toeval. In dergelijk geval verplaatst het vaartuig zich onmiddellijk overeenkomstig artikel 32, leden 1 en 2.

3.   Na gedurende ten minste 60 uur, overeenkomstig het bepaalde in artikel 32, leden 1 en 2, uit een sector te zijn weggebleven, laat de kapitein van een vaartuig van de Gemeenschap een proeftrek uitvoeren die ten hoogste drie uur duurt. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt een dergelijke trek waarbij de vangsten van soorten waarvoor bijvangstbeperkingen gelden, procentueel het grootste deel van de totale vangst van de trek uitmaken, niet als gerichte visserij beschouwd. In dergelijk geval verplaatst het vaartuig zich onmiddellijk overeenkomstig artikel 32, leden 1 en 2.

Artikel 34

Minimummaat van de vissen

1.   Vis uit het gereglementeerde gebied van de NAFO die niet de in bijlage X vermelde minimummaat heeft, mag niet worden verwerkt of aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onverwijld in zee worden teruggezet.

2.   Als de hoeveelheid gevangen vis die niet de in bijlage X bedoelde grootte heeft, meer bedraagt dan 10 % van de totale vangst, moet het vaartuig zich ten minste vijf zeemijl van alle posities die het tijdens de vorige trek heeft ingenomen, verwijderen alvorens verder te vissen. Als verwerkte vis van de soorten waarvoor een minimummaat is vastgesteld, kleiner is dan de betrokken in bijlage X vastgestelde grootte, wordt ervan uitgegaan dat die verwerkte vis afkomstig is van ondermaatse vis.

DEEL 3

Instelling van gebieden waar voor de visserij beperkende maatregelen gelden ter bescherming van kwetsbare diepzeehabitats („seamounts”)

Artikel 35

Bodemvistuig

Het is verboden met bodemvistuig te vissen in de volgende gebieden:

Gebied

Coördinaat 1

Coördinaat 2

Coördinaat 3

Coördinaat 4

Orphan Knoll

50.00.30

47.00.30

51.00.30

45.00.30

51.00.30

47.00.30

50.00.30

45.00.30

Corner

Seamounts

35.00.00

48.00.00

36.00.00

48.00.00

36.00.00

52.00.00

35.00.00

52.00.00

Newfoundland

Seamounts

43.29.00

43.20.00

44.00.00

43.20.00

44.00.00

46.40.00

43.29.00

46.40.00

New England

Seamounts

35.00.00

57.00.00

39.00.00

57.00.00

39.00.00

64.00.00

35.00.00

64.00.00

DEEL 4

Controlemaatregelen

Artikel 36

Etikettering en gescheiden opslag

1.   Alle vis die in het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevangen, moet zo worden geëtiketteerd dat iedere in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (36) bedoelde soort en productcategorie duidelijk, en in geval van garnaal ook de vangstdatum, identificeerbaar is. Bovendien moet op de vis worden vermeld dat deze in het gereglementeerde gebied van de NAFO is gevangen.

2.   Op garnaal uit sectoren 3L en 3M en op zwarte heilbot uit deelgebied 2 en sectoren 3KLMNO moet worden vermeld dat deze in één van die gebieden gevangen is.

3.   Met inachtneming van de wettelijke aansprakelijkheid van de kapitein van het vaartuig op het gebied van veiligheid en navigatie, geldt het volgende:

a)

alle vangsten die in het gereglementeerde gebied van de NAFO zijn gedaan, moeten gescheiden van vangsten van buiten dit gebied worden opgeslagen. Daartoe kan gebruik worden gemaakt van plastic, hout, netten o.i.d.;

b)

vangsten van dezelfde soorten mogen in meer dan één deel van het ruim worden opgeslagen mits de exacte plaats duidelijk wordt aangegeven op de opslagplattegrond als bedoeld in artikel 37.

Artikel 37

Visserij- en productielogboeken en opslagplattegrond

1.   Kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap moeten de artikelen 6, 8, 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 naleven en bovendien in hun logboek de in bijlage XI opgesomde gegevens noteren.

2.   Iedere lidstaat deelt de Commissie vóór de vijftiende dag van iedere maand in computerleesbare vorm de tijdens de voorafgaande maand aangevoerde hoeveelheden mee van de in bijlage XII vermelde bestanden, alsmede alle overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 ontvangen gegevens.

3.   Kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap zorgen met betrekking tot de vangst van de in bijlage IC genoemde soorten voor het bijhouden van:

a)

een productielogboek met de cumulatieve productie per soort die aan boord wordt gehouden, uitgedrukt in kg;

b)

een opslagplattegrond met de locatie van de verschillende soorten in de ruimen. Vaartuigen die op garnaal vissen houden een plattegrond bij waarop de opslaglocaties van garnaal die is gevangen in sector 3L respectievelijk in sector 3M zijn aangegeven, alsook de aan boord gehouden hoeveelheden garnaal per sector in productgewicht, uitgedrukt in kilogram.

4.   De in lid 3 bedoelde productielogboeken en opslagplattegronden worden dagelijks bijgewerkt met de gegevens over de vorige dag tussen 00.00 uur (UTC) en 24.00 uur (UTC) en blijven aan boord tot het vaartuig volledig is gelost.

5.   Kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap verlenen de nodige assistentie met het oog op de controle van de in het productielogboek aangegeven hoeveelheden en de aan boord opgeslagen verwerkte producten.

6.   De nauwkeurigheid van de capaciteitsplannen voor alle vaartuigen van de Gemeenschap die een visvergunning hebben gekregen om op grond van artikel 28, lid 1, te vissen, wordt om de twee jaar door de lidstaten gecertificeerd. De kapitein zorgt ervoor dat een afschrift van dat certificeringsbewijs aan boord is en op verzoek aan een inspecteur kan worden getoond.

Artikel 38

Netten aan boord

1.   Bij gerichte visserij op een of meer van de in bijlage VII genoemde soorten mogen vaartuigen van de Gemeenschap geen netten aan boord hebben met een maaswijdte die kleiner is dan in artikel 29 is bepaald.

2.   Vaartuigen van de Gemeenschap waarmee tijdens dezelfde visreis in andere zones dan het gereglementeerde gebied van de NAFO wordt gevist, mogen netten met een maaswijdte die kleiner is dan de in artikel 29 bepaalde grootte aan boord hebben, op voorwaarde dat deze zijn vastgesjord en opgeborgen en niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt. Deze netten moeten:

a)

zijn losgemaakt van de borden en van de sleepkabels en -lijnen, en tevens

b)

stevig aan een deel van de bovenbouw vastgesjord zijn, indien ze zich op of boven het dek bevinden.

Artikel 39

Overlading

1.   Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in het gereglementeerde gebied van de NAFO geen vangsten overladen, tenzij daarvoor vooraf toestemming is gegeven door hun bevoegde autoriteiten.

2.   Vaartuigen van de Gemeenschap mogen geen vis overladen van of naar een vaartuig van een niet-verdragsluitende partij waarvan is waargenomen of anderszins geconstateerd dat het in het gereglementeerde gebied van de NAFO heeft gevist.

3.   Vaartuigen van de Gemeenschap melden elke overlading die in het gereglementeerde gebied van de NAFO plaatsvindt, aan hun bevoegde autoriteiten. Deze gegevens worden door het overladende vaartuig ten minste 24 uur vóór de overlading en door het ontvangende vaartuig uiterlijk 1 uur na de overlading meegedeeld.

4.   De in lid 3 bedoelde mededeling bevat het tijdstip, de geografische positie, het totale afgeronde en in kg uitgedrukte gewicht van de geladen of geloste soorten en het oproepnummer van de bij de overlading betrokken vaartuigen.

5.   Bovendien meldt het ontvangende vaartuig, naast de totale vangst aan boord en het totale aan te voeren gewicht, uiterlijk 24 uur vóór aanvoer ook nog de haven en het geschatte aanvoertijdstip.

6.   De lidstaten zenden de in de leden 3 en 5 bedoelde mededelingen onverwijld toe aan de Commissie, die deze onverwijld doorzendt aan het secretariaat van de NAFO.

Artikel 40

Charteren van vaartuigen van de Gemeenschap

1.   Lidstaten mogen toestaan dat voor visservaartuigen die hun vlag voeren en in het gereglementeerde gebied van de NAFO mogen vissen, een charterovereenkomst wordt gesloten teneinde een deel of het geheel van de quota en/of visdagen te kunnen gebruiken die aan andere verdragsluitende partijen van de NAFO zijn toegewezen. Charterovereenkomsten voor vaartuigen die volgens de NAFO of een andere regionale visserijorganisatie aantoonbaar illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst (IUU) hebben bedreven, zijn verboden.

2.   Op de dag waarop een charterovereenkomst wordt gesloten, zendt de vlaggenlidstaat de volgende gegevens aan de Commissie, die deze doorzendt aan het secretariaat van de NAFO:

a)

de instemming van de lidstaat met de charterovereenkomst;

b)

de onder de charterovereenkomst vallende soorten en de op grond van de charterovereenkomst toegewezen vangstmogelijkheden;

c)

looptijd van de charterovereenkomst;

d)

de naam van de charteraar;

e)

de naam van de verdragsluitende partij die het voortuig heeft gecharterd;

f)

de maatregelen die de lidstaat heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de gecharterde vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, de door de NAFO vastgestelde instandhoudings- en handhavingsmaatregelen tijdens de charterperiode in acht nemen.

3.   Wanneer de charterovereenkomst afloopt, meldt de lidstaat dat aan de Commissie, die deze informatie onverwijld doorzendt aan het secretariaat van de NAFO.

4.   De vlaggenlidstaat ziet erop toe dat:

a)

het vaartuig tijdens de charterperiode geen gebruik maakt van de aan de vlaggenlidstaat toegewezen vangstmogelijkheden;

b)

het vaartuig tijdens dezelfde periode niet onder meer dan één charterovereenkomst tegelijkertijd vist;

c)

het vaartuig de door de NAFO vastgestelde instandhoudings- en handhavingsmaatregelen tijdens de charterperiode in acht neemt;

d)

het gecharterde vaartuig de gegevens over alle vangsten en bijvangsten die in het kader van de charterregeling worden gedaan, apart van de andere vangstgegevens in het visserijlogboek registreert.

5.   De in lid 4, onder d), bedoelde vangsten en bijvangsten worden door de lidstaten apart van andere nationale vangstgegevens aan de Commissie meegedeeld. De Commissie zendt deze gegevens onverwijld door aan het secretariaat van de NAFO.

Artikel 41

Toezicht op de visserij-inspanning

1.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de visserij-inspanning van zijn vaartuigen in verhouding staat tot de vangstmogelijkheden waarover die lidstaat in het gereglementeerde gebied van de NAFO beschikt.

2.   De lidstaten delen de visplannen voor hun vaartuigen die in het gereglementeerde gebied van de NAFO vissen, uiterlijk op 31 januari 2007, en daarna ten minste 30 dagen vóór het voorgenomen aanvangstijdstip van de betrokken visserijactiviteiten, aan de Commissie mee. In het visplan wordt onder andere vermeld met welke vaartuigen in de betrokken visserijtakken zal worden gevist en hoeveel visdagen er voor die vaartuigen in het gereglementeerde gebied van de NAFO gepland zijn.

3.   De lidstaten brengen de Commissie op indicatieve basis op de hoogte van de voorgenomen activiteiten van de vaartuigen in andere gebieden.

4.   Voorts wordt in het visplan de totale visserij-inspanning die in het gereglementeerde gebied van de NAFO zal worden geleverd, opgegeven en wordt deze afgezet tegen de vangstmogelijkheden van de lidstaat die de mededeling doet.

5.   Lidstaten brengen uiterlijk op 15 januari 2008 bij de Commissie verslag uit over de uitvoering van hun visplan. Deze verslagen bevatten het aantal vaartuigen die daadwerkelijk bij visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied van de NAFO betrokken zijn, de vangstcijfers voor elk vaartuig en het totale aantal dagen die elk vaartuig in dat gebied heeft gevist. De gegevens over de activiteiten van vaartuigen die in de sectoren 3M en 3L op garnaal vissen, worden apart naar sector uitgesplitst.

DEEL 5

Bijzondere bepalingen voor Noordse garnalen

Artikel 42

Visserij op de Noordse garnaal

1.   Iedere lidstaat meldt de Commissie dagelijks de hoeveelheden Noordse garnaal (Pandalus borealis) die in sector 3L van het gereglementeerde gebied van de NAFO zijn gevangen door vaartuigen die zijn vlag voeren en geregistreerd zijn in de Gemeenschap. Er mag uitsluitend in wateren van meer dan 200 meter diep worden gevist en nooit door meer dan één vaartuig per lidstaatquotum tegelijk.

2.   De kapitein van vaartuigen die in sector 3L op garnaal vissen of zijn vertegenwoordiger verstrekt de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat vóór het binnenvaren van een haven en minstens 24 uur vóór het verwachte tijdstip van aankomst in de haven de volgende gegevens:

a)

het tijdstip van aankomst in de haven;

b)

de hoeveelheden garnaal aan boord;

c)

de sector(en) waar de vangsten zijn gedaan.

DEEL 6

Bijzondere bepalingen voor roodbaars

Artikel 43

Visserij op roodbaars

1.   De kapiteins van vaartuigen van de Gemeenschap die in deelgebied 2 en sectoren IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO op roodbaars vissen, delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hun schip de vlag voert of waar het geregistreerd is, elke maandag om de twee weken mee welke hoeveelheden roodbaars in die gebieden zijn gevangen in de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om middernacht is geëindigd.

Wanneer de som van de vangsten gelijk is aan 50 % van de TAC of meer, moet deze mededeling wekelijks op maandag plaatsvinden.

2.   De lidstaten melden de Commissie om de andere dinsdag vóór 12 uur 's middags, voor de periode van twee weken die de voorafgaande zondag om middernacht is geëindigd, welke hoeveelheden roodbaars zijn gevangen in deelgebied 2 en sectoren IF, 3K en 3M van het gereglementeerde gebied van de NAFO door vaartuigen die hun vlag voeren en op hun grondgebied geregistreerd zijn.

Wanneer de som van de vangsten gelijk is aan 50 % van de TAC of meer, moet deze mededeling wekelijks plaatsvinden.

DEEL 7

Handhavingsmaatregelen

Artikel 44

Vervolgactie bij inbreuken

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten die in kennis worden gesteld van een inbreuk begaan door één van hun vaartuigen, stellen naar aanleiding daarvan onverwijld een volledig onderzoek in om het nodige bewijs te verzamelen en gaan daarbij zo nodig over tot een fysieke inspectie van het betrokken vaartuig.

2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten ondernemen bij een inbreuk op de NAFO-regels onverwijld de bij hun nationale wet voorgeschreven administratieve of gerechtelijke stappen tegen onderdanen die aansprakelijk zijn voor het vaartuig dat hun vlag voert.

3.   De bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat zien erop toe dat de in lid 2 bedoelde procedurele stappen tot voldoende strenge en afdwingbare maatregelen leiden, de plegers van de feiten het economische voordeel van de inbreuk ontnemen en een voldoende ontradend effect hebben.

Artikel 45

Behandeling van door inspecteurs opgestelde inbreukverslagen

1.   Inspectie- en bewakingsverslagen van NAFO-inspecteurs vormen in alle lidstaten toelaatbaar bewijsmateriaal in administratieve of gerechtelijke procedures. Voor de vaststelling van feiten worden zij op dezelfde voet behandeld als inspectie- en bewakingsverslagen van de lidstaten.

2.   De lidstaten werken mee aan het vergemakkelijken van gerechtelijke of andere procedures die zijn ingeleid naar aanleiding van een in het kader van deze regeling door een inspecteur opgesteld verslag, mits aan de voorwaarden voor de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal in nationale gerechtelijke of andere stelsels is voldaan.

Artikel 46

Strengere vervolgmaatregelen bij sommige zware inbreuken

1.   De vlaggenlidstaat neemt naast de in Verordening (EEG) nr. 1956/88 van de Raad van 9 juni 1988 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van de door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) vastgestelde Regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie (37), en met name in de punten 9 en 10 van de daaraan gehechte Regeling, voorgeschreven maatregelen, de in dit artikel bedoelde maatregelen wanneer een van zijn vaartuigen een van de volgende zware inbreuken heeft gepleegd:

a)

gericht vissen op een bestand waarvoor een moratorium of een visverbod geldt;

b)

onjuist registreren van vangsten. Om voor een vervolgactie op grond van dit artikel vatbaar te zijn, moet het verschil tussen de schatting door de inspecteur van de naar soort opgesplitste of totale aan boord gehouden verwerkte vangst en de in het productielogboek geregistreerde hoeveelheden 10 ton of 20 % bedragen, al naargelang van wat het grootst is, berekend als percentage van de hoeveelheden in het productielogboek. Voor de schatting van de aan boord gehouden verwerkte vangst wordt een stuwagefactor toegepast die is overeengekomen tussen de inspecteurs van de inspecterende verdragsluitende partij en de verdragsluitende partij van het geïnspecteerde vaartuig;

c)

het herhalen van dezelfde zware inbreuk als bedoeld in punt 9 van de aan Verordening (EEG) nr. 1956/88 gehechte Regeling, bevestigd overeenkomstig het bepaalde in punt 10 van de Regeling, binnen een tijdspanne van 100 dagen of binnen dezelfde visreis, al naargelang van wat het kortst is.

2.   De vlaggenlidstaat doet het nodige opdat het betrokken vaartuig na de in lid 3 bedoelde inspectie alle visserijactiviteiten stopzet en een onderzoek wordt ingesteld met betrekking tot de zware inbreuk.

3.   Indien in het gereglementeerde gebied geen inspecteur noch andere door de vlaggenlidstaat aangewezen persoon aanwezig is om het in lid 2 bedoelde onderzoek te verrichten, draagt de vlaggenlidstaat het vaartuig op onmiddellijk een haven aan te doen waar het onderzoek kan plaatsvinden.

4.   De vlaggenlidstaat ziet erop toe dat de fysieke inspectie en vaststelling van de totale aan boord gehouden vangst in het kader van een onderzoek betreffende een zware inbreuk als bedoeld in lid 1, onder b) (onjuist registreren van vangsten), onder zijn gezag plaatsvindt in een haven. Bij een dergelijke inspectie mag met toestemming van de vlaggenlidstaat een inspecteur van eender welke andere verdragsluitende partij die zulks wenst aanwezig zijn.

5.   Wanneer een vaartuig overeenkomstig het bepaalde in de leden 2, 3 en 4 opdracht krijgt om een haven aan te doen, mag een inspecteur van een andere verdragsluitende partij aan boord van het vaartuig komen en/of blijven terwijl het op weg is naar de haven, tenzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het geïnspecteerde vaartuig de inspecteur verzoekt het vaartuig te verlaten.

Artikel 47

Handhavingsmaatregelen

1.   De vlaggenlidstaat neemt handhavingsmaatregelen ten aanzien van vaartuigen waarvan overeenkomstig zijn nationale recht is vastgesteld dat zij een zware inbreuk als bedoeld in artikel 46 hebben gepleegd.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen omvatten, gelet in het bijzonder op de ernst van de inbreuk en op de toepasselijke nationale wettelijke bepalingen:

a)

geldboeten,

b)

inbeslagneming van verboden vistuig en verboden vangsten,

c)

conservatoir beslag op het vaartuig,

d)

schorsing of intrekking van de visvergunning,

e)

korting of intrekking van de vangstquota.

3.   De vlaggenlidstaat van het betrokken vaartuig stelt de Commissie onverwijld in kennis van de vervolgmaatregelen die hij overeenkomstig dit artikel neemt. Op basis van deze kennisgeving deelt de Commissie de maatregelen aan het secretariaat van de NAFO mee.

Artikel 48

Verslaggeving met betrekking tot inbreuken

1.   Bij een zware inbreuk als bedoeld in artikel 46 doet de betrokken lidstaat de Commissie zo snel mogelijk, en in elk geval binnen drie maanden na de kennisgeving van de inbreuk, een verslag toekomen over de voortgang van het onderzoek, met opgave van de maatregelen die zijn genomen of worden voorgenomen met betrekking tot de zware inbreuk, en wanneer het onderzoek is afgerond een verslag over de uitkomst ervan.

2.   De Commissie stelt namens de Gemeenschap een samenvattend verslag op van de verslagen van de lidstaten. Zij doet binnen vier maanden vanaf de kennisgeving van de inbreuk het communautair voortgangsverslag betreffende het onderzoek en, wanneer het onderzoek is afgerond, zo snel mogelijk een verslag over de uitkomst ervan aan het secretariaat van de NAFO toekomen.

HOOFDSTUK VIII

BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE AANVOER EN OVERLADING VAN BEVROREN VIS DIE DOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IS GEVANGEN IN HET NEAFC-VERDRAGSGEBIED

Artikel 49

Havenstaatcontrole

Onverminderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2847/93 en Verordening (EG) nr. 1093/94 van de Raad van 6 mei 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vissersvaartuigen van derde landen vangsten rechtstreeks mogen aanlanden en verkopen in de havens van de Gemeenschap (38), zijn de in dit hoofdstuk vastgestelde procedures met ingang van 1 mei 2007 van toepassing op de aanvoer en overlading in havens van de Gemeenschap van bevroren vis die door vissersvaartuigen van derde landen is gevangen in het NEAFC-verdragsgebied als omschreven in artikel 1 van het Verdrag gehecht aan het Besluit van de Raad van 13 juli 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (39).

Artikel 50

Aangewezen havens

Aanvoer en overlading zijn alleen in aangewezen havens toegestaan.

De lidstaten wijzen een plaats voor aanvoer in de haven of een plaats dichtbij de wal aan (aangewezen havens) waar de aanvoer of overlading van vis als bedoeld in artikel 49 mag plaatsvinden. Onverminderd de in artikel 49 vastgestelde toepassingsdatum, doen de lidstaten uiterlijk 15 januari 2007 een lijst van de betrokken havens aan de Commissie toekomen. Latere wijzigingen van de lijst worden ten minste vijftien dagen voordat de wijzigingen effectief worden ter kennis van de Commissie gebracht.

De Commissie publiceert de lijst van aangewezen havens en de wijzigingen daarin in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en op haar website.

Artikel 51

Voorafgaande melding van het binnenvaren van een haven

1.   In afwijking van het bepaalde in artikel 28 sexies, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 doet de kapitein van elk vissersvaartuig dat in artikel 49 bedoelde vis aan boord heeft en een haven wil aandoen voor aanvoer of overlading de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hij een haven wenst te gebruiken daarvan ten minste 3 werkdagen vóór zijn vermoedelijke aankomst melding.

2.   De in lid 1 bedoelde melding gaat vergezeld van het formulier waarvan het model is opgenomen in deel I van bijlage XV en waarvan deel A naar behoren is ingevuld als volgt:

a)

als het vissersvaartuig zijn eigen vangst aanvoert, wordt formulier PSC 1 gebruikt;

b)

ingeval het vissersvaartuig vis heeft overgeladen, wordt formulier PSC 2 gebruikt. In dergelijke gevallen wordt voor elk vaartuig waarvan is overgeladen een afzonderlijk formulier gebruikt.

3.   De havenlidstaat zendt een afschrift van het in lid 2 bedoelde formulier onverwijld door naar de vlaggenstaat van het vissersvaartuig en naar de vlaggenlidstaat (-staten) van de overladende vaartuigen als het vaartuig vis heeft overgeladen.

Artikel 52

Toelating om aan te voeren of over te laden

1.   Aanvoer of overlading mag door de havenstaan slechts worden toegestaan indien de vlaggenstaat van het vissersvaartuig dat voornemens is aan te voeren of over te laden, of ingeval het betrokken vaartuig buiten een haven vis heeft overgeladen, de vlaggenstaat (of -staten) van overladende vaartuigen middels een afschrift van het overeenkomstig artikel 51, lid 3, ingediende formulier waarvan deel B naar behoren is ingevuld, heeft bevestigd dat:

a)

het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een toereikend quotum voor de aangegeven soort beschikte;

b)

de hoeveelheden aan boord gehouden vis naar behoren zijn aangegeven en zijn verrekend op de toepasselijke vangst- of inspanningsbeperkingen;

c)

het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een vergunning beschikte om in de opgegeven gebieden te vissen;

d)

de aanwezigheid van het vaartuig in het opgegeven vangstgebied met VMS-gegevens is gestaafd.

Met de aanvoer- of overladingswerkzaamheden mag slechts worden begonnen nadat de bevoegde autoriteiten van de havenstaat daarvoor toestemming hebben gegeven.

2.   In afwijking van het bepaalde in lid 1 mag de havenstaat de aanvoer geheel of gedeeltelijk toestaan zonder de in lid 1 bedoelde bevestiging te hebben ontvangen, in welk geval de betrokken vis onder toezicht van de bevoegde autoriteiten zal worden opgeslagen. De vis zal slechts voor verkoop, overname of vervoer worden vrijgegeven nadat de in lid 1 bedoelde bevestiging is ontvangen. Wanneer 14 dagen na de aanvoer nog geen bevestiging is ontvangen, mag de havenstaat de vis in beslag nemen en verwijderen overeenkomstig de geldende nationale bepalingen.

3.   De havenstaat brengt zijn besluit om de aanvoer of de overlading al dan niet toe te staan onverwijld ter kennis van de Commissie en de secretaris van de NEAFC middels een afschrift van het formulier naar het model van deel I van bijlage XV, waarvan deel C naar behoren is ingevuld, wanneer de aangevoerde of overgeladen vis in het NEAFC-verdragsgebied is gevangen.

Artikel 53

Inspecties

1.   De lidstaten inspecteren jaarlijks in hun havens ten minste 15 % van de aanvoer of de overlading door vissersvaartuigen van derde landen als bedoeld in artikel 49.

2.   De inspecties omvatten het uitoefenen van toezicht op de volledige los- of overladingsverrichtingen en een vergelijking van de naar soort in de voorafgaande melding opgegeven hoeveelheden met de daadwerkelijk aangevoerde of overgeladen hoeveelheden.

3.   De inspecteurs stellen alles in het werk om een vissersvaartuig niet onnodig lang op te houden, de werkzaamheden van het vissersvaartuig zo min mogelijk te verstoren en kwaliteitsverlies van de vis te vermijden.

Artikel 54

Inspectieverslagen

1.   Van elke inspectie wordt een inspectieverslag opgesteld naar het model van deel II van bijlage XV.

2.   Een afschrift van elk inspectieverslag wordt onverwijld toegezonden aan de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig en, ingeval het vissersvaartuig vis heeft overgeladen, aan de vlaggenstaat (of -staten) van de overladende vaartuigen, en aan de Commissie en de secretaris van de NEAFC wanneer de aangevoerde of overgeladen vis in het NEAFC-verdragsgebied is gevangen.

3.   Het origineel of een gewaarmerkt afschrift van elk inspectieverslag wordt aan de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig toegestuurd wanneer deze daarom verzoekt.

HOOFDSTUK IX

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET CCAMLR-GEBIED

DEEL 1

Beperkingen en vereisten inzake vaartuiggegevens

Artikel 55

Verboden en vangstbeperkingen

1.   Gerichte visserij op de in bijlage XIII vermelde soorten is verboden in de daarin aangegeven zones en perioden.

2.   Voor nieuwe en experimentele visserij zijn de maximale vangsten en bijvangsten per deelgebied vastgelegd in bijlage XIV.

Artikel 56

Vereiste mededelingen inzake vaartuigen met een vergunning om in het CCAMLR-gebied te vissen

1.   Naast de op grond van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 601/2004 vereiste gegevens, delen de lidstaten vanaf 1 augustus 2007 de Commissie over bovenbedoelde vaartuigen de volgende gegevens mee:

a)

IMO-nummer van het vaartuig (indien afgegeven);

b)

vroegere vlag (indien van toepassing);

c)

internationaal radio-oproepnummer;

d)

naam en adres van de eigenaar(s) en eventuele aandeelhouder(s), indien bekend;

e)

vaartuigtype;

f)

bouwplaats en bouwjaar;

g)

lengte;

h)

kleurenfoto's van het vaartuig, bestaande uit:

i)

een foto van minimaal 12x7 cm van de stuurboordzijde van het vaartuig over de gehele lengte en met alle structurele kenmerken;

ii)

een foto van minimaal 12x7 cm van de bakboordzijde van het vaartuig over de gehele lengte en met alle structurele kenmerken;

iii)

een foto van minimaal 12x7 cm van de achterzijde van het vaartuig, recht van achteren gefotografeerd;

i)

maatregelen om ervoor te zorgen dat het satellietvolgsysteem aan boord fraudebestendig functioneert.

2.   Met ingang van 1 augustus 2007 delen de lidstaten, voorzover mogelijk, de Commissie voor alle vaartuigen met een vergunning om in het CCAMLR-gebied te vissen, bovendien de volgende gegevens mee:

a)

naam en adres van de exploitant, indien verschillend van de eigenaar(s);

b)

naam en nationaliteit van de kapitein en, indien van toepassing, van de vangstkapitein;

c)

type vismethode(n);

d)

boom (m);

e)

brutoregistertonnage;

f)

communicatiemiddelen en -nummers van het vaartuig (INMARSAT A, B en C nummers);

g)

reguliere bemanning;

h)

vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren;

i)

totale vervoerscapaciteit (tonnen), aantal visruimen en capaciteit (m3);

j)

overige nuttig geachte gegevens (bijv. ijswaardigheid).

Artikel 57

Melding van visuele waarnemingen van vaartuigen

1.   Wanneer de kapitein van een vissersvaartuig waaraan vergunning is verleend een vissersvaartuig in het CCAMLR-gebied waarneemt, documenteert hij de waarneming zoveel mogelijk aan de hand van de volgende gegevens:

a)

naam en beschrijving van het vaartuig;

b)

roepnaam van het vaartuig;

c)

registratienummer en Lloyds/IMO-nummer van het vaartuig;

d)

vlaggenstaat van het vaartuig;

e)

foto's van het vaartuig tot staving van de waarneming;

f)

alle andere relevante informatie betreffende de activiteiten van het waargenomen vaartuig.

2.   De kapitein zendt zo gauw mogelijk een bericht dat de in lid 1 bedoelde informatie bevat aan zijn vlaggenstaat. De vlaggenstaat zendt dergelijke berichten naar het secretariaat van de CCAMLR door als het waargenomen vaartuig volgens de normen van de CCAMLR illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde (IUU) activiteiten verricht.

DEEL 2

Experimentele visserij

Artikel 58

Deelname aan experimentele visserij

1.   Vissersvaartuigen die de vlag van Spanje voeren en er geregistreerd staan, en die bij de CCAMLR zijn aangemeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 601/2004 mogen uitsluitend deelnemen aan de experimentele visserij met de beug op de Dissostichus spp. in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1, 58.4.2, 58.4.3a) buiten gebieden onder nationale jurisdictie, en 58.4.3b) buiten gebieden onder nationale jurisdictie.

2.   In de sectoren 58.4.3a) en 58.4.3b) mag nooit meer dan één vissersvaartuig per lidstaat tegelijk vissen.

3.   De maximale totale vangsten en bijvangsten in deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2, en de verdeling daarvan over de kleine onderzoeksvakken (Small Scale Research Units, SSRU's) in elk gebied staan vermeld in bijlage XIV. De visserijactiviteiten in een SSRU worden stopgezet zodra de gemelde vangsten het toegestane maximum hebben bereikt, waarna dit vak voor de rest van het seizoen voor de visserij gesloten wordt.

4.   De visserijactiviteiten moeten plaatsvinden in een zo groot mogelijk geografisch gebied en op zoveel verschillende diepten als mogelijk om de nodige informatie te verzamelen voor het bepalen van het visserijpotentieel en om overconcentratie van vangsten en inspanningen te voorkomen. In de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 is het echter verboden om te vissen in wateren van minder dan 550 m diepte.

Artikel 59

Meldingsregelingen

Op vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 58 bedoelde experimentele visserij, zijn de volgende regelingen voor de melding van vangsten en inspanningen van toepassing:

a)

het in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde stelsel van vijfdaagse meldingen van de vangsten en visserij-inspanningen, met dien verstande dat de lidstaten vangsten en visserij-inspanningen uiterlijk twee werkdagen na het einde van iedere periode mededelen aan de Commissie, waarna deze onverwijld moeten worden doorgezonden aan de CCAMLR. In deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 worden de gegevens meegedeeld per SSRU;

b)

het in artikel 13, van Verordening (EG) nr. 601/2004 bedoelde stelsel van maandelijkse meldingen van gedetailleerde vangst- en visserij-inspanningsgegevens;

c)

de melding van het totale aantal vissen en het gewicht aan Dissostichus eleginoides en Dissostichus mawsoni, met inbegrip van vissen met „jellymeat”-verschijnselen.

Artikel 60

Bijzondere vereisten

1.   De in artikel 58 bedoelde experimentele visserij moet voldoen aan de bepalingen van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 600/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde technische maatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (40) met betrekking tot de toepasselijke maatregelen ter beperking van de incidentele sterfte van zeevogels bij de beugvisserij. Naast die maatregelen:

a)

geldt bij deze visserijactiviteiten een verbod op de teruggooi van afval;

b)

zijn vaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 en die voldoen aan de CCAMLR-protocollen (A, B of C) inzake het verzwaren van de beug, niet verplicht om 's nachts te vissen; vaartuigen die in totaal drie zeevogels vangen, moeten echter weer onmiddellijk 's nachts gaan vissen overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 601/2004;

c)

vaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in deelgebieden 88.1 en 88.2 en in de sectoren 58.4.3a) en 58.4.3b) en die in totaal drie zeevogels vangen, moeten de visserij onmiddellijk staken en mogen gedurende de rest van het seizoen 2006/2007 niet meer buiten de reguliere visserij vissen.

2.   Voor vissersvaartuigen die deelnemen aan de experimentele visserij in de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 gelden bovendien de volgende extra vereisten:

a)

het is de vaartuigen niet toegestaan het volgende op zee te lozen:

i)

olie, olieproducten of residuen van olie, tenzij toegestaan op grond van bijlage I van MARPOL 73/78 (Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen);

ii)

afval;

iii)

voedselresten die niet door een rooster met een maaswijdte van maximaal 25 mm kunnen;

iv)

pluimvee of delen daarvan (met inbegrip van eierschalen);

v)

afvalwater binnen 12 zeemijlen van land of ijs of terwijl het vaartuig een snelheid van minder dan vier knopen heeft;

vi)

verbrandingsresten; of

vii)

slachtafval;

b)

levend pluimvee en andere levende vogels mogen deelgebieden 88.1 en 88.2 niet worden binnengebracht en niet-geconsumeerd bereid gevogelte moet uit deelgebieden 88.1 en 88.2 worden verwijderd;

c)

de visserij op Dissostichus spp. in deelgebieden 88.1 en 88.2 is verboden binnen 10 zeemijlen van de kust van de Balleny Islands.

Artikel 61

Definitie van een uitzetting

1.   Voor de toepassing van dit deel wordt onder „uitzetting” het uitzetten van een of meer beuglijnen op een bepaalde visgrond verstaan. Voor de melding van vangsten en visserij-inspanningen geldt als de juiste geografische positie van een uitzetting bij de beugvisserij het middelpunt van de uitgezette beuglijn(en).

2.   Een uitzetting geldt als onderzoeksuitzetting, mits:

a)

de afstand tussen twee onderzoeksuitzettingen ten minste 5 zeemijlen bedraagt, gemeten vanaf het geografische middelpunt van iedere onderzoeksuitzetting;

b)

bij iedere uitzetting minimaal 3 500 en maximaal 10 000 haken worden gebruikt; daarbij mag op dezelfde locatie ook een reeks aparte lijnen worden uitgezet;

c)

de uitzettijd van iedere beug ten minste zes uur bedraagt, gemeten vanaf het moment waarop het uitzetten is voltooid tot het moment waarop met het ophalen wordt begonnen.

Artikel 62

Onderzoeksplannen

Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 58 bedoelde experimentele visserij, moeten een onderzoeksplan uitvoeren in alle afzonderlijke SSRU's waarin de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 zijn verdeeld. Het onderzoeksplan moet als volgt worden uitgevoerd:

a)

wanneer een vaartuig een SSRU voor het eerst binnenvaart, gelden de eerste tien uitzettingen, „eerste reeks” te noemen, als „onderzoeksuitzettingen”, welke moeten voldoen aan de in artikel 61, lid 2, vermelde criteria;

b)

de volgende 10 uitzettingen of de eerste 10 ton gevangen vis, als die hoeveelheid eerder wordt behaald, worden aangeduid als de „tweede reeks”. Uitzettingen tijdens de tweede reeks kunnen naar goeddunken van de kapitein worden gevist als onderdeel van normale experimentele visserij. Indien de uitzettingen voldoen aan de vereisten van artikel 61, lid 2, mogen zij echter ook worden beschouwd als onderzoeksuitzettingen;

c)

na de eerste en de tweede reeks moet het vaartuig, als de kapitein in de SSRU wil blijven vissen, een „derde reeks” uitzettingen verrichten, tot er uiteindelijk tijdens de drie reeksen 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden. De derde reeks uitzettingen moet plaatsvinden tijdens het zelfde verblijf in de SSRU als dat waarin de eerste en de tweede reeks hebben plaatsgevonden;

d)

nadat er 20 onderzoeksuitzettingen hebben plaatsgevonden, mag het vaartuig in de SSRU blijven vissen;

e)

in de SSRU's A, B, C, E en G van de deelgebieden 88.1 en 88.2 waar de bevisbare bodemoppervlakte kleiner is dan 15 000 km2, is het bepaalde onder b), c), en d) niet van toepassing en mag het vaartuig na 10 onderzoeksuitzettingen de visserij in de SSRU voortzetten.

Artikel 63

Gegevensverzamelingsplannen

1.   Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 58 bedoelde experimentele visserij, moeten een gegevensverzamelingsplan uitvoeren in alle afzonderlijke SSRU's waarin de FAO-deelgebieden 88.1 en 88.2 en de sectoren 58.4.1 en 58.4.2 zijn verdeeld. Het gegevensverzamelingsplan moet het volgende omvatten:

a)

de positie en diepte van de uiteinden van iedere lijn in een uitzetting;

b)

de tijden waarop de beug is uitgezet, in het water is gebleven en is opgehaald;

c)

het aantal en de soorten vissen verloren gegaan aan de oppervlakte;

d)

het aantal haken dat is aangebracht;

e)

het type aas;

f)

het percentage aas dat is aangenomen;

g)

het type haken; en tevens

h)

de gesteldheid van zee en wolken en de maanfase ten tijde van het uitzetten van de lijnen.

2.   Alle in lid 1 genoemde gegevens moeten voor iedere onderzoeksuitzetting worden verzameld; met name moeten bij iedere onderzoeksuitzetting de eerste 100 vissen worden gemeten en moet voor biologisch onderzoek een monster van ten minste 30 vissen worden genomen. Als er meer dan 100 vissen worden gevangen, moet een willekeurige steekproef van de vissen worden genomen.

Artikel 64

Merkprogramma

1.   Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 58 bedoelde experimentele visserij, moeten het volgende merkprogramma uitvoeren:

a)

vissen van de soort Dissostichus spp. worden voorzien van een merk en teruggezet overeenkomstig de bepalingen van het CCAMLR-merkprogramma en het protocol betreffende de experimentele visserij op Dissostichus spp. Het merken mag pas worden gestaakt zodra het vaartuig 500 exemplaren heeft gemerkt of wanneer de visgrond wordt verlaten en per ton gevangen onverwerkte Dissostichus spp. steeds één exemplaar is gemerkt;

b)

het programma moet worden gericht op exemplaren van verschillende grootte om te voldoen aan de merkvereiste. Uitsluitend in goede conditie verkerende ijsvissen worden gemerkt. Alle teruggezette exemplaren moeten worden voorzien van twee merktekens en over een zo groot mogelijk geografisch gebied gespreid worden vrijgelaten;

c)

alle merktekens moeten duidelijk zijn bedrukt met een uniek serienummer en een retouradres zodat de oorsprong van de merktekens kan worden bepaald ingeval een exemplaar opnieuw wordt gevangen;

d)

opnieuw gevangen exemplaren (d.w.z. vissen met een eerder aangebracht merkteken) mogen niet worden vrijgelaten, zelfs niet als zij na het merken slechts korte tijd in vrijheid zijn geweest;

e)

alle opnieuw gevangen exemplaren moeten biologisch beschreven worden (lengte, gewicht, geslacht, toestand van de gonaden) en indien mogelijk digitaal gefotografeerd worden, en hun otolieten en merktekens moeten worden verwijderd;

f)

alle gegevens van de merktekens en gegevens over opnieuw gevangen gemerkte exemplaren moeten in het CCAMLR-formaat elektronisch aan de CCAMLR worden gemeld uiterlijk drie maanden nadat het vaartuig de visserij in het betrokken gebied heeft beëindigd;

g)

alle gegevens betreffende merktekens en gegevens over opnieuw gevangen gemerkte exemplaren moeten in het CCAMLR-formaat elektronisch worden gemeld aan het betrokken regionale meldpunt overeenkomstig het merkprotocol van de CCAMLR.

2.   Gemerkte en vrijgelaten ijsvissen worden niet in mindering gebracht op de toegestane vangsten.

Artikel 65

Wetenschappelijke waarnemers en inspecteurs

1.   Vissersvaartuigen die deelnemen aan de in artikel 58 bedoelde experimentele visserij, moeten bij alle visserijactiviteiten in het visserijseizoen ten minste twee wetenschappelijk waarnemers aan boord hebben waarvan er één is aangewezen volgens de CCAMLR-regeling voor internationale wetenschappelijke waarneming.

2.   Elke lidstaat zal met inachtneming van zijn toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, waaronder die betreffende de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal voor de nationale rechter, in het kader van deze regeling door inspecteurs van aanwijzende CCAMLR-leden opgestelde verslagen op dezelfde wijze behandelen en opvolgen als verslagen van zijn eigen inspecteurs, en zowel de betrokken verdragsluitende partij als het aanwijzende CCAMLR-lid werken mee aan het vergemakkelijken van gerechtelijke of andere procedures die zijn ingeleid naar aanleiding van een dergelijk verslag.

Artikel 66

Kennisgeving van het voornemen om aan de visserij op krielgarnaal deel te nemen

Lidstaten die voornemens zijn om in het CCAMLR-gebied de visserij op krielgarnaal te beoefenen stellen het secretariaat van de CCAMLR daarvan minstens vier maanden vóór de gewone jaarlijkse vergadering van de CCAMLR onmiddellijk voorafgaand aan het seizoen waarin zij voornemens zijn de visserij te beoefenen in kennis.

Artikel 67

Tijdelijk verbod op diepzeevisserij met kieuwnetten

1.   Het gebruik van kieuwnetten in het CCAMLR-gebied voor andere dan wetenschappelijkonderzoeksdoeleinden is verboden totdat het Wetenschappelijk Comité verslag heeft uitgebracht over zijn onderzoek naar de mogelijke effecten van dit vistuig en de CCAMLR op basis van advies van het Wetenschappelijk Comité heeft besloten dat de vangstmethode in het CCAMLR-gebied mag worden toegepast.

2.   Het gebruik van kieuwnetten voor wetenschappelijk onderzoek in wateren met een diepte van meer dan 100 meter wordt op voorhand aan het Wetenschappelijk Comité gemeld en door de CCAMLR te zijn goedgekeurd voordat met het onderzoek mag worden begonnen.

3.   Elk vaartuig dat door het CCAMLR-gebied wil varen met kieuwnetten aan boord geeft van tevoren aan het secretariaat van de CCAMLR kennis van zijn voornemen en daarbij de vermoedelijke tijdstippen van doorvaart door het CCAMLR-gebied opgeven. Elk vaartuig dat in het CCAMLR-gebied kieuwnetten aan boord heeft zonder daarvan kennisgeving te hebben gedaan, wordt geacht een inbreuk op deze bepalingen te plegen.

Artikel 68

Tijdelijke beperkingen op het gebruik van bodemtrawls op de volle zee in het CCAMLR-gebied voor de vangstseizoenen 2006/07 en 2007/08

1.   Het gebruik van bodemtrawls op de volle zee in het CCAMLR-gebied is beperkt tot de zones waar de Commissie instandhoudingsmaatregelen voor bodemtrawls heeft uitgevaardigd.

2.   Deze instandhoudingsmaatregelen is niet van toepassing op het gebruik van bodemtrawls bij wetenschappelijk onderzoek in het CCAMLR-gebied.

HOOFDSTUK X

BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE VISSERIJ DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN HET SEAFO-GEBIED

DEEL 1

Vergunning om te vissen

Artikel 69

Vergunning om te vissen

1.   De lidstaten doen de Commissie uiterlijk 1 juni 2007, zo mogelijk langs elektronische weg, de lijst toekomen van vaartuigen waaraan vergunning is verleend om in het SEAFO-verdragsgebied te vissen.

2.   De eigenaars van de vaartuigen die zijn opgenomen in de lijst als bedoeld in lid 1 dienen burgers of rechtspersonen van de Gemeenschap te zijn.

3.   Aan vissersvaartuigen mag slechts vergunning worden verleend om in het SEAFO-verdragsgebied te vissen als zij in staat zijn om aan de uit het SEAFO-verdrag voortvloeiende eisen en verplichtingen te voldoen en de instandhoudings- en beheersmaatregelen ervan na te leven.

4.   Er wordt geen vergunning afgegeven aan vaartuigen die zich in het verleden aan illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde („IUU”-) visserij hebben bezondigd, tenzij de nieuwe eigenaars tot voldoening aantonen dat de vorige eigenaars en exploitanten juridisch noch financieel enig belang in of controle over de vaartuigen hebben of dat hun vaartuigen, alle feiten in aanmerking genomen, zich niet aan IUU-praktijken bezondigen of daarbij betrokken zijn.

5.   De in lid 1 bedoelde lijst bevat de volgende gegevens:

a)

naam van het vissersvaartuig, registratienummer, vroegere namen (indien bekend), en haven van registratie;

b)

vroegere vlag (indien van toepassing);

c)

internationale radioroepnaam (IRCS) (indien van toepassing);

d)

naam en adres van de eigenaar of eigenaars;

e)

type vaartuig;

f)

lengte;

g)

naam en adres van de exploitant of exploitanten (indien van toepassing);

h)

brutoregistertonnage; en tevens

i)

vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren.

6.   De lidstaten stellen de Commissie na het opstellen van de initiële lijst van vergunde vaartuigen onverwijld in kennis van alle eventuele toevoegingen, schrappingen en/of wijzigingen.

Artikel 70

Verplichtingen voor vaartuigen met een vergunning

1.   De vergunde vaartuigen leven alle relevante instandhoudings- en beheersmaatregelen van de SEAFO na.

2.   Vergunde vaartuigen dienen een geldig registratiebewijs en een geldige vergunning om te vissen en/of over te laden aan boord te hebben.

Artikel 71

Vaartuigen zonder vergunning

1.   De lidstaten doen het nodige opdat vaartuigen die niet op de SEAFO-lijst van vergunde vaartuigen voorkomen, niet vissen op soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen noch dergelijke soorten aan boord hebben, overladen of aanvoeren.

2.   De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle feitelijke informatie waaruit blijkt dat er gegronde redenen zijn om te vermoeden dat vaartuigen die niet op de SEAFO-lijst van vergunde vaartuigen voorkomen, in het verdragsgebied betrokken zijn bij de visserij op en/of het overladen van soorten die onder het verdrag vallen.

3.   De lidstaten doen het nodige opdat de eigenaars van vaartuigen die op de SEAFO-lijst van vergunde vaartuigen voorkomen niet rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken zijn bij visserijactiviteiten door vaartuigen die niet op de SEAFO-lijst van vergunde vaartuigen voorkomen.

DEEL 2

Overlading

Artikel 72

Verbod op overlading op zee

Alle lidstaten verbieden vaartuigen die hun vlag voeren om soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen in het SEAFO-verdragsgebied op zee over te laden.

Artikel 73

Overlading in de haven

1.   Vissersvaartuigen van de Gemeenschap die onder het SEAFO-verdrag vallende soorten vangen in het SEAFO-verdragsgebied, mogen alleen overladen in een haven van een verdragsluitende partij met voorafgaandelijke toestemming van de verdragsluitende partij in wiens haven de overlading zal plaatsvinden. Vissersvaartuigen van de Gemeenschap mogen slechts overladen indien zij vooraf toestemming om over te laden hebben gekregen van de vlaggenlidstaat en de havenstaat.

2.   De lidstaten zien erop toe dat hun vergunde vissersvaartuigen vooraf toestemming vragen om in een haven over te laden. De lidstaten zien tevens toe op de overeenstemming tussen de overgeladen hoeveelheden en de aangegeven vangst van vaartuigen en schrijven voor dat overlading wordt gemeld.

3.   De kapitein van een vissersvaartuig van de Gemeenschap die eender welke hoeveelheid in het SEAFO-verdragsgebied gevangen onder het SEAFO-verdrag vallende soorten overlaadt op een ander vaartuig, hierna het „ontvangende vaartuig” genoemd, meldt op het tijdstip van overlading aan de vlaggenstaat van het ontvangende vaartuig de betrokken soorten en hoeveelheden, de datum van overlading en de locatie van de vangsten en zendt aan zijn vlaggenlidstaat een SEAFO-aangifte van overlading naar het model in deel I van bijlage XVI.

4.   De kapitein van het vissersvaartuig van de Gemeenschap verstrekt minstens 24 uur van tevoren de volgende informatie aan de SEAFO-verdragsluitende partij in wiens haven de overlading zal plaatsvinden:

a)

de naam van de vissersvaartuigen waaruit wordt overgeladen;

b)

de naam van ontvangende vaartuigen;

c)

de over te laden hoeveelheid (in ton) van elke soort;

d)

de datum en haven van overlading.

5.   Uiterlijk 24 uur voor het begin en aan het einde van een overlading in een haven van een SEAFO-verdragsluitende partij meldt de kapitein van het ontvangende vaartuig van de Gemeenschap aan de bevoegde autoriteiten van de havenstaat de hoeveelheden van onder het SEAFO-verdrag vallende soorten die zich aan boord van zijn vaartuig bevinden; hij doet de SEAFO-aangifte van aanlanding binnen de 24 uur aan de bovenbedoelde autoriteiten toekomen.

6.   De kapitein van het ontvangende vaartuig van de Gemeenschap doet 48 uur voor de aanvoer een SEAFO-aangifte van overlading toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de havenstaat waar de aanvoer zal plaatsvinden.

7.   De lidstaten doen het nodige om de juistheid van de ontvangen informatie te controleren en werkt met de vlaggenstaat samen om zich ervan te vergewissen dat de aangevoerde hoeveelheden overeenkomen met de door elk vaartuig aangegeven vangsten.

8.   De lidstaten met vaartuigen die vergunning hebben om in het SEAFO-verdragsgebied op onder het verdrag vallende soorten te vissen, verstrekken de Commissie uiterlijk 1 juni 2007 uitvoerige gegevens over overladingen door vaartuigen die hun vlag voeren.

DEEL 3

Instandhoudingsmaatregelen voor het beheer van kwetsbare diepzeehabitats en - ecosystemen

Artikel 74

Gesloten gebieden

Alle visserijactiviteiten betreffende soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen door vissersvaartuigen van de Gemeenschap zijn verboden in de hierna afgebakende gebieden:

a)

deelsector A1

i)

Dampier Seamount

10o00'Z.B. 02o00'W.L.

10o00'Z.B. 00o00'O.L.

12o00'Z.B. 02o00'W.L.

12o00'Z.B. 00o00'O.L.

ii)

Malahit Guyot Seamount

11o00'Z.B. 02o00'W.L.

11o00'Z.B. 04o00'W.L.

13o00'Z.B. 02o00'W.L.

13o00'Z.B. 04o00'W.L.

b)

deelsector B1

Molloy Seamount

27o00'Z.B. 08o00'O.L.

27o00'Z.B. 10o00'O.L.

29o00'Z.B. 08o00'O.L.

29o00'Z.B. 10o00'O.L.

c)

sector C

i)

Schmidt-Ott Seamount & Erica Seamount

37o00'Z.B. 13o00'O.L.

37o00'Z.B. 17o00'O.L.

40o00'Z.B. 13o00'O.L.

40o00'Z.B. 17o00'O.L.

ii)

Africana seamount

37o00'Z.B. 28o00'O.L.

37o00'Z.B. 30o00'O.L.

38o00'Z.B. 28o00'O.L.

38o00'Z.B. 30o00'O.L.

iii)

Panzarini Seamount

39o00'Z.B. 11o00'O.L.

39o00'Z.B. 13o00'O.L.

41o00'Z.B. 11o00'O.L.

41o00'Z.B. 13o00'O.L.

d)

deelsector C1

i)

Vema Seamount

31o00'Z.B. 08o00'O.L.

31o00'Z.B. 09o00'O.L.

32o00'Z.B. 08o00'O.L.

32o00'Z.B. 09o00'O.L.

ii)

Wust Seamount

33o00'Z.B. 06o00'O.L.

33o00'Z.B. 08o00'O.L.

34o00'Z.B. 06o00'O.L.

34o00'Z.B. 08o00'O.L.

e)

sector D

i)

Discovery, Junoy, Shannon Seamounts

41o00'Z.B. 06o00'W.L.

41o00'Z.B. 03o00'O.L.

44o00'Z.B. 06o00'W.L.

44o00'Z.B. 03o00'O.L.

ii)

Schwabenland & Herdman Seamounts

44o00'Z.B. 01o00'W.L.

44o00'Z.B. 02o00'O.L.

47o00'Z.B. 01o00'W.L.

47o00'Z.B. 02o00'O.L.

Artikel 75

Visserijactiviteiten in het verleden

De lidstaten delen de Commissie uiterlijk 1 juni 2007 in de hierna vastgestelde vorm de gegevens mee van hun visserijactiviteiten betreffende soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen in de in artikel 74 afgebakende gebieden in 2004, 2005 en 2006:

Type visserij

Maatstaf van de inspanning

Totale vangst (Mt)

Trawlers

a.

Kilowatt/visdagen

b.

Kilowatt/visdagen

 

Beugvissers

a.

Brutotonnage/visdagen

b.

Gemiddeld aantal uitgezette haken/aantal uitzettingen

 

Andere

Brutotonnage/visdagen

 

DEEL 4

Maatregelen ter beperking van de incidentele bijvangsten van zeevogels

Artikel 76

Informatie over interactie met zeevogels

De lidstaten verzamelen alle beschikbare informatie over de interactie met zeevogels, onder andere incidentele vangsten, bij de visserij door hun vaartuigen op soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen, en delen die informatie uiterlijk 1 juni 2007 aan de Commissie mee.

Artikel 77

Risicobeperkende maatregelen

1.   Alle vaartuigen van de Gemeenschap die ten zuiden van de breedtelijn op 30o zuiderbreedte vissen, dienen vogelverschrikkerlijnen („tori lines”) aan boord te hebben en te gebruiken:

a)

de vogelverschrikkerlijnen zijn ontworpen en worden uitgezet overeenkomstig de richtsnoeren van deel II van bijlage XVI;

b)

de vogelverschrikkerlijnen worden ten zuiden van de breedtelijn op 30o zuiderbreedte te allen tijde uitgezet voordat de beuglijnen worden uitgezet;

c)

waar zulks mogelijk is, dienen vaartuigen een tweede toripaal en vogelverschrikkerlijn te gebruiken wanneer er veel vogels in de buurt aanwezig of actief zijn;

d)

alle vaartuigen dienen gebruiksklare reserve-vogelverschrikkerlijnen aan boord te hebben.

2.   De beuglijnen mogen alleen 's nachts worden uitgezet (d.w.z. tijdens de duisternis tussen de uren van nautische schemering (41)). Bij de nachtelijke beugvisserij mogen slechts de scheepslichten worden gebruikt die uit een oogpunt van veiligheid noodzakelijk zijn.

3.   Tijdens het uitzetten van vistuig is het overboord gooien van afval verboden. Het overboord gooien van afval tijdens het ophalen van vistuig moet worden vermeden. Zo mogelijk wordt afval geloosd aan de andere kant dan die waar het vistuig wordt opgehaald. Op vaartuigen die niet onderworpen zijn aan een verplichting om afval aan boord te houden, wordt een systeem toegepast om vishaken uit afval en vissenkoppen te verwijderen voordat deze overboord worden gegooid. Voor het uitzetten worden de netten schoongemaakt en wordt alles wat zeevogels kan aantrekken verwijderd.

4.   Vissersvaartuigen van de Gemeenschap passen methoden voor het uitzetten en ophalen van vistuig toe waarbij de tijd dat het net met slappe mazen op het wateroppervlak ligt, tot een minimum wordt beperkt. Voor zover mogelijk worden de netten niet onderhouden terwijl het net in het water ligt.

5.   Vissersvaartuigen van de Gemeenschap worden aangemoedigd vistuigconfiguraties te ontwikkelen die de kans minimaliseren dat vogels in aanraking komen met het netdeel waarvoor zij het meest kwetsbaar zijn. Daarbij kan gedacht worden aan het verzwaren van het net of het verminderen van het drijfvermogen zodat het sneller zinkt, of het aanbrengen van gekleurde wimpels of andere voorzieningen aan bepaalde delen van het net waar de maaswijdten een bijzonder risico voor vogels vormen.

6.   Vissersvaartuigen van de Gemeenschap die niet zijn uitgerust met een afvalverwerkingsinstallatie of die over onvoldoende capaciteit beschikken om afval aan boord te houden of die geen afval kunnen lozen aan de andere kant dan die waar het vistuig wordt opgehaald, krijgen geen vergunning om in het SEAFO-verdragsgebied te vissen.

7.   Alles moet worden in het werk gesteld om bij de visserij levend gevangen vogels levend te bevrijden en, in gevallen waar zulks mogelijk is, de haken te verwijderen zonder het leven van de betrokken vogels in gevaar te brengen.

DEEL 5

Controle

Artikel 78

Mededeling van vaartuigbewegingen en vangsten

1.   Vissersvaartuigen en onderzoeksvaartuigen die met vergunning in het SEAFO-verdragsgebied vissen, zenden via het VMS of andere geschikte middelen „entry”-, „catch”- en „exit”-berichten aan de autoriteiten van de vlaggenlidstaat en, indien de vlaggenlidstaat dat voorschrijft, aan de secretaris van de SEAFO.

2.   De mededeling vindt plaats niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur voordat het SEAFO-verdragsgebied wordt binnengevaren en omvat de dag en het uur van binnenvaren, de geografische positie van het vaartuig en de hoeveelheid van elke soort (FAO-drielettercode) aan boord gehouden vis in kilogram levend gewicht.

3.   Het vangstbericht wordt voor elke soort (FAO-drielettercode) in kg levend gewicht op het einde van elke kalendermaand verzonden.

4.   De mededeling vindt plaats niet vroeger dan 12 uur en niet later dan 6 uur voordat het SEAFO-verdragsgebied wordt verlaten. Zij omvat de dag en het uur van het verlaten, de geografische positie van het vaartuig, het aantal dagen dat is gevist en de in het SEAFO-verdragsgebied vanaf het begin van de visserijactiviteiten of sedert de laatste vangstaangifte gevangen hoeveelheden per soort (FAO-drielettercode) in kilogram levend gewicht.

Artikel 79

Wetenschappelijke waarneming en verzameling van gegevens ten behoeve van de evaluatie van de bestanden

1.   Elke lidstaat ziet erop toe dat al zijn vissersvaartuigen die in het verdragsgebied gericht vissen op soorten die onder het SEAFO-verdrag vallen gekwalificeerde wetenschappelijke waarnemers aan boord hebben.

2.   Elke lidstaat schrijft voor dat de gegevens die worden verzameld door de waarnemers op elk haar vlag voerend vaartuig binnen 30 dagen na het verlaten van het SEAFO-verdragsgebied worden meegedeeld. De gegevens worden meegedeeld in het formaat dat door het Wetenschappelijk Comité van de SEAFO wordt vastgesteld. De lidstaat doet zo spoedig mogelijk een kopie van de gegevens aan de Commissie toekomen, waarbij de noodzaak om de vertrouwelijkheid van niet-geaggregeerde gevens te waarborgen, wordt geëerbiedigd. De lidstaat mag een kopie van de gegevens eveneens bezorgen aan de secretaris van de SEAFO.

3.   De in dit artikel bedoelde gegevens worden uiterlijk 30 juni 2007 maximaal verzameld en geverifieerd door aangewezen waarnemers.

Artikel 80

Waarnemingen van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

1.   Vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, verstrekken hun vlaggenlidstaat informatie over eender welke visserijactiviteit in het SEAFO-verdragsgebied door vaartuigen die de vlag voeren van een niet-verdragsluitende partij. Deze informatie omvat onder andere:

a)

de naam van het vaartuig;

b)

het registratienummer van het vaartuig;

c)

de vlaggenstaat van het vaartuig;

d)

alle andere relevante informatie betreffende het waargenomen vaartuig.

2.   De lidstaten verstrekken de in lid 1 bedoelde informatie zo snel mogelijk aan de Commissie. De Commissie zendt deze informatie onverwijld door aan de secretaris van de SEAFO.

HOOFDSTUK XI

ILLEGALE, NIET-AANGEGEVEN EN NIET-GEREGLEMENTEERDE VISSERIJ

Artikel 81

Noordelijke Atlantische Oceaan

Vaartuigen die in de noordelijke Atlantische Oceaan illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserijactiviteiten beoefenen, stellen zich bloot aan de in bijlage XVII vastgestelde maatregelen.

HOOFDSTUK XII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 82

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 15, lid 1, en 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 gegevens over de aanvoer van de hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie zenden, maken zij daartoe gebruik van de in bijlage I bij deze verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 83

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1116/2006 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 84

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Voor TAC's voor het CCAMLR-gebied die gelden voor perioden die ingaan vóór 1 januari 2007, is artikel 55 van toepassing vanaf de begindatum van de betrokken TAC-toepassingsperioden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2006.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KORKEAOJA


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

(3)  PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.

(4)  PB L 150 van 30.4.2004, blz. 1. Rectificatie in PB L 185 van 24.5.2004, blz. 1.

(5)  PB L 345 van 28.12.2005, blz. 5.

(6)  PB L 65 van 7.3.2006, blz. 1.

(7)  PB L 276 van 10.10.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1804/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 10).

(8)  PB L 274 van 25.9.1986, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3259/94 (PB L 339 van 29.12.1994, blz. 11).

(9)  PB L 132 van 21.5.1987, blz. 9.

(10)  PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 448/2005 (PB L 74 van 19.3.2005, blz. 5).

(11)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

(12)  PB L 171 van 6.7.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 813/2004 (PB L 150 van 30.4.2004, blz. 32).

(13)  PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.

(14)  PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2166/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 5).

(15)  PB L 191 van 7.7.1998, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).

(16)  PB L 137 van 19.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 831/2004 (PB L 127 van 29.4.2004, blz. 33).

(17)  PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2269/2004 (PB L 396 van 31.12.2004, blz. 1).

(18)  PB L 289 van 7.11.2003, blz. 1.

(19)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.

(20)  PB L 97 van 1.4.2004, blz. 16.

(21)  PB L 384 van 29.12.2006, blz. 28.

(22)  PB L 199 van 21.7.2006, blz. 8.

(23)  PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48.

(24)  PB L 226 van 29.8.1980, blz. 12.

(25)  PB L 29 van 1.2.1985, blz. 9.

(26)  PB L 16 van 20.1.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2006 (PB L 345 van 8.12.2006, blz. 10).

(27)  PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(28)  PB L 186 van 28.7.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(29)  PB L 224 van 16.8.2006, blz. 22.

(30)  PB L 323 van 4.2.2005, blz. 1.

(31)  PB L 162 van 18.6.1986, blz. 33.

(32)  PB L 234 van 31.8.2002, blz. 39.

(33)  PB L 190 van 4.7.1998, blz. 34.

(34)  PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1.

(35)  PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1799/2006 (PB L 341 van 7.12.2006, blz. 26).

(36)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1759/2006 (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 3).

(37)  PB L 175 van 6.7.1988, blz. 1.

(38)  PB L 121 van 12.5.1994, blz. 3.

(39)  PB L 227 van 12.8.1981, blz. 22.

(40)  PB L 97 van 1.4.2004, blz. 1.

(41)  Deze uren staan voor alle breedtegraden en voor alle dagen in plaatselijke tijd vermeld in de zeevaartkundige almanak. Alle tijdstippen, zij het voor vaartuigactiviteiten of waarnemersmeldingen, worden vermeld ten opzichte van de GMT.


BIJLAGE I

VANGSTMOGELIJKHEDEN, PER SOORT EN PER GEBIED (IN TON LEVEND GEWICHT, TENZIJ ANDERS VERMELD), VOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP IN GEBIEDEN MET VANGSTBEPERKINGEN EN VOOR VAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN WATEREN VAN DE GEMEENSCHAP

Alle in deze bijlage vastgestelde vangstbeperkingen worden als quota beschouwd voor de toepassing van artikel 5 van deze verordening en derhalve geldt daarvoor het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2847/93, inzonderheid in de artikelen 14 en 15.

Per gebied staan de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de vissoort. In onderstaande overzichtstabel staan naast de in deze verordening gebruikte wetenschappelijke namen de corresponderende populaire namen vermeld:

Wetenschappelijke benaming

Drielettercode

Populaire naam

Ammodytidae

SAN

Zandspiering

Anarhichas lupus

CAT

Zeewolf

Aphanopus carbo

BSF

Zwarte haarstaartvis

Argentina silus

ARU

Grote zilvervis

Beryx spp.

ALF

Bericyden

Boreogadus saida

POC

Arctische kabeljauw

Brosme brosme

USK

Torsk

Centrophorus squamosus

GUQ

Donkere doornhaai

Centroscymnus coelolepis

CYO

Portugese hondshaai

Cetorhinus maximus

BSK

Reuzenhaai

Chaenocephalus aceratus

SSI

Scotiazee-ijsvis

Champsocephalus gunnari

ANI

IJsvis

Channichthys rhinoceratus

LIC

Langsnuitijsvis

Chionoecetes spp.

PCR

Sneeuwkrab

Clupea harengus

HER

Haring

Coryphaenoides rupestris

RNG

Grenadiersvis

Dalatias licha

SCK

Zwarte haai

Deania calcea

DCA

Spitssnuitdoornhaai

Dissostichus eleginoides

TOP

Zwarte Patagonische ijsvis

Engraulis encrasicolus

ANE

Ansjovis

Etmopterus princeps

ETR

Grote lantaarnhaai

Etmopterus pusillus

ETP

Gladde lantaarnhaai

Etmopterus spinax

ETX

Zwarte doornhaai

Euphausia superba

KRI

Krielgarnaal

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Galeorhinus galeus

GAG

Ruwe haai

Germo alalunga

ALB

Witte tonijn

Glyptocephalus cynoglossus

WIT

Witje

Gobionotothen gibberifrons

NOG

Bultenijsvis

Hippoglossoides platessoides

PLA

Lange schol

Hippoglossus hippoglossus

HAL

Heilbot

Hoplostethus atlanticus

ORY

Orange roughy

Illex illecebrosus

SQI

Kortvinnige pijlinktvis

Lamna nasus

POR

Haringhaai

Lampanyctus achirus

LAC

Lantaarnvis

Lepidonotothen squamifrons

NOS

Grijze zuidpoolkabeljauw

Lepidorhombus spp.

LEZ

Schartong

Limanda ferruginea

YEL

Geelstaartschar

Limanda limanda

DAB

Schar

Lophiidae

ANF

Zeeduivel

Macrourus berglax

RHG

Noordelijke grenadier

Macrourus spp.

GRV

Grenadiers

Makaira nigricans

BUM

Blauwe marlijn

Mallotus villosus

CAP

Lodde

Martialia hyadesi

SQS

Inktvis

Melanogrammus aeglefinus

HAD

Schelvis

Merlangius merlangus

WHG

Wijting

Merluccius merluccius

HKE

Heek

Micromesistius poutassou

WHB

Blauwe wijting

Microstomus kitt

LEM

Tongschar

Molva dypterigia

BLI

Blauwe leng

Molva macrophthalmus

SLI

Middellandse-Zeeleng

Molva molva

LIN

Leng

Nephrops norvegicus

NEP

Langoestine

Notothenia rossii

NOR

Gemarmerde ijsvis

Pagellus bogaraveo

SBR

Zeebrasem

Pandalus borealis

PRA

Noordse garnaal

Paralomis spp.

PAI

Krab

Penaeus spp.

PEN

Peneide garnalen

Phycis spp.

FOX

Gaffelkabeljauwen

Platichthys flesus

FLX

Bot

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Pleuronectiformes

FLX

Platvis

Pollachius pollachius

POL

Pollak

Pollachius virens

POK

Koolvis

Psetta maxima

TUR

Tarbot

Pseudochaenichthys georgianus

SGI

Georgia ijsvis

Rajidae

SRX-RAJ

Roggen

Reinhardtius hippoglossoides

GHL

Groenlandse heilbot

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Scomber scombrus

MAC

Makreel

Scopthalmus rhombus

BLL

Griet

Sebastes spp.

RED

Roodbaars

Solea solea

SOL

Tong

Solea spp.

SOX

Tongen

Sprattus sprattus

SPR

Sprot

Squalus acanthias

DGS

Doornhaai

Tetrapturus alba

WHM

Witte marlijn

Thunnus alalunga

ALB

Witte tonijn

Thunnus albacares

YFT

Geelvintonijn

Thunnus obesus

BET

Grootoogtonijn

Thunnus thynnus

BFT

Blauwvintonijn

Trachurus spp.

JAX

Horsmakrelen

Trisopterus esmarki

NOP

Kever

Urophycis tenuis

HKW

Witte heek

Xiphias gladius

SWO

Zwaardvis

De onderstaande concordantietabel van gewone benamingen en wetenschappelijke benamingen wordt uitsluitend ter verduidelijking gegeven:

Witte tonijn

ALB

Thunnus alalunga

Witte tonijn

ALB

Germo alalunga

Bericyden

ALF

Beryx spp.

Lange schol

PLA

Hippoglossoides platessoides

Ansjovis

ANE

Engraulis encrasicolus

Zeeduivel

ANF

Lophiidae

IJsvis

ANI

Champsocephalus gunnari

Zwarte Patagonische ijsvis

TOP

Dissostichus eleginoides

Zeewolf

CAT

Anarhichas lupus

Heilbot

HAL

Hippoglossus hippoglossus

Atlantische zalm

SAL

Salmo salar

Reuzenhaai

BSK

Cetorhinus maximus

Grootoogtonijn

BET

Thunnus obesus

Spitssnuitdoornhaai

DCA

Deania calcea

Zwarte haarstaartvis

BSF

Aphanopus carbo

Scotiazee-ijsvis

SSI

Chaenocephalus aceratus

Blauwe leng

BLI

Molva dypterigia

Blauwe marlijn

BUM

Makaira nigricans

Blauwe wijting

WHB

Micromesistius poutassou

Blauwvintonijn

BFT

Thunnus thynnus

Griet

BLL

Scopthalmus rhombus

Lodde

CAP

Mallotus villosus

Kabeljauw

COD

Gadus morhua

Tong

SOL

Solea solea

Krab

PAI

Paralomis spp.

Schar

DAB

Limanda limanda

Platvis

FLX

Pleuronectiformes

Bot

FLX

Platichthys flesus

Gaffelkabeljauwen

FOX

Phycis spp.

Grote lantaarnhaai

ETR

Etmopterus princeps

Grote zilvervis

ARU

Argentina silus

Groenlandse heilbot

GHL

Reinhardtius hippoglossoides

Grenadiers

GRV

Macrourus spp.

Grijze zuidpoolkabeljauw

NOS

Lepidonotothen squamifrons

Schelvis

HAD

Melanogrammus aeglefinus

Heek

HKE

Merluccius merluccius

Haring

HER

Clupea harengus

Horsmakrelen

JAX

Trachurus spp.

Bultenijsvis

NOG

Gobionotothen gibberifrons

Zwarte haai

SCK

Dalatias licha

Krielgarnaal

KRI

Euphausia superba

Lantaarnvis

LAC

Lampanyctus achirus

Donkere doornhaai

GUQ

Centrophorus squamosus

Tongschar

LEM

Microstomus kitt

Leng

LIN

Molva molva

Makreel

MAC

Scomber scombrus

Gemarmerde ijsvis

NOR

Notothenia rossii

Schartong

LEZ

Lepidorhombus spp.

Noordse garnaal

PRA

Pandalus borealis

Langoestine

NEP

Nephrops norvegicus

Kever

NOP

Trisopterus esmarki

Orange roughy

ORY

Hoplostethus atlanticus

Peneide garnalen

PEN

Penaeus spp.

Schol

PLE

Pleuronectes platessa

Arctische kabeljauw

POC

Boreogadus saida

Pollak

POL

Pollachius pollachius

Haringhaai

POR

Lamna nasus

Portugese hondshaai

CYO

Centroscymnus coelolepis

Zeebrasem

SBR

Pagellus bogaraveo

Roodbaars

RED

Sebastes spp.

Noordelijke grenadier

RHG

Macrourus berglax

Grenadiersvis

RNG

Coryphaenoides rupestris

Koolvis

POK

Pollachius virens

Zandspiering

SAN

Ammodytidae

Kortvinnige pijlinktvis

SQI

Illex illecebrosus

Roggen

SRX-RAJ

Rajidae

Gladde lantaarnhaai

ETP

Etmopterus pusillus

Sneeuwkrab

PCR

Chionoecetes spp.

Tongen

SOX

Solea spp.

Georgia ijsvis

SGI

Pseudochaenichthys georgianus

Middellandse-Zeeleng

SLI

Molva macrophthalmus

Sprot

SPR

Sprattus sprattus

Doornhaai

DGS

Squalus acanthias

Inktvis

SQS

Martialia hyadesi

Zwaardvis

SWO

Xiphias gladius

Ruwe haai

GAG

Galeorhinus galeus

Tarbot

TUR

Psetta maxima

Torsk

USK

Brosme brosme

Langsnuitijsvis

LIC

Channichthys rhinoceratus

Zwarte doornhaai

ETX

Etmopterus spinax

Witte heek

HKW

Urophycis tenuis

Witte marlijn

WHM

Tetrapturus alba

Wijting

WHG

Merlangius merlangus

Witje

WIT

Glyptocephalus cynoglossus

Geelvintonijn

YFT

Thunnus albacares

Geelstaartschar

YEL

Limanda ferruginea

BIJLAGE IA

SKAGERRAK, KATTEGAT, ICES-zones I, II, III, IV, EG-wateren van de ICES-zones V, VI, VII, VIII, IX en X, CECAF (EG-wateren) en wateren van Frans Guyana

Soort:

Zandspiering

Ammodytidae

Zone:

IV (Noorse wateren)

SAN/04-N.

Denemarken

19 000 (1)

 

Verenigd Koninkrijk

1 000 (1)

 

EG

20 000 (1)

 

TAC

Niet relevant

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zandspiering

Ammodytidae

Zone:

IIIa; EG-wateren van IIa en IV (2)

SAN/2A3A4.

Denemarken

Niet vastgesteld

 

Verenigd Koninkrijk

Niet vastgesteld

 

Alle lidstaten

Niet vastgesteld (3)

 

EG

Niet vastgesteld

 

Noorwegen

20 000 (4)  (5)

 

TAC

Niet vastgesteld

Analytische TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Grote zilvervis

Argentina silus

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van zones I en II

ARU/1/2.

Duitsland

31

 

Frankrijk

10

 

Nederland

25

 

Verenigd Koninkrijk

50

 

EG

116

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Grote zilvervis

Argentina silus

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van de zones III en IV

ARU/3/4.

Denemarken

1 180

 

Duitsland

12

 

Frankrijk

8

 

Ierland

8

 

Nederland

55

 

Zweden

46

 

Verenigd Koninkrijk

21

 

EG

1 331

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Grote zilvervis

Argentina silus

Zone:

EG-wateren en internationale wateren)

ARU/567.

Duitsland

405

 

Frankrijk

9

 

Ierland

378

 

Nederland

4 225

 

Verenigd Koninkrijk

297

 

EG

5 311

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Torsk

Brosme brosme

Zone:

EG-wateren van de zones IIa, IV, Vb, VI en VII

USK/2A47-C

EG

Niet relevant (6)

 

Noorwegen

3 400 (7)  (8)

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TAC.Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Torsk

Brosme brosme

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van de zones I, II en XIV

USK/1214EI

Duitsland

7

 

Frankrijk

7

 

Verenigd Koninkrijk

7

 

Andere

4 (9)

 

EG

25

 


Soort:

Torsk

Brosme brosme

Zone:

III (EG-wateren en internationale wateren)

USK/3EI.

Denemarken

15

 

Zweden

8

 

Duitsland

8

 

EG

31

 


Soort:

Torsk

Brosme brosme

Zone:

IV (EG-wateren en internationale wateren)

USK/4EI.

Denemarken

69

 

Duitsland

21

 

Frankrijk

49

 

Zweden

7

 

Verenigd Koninkrijk

104

 

Andere

7 (10)

 

EG

257

 


Soort:

Torsk

Brosme brosme

Zone:

EG-wateren en internationale wateren

USK/567EI.

Duitsland

7

 

Spanje

24

Frankrijk

282

Ierland

27

Verenigd Koninkrijk

136

Andere

7 (11)

EG

483


Soort:

Torsk

Brosme brosme

Zone:

IV (Noorse wateren)

USK/4AB-N.

België

1

 

Denemarken

191

 

Duitsland

1

 

Frankrijk

1

 

Nederland

1

 

Verenigd Koninkrijk

5

 

EG

200

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring (12)

Clupea harengus

Zone:

IIIa

HER/03A.

Denemarken

28 907

 

Duitsland

463

 

Zweden

30 239

 

EG

59 609

 

Faeröer

500 (13)

 

TAC

69 360

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring (14)

Clupea harengus

Zone:

IV benoorden 53o30' N.B.

HER/04A., HER/04B.

Denemarken

50 349

 

Duitsland

34 118

 

Frankrijk

19 232

 

Nederland

47 190

 

Zweden

3 470

 

Verenigd Koninkrijk

50 279

 

EG

204 638

 

Noorwegen

50 000 (15)

 

TAC

341 063

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren bezuiden

62o N.B. (HER/*04N-)

EG

50 000


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62o N.B.

HER/04-N.

Zweden

846 (16)

 

EG

846

TAC

Niet van toepassing


Soort:

Haring (17)

Clupea harengus

Zone:

Bijvangsten in zone IIIa

HER/03A-BC

Denemarken

13 160

 

Duitsland

117

 

Zweden

2 119

 

EG

15 396

 

TAC

15 396

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring (18)

Clupea harengus

Zone:

IIa (EG-wateren), IV, VIId bijvangsten

HER/2A47DX

België

158

 

Denemarken

30 514

 

Duitsland

158

 

Frankrijk

158

 

Nederland

158

 

Zweden

149

 

Verenigd Koninkrijk

580

 

EG

31 875

 

TAC

31 875

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring (19)

Clupea harengus

Zone:

VIId; IVc (20)

HER/4CXB7D

België

8 277 (21)

 

Denemarken

651 (21)

 

Duitsland

441 (21)

 

Frankrijk

9 014 (21)

 

Nederland

15 710 (21)

 

Verenigd Koninkrijk

3 424 (21)

 

EG

37 517

 

TAC

341 063

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

Vb en VIb; EG-wateren van VIaN (22)

HER/5B6AN.B.

Duitsland

3 727

 

Frankrijk

705

 

Ierland

5 036

 

Nederland

3 727

 

Verenigd Koninkrijk

20 145

 

EG

33 340

 

Faeröer

660 (23)

 

TAC

34 000

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIIbc; VIaS (24)

HER/6AS7BC

Ierland

12 600

 

Nederland

1 260

 

EG

13 860

 

TAC

13 860

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VI Clyde (25)

HER/06ACL.

Verenigd Koninkrijk

800

 

EG

800

 

TAC

800

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIIa (26)

HER/07A/MM

Ierland

1 250

 

Verenigd Koninkrijk

3 550

 

EG

4 800

 

TAC

4 800

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIIe en VIIf

HER/7EF.

Frankrijk

500

 

Verenigd Koninkrijk

500

 

EG

1 000

 

TAC

1 000

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

VIIg (27), VIIh (27), VIIj (27) en VIIk (27)

HER/7G-K.

Duitsland

104

 

Frankrijk

580

 

Ierland

8 117

 

Nederland

580

 

Verenigd Koninkrijk

12

 

EG

9 393

 

TAC

9 393

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

Zone:

VIII

ANE/08.

Spanje

0 (28)

 

Frankrijk

0 (28)

 

EG

0 (28)

 

TAC

0 (28)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

Zone:

IX en X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

ANE/9/3411

Spanje

3 826

 

Portugal

4 174

 

EG

8 000

 

TAC

8 000

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Skagerrak (29)

COD/03AN.

België

7

 

Denemarken

2 282

 

Duitsland

57

 

Nederland

14

 

Zweden

399

 

EG

2 759

 

TAC

2 851

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Kattegat (30)

COD/03AS.

Denemarken

451

 

Duitsland

9

 

Zweden

271

 

EG

731

 

TAC

731

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

IV; IIa (EG-wateren)

COD/2AC4.

België

590

 

Denemarken

3 388

 

Duitsland

2 148

 

Frankrijk

728

 

Nederland

1 914

 

Zweden

23

 

Verenigd Koninkrijk

7 773

 

EG

16 564

 

Noorwegen

3 393 (31)

 

TAC

19 957

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 

IV (Noorse wateren)

(COD/*04N-)

EG

14 397


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62o N.B.

COD/04-N.

Zweden

382

 

EG

382

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

VI; Vb (EG-wateren); EG-wateren en internationale wateren van de zones XII en XIV

COD/561214

België

1

 

Duitsland

7

 

Frankrijk

78

 

Ierland

110

 

Verenigd Koninkrijk

294

 

EG

490

 

TAC

490

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 

VIa; Vb (EG-wateren);

(COD/*5BC6A)

België

1

Duitsland

7

Frankrijk

78

Ierland

110

Verenigd Koninkrijk

294

EG

490


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

VIIa

COD/07A.

België

19

 

Frankrijk

54

 

Ierland

963

 

Nederland

5

 

Verenigd Koninkrijk

421

 

EG

1 462

 

TAC

1 462

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

VIIb-k, VIII, IX en X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

COD/7X7A34

België

197

 

Frankrijk

3 377

 

Ierland

775

 

Nederland

28

 

Verenigd Koninkrijk

366

 

EG

4 743

 

TAC

4 743

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schartong

Lepidorhombus spp.

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

LEZ/2AC4-C

België

4

 

Denemarken

4

 

Duitsland

4

 

Frankrijk

24

 

Nederland

19

 

Verenigd Koninkrijk

1 424

 

EG

1 479

 

TAC

1 479

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schartong

Lepidorhombus spp.

Zone:

VI; Vb (EG-wateren); Internationale wateren van XII en XIV

LEZ/561214

Spanje

327

 

Frankrijk

1 277

 

Ierland

373

 

Verenigd Koninkrijk

903

 

EG

2 880

 

TAC

2 880

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schartong

Lepidorhombus spp.

Zone:

VII

LEZ/07.

België

494

 

Spanje

5 490

 

Frankrijk

6 663

 

Ierland

3 029

 

Verenigd Koninkrijk

2 624

 

EG

18 300

 

TAC

18 300

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schartong

Lepidorhombus spp.

Zone:

VIIIabde

LEZ/8ABDE.

Spanje

1 176

 

Frankrijk

949

 

EG

2 125

 

TAC

2 125

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schartong

Lepidorhombus spp.

Zone:

VIIIc, IX en X; CECAF 31.1.1 (EG-wateren)

LEZ/8C3411

Spanje

1 330

 

Frankrijk

66

 

Portugal

44

 

EG

1 440

 

TAC

1 440

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schar en bot

Limanda limanda en Platichthys flesus

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

D/F/2AC4-C

België

466

 

Denemarken

1 752

 

Duitsland

2 627

 

Frankrijk

182

 

Nederland

10 594

 

Zweden

6

 

Verenigd Koninkrijk

1 473

 

EG

17 100

 

TAC

17 100

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

ANF/2AC4-C

België

401

 

Denemarken

884

 

Duitsland

432

 

Frankrijk

82

 

Nederland

303

 

Zweden

10

 

Verenigd Koninkrijk

9 233

 

EG

11 345

 

TAC

11 345

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

IV (Noorse wateren)

ANF/4AB-N.

België

50

 

Denemarken

1 266

 

Duitsland

20

 

Nederland

18

 

Verenigd Koninkrijk

296

 

EG

1 650

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

VI; Vb (EG-wateren); Internationale wateren van XII en XIV

ANF/561214

België

185

 

Duitsland

212

 

Spanje

198

 

Frankrijk

2 280

 

Ierland

516

 

Nederland

178

 

Verenigd Koninkrijk

1 586

 

EG

5 155

 

TAC

5 155

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

VII

ANF/07.

België

2 595 (32)

 

Duitsland

289 (32)

 

Spanje

1 031 (32)

 

Frankrijk

16 651 (32)

 

Ierland

2 128 (32)

 

Nederland

336 (32)

 

Verenigd Koninkrijk

5 050 (32)

 

EG

28 080 (32)

 

TAC

28 080 (32)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

VIIIabde

ANF/8ABDE.

Spanje

1 206

 

Frankrijk

6 714

 

EG

7 920

 

TAC

7 920

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zeeduivel

Lophiidae

Zone:

VIIIc, IX en X; CECAF 31.1.1 (EG-wateren)

ANF/8C3411

Spanje

1 629

 

Frankrijk

2

 

Portugal

324

 

EG

1 955

 

TAC

1 955

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

IIIa; IIIbcd (EG-wateren)

HAD/3A/BCD

België

16 (33)

 

Denemarken

2 708 (33)

 

Duitsland

172 (33)

 

Nederland

3 (33)

 

Zweden

320 (33)

 

EG

3 219 (33)

 

TAC

3 360 (33)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

IV; IIa (EG-wateren)

HAD/2AC4.

België

498 (34)

 

Denemarken

3 425 (34)

 

Duitsland

2 180 (34)

 

Frankrijk

3 799 (34)

 

Nederland

374 (34)

 

Zweden

241 (34)

 

Verenigd Koninkrijk

36 466 (34)

 

EG

46 983 (34)

 

Noorwegen

7 657

 

TAC

54 640

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

IV (Noorse wateren)

(HAD/*04N-)

EG

34 948


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62o N.B.

HAD/04-N.

Zweden

707

 

EG

707

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

VIb, XII en XIV

HAD/6B1214

België

10

 

Duitsland

12

 

Frankrijk

509

 

Ierland

363

 

Verenigd Koninkrijk

3 721

 

EG

4 615

 

TAC

4 615

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

EG-wateren van Vb en VIa

HAD/5BC6A.

België

15

 

Duitsland

18

 

Frankrijk

738

 

Ierland

1 037

 

Verenigd Koninkrijk

5 392

 

EG

7 200

 

TAC

7 200

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

VII, VIII, IX en X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

HAD/7/3411

België

128

 

Frankrijk

7 680

 

Ierland

2 560

 

Verenigd Koninkrijk

1 152

 

EG

11 520

 

TAC

11 520

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de opgegeven hoeveelheden

 

VIIa

(HAD/*07A)

België

19

Frankrijk

85

Ierland

511

Verenigd Koninkrijk

564

EG

1 179

Bij melding van de vangsten aan de Commissie, moeten de lidstaten de in VIIa gevangen hoeveelheden apart opgeven. Aan land brengen van schelvis uit sector VIIa is verboden wanneer de totale aanvoer meer dan 1 179 ton bedraagt.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

IIIa

WHG/03A.

Denemarken

1 326 (35)

 

Nederland

5 (35)

 

Zweden

142 (35)

 

EG

1 473 (35)

 

TAC

1 500

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

IV; IIa (EG-wateren)

WHG/2AC4.

België

655 (36)

 

Denemarken

2 833 (36)

 

Duitsland

737 (36)

 

Frankrijk

4 257 (36)

 

Nederland

1 637 (36)

 

Zweden

4 (36)

 

Verenigd Koninkrijk

11 297 (36)

 

EG

21 420 (36)

 

Noorwegen

2 380 (37)

 

TAC

23 800

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 

IV (Noorse wateren)

(WHG/*04N-)

EG

14 512


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

VI; Vb (EG-wateren); Internationale wateren van XII en XIV

WHG/561214

Duitsland

6

 

Frankrijk

124

 

Ierland

305

 

Verenigd Koninkrijk

585

 

EG

1 020

 

TAC

1 020

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

VIIa

WHG/07A.

België

1

 

Frankrijk

13

 

Ierland

213

 

Nederland

0

 

Verenigd Koninkrijk

144

 

EG

371

 

TAC

371

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

VIIbcdefghk

WHG/7X7A.

België

195

 

Frankrijk

11 964

 

Ierland

5 544

 

Nederland

97

 

Verenigd Koninkrijk

2 140

 

EG

19 940

 

TAC

19 940

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

VIII

WHG/08.

Spanje

1 440

 

Frankrijk

2 160

 

EG

3 600

 

TAC

3 600

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting

Merlangius merlangus

Zone:

IX en X; CECAF 31.1.1 (EG-wateren)

WHG/9/3411

Portugal

653

 

EG

653

 

TAC

653

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Wijting en pollak

Merlangius merlangus en Pollachius pollachius

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62o N.B.

W/P/04-N.

Zweden

190

 

EG

190

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

IIIa; IIIb, c en d (EG-wateren)

HKE/3A/BCD

Denemarken

1 463

 

Zweden

125

 

EG

1 588

 

TAC

1 588 (38)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

HKE/2AC4-C

België

26

 

Denemarken

1 070

 

Duitsland

123

 

Frankrijk

237

 

Nederland

61

 

Verenigd Koninkrijk

333

 

EG

1 850

 

TAC

1 850 (39)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

VI en VII; Vb (EG-wateren); Internationale wateren van XII en XIV

HKE/571214

België

272 (40)

 

Spanje

8 708

 

Frankrijk

13 448 (40)

 

Ierland

1 629

 

Nederland

175 (40)

 

Verenigd Koninkrijk

5 309 (40)

 

EG

29 541

 

TAC

29 541 (41)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

VIIIabde

(HKE/*8ABDE)

België

35

Spanje

1 404

Frankrijk

1 404

Ierland

176

Nederland

18

Verenigd Koninkrijk

790

EG

3 828


Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

VIIIabde

HKE/8ABDE.

België

9 (42)

 

Spanje

6 062

 

Frankrijk

13 612

 

Nederland

18 (42)

 

EG

19 701

 

TAC

19 701 (43)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

VI en VII; Vb (EG-wateren); Internationale wateren van XII en XIV

(HKE/*57-14)

België

2

Spanje

1 756

Frankrijk

3 161

Nederland

5

EG

4 924


Soort:

Heek

Merluccius merluccius

Zone:

VIIIc, IX en X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

HKE/8C3411

Spanje

3 922

 

Frankrijk

376

 

Portugal

1 830

 

EG

6 128

 

TAC

6 128

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

IV (Noorse wateren)

WHB/4AB-N.

Denemarken

18 050

 

Verenigd Koninkrijk

950

 

EG

19 000

 

TAC

1 700 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIabde, XII en XIV

WHB/1X14

Denemarken

42 605 (44)  (45)

 

Duitsland

16 565 (44)  (45)

 

Spanje

36 119 (44)  (45)

 

Frankrijk

29 649 (44)  (45)

 

Ierland

32 992 (44)  (45)

 

Nederland

51 951 (44)  (45)

 

Portugal

3 355 (44)  (45)

 

Zweden

10 539 (44)  (45)

 

Verenigd Koninkrijk

55 283 (44)  (45)

 

EG

279 058 (44)  (45)

 

Noorwegen

140 000 (46)  (47)

 

Faeröer

43 500 (48)  (49)

 

TAC

1 700 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

VIIIc, IX en X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

WHB/8C3411

Spanje

37 954 (50)

 

Portugal

9 488 (50)

 

EG

47 442 (50)

 

TAC

1 700 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

EG-wateren in de zones II, IVa, V, VI ten noorden van 56o30'N.B. en VII ten westen van 12oW.L.

WHB/24A567

Noorwegen

272 161 (51)  (52)

 

Faeröer

27 000 (53)  (54)

TAC

1 700 000


Soort:

Tongschar en witje

Microstomus kitt en Glyptocephalus cynoglossus

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

L/W/2AC4-C

België

334

 

Denemarken

921

 

Duitsland

118

 

Frankrijk

252

 

Nederland

767

 

Zweden

10

 

Verenigd Koninkrijk

3 773

 

EG

6 175

 

TAC

6 175

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe leng

Molva dypterigia

Zone:

EG-wateren van de zones IIa, IV, Vb, VI en VII

BLI/2A47-C

EG

Niet relevant (55)

 

Noorwegen

160

TAC

Niet relevant


Soort:

Blauwe leng

Molva dypterigia

Zone:

EG-wateren ten noorden van 56o30'N.B. en VIb

BLI/6AN6B.

Faeröer

200 (56)

 

TAC

Niet relevant


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van zones I en II

LIN/1/2.

Denemarken

10

 

Duitsland

10

 

Frankrijk

10

 

Verenigd Koninkrijk

10

 

Overige (57)

5

 

EG

45

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

IIIa; IIIb, c en d (EG-wateren)

LIN/03.

België

8

 

Denemarken

62

 

Duitsland

8

 

Zweden

24

 

Verenigd Koninkrijk

8

 

EG

109

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

IV (EG-wateren)

LIN/04.

België

20

 

Denemarken

318

 

Duitsland

197

 

Frankrijk

177

 

Nederland

7

 

Zweden

14

 

Verenigd Koninkrijk

2 440

 

EG

3 173

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

V (EG-wateren en internationale wateren)

LIN/05.

België

10

 

Denemarken

7

 

Duitsland

7

 

Frankrijk

7

 

Verenigd Koninkrijk

7

 

EG

38

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van de zones VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV

LIN/6X14.

België

45

 

Denemarken

8

 

Duitsland

163

 

Spanje

3 299

 

Frankrijk

3 518

 

Ierland

882

 

Portugal

8

 

Verenigd Koninkrijk

4 050

 

EG

11 973

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

EG-wateren van de zones IIa, IV, Vb, VI en VII

LIN/2A47-C

EG

Niet relevant (58)

 

Noorwegen

5 780 (59)  (60)

 

Faeröer

250 (61)  (62)

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng

Molva molva

Zone:

IV (Noorse wateren)

LIN/4AB-N.

België

7

 

Denemarken

878

 

Duitsland

25

 

Frankrijk

10

 

Nederland

1

 

Verenigd Koninkrijk

79

 

EG

1 000

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

IIIa; IIIb, c en d (EG-wateren)

NEP/3A/BCD

Denemarken

3 800

 

Duitsland

11

 

Zweden

1 359

 

EG

5 170

 

TAC

5 170

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

NEP/2AC4-C

België

1 368

 

Denemarken

1 368

 

Duitsland

20

 

Frankrijk

40

 

Nederland

704

 

Verenigd Koninkrijk

22 644

 

EG

26 144

 

TAC

26 144

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

IV (Noorse wateren)

NEP/4AB-N.

Denemarken

1 230

 

Duitsland

1

 

UK

69

 

EG

1 300

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

VI; Vb (EG-wateren);

NEP/5BC6.

Spanje

40

 

Frankrijk

161

 

Ierland

269

 

Verenigd Koninkrijk

19 415

 

EG

19 885

 

TAC

19 885

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

VII

NEP/07.

Spanje

1 509

 

Frankrijk

6 116

 

Ierland

9 277

 

Verenigd Koninkrijk

8 251

 

EG

25 153

 

TAC

25 153

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

VIIIabde

NEP/8ABDE.

Spanje

259

 

Frankrijk

4 061

 

EG

4 320

 

TAC

4 320

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

VIIIc

NEP/08C.

Spanje

126

 

Frankrijk

5

 

EG

131

 

TAC

131

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Langoestine

Nephrops norvegicus

Zone:

IX en X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

NEP/9/3411

Spanje

109

 

Portugal

328

 

EG

437

 

TAC

437

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

IIIa

PRA/03A.

Denemarken

4 033

 

Zweden

2 172

 

EG

6 205

 

TAC

11 620

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

PRA/2AC4-C

Denemarken

2 960

 

Nederland

28

 

Zweden

119

 

Verenigd Koninkrijk

877

 

EG

3 984

 

TAC

3 984

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62o N.B.

PRA/04-N.

Denemarken

900

 

Zweden

164 (63)

 

EG

1 064

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Peneide garnalen

Penaeus spp.s

Zone:

wateren van Frans-Guyana (64)

PEN/FGU.

Frankrijk

4 108 (65)

 

EG

4 108 (65)

 

TAC

4 108 (65)

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

Skagerrak (66)

PLE/03AN.

België

51

 

Denemarken

6 617

 

Duitsland

34

 

Nederland

1 273

 

Zweden

355

 

EG

8 330

 

TAC

8 500

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

Kattegat (67)

PLE/03AS.

Denemarken

1 891

 

Duitsland

21

 

Zweden

213

 

EG

2 125

 

TAC

2 125

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

IV; IIa (EG-wateren)

PLE/2AC4.

België

3 024

 

Denemarken

9 829

 

Duitsland

2 835

 

Frankrijk

567

 

Nederland

18 901

 

Verenigd Koninkrijk

13 987

 

EG

49 143

 

Noorwegen

1 118

 

TAC

50 261

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

IV (Noorse wateren)

(PLE/*04N-)

EG

20 165


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VI; Vb (EG-wateren); Internationale wateren van XII en XIV

PLE/561214

Frankrijk

22

 

Ierland

287

 

Verenigd Koninkrijk

477

 

EG

786

 

TAC

786

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIa

PLE/07A.

België

47

 

Frankrijk

21

 

Ierland

1 209

 

Nederland

14

 

Verenigd Koninkrijk

558

 

EG

1 849

 

TAC

1 849

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIbc

PLE/7BC.

Frankrijk

24

 

Ierland

98

 

EG

122

 

TAC

122

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIde

PLE/7DE.

België

826

 

Frankrijk

2 755

 

Verenigd Koninkrijk

1 469

 

EG

5 050

 

TAC

5 050

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIfg

PLE/7FG.

België

58

 

Frankrijk

104

 

Ierland

201

 

Verenigd Koninkrijk

54

 

EG

417

 

TAC

417

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIIhjk

PLE/7HJK.

België

21

 

Frankrijk

42

 

Ierland

148

 

Nederland

84

 

Verenigd Koninkrijk

42

 

EG

337

 

TAC

337

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Zone:

VIII, IX en X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

PLE/8/3411

Spanje

75

 

Frankrijk

298

 

Portugal

75

 

EG

448

 

TAC

448

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Pollak

Pollachius pollachius

Zone:

VI; Vb (EG-wateren); Internationale wateren van XII en XIV

POL/561214

Spanje

6

 

Frankrijk

216

 

Ierland

63

 

Verenigd Koninkrijk

165

 

EG

450

 

TAC

450

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Pollak

Pollachius pollachius

Zone:

VII

POL/07.

België

476

 

Spanje

29

 

Frankrijk

10 959

 

Ierland

1 168

 

Verenigd Koninkrijk

2 668

 

EG

15 300

 

TAC

15 300

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Pollak

Pollachius pollachius

Zone:

VIIIabde

POL/8ABDE.

Spanje

286

 

Frankrijk

1 394

 

EG

1 680

 

TAC

1 680

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Pollak

Pollachius pollachius

Zone:

VIIIc

POL/08C.

Spanje

236

 

Frankrijk

26

 

EG

262

 

TAC

262

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Pollak

Pollachius pollachius

Zone:

IX en X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

POL/9/3411

Spanje

278

 

Portugal

10

 

EG

288

 

TAC

288

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

IIIa en IV; IIa, IIIb, IIIc en IIId (EG-wateren)

POK/2A34.

België

43

 

Denemarken

5 111

 

Duitsland

12 906

 

Frankrijk

30 374

 

Nederland

129

 

Zweden

702

 

Verenigd Koninkrijk

9 895

 

EG

59 160

 

Noorwegen

64 090 (68)

 

TAC

123 250

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

VI; Vb (EG-wateren); EG-wateren en internationale wateren van de zones XII en XIV

POK/561214

Duitsland

798

 

Frankrijk

7 930

 

Ierland

467

 

Verenigd Koninkrijk

3 592

 

EG

12 787

 

TAC

12 787

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

Noorse wateren bezuiden 62o N.B.

POK/04-N.

Zweden

880

 

EG

880

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

VII, VIII, IX en X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

POK/7X1034

België

10

 

Frankrijk

2 132

 

Ierland

1 066

 

Verenigd Koninkrijk

582

 

EG

3 790

 

TAC

3 790

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tarbot en griet

Psetta maxima en Scopthalmus rhombus

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

T/B/2AC4-C

België

317

 

Denemarken

677

 

Duitsland

173

 

Frankrijk

82

 

Nederland

2 401

 

Zweden

5

 

Verenigd Koninkrijk

668

 

EG

4 323

 

TAC

4 323

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roggen

Rajidae

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

SRX/2AC4-C

België

369 (69)

 

Denemarken

14 (69)

 

Duitsland

18 (69)

 

Frankrijk

58 (69)

 

Nederland

314 (69)

 

Verenigd Koninkrijk

1 417 (69)

 

EG

2 190 (69)

 

TAC

2 190

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Groenlandse heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

EG-wateren van IIa en IV; VI (EG-wateren en internationale wateren)

GHL/2A-C46

Denemarken

6

 

Duitsland

10

 

Estland

6

 

Spanje

6

 

Frankrijk

92

 

Ierland

6

 

Litouwen

6

 

Polen

6

 

Verenigd Koninkrijk

361

 

EG

847 (70)

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

IIIa en IV; IIa, IIIb, IIIc en IIId (EG-wateren)

MAC/2A34.

België

372

 

Denemarken

11 509

 

Duitsland

388

 

Frankrijk

1 171

 

Nederland

1 179

 

Zweden

3 966 (71)  (72)

 

Verenigd Koninkrijk

1 092

 

EG

19 677 (71)

 

Noorwegen

10 200 (73)

 

TAC

422 551 (74)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 

IIIa

MAC/*03A

IIIa en IVbc

MAC/*3A4BC

IVb

MAC/*04B

IVc

MAC/*04C

VI; IIa (internationale wateren) van 1 januari tot en met 31 maart 2007

MAC/*2A6

Denemarken

 

4 130

 

 

4 020

Frankrijk

 

490

 

 

 

Nederland

 

490

 

 

 

Zweden

 

 

390

10

 

Verenigd Koninkrijk

 

490

 

 

 

Noorwegen

3 000

 

 

 

 


Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Vb (EG-wateren); IIa (niet-EG-wateren) Internationale wateren van XII en XIV

MAC/2CX1 4-

Duitsland

16 311

 

Spanje

20

 

Estland

135

 

Frankrijk

10 875

 

Ierland

54 369

 

Letland

100

 

Litouwen

100

 

Nederland

23 786

 

Polen

1 148

 

Verenigd Koninkrijk

149 519

 

EG

256 363

 

Noorwegen

10 200 (75)

 

Faeröer

3 955 (76)

 

TAC

422 551 (77)

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

 

IV (EG-wateren)

MAC/*04A-C

Duitsland

4 922

Frankrijk

3 282

Ierland

16 407

Nederland

7 178

Verenigd Koninkrijk

45 120

EG

76 909


Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

VIIIc, IX en X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

MAC/8C3411

Spanje

24 405 (78)

 

Frankrijk

162 (78)

 

Portugal

5 044 (78)

 

EG

29 611

 

TAC

29 611

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

VIIIb

(MAC/*08B.)

Spanje

2 049

Frankrijk

14

Portugal

424


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

IIIa; IIIbcd (EG-wateren)

SOL/3A/BCD

Denemarken

755

 

Duitsland

44

 

Nederland

73

 

Zweden

28

 

EG

900

 

TAC

900

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

SOL/24.

België

1 243

 

Denemarken

568

 

Duitsland

995

 

Frankrijk

249

 

Nederland

11 226

 

Verenigd Koninkrijk

639

 

EG

14 920

 

Noorwegen

100 (79)

 

TAC

15 020

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VI; Vb (EG-wateren); Internationale wateren van XII en XIV

SOL/561214

Ierland

54

 

Verenigd Koninkrijk

14

 

EG

68

 

TAC

68

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIa

SOL/07A.

België

403

 

Frankrijk

5

 

Ierland

99

 

Nederland

128

 

Verenigd Koninkrijk

181

 

EG

816

 

TAC

816

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIbc

SOL/7BC.

Frankrijk

10

 

Ierland

55

 

EG

65

 

TAC

65

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIId

SOL/07D.

België

1 675

 

Frankrijk

3 349

 

Verenigd Koninkrijk

1 196

 

EG

6 220

 

TAC

6 220

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIe

SOL/07E.

België

32

 

Frankrijk

339

 

Verenigd Koninkrijk

529

 

EG

900

 

TAC

900

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIfg

SOL/7FG.

België

558

 

Frankrijk

56

 

Ierland

28

 

Verenigd Koninkrijk

251

 

EG

893

 

TAC

893

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIhjk

SOL/7HJK.

België

54

 

Frankrijk

108

 

Ierland

293

 

Nederland

87

 

Verenigd Koninkrijk

108

 

EG

650

 

TAC

650

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tong

Solea solea

Zone:

VIIIab

SOL/8AB.

België

56

 

Spanje

10

 

Frankrijk

4 162

 

Nederland

312

 

EG

4 540

 

TAC

4 540

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Tongen

Solea spp.

Zone:

VIIIc, VIIId, VIIIe, IX, X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

SOX/8CDE34

Spanje

458

 

Portugal

758

 

EG

1 216

 

TAC

1 216

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Zone:

IIIa

SPR/03A.

Denemarken

34 843

 

Duitsland

73

 

Zweden

13 184

 

EG

48 100

 

TAC

52 000

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

SPR/2AC4-C

België

1 685

 

Denemarken

133 396

 

Duitsland

1 685

 

Frankrijk

1 685

 

Nederland

1 685

 

Zweden

1 330 (80)

 

Verenigd Koninkrijk

5 562

 

EG

147 028

 

Noorwegen

18 812 (81)

 

Faeröer

9 160 (82)  (83)  (84)

 

TAC

175 000 (85)

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Zone:

VIIde

SPR/7DE.

België

31

 

Denemarken

1 997

 

Duitsland

31

 

Frankrijk

430

 

Nederland

430

 

Verenigd Koninkrijk

3 226

 

EG

6 144

 

TAC

6 144

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Doornhaai

Squalus acanthias

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

DGS/2AC4-C

België

13 (86)

 

Denemarken

77 (86)

 

Duitsland

14 (86)

 

Frankrijk

25 (86)

 

Nederland

21 (86)

 

Zweden

1 (86)

 

Verenigd Koninkrijk

640 (86)

 

EG

791 (86)

 

Noorwegen

50 (87)

 

TAC

841

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Doornhaai

Squalus acanthias

Zone:

IIIa; EG-wateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV

DGS/135X14

EG

2 828

 

TAC

2 828

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp

Zone:

EG-wateren van IIa en IV

JAX/2AC4-C

België

64

 

Denemarken

27 802

 

Duitsland

2 096

 

Frankrijk

44

 

Ierland

1 613

 

Nederland

4 510

 

Zweden

750

 

Verenigd Koninkrijk

4 104

 

EG

40 983

 

Noorwegen

1 600 (88)

 

Faeröer

606 (89)

 

TAC

42 727

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Zone:

VI, VII en VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Vb (EG-wateren); Internationale wateren van XII en XIV

JAX/578/14

Denemarken

12 296

 

Duitsland

9 828

 

Spanje

13 422

 

Frankrijk

6 494

 

Ierland

31 996

 

Nederland

46 891

 

Portugal

1 299

 

Verenigd Koninkrijk

13 292

 

EG

135 518

 

Faeröer

1 944 (90)

 

TAC

137 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Zone:

VIIIc en IX

JAX/8C9.

Spanje

29 587 (91)

 

Frankrijk

377 (91)

 

Portugal

25 036 (91)

 

EG

55 000

 

TAC

55 000

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Zone:

X; CECAF (EG-wateren) (92)

JAX/X34PRT

Portugal

3 200 (93)

 

EG

3 200

 

TAC

3 200

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Zone:

CECAF (EG-wateren) (94)

JAX/341PRT

Portugal

1 280 (95)

 

EG

1 280

 

TAC

1 280

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Horsmakrelen

Trachurus spp.

Zone:

CECAF (EG-wateren) (96)

JAX/341SPN

Spanje

1 280

 

EG

1 280

 

TAC

1 280

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kever

Trisopterus esmarki

Zone:

IIIa; EG-wateren van IIa en IV

NOP/2A3A4.

Denemarken

0

 

Duitsland

0

 

Nederland

0

 

EG

0

 

Noorwegen

1 000 (97)  (98)

 

TAC

Niet relevant

Analytische TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kever

Trisopterus esmarki

Zone:

IV (Noorse wateren)

NOP/4AB-N.

Denemarken

4 750 (99)  (100)

 

Verenigd Koninkrijk

250 (99)  (100)

 

EG

5 000 (99)  (100)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Industrievisserij

Zone:

IV (Noorse wateren)

I/F/4AB-N.

Zweden

800 (101)  (102)

 

EG

800

TAC

Niet relevant


Soort:

Gecombineerde quota

Zone:

EG-wateren van de zones Vb, VI en VII

R/G/5B67-C

EG

Niet relevant

 

Noorwegen

140 (103)

TAC

Niet relevant


Soort:

Andere soorten

Zone:

IV (Noorse wateren)

OTH/4AB-N.

België

38

 

Denemarken

3 500

 

Duitsland

395

 

Frankrijk

162

 

Nederland

280

 

Zweden

Niet relevant (104)

 

Verenigd Koninkrijk

2 625

 

EG

7 000 (105)

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Andere soorten

Zone:

EG-wateren van IIa, IV en VIa benoorden 56o30'N.B.

OTH/2A46AN

EG

Niet relevant

 

Noorwegen

4 720 (106)  (107)

Faeröer

150 (108)

TAC

Niet relevant


(1)  Quota voor experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering. De Comissie zal bepalen welke voorschriften voor het vangen van deze quota gelden. De quota mogen pas worden gevangen als de voorschriften bepaald zijn. Ongebruikte quota van de experimentele visserij mogen worden overgedragen naar de commerciële visserij indien de desbetreffende quota worden vastgesteld.

(2)  Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.

(3)  Behalve Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.

(4)  Te vangen in de Noordzee.

(5)  Quota voor experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering. De Comissie zal bepalen welke voorschriften voor het vangen van deze quota gelden. De quota mogen pas worden gevangen als de voorschriften bepaald zijn. Ongebruikte quota van de experimentele visserij mogen worden overgedragen naar de commerciële visserij indien de desbetreffende quota worden vastgesteld.

(6)  Vermeld in Verordening (EG) nr. 2015/2006.

(7)  Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25 % per vaartuig in de zones Vb, VI en VII is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in de zones Vb, VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan 3 000 ton.

(8)  Inclusief leng. De quota voor Noorwegen zijn 5 780 ton leng; en 3 400 ton torsk. Deze quota mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden en de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in de zones Vb, VI en VII worden gevangen.

(9)  Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

(10)  Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

(11)  Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

(12)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.

(13)  Te vangen in het Skagerrak. In het westen begrensd door een lijn van de vuurtoren van Hanstholm naar die van Lindesnes, en in het zuiden door een lijn van de vuurtoren Tistlarna en vandaar naar het dichtstbij gelegen punt op de Zweedse kust.

(14)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanvoer van haring aan de Commissie melden, uitgesplitst naar de ICES-zones IVa en IVb.

(15)  Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

Noorse wateren bezuiden

62o N.B. (HER/*04N-)

EG

50 000

(16)  Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

(17)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.

(18)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm.

(19)  Aanvoer van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.

(20)  Uitgezonderd Blackwater-bestand: het gaat om het haringbestand van het zeegebied van de Theemsmonding in een gebied dat wordt begrensd door een lijn die rechtwijzend zuid gaat vanaf Landguard Point (51o56' N.B., 1o19,1' O.L.) tot 51o33' N.B. en vandaar rechtwijzend west naar een punt op de kust van het Verenigd Koninkrijk.

(21)  Tot 50 % van dit quotum mag worden overgedragen naar zone IVb. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld. (HER*04B).

(22)  Bedoeld is het haringbestand in ICES-zone VI a, benoorden 56o00' N.B., en in het gedeelte van VIa ten oosten van 07o00' W.L. en benoorden 55o00' N.B., met uitzondering van de Clyde.

(23)  Mag enkel worden gevangen in ICES-zoneVI a benoorden 56o30' N.B.

(24)  Bedoeld is het haringbestand in ICES-zone VI a, ten zuiden van 56o00' N.B. en ten westen van 07o00' W.L..

(25)  Clyde-bestand: haringbestand in het zeegebied ten noordoosten van een lijn tussen Mull of Kintyre en Corsewall Point.

(26)  Zone VIIa wordt verminderd met het gebied dat is toegevoegd aan ICES zones VIIg, VIIh, VIIj en VIIk begrensd:

in het noorden, door de breedtegraad op 52o30' noorderbreedte,

in het zuiden door de breedtegraad op 52o00' N.B.,

in het westen door de kust van Ierland,

in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk.

(27)  Deze zone wordt uitgebreid met de zone die wordt begrensd:

in het noorden door 52o 30'N.B.,

in het zuiden door 52o 00'N.B.,

in het westen door de kust van Ierland,

in het oosten door de kust van het Verenigd Koninkrijk.

(28)  Om informatie te verzamelen over de toestand van het bestand, mogen na overleg met het WTECV en onder toezicht van de Commissie van 15 april tot 15 juni 2007 ten hoogste 10 % van de Franse en Spaanse visserij-inspanning (20 Spaanse en 8 Franse vaartuigen) zone VIII bevaren voor experimentele visserij met wetenschappelijke waarnemers aan boord.

De betrokken lidstaten sturen om de twee weken hun vangstverslagen naar de Commissie. De Commissie schort de experimentele visserij zodra er voldoende gegevens zijn verzameld. Daarna stelt de Commissie in voorkomend geval het in artikel 5, lid 5, van deze verordening bedoelde besluit vast op basis van een advies van het WTECV.

(29)  Gebied als omschreven in artikel 3, e), van deze verordening.

(30)  Gebied als omschreven in artikel 3, f), van deze verordening.

(31)  Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken ICES-zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 

IV (Noorse wateren)

(COD/*04N-)

EG

14 397

(32)  Hiervan mag tot 5 % in de ICES-zones VIIIa, b, d en e worden gevangen (ANF/*8ABDE).

(33)  Indien de kevervisserij wordt heropend, kunnen deze quota na aftrek van een passende hoeveelheid voor industriële bijvangsten opnieuw worden bezien.

(34)  Indien de kevervisserij wordt heropend, kunnen deze quota na aftrek van een passende hoeveelheid voor industriële bijvangsten opnieuw worden bezien.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

IV (Noorse wateren)

(HAD/*04N-)

EG

34 948

(35)  Indien de kevervisserij wordt heropend, kunnen deze quota na aftrek van een passende hoeveelheid voor industriële bijvangsten opnieuw worden bezien.

(36)  Indien de kevervisserij wordt heropend, kunnen deze quota na aftrek van een passende hoeveelheid voor industriële bijvangsten opnieuw worden bezien.

(37)  Mag in EG-wateren worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 

IV (Noorse wateren)

(WHG/*04N-)

EG

14 512

(38)  Binnen een globale TAC van 52 680 ton voor het noordelijke heekbestand.

(39)  Binnen een globale TAC van 52 680 ton voor het noordelijke heekbestand.

(40)  Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar Zone IV en zone IIa (EG-wateren). Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.

(41)  Binnen een globale TAC van 52 680 ton voor het noordelijke heekbestand.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

VIIIabde

(HKE/*8ABDE)

België

35

Spanje

1 404

Frankrijk

1 404

Ierland

176

Nederland

18

Verenigd Koninkrijk

790

EG

3 828

(42)  Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar Zone IV en zone IIa (EG-wateren). Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.

(43)  Binnen een globale TAC van 52 680 ton voor het noordelijke heekbestand.

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

VI en VII; Vb (EG-wateren); Internationale wateren van XII en XIV

(HKE/*57-14)

België

2

Spanje

1 756

Frankrijk

3 161

Nederland

5

EG

4 924

(44)  Waarvan tot 61 % mag worden vervangen in de Noorse Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM1).

(45)  Waarvan tot 9,7 % mag worden gevangen in Faeroëse wateren (WHB/*05B-F).

(46)  Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones II, IVa, VIa ten noorden van 56o30'N.B., VIb en VII ten westen van 12oW.L. (WHB/*8CX34). In zone IVa mag niet meer dan 40 000 ton worden gevangen.

(47)  Waarvan tot 500 ton mag bestaan uit zilvervis (Argentina spp.).

(48)  Vangsten van blauwe wijting mogen onvermijdelijke vangsten van zilvervis (Argentina spp.) bevatten.

(49)  Mag worden gevangen in de EG-wateren in de zones II, IVa, V, VIa ten noorden van 56o30'NB, VIb, VII ten westen van 12oWL. In zone VIa mag ten hoogste 10 875 ton worden gevangen.

(50)  Waarvan tot 61 % mag worden vervangen in de Noorse Exclusieve Economische Zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM2).

(51)  In mindering te brengen op de Noorse vangstbeperkingen die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.

(52)  In zone VIa mag ten hoogste 68 040 ton worden gevangen.

(53)  In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van de Faeröer die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.

(54)  Mag ook in zone VIb worden gevangen. In zone IV mag ten hoogste 6 750 ton worden gevangen.

(55)  Vermeld in Verordening (EG) nr. 2015/2006.

(56)  Te vangen met de trawl: bijvangsten van grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht.

(57)  Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.

(58)  Vermeld in Verordening (EG) nr. 2015/2006.

(59)  Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25 % per vaartuig in de deelgebieden VI en VII is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in de deelgebieden VI en VII mogen echter niet meer bedragen dan 3 000 ton.

(60)  Inclusief torsk. De quota voor Noorwegen zijn 5 780 ton leng; en pm ton torsk. Deze quota mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden en de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in sector Vb en in de zones Vb, VI en VII worden gevangen.

(61)  Inclusief blauwe leng en torsk. In zones VIb en VIa benoorden 56o30' N.B. mogen deze soorten slechts worden gevangen met beuglijnen.

(62)  Waarvan in bijvangsten van andere soorten tot pm % per vaartuig in ICES-zones VIa en VIb is toegestaan. Dit percentage mag worden overschreden in de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond. De totale bijvangsten van andere soorten in deelgebied VI mogen echter niet meer bedragen dan 75 ton.

(63)  Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

(64)  Gebied als omschreven in artikel 14, lid 3, van deze verordening.

(65)  Vissen op garnalen van de soort Penaeus subtilis en Penaeus brasiliensis is verboden in wateren met een diepte van minder dan 30 m.

(66)  Gebied als omschreven in artikel 3, e), van deze verordening.

(67)  Gebied als omschreven in artikel 3, f), van deze verordening.

(68)  Mag enkel in deelgebieden IV (EG-wateren) en IIIa worden gevist. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.

(69)  Bijvangstquotum. Deze soorten maken niet meer uit dan 25 % levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten.

(70)  Waarvan 350 ton wordt toegewezen aan Noorwegen. Deze hoeveelheid moet worden gevangen in EG-wateren in ICES-zones IIa en VI. In ICES-zone VI mag deze hoeveelheid alleen met beuglijnen worden gevist.

(71)  Waarvan 242 ton te vangen in Noorse wateren ten zuiden van 62oN.B. (MAC/*04-N).

(72)  Bij het vissen in Noorse wateren wordt bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

(73)  Af te trekken van het Noorse TAC-aandeel („access quota”). Dit quotum mag enkel in sector IVa worden gevangen, behalve 3 000 ton die mag worden gevangen in zone IIIa.

(74)  TAC overeengekomen door de Gemeenschap, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijk gebied.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen:

 

IIIa

MAC/*03A

IIIa en IVbc

MAC/*3A4BC

IVb

MAC/*04B

IVc

MAC/*04C

VI; IIa (internationale wateren) van 1 januari tot en met 31 maart 2007

MAC/*2A6

Denemarken

 

4 130

 

 

4 020

Frankrijk

 

490

 

 

 

Nederland

 

490

 

 

 

Zweden

 

 

390

10

 

Verenigd Koninkrijk

 

490

 

 

 

Noorwegen

3 000

 

 

 

 

(75)  Mag enkel worden gevangen in de sectoren IIa, IVa, VIa (benoorden 56o30' N.B.), en VIIdefh.

(76)  Waarvan 1 193 ton mag worden gevangen in sector IVa benoorden 59o N.B. (EG-wateren) van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december. 3 290 ton van het eigen quotum van de Faeröer mag het gehele jaar worden gevangen in ICES-zone VIa (benoorden 56o30' N.B.), en/of in ICES-zone VIIefh en/of in ICES-zone IVa.

(77)  TAC overeengekomen door de Gemeenschap, Noorwegen en de Faeröer voor het noordelijk gebied.

Bijzondere voorwaarden:

In de betrokken zones mogen, binnen de limieten van bovenstaande quota, niet meer dan de opgegeven hoeveelheden worden gevangen, en uitsluitend van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 oktober tot en met 31 december.

 

IV (EG-wateren)

MAC/*04A-C

Duitsland

4 922

Frankrijk

3 282

Ierland

16 407

Nederland

7 178

Verenigd Koninkrijk

45 120

EG

76 909

(78)  De hoeveelheden die met andere lidstaten worden geruild, mogen in ICES-zone VIIIabd worden gevangen, tot een maximum van 25 % van het quotum van de gevende lidstaat (MAC/*8ABD.).

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

 

VIIIb

(MAC/*08B.)

Spanje

2 049

Frankrijk

14

Portugal

424

(79)  Mag in EG-wateren worden gevist.

(80)  Met inbegrip van zandspiering.

(81)  Mag enkel in ICES-zone IV (EG-wateren) worden gevist.

(82)  Deze hoeveelheid mag worden gevangen in ICES-zone IV en in zone VIa benoorden 56o30'N.B. Bijvangst van blauwe wijting wordt in mindering gebracht op het quotum wijting voor ICES-zones VIa, VIb en VII.

(83)  Waarvan 1 832 ton haring gevangen met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm. Als het quotum van 1 832 ton haring is opgebruikt, zijn alle visserijactiviteiten met een maaswijdte kleiner dan 32 mm verboden.

(84)  Vangsten onder toezicht, overeenkomend met 2 % van de visserij-inspanning die door de lidstaten wordt geleverd; tot maximaal 2 500 ton kan worden gevangen als zandspiering.

(85)  Voorlopige TAC. De definitieve TAC zal in het licht van nieuw wetenschappelijk advies in de eerste helft van 2007 worden vastgesteld.

(86)  Bijvangstquotum. Deze soorten maken niet meer uit dan 5 % levend gewicht van de totale aan boord gehouden vangsten.

(87)  Met inbegrip van beuglijnvangsten van ruwe haai (Galeorhinus galeus), zwartehaai (Dalatias licha), vogelbekhondshaai (Deania calceus), donkere doornhaai (Centrophorus squamosus), grote lantaarnhaai (Etmopterus princeps), gladde lantaarnhaai (Etmopterus spinax) en Portugese hondshaai (Centroscymnus coelolepis). Mag enkel in zones IV, VI en VII worden gevist.

(88)  Mag enkel in ICES-zone IV (EG-wateren) worden gevist.

(89)  Binnen een totaal quotum van 2 550 ton voor deelgebied IV en sectoren VIa (benoorden 56o30'N.B.) en VIIe, f,h.

(90)  Binnen een totaal quotum van 2 550 ton voor deelgebied IV en sectoren VIa (benoorden 56o30'N.B.) en VIIe, f,h.

(91)  Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

(92)  Wateren grenzend aan de Azoren.

(93)  Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

(94)  Wateren grenzend aan Madeira.

(95)  Waarvan niet meer dan 5 % mag bestaan uit horsmakreel van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op deze hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,2.

(96)  Wateren grenzend aan de Canarische eilanden.

(97)  Mag worden gevangen in sector VI a benoorden 56o30' N.B..

(98)  Enkel als bijvangst.

(99)  Inclusief onvermijdelijke bijvangst van horsmakreel.

(100)  Enkel als bijvangst.

(101)  Bijvangst van kabeljauw, schelvis, pollak, wijting en koolvis wordt in mindering gebracht op de quota voor die soorten.

(102)  Waarvan tot 400 ton mag bestaan uit horsmakreel.

(103)  Enkel met beuglijnen te vangen; met inbegrip van coelorhynchus rhumchus coelo, Mora-mora en gaffelkabeljauw.

(104)  Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor andere soorten.

(105)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen; uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg.

(106)  Beperkt tot ICES-zones IIa en IV.

(107)  Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen; uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg.

(108)  In de gebieden IV en VIa beperkt tot bijvangsten van morene.

BIJLAGE IB

NOORDOOSTELIJKE ALTALTISCHE OCEAAN EN GROENLAND

ICES-zones I, II, V, XII, XIV en NAFO 0 en 1 (wateren van Groenland)

Soort:

Sneeuwkrab

Chionoecetes spp.

Zone:

NAFO 0 en 1 (wateren van Groenland)

PCR/N01GRN

Ierland

62

 

Spanje

437

 

EG

500

 

TAC

Niet relevant

Voorzorgs-TACArtikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Zone:

EG-wateren en internationale wateren van zones I en II

HER/1/2.

België

25 (1)

 

Denemarken

23 984 (1)

 

Duitsland

4 200 (1)

 

Spanje

79 (1)

 

Frankrijk

1 035 (1)

 

Ierland

6 209 (1)

 

Nederland

8 583 (1)

 

Polen

1 214 (1)

 

Portugal

79 (1)

 

Finland

371 (1)

 

Zweden

8 888 (1)

 

Verenigd Koninkrijk

15 333 (1)

 

EG

70 000 (1)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

I en II (Noorse wateren)

COD/1N2AB.

Duitsland

2 051

 

Griekenland

254

 

Spanje

2 288

 

Ierland

254

 

Frankrijk

1 883

 

Portugal

2 288

 

Verenigd Koninkrijk

7 956

 

EG

16 974

 

TAC

410 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

NAFO 0 en 1 (wateren van Groenland) (2); V en XIV (wateren van Groenland) (2)

COD/N01514

Duitsland

818 (3)

 

Verenigd Koninkrijk

182 (3)

 

EG

1 000 (3)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

I en IIb

COD/1/2B.

Duitsland

2 710

 

Spanje

7 006

 

Frankrijk

1 156

 

Polen

1 271

 

Portugal

1 479

 

Verenigd Koninkrijk

1 735

 

Alle lidstaten

100 (4)

 

EG

15 457 (5)

 

TAC

410 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Kabeljauw en schelvis

Gadus morhua en Melanogrammus aeglefinus

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

C/H/05B-F.

Duitsland

10

 

Frankrijk

60

 

Verenigd Koninkrijk

430

 

EG

500

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

Zone:

V en XIV (wateren van Groenland)

HAL/514GRN

Portugal

1 000 (6)

 

EG

1 200 (7)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

Zone:

NAFO 0 en 1 (wateren van Groenland)

HAL/N01GRN

EG

200 (8)

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Lodde

Mallotus villosus

Zone:

IIb

CAP/02B.

EG

0

 

TAC

0

 


Soort:

Lodde

Mallotus villosus

Zone:

V en XIV (wateren van Groenland)

CAP/514GRN

Alle lidstaten

0

 

EG

0

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Zone:

I en II (Noorse wateren)

HAD/1N2AB.

Duitsland

642

 

Frankrijk

386

 

Verenigd Koninkrijk

1 972

 

EG

3 000

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

II (Noorse wateren)

WHB/1N2AB.

Duitsland

500

 

Frankrijk

500

 

EG

1 000

 

TAC

1 700 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Zone:

Wateren van Faroër

WHB/2X12-F

Denemarken

7 920

 

Duitsland

540

 

Frankrijk

864

 

Nederland

756

 

Verenigd Koninkrijk

7 920

 

EG

18 000

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Leng en Blauwe leng

Molva molva en Molva dypterigia

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

B/L/05B-F.

Duitsland

950 (9)

 

Frankrijk

2 106 (9)

 

Verenigd Koninkrijk

184 (9)

 

EG

3 065 (9)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

V en XIV (wateren van Groenland)

PRA/514GRN

Denemarken

1 300

 

Frankrijk

1 300

 

EG

7 000 (10)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

NAFO 0 en 1 (wateren van Groenland)

PRA/N01GRN

Denemarken

2 000

 

Frankrijk

2 000

 

EG

4 000

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

I en II (Noorse wateren)

POK/1N2AB.

Duitsland

3 160

 

Frankrijk

508

 

Verenigd Koninkrijk

282

 

EG

3 950

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

I en II (internationale wateren)

POK/1/2INT.

EG

0

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Koolvis

Pollachius virens

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

POK/05B-F.

België

54

 

Duitsland

334

 

Frankrijk

1 630

 

Nederland

54

 

Verenigd Koninkrijk

626

 

EG

2 700

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Groenlandse heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

I en II (Noorse wateren)

GHL/1N2AB.

Duitsland

37

 

Verenigd Koninkrijk

37

 

EG

75

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Groenlandse heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

I en II (internationale wateren)

GHL/1/2INT.

EG

0

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Groenlandse heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

V en XIV (wateren van Groenland)

GHL/514GRN

Duitsland

6 294

 

Verenigd Koninkrijk

331

 

EG

7 500 (11)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Groenlandse heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

NAFO 0 en 1 (wateren van Groenland)

GHL/N01GRN

Duitsland

1 550

 

EG

2 500 (12)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

IIa (Noorse wateren)

MAC/02A-N.

Denemarken

10 200 (13)

 

EG

10 200 (13)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Makreel

Scomber scombrus

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

MAC/05B-F.

Denemarken

3 290 (14)

 

EG

3 290

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

V (EG-wateren en internationale wateren); internationale wateren van XII en XIV (15)

RED/51214.

Estland

210 (15)  (16)

 

Duitsland

4 266 (15)  (16)

 

Spanje

749 (15)  (16)

 

Frankrijk

398 (15)  (16)

 

Ierland

1 (15)  (16)

 

Letland

76 (15)  (16)

 

Nederland

2 (15)  (16)

 

Polen

384 (15)  (16)

 

Portugal

896 (15)  (16)

 

Verenigd Koninkrijk

10 (15)  (16)

 

EG

6 992 (16)

 

TAC

46 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

I en II (Noorse wateren)

RED/1N2AB.

Duitsland

766 (17)

 

Spanje

95 (17)

 

Frankrijk

84 (17)

 

Portugal

405 (17)

 

Verenigd Koninkrijk

150 (17)

 

EG

1 500 (17)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

V en XIV (wateren van Groenland)

RED/514GRN

Duitsland

5 977

 

Frankrijk

30

 

Verenigd Koninkrijk

42

 

EG

9 750 (18)  (19)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

Va (IJslandse wateren)

RED/05A-IS

België

0 (20)  (21)  (22)

 

Duitsland

0 (20)  (21)  (22)

 

Frankrijk

0 (20)  (21)  (22)

 

Verenigd Koninkrijk

0 (20)  (21)  (22)

 

EG

0 (20)  (21)  (22)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

RED/05B-F.

België

16

 

Duitsland

2 083

 

Frankrijk

141

 

Verenigd Koninkrijk

24

 

EG

2 265

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Bijvangsten

Zone:

NAFO 0 en 1 (wateren van Groenland)

XBC/N01GRN

EG

2 600 (23)  (24)

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Andere soorten (25)

Zone:

I en II (Noorse wateren)

OTH/1N2AB.

Duitsland

150 (25)

 

Frankrijk

60 (25)

 

Verenigd Koninkrijk

240 (25)

 

EG

450 (25)

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Andere soorten (26)

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

OTH/05B-F.

Duitsland

305

 

Frankrijk

275

 

Verenigd Koninkrijk

180

 

EG

760

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Platvis

Zone:

Vb (Faeröer-wateren)

FLX/05B-F.

Duitsland

54

 

Frankrijk

42

 

Verenigd Koninkrijk

204

 

EG

300

 

TAC

Niet relevant

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


(1)  Voorlopige quota waarmee niet wordt vooruitgelopen op de door de betrokken kuststaten vast te stellen TAC. In overeenstemming met de kuststaten worden de definitieve quota door de Commissie vastgesteld.

(2)  Bezuiden 63oN.B.

(3)  Mag enkel worden gevist vanaf 1 juni. In de periode van 1 juni tot 1 oktober mag het quotum enkel worden gevist met vaartuigen voor de visserij met de beug. Vanaf 1 oktober mogen zowel trawlers als vaartuigen voor de visserij met de boog worden gebruikt.

(4)  Uitgezonderd Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.

(5)  De toewijzing van het aandeel van het beschikbare kabeljauwbestand aan de Gemeenschap in de zone Spitsbergen en Bereneiland laat de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.

(6)  Moet worden gevist door niet meer dan 6 communautaire vaartuigen voor de visserij met de beug op demersale soorten die Atlantische heilbot vangen. Vangsten van aanverwante soorten worden op dit quotum in mindering gebracht. Nadere voorschriften kunnen in 2007 worden ingevoerdd op basis van een in het kader van de gemengde commissie genomen gezamenlijk besluit.

(7)  Waarvan 200 ton, uitsluitend met beuglijnen te vangen, aan Noorwegen is toegewezen.

(8)  Toegewezen aan Noorwegen; mogen alleen met beuglijnen worden gevist.

(9)  Bijvangsten van maximaal 1 080 ton grenadiervis en haarstaartvis worden op dit quotum in mindering gebracht.

(10)  Waarvan 3 250 ton is toegewezen aan Noorwegen en 1 150 ton aan de Faeröer.

(11)  Waarvan 800 ton is toegewezen aan Noorwegen en 75 ton aan de Faeröer.

(12)  Waarvan 800 ton is toegewezen aan Noorwegen en 150 ton aan de Faeröer.

(13)  Mag ook worden gevangen in IV (Noorse wateren) en in IIa (internationale wateren) (MAC/*4N-2A).

(14)  Mag in IVa (EG-wateren) worden gevangen (MAC/*04A).

(15)  Ten hoogste 65 % van het quotum mag voor 15 juli 2007 worden gevangen.

(16)  Mag worden gevangen in deelgebied 2 en sectoren IF en 3K van het gereglementeerde gebied van de NAFO, maar zal in mindering worden gebracht op de quota voor V, XII en XIV binnen een totaal quotum van 11 537 ton (RED/*N1F3K).

(17)  Enkel als bijvangst.

(18)  Mag alleen met pelagische trawl worden gevangen. Mogen ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen. De quota mogen in het gereglementeerde NEAFC-gebied worden gevangen mits de Groenlandse voorwaarden voor vangstreportage vervuld zijn.

(19)  Waarvan 3 500 ton, uitsluitend met pelagische trawls te vangen, aan Noorwegen is toegewezen; 200 ton wordt aan de Faroër toegewezen.

(20)  Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw niet toegestaan).

(21)  Te vissen tussen juli en december.

(22)  Voorlopige quota, in afwachting van de uitkomst van het visserijoverleg met IJsland voor 2007.

(23)  Bijvangsten worden gedefinieerd als vangsten van andere soorten dan de in de vergunning vermelde doelsoorten van het vaartuig. Mogen ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen.

(24)  Waarvan 120 ton grenadiervis aan Noorwegen wordt toegewezen.

(25)  Enkel als bijvangst.

(26)  Exclusief soorten zonder handelswaarde.

BIJLAGE IC

NOORDWESTELIJKE ATLANTISCHE OCEAAN

NAFO-gebied

Alle TAC's en visserijvoorschriften zijn vastgesteld in het kader van de NAFO.

Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

NAFO 2J3KL

COD/N2J3KL

EG

0 (1)

 

TAC

0 (1)


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

NAFO 3NO

COD/N3NO.

EG

0 (2)

 

TAC

0 (2)


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Zone:

NAFO 3M

COD/N3M.

EG

0 (3)

 

TAC

0 (3)


Soort:

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

Zone:

NAFO 2J3KL

WIT/N2J3KL

EG

0 (4)

 

TAC

0 (4)


Soort:

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

Zone:

NAFO 3NO

WIT/N3NO.

EG

0 (5)

 

TAC

0 (5)


Soort:

Lange schol

Hippoglossoides platessoides

Zone:

NAFO 3M

PLA/N3M.

EG

0 (6)

 

TAC

0 (6)


Soort:

Lange schol

Hippoglossoides platessoides

Zone:

NAFO 3LNO

PLA/3LNO.

EG

0 (7)

 

TAC

0 (7)


Soort:

Kortvinnige pijlinktvis

Illex illecebrosus

Zone:

NAFO-deelgebieden 3 en 4

SQI/N34.

Estland

128 (8)

 

Letland

128 (8)

 

Litouwen

128 (8)

 

Polen

227 (8)

 

EG

 (8)  (9)

 

TAC

34 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Geelstaartschar

Limanda ferruginea

Zone:

NAFO 3LNO

YEL/N3LNO.

EG

0 (10)  (11)

 

TAC

15 500


Soort:

Lodde

Mallotus villosus

Zone:

NAFO 3NO

CAP/N3NO.

EG

0 (12)

 

TAC

0 (12)


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

NAFO 3L (13)

PRA/N3L.

Estland

245 (14)

 

Letland

245 (14)

 

Litouwen

245 (14)

 

Polen

245 (14)

 

EG

245 (14)  (15)

 

TAC

22 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Zone:

NAFO 3M (16)

PRA/N3M.

TAC

Niet van toepassing (17)

 


Soort:

Groenlandse heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Zone:

NAFO 3LMNO

GHL/N3LMNO

Estland

321,3

 

Duitsland

328

 

Letland

45,1

 

Litouwen

22,6

 

Spanje

4 396,5

 

Portugal

1 837,5

 

EG

6 951

 

TAC

11 856

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roggen

Rajidae

Zone:

NAFO 3LNO

SRX/N3LNO.

Spanje

6 561

 

Portugal

1 274

 

Estland

546

 

Litouwen

119

 

EG

8 500

 

TAC

13 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

NAFO 3LN

RED/N3LN.

EG

0 (18)

 

TAC

0 (18)


Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

NAFO 3M

RED/N3M.

Estland

1 571 (19)

 

Duitsland

513 (19)

 

Spanje

233 (19)

 

Letland

1 571 (19)

 

Litouwen

1 571 (19)

 

Portugal

2 354 (19)

 

EG

7 813 (19)

 

TAC

5 000 (19)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

NAFO 3O

RED/N3O.

Spanje

1 771

 

Portugal

5 229

 

EG

7 000

 

TAC

20 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Roodbaars

Sebastes spp.

Zone:

NAFO deelgebied 2, sectoren IF en 3K

RED/N1F3K.

Letland

364

 

Litouwen

3 019

 

TAC

3 383

 


Soort:

Witte heek

Urophycis tenuis

Zone:

NAFO 3NO

HKW/N3NO.

Spanje

2 165

 

Portugal

2 835

 

EG

5 000

 

TAC

8 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


(1)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in de artikelen 31, 32 en 33.

(2)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in de artikelen 31, 32 en 33.

(3)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in de artikelen 31, 32 en 33.

(4)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in de artikelen 31, 32 en 33.

(5)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in de artikelen 31, 32 en 33.

(6)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in de artikelen 31, 32 en 33.

(7)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in de artikelen 31, 32 en 33.

(8)  Te vissen tussen 1 juli en 31 december.

(9)  Aandeel van de Gemeenschap niet nader bepaald; Canada en de lidstaten van de Gemeenschap met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen, kunnen samen beschikken over 29 467 ton.

(10)  Ondanks het feit dat de Gemeenschap toegang heeft tot een gedeeld quotum van 79 ton, is besloten dit quotum terug te brengen tot 0. Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in de artikelen 31, 32 en 33.

(11)  Vangsten van vaartuigen binnen deze quota worden aan de vlaggenlidstaat gemeld en iedere 48 uur via de Commissie aan het secretariaat van de NAFO overgemaakt.

(12)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in de artikelen 31, 32 en 33.

(13)  Met uitzondering van het vak dat wordt begrensd door de volgende coördinaten:

Punt nr.

Breedtegraad (N.B.)

Lengtegraad (W.L.)

1

47o20'0

46o40'0

2

47o20'0

46o30'0

3

46o00'0

46o30'0

4

46o00'0

46o40'0

(14)  Mag worden gevist tussen 1 januari en 31 maart en tussen 1 juli en 31 december.

(15)  Alle lidstaten met uitzondering van Estland, Letland, Litouwen en Polen.

(16)  De vaartuigen mogen ook op dit bestand vissen in sector 3L, in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:

Punt nr.

Breedtegraad (N.B.)

Lengtegraad (W.L.)

1

47o20'0

46o40'0

2

47o20'0

46o30'0

3

46o00'0

46o30'0

4

46o00'0

46o40'0

Indien er in dit vak op garnaal wordt gevist, melden de schepen zich overeenkomstig punt 1.3 van de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 189/92 van de Raad van 27 januari 1992 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van bepaalde controlemaatregelen van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) (PB L 21 van 30.1.1992, blz. 4), ongeacht of zij de grens tussen de NAFO-sectoren 3L en 3M passeren. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1048/97 (PB L 154 van 12.6.1997, blz. 1)).

Daarnaast wordt de visserij op garnaal van 1 juni tot en met 31 december 2007 verboden in het vak dat door de volgende coördinaten wordt begrensd:

Punt nr.

Breedtegraad (N.B.)

Lengtegraad (W.L.)

1

47o55'0

45o00'0

2

47o30'0

44o15'0

3

46o55'0

44o15'0

4

46o35'0

44o30'0

5

46o35'0

45o40'0

6

47o30'0

45o40'0

7

47o55'0

45o00'0

(17)  Niet relevant Visserijbeheer door middel van beperkingen van de visserij-inspanning. De betrokken lidstaten geven speciale visdocumenten af voor hun vaartuigen die deze visserij uitoefenen en stellen de Commissie vóór het begin van de activiteiten van de vaartuigen in kennis van deze afgifte overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1672/94. In afwijking van artikel 8 van deze verordening, worden deze documenten slechts geldig indien de Commissie binnen vijf werkdagen na de kennisgeving geen bezwaar heeft gemaakt.

Lidstaat

Maximumaantal vaartuigen

Maximumaantal visdagen

Denemarken

2

131

Estland

8

1 667

Spanje

10

257

Letland

4

490

Litouwen

7

579

Polen

1

100

Portugal

1

69

Iedere lidstaat meldt de Commissie maandelijks, tijdens de eerste 25 dagen na de maand van de vangsten, hoeveel visdagen zijn doorgebracht in sector 3M en in het in voetnoot (1) gedefinieerde gebied.

(18)  Enkel als bijvangst (gerichte visserij op deze soort is niet toegestaan) met inachtneming van de regels in de artikelen 31, 32 en 33.

(19)  Op voorwaarde dat de voor dit bestand vastgestelde TAC van 5 000 ton wordt gerespecteerd. Wanneer deze TAC is opgevist, moet de gerichte visserij op het bestand worden stopgezet, ongeacht het niveau van de vangsten.

BIJLAGE ID

OVER GROTE AFSTANDEN TREKKENDE SOORTEN — Alle gebieden

Deze TAC's worden vastgesteld in het kader van de internationale organisaties voor de tonijnvisserij, zoals ICCAT en IATTC.

Soort:

Blauwvintonijn

Thunnus thynnus

Zone:

Atlantische Oceaan, ten oosten van 45o W.L., en Middellandse Zee

BFT/AE045W

Cyprus

74,4 (1)

 

Griekenland

161,5 (1)

 

Spanje

3 133 (1)

 

Frankrijk

3 091 (1)

 

Italië

2 440 (1)

 

Malta

172,8 (1)

 

Portugal

295 (1)

 

Alle lidstaten

30 (1)  (2)

 

EG

9 397,7 (1)

 

TAC

29 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zwaardvis

Xiphias gladius

Zone:

Atlantische Oceaan, benoorden 5o N.B.

SWO/AN05N

Spanje

6 579

 

Portugal

1 121

 

Alle lidstaten

118 (3)

 

EG

7 818

 

TAC

14 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zwaardvis

Xiphias gladius

Zone:

Atlantische Oceaan, bezuiden 5o N.B.

SWO/AS05N

Spanje

5 422,8

 

Portugal

357,2

 

EG

5 780

 

TAC

17 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Noordelijke geelvintonijn

Germo alalunga

Zone:

Atlantische Oceaan, benoorden 5o N.B.

ALB/AN05N

Ierland

8 326 (5)

 

Spanje

22 969 (5)

 

Frankrijk

5 642,5 (5)

 

Verenigd Koninkrijk

775 (5)

 

Portugal

5 355,5 (5)

 

EG

43 068 (4)

 

TAC

34 500

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Zuidelijke geelvintonijn

Germo alalunga

Zone:

Atlantische Oceaan, bezuiden 5o N.B.

ALB/AS05N

Spanje

943,7

 

Frankrijk

311

 

Portugal

660

 

EG

1 914,7

 

TAC

30 915

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Grootoogtonijn

Thunnus obesus

Zone:

Atlantische Oceaan

BET/ATLANT

Spanje

15 963,3

 

Frankrijk

7 562,1

 

Portugal

7 974,6

 

EG

31 500

 

TAC

90 000

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.


Soort:

Blauwe marlijn

Makaira nigricans

Zone:

Atlantische Oceaan

BUM/ATLANT EG

EG

103

 

TAC

Niet relevant

 


Soort:

Witte marlijn

Tetrapturus alba

Zone:

Atlantische Oceaan

WHM/ATLANT EG

EG

46,5

 

TAC

Niet relevant

 


(1)  Deze cijfers en de in acht te nemen voorschriften zijn voorlopig en zullen door de Raad bij de eerstvolgende gelegenheid worden herzien zodra de ICCAT op de van 29 tot en met 31 januari 2007 in Tokyo belegde ICCAT-vergadering de TAC-toewijzingsregeling vastgesteld heeft. Met de voorlopige toewijzing van grootoogtonijnquota aan de lidstaten wordt niet vooruitgelopen op de definitieve toewijzing, waarover moet worden beslist na de onderhandelingen in ICCAT-verband van januari 2007. De definitieve quota voor Cyprus en Malta worden daaraan toegevoegd.

(2)  Behalve Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Malta en Portugal, en enkel als bijvangst.

(3)  Behalve Spanje en Portugal, en enkel als bijvangst.

(4)  Het aantal communautaire vissersvaartuigen die op Noord-Atlantische witte tonijn als doelsoort vissen, wordt overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 973/2001 vastgesteld op 1 253.

(5)  Het maximale aantal vaartuigen van de Gemeenschap dat gericht op Noord-Atlantische witte tonijn mag vissen, is overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 973/2001, als volgt over de lidstaten verdeeld.

Lidstaat

Maximumaantal vaartuigen

Ierland

50

Spanje

730

Frankrijk

151

Verenigd Koninkrijk

12

Portugal

310

EG

1 253

BIJLAGE IE

ANTARCTISCH GEBIED

CCAMLR-gebied

Deze door de CCAMLR vastgestelde TAC's zijn niet aan de aangesloten partijen toegewezen, zodat het aandeel van de Gemeenschap onbepaald is. De vangsten staan onder toezicht van het secretariaat van de verdragsorganisatie, dat meedeelt wanneer de visserij moet worden stopgezet omdat de TAC opgevist is.

Soort:

Langsnuitijsvis

Channichthys rhinoceratus

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

LIC/F5852.

TAC

150

 


Soort:

IJsvis

Champsocephalus gunnari

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

ANI/F483.

TAC

4 337 (1)

 


Soort:

IJsvis

Champsocephalus gunnari

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctische wateren (2)

ANI/F5852.

TAC

42 (3)

 


Soort:

Zwarte Patagonische ijsvis

Dissostichus eleginoides

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

TOP/F483.

TAC

3 554 (4)

 

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Beheersgebied A: 48oW.L. tot 43o30' W.L. — 52o30' Z.B. tot 56o Z.B. (TOP/*F483A)

0

 

Beheersgebied B: 43o30' W.L. tot 40o W.L. — 52o30' Z.B. tot 56o Z.B. (TOP/*F483B)

1 066

 

Beheersgebied C: 40oW.L. tot 33o30' W.L. — 52o Z.B. tot 56o Z.B. (TOP/*F483C)

2 488

 


Soort:

Zwarte Patagonische ijsvis

Dissostichus eleginoides

Zone:

FAO 48.4 Antarctische wateren

TOP/F484.

TAC

100

 


Soort:

Zwarte Patagonische ijsvis

Dissostichus eleginoides

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

TOP/F5852.

TAC

2 427 (5)

 


Soort:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Zone:

FAO 48

KRI/F48.

TAC

4 000 000 (6)

 

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Deelgebied 48.1 (KRI/*F481.)

1 008 000

 

Deelgebied 48.2 (KRI/*F482.)

1 104 000

 

Deelgebied 48.3 (KRI/*F483.)

1 056 000

 

Deelgebied 48.4 (KRI/*F484.)

832 000

 


Soort:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Zone:

FAO 58.4.1 Antarctisch gebied

KRI/F5841.

TAC

440 000 (7)

 

Bijzondere voorwaarden:

Binnen de limieten van bovenstaande quota mag in de onderstaande zones niet meer worden gevangen dan de volgende hoeveelheden:

Zone 58.4.1 ten westen van 115o O.L. (KRI/*F-41W)

277 000

 

Zone 58.4.1 ten oosten van 115o O.L. (KRI/*F-41E)

163 000

 


Soort:

Krielgarnaal

Euphausia superba

Zone:

FAO 58.4.2 Antarctisch gebied

KRI/F5842.

TAC

450 000 (8)

 


Soort:

Grijze zuidpoolkabeljauw

Lepidonotothen squamifrons

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

NOS/F5852.

TAC

80

 


Soort:

Krab

Paralomis spp.

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

PAI/F483.

TAC

1 600 (9)

 


Soort:

Grenadiers

Macrourus spp.

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

GRV/F5852.

TAC

360

 


Soort:

Andere soorten

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

OTH/F5852.

TAC

50

 


Soort:

Roggen

Rajidae

Zone:

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

SRX/F5852.

TAC

120

 


Soort:

Inktvis

Martialia hyadesi

Zone:

FAO 48.3 Antarctische wateren

SQS/F483.

TAC

2 500 (10)

 


(1)  Van toepassing voor de periode van 15 november 2006 tot en met 14 november 2007. In de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 mei 2007 is de visserij op dit bestand beperkt tot 1 084 ton.

(2)  In het kader van deze TAC mag visserij worden bedreven in het gedeelte van statistische sector 58.5.2 van de FAO afgebakend door de lijn die loopt:

(a)

van het snijpunt van lengtegraad 72o15'O.L. met de grens als vastgesteld bij de overeenkomst inzake de afbakening van de wateren tussen Australië en Frankrijk („Australia-Frankrijk Maritime Delimitation Agreement”) zuidwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt daarvan met breedtegraad 53o25'Z.B.;

(b)

vervolgens oostwaarts langs deze breedtegraad tot het snijpunt ervan met lengtegraad 74oO.L.;

(c)

daarna langs een geodetische lijn in noordoostelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 52o40'Z.B. met lengtegraad 76oO.L.;

(d)

vervolgens noordwaarts langs deze lengtegraad tot het snijpunt ervan met breedtegraad 74oZ.B.;

(e)

daarna langs een geodetische lijn in noordwestelijke richting naar het snijpunt van breedtegraad 51oZ.B. met lengtegraad 74o30'O.L.; en tevens

(f)

vervolgens langs een geodetische lijn in zuidwestelijke richting naar het beginpunt.

(3)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2006 tot en met 30 november 2007.

(4)  Van toepassing voor beugvisserij voor de periode van 1 mei 2007 tot en met 31 augustus 2007 en voor korfvisserij voor de periode van 1 december 2006 tot en met 30 november 2007.

(5)  Uitsluitend van toepassing ten westen van 79o20'O.L. Het is niet toegestaan ten oosten van deze meridiaan in deze zone te vissen (zie bijlage XIII).

(6)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2006 tot en met 30 november 2007.

(7)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2006 tot en met 30 november 2007.

(8)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2006 tot en met 30 november 2007.

(9)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2006 tot en met 30 november 2007.

(10)  Van toepassing voor de periode van 1 december 2006 tot en met 30 november 2007.


BIJLAGE II

BIJLAGE IIA

VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE BESTANDEN IN HET SKAGGERAK, KATTEGAT EN IN ICES-ZONES IV, VIA, VIIA, VIID EN DE EG-WATEREN VAN ICES-ZONE IIA

ALGEMENE BEPALINGEN

1.   Toepassingsgebied

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op vissersvaartuigen van de Gemeenschap met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met enig vistuig als omschreven in punt 4 aan boord aanwezig zijn in het Skagerrak, Kattegat en in ICES-zone IV, VIa, VIIa en VIId en ICES-zone IIa (EG-wateren). Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder 2007 verstaan de periode van 1 februari 2007 tot en met 31 januari 2008.

2.   Definities van geografische gebieden

2.1.

De bepalingen van deze bijlage zijn van toepassing in het geografische gebied dat bestaat uit de volgende gebieden:

a)

Kattegat;

b)

Skaggerak, ICES-zones IV en VIId en de EG-wateren van ICES-zone IIa;

c)

ICES-zone VIIa;

d)

ICES-zone VIa.

2.2.

Voor vaartuigen waarvoor aan de Commissie is meegedeeld dat zij beschikken over een satellietvolgsysteem overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, geldt de volgende afbakening van ICES-zone VIa:

ICES-zone VIa met uitzondering van het gebied ten westen van loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden; metingen gebeuren volgens de WGS84-norm:

 

60o00'N.B., 04o00'W.L.

 

59o45'N.B., 05o00'W.L.

 

59o30'N.B., 06o00'W.L.

 

59o00'N.B., 07o00'W.L.

 

58o30'N.B., 08o00'W.L.

 

58o00'N.B., 08o00'W.L.

 

58o00'N.B., 08o30'W.L.

 

56o00'N.B., 08o30'W.L.

 

56o00'N.B., 09o00'W.L.

 

55o00'N.B., 09o00'W.L.

 

55o00'N.B., 10o00'W.L.

 

54o30'N.B., 10o00'W.L.

3.   Definitie van dag van aanwezigheid in het gebied

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een periode van 24 uur (of een deel daarvan) gedurende welke een vaartuig buitengaats is en zonder onderbreking aanwezig in het onder punt 2.1 omschreven gebied. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de periode van 24 uur ingaat.

4.   Vistuig

4.1.

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende categorieën vistuig:

a)

trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte:

i)

gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 32 mm;

ii)

gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 90 mm;

iii)

gelijk aan of groter dan 90 mm en kleiner dan 100 mm;

iv)

gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm;

v)

gelijk aan of groter dan 120 mm;

b)

boomkorren met een maaswijdte:

i)

gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 90 mm;

ii)

gelijk aan of groter dan 90 mm en kleiner dan 100 mm;

iii)

gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm;

iv)

gelijk aan of groter dan 120 mm;

c)

kieuwnetten of warrelnetten, met uitzondering van schakels, met een maaswijdte:

i)

kleiner dan 110 mm;

ii)

gelijk aan of groter dan 110 mm en kleiner dan 150 mm;

iii)

gelijk aan of groter dan 150 mm en kleiner dan 220 mm;

iv)

gelijk aan of groter dan 220 mm;

d)

schakels;

e)

beuglijnen.

4.2.

Voor de toepassing van deze bijlage en onder verwijzing naar de in punt 2.1 omschreven gebieden en de in punt 4.1 omschreven typen vistuig, worden de volgende categorieën van overdrachten vastgesteld:

a)

type vistuig 4.1, onder a), i): binnen elk gebied;

b)

type vistuig 4.1, onder a), ii): binnen elk gebied, en type vistuig 4.1, onder a), iii): in zones IV, VIa, VIIa en VIId, en zone IIa (EG-wateren);

c)

type vistuig 4.1, onder a), iii): in het Skagerrak en het Kattegat, en typen vistuig 4.1, onder a), iv) en v): binnen elk gebied;

d)

typen vistuig 4.1, onder b), i), ii), iii) en iv): binnen elk gebied;

e)

typen vistuig 4.1, onder c), i), ii), iii) en iv), en onder d): binnen elk gebied;

f)

type vistuig 4.1, onder e): binnen elk gebied.

TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

5.   Vaartuigen waarvoor de beperkingen van de visserij-inspanningen gelden

5.1.

Een lidstaat verleent zijn vaartuigen geen toestemming voor visserijactiviteiten met vistuig behorend tot een categorie als bedoeld in punt 4.1 in de gebieden vermeld in punt 2.1 als deze vaartuigen in de jaren 2001, 2002, 2003, 2004, 2005 of 2006 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven, visserijactiviteiten ingevolge de overdracht van dagen tussen vissersvaartuigen niet meegerekend, tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het betrokken gebied wordt gebruikt.

Vaartuigen die wel met vistuig behorend tot een categorie als bedoeld in punt 4.1 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om ander vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig.

5.2

Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in een in punt 2.1 omschreven gebied, mag in dat gebied niet vissen met in punt 4.1 omschreven vistuig, tenzij het vaartuig na een overdracht een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 15 van deze bijlage.

6.   Activiteitsbeperkingen

De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze vistuig behorend tot een categorie als omschreven in punt 4.1 aan boord hebben, niet langer dan het in punt 8 bepaalde aantal dagen in het in punt 2.1 omschreven gebied aanwezig zijn.

7.   Uitzonderingen

Dagen waarop een vaartuig aanwezig was in het gebied, maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringende medische zorg nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen van aanwezigheid in het gebied. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

AAN VISSERSVAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN BUITENGAATS

8.   Maximumaantal dagen

8.1.

Voor de vaststelling van het maximumaantal dagen dat een vaartuig aanwezig mag zijn in het gebied, gelden overeenkomstig tabel I de volgende bijzondere voorwaarden:

a)

het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 1;

b)

het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2 bij bijlage III en de vangst aan boord moet voor minder dan 5 % uit kabeljauw en voor meer dan 70 % uit kreeft bestaan.

c)

de totale aanvoer van kabeljauw in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet minder dan 5 % bedragen van de totale aanvoer van alle soorten samen die voor het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht in het Gemeenschapslogboek zijn vermeld;

d)

de totale aanvoer van kabeljauw, tong en schol in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, die voor het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet minder dan 5 % bedragen van de totale aanvoer van alle soorten samen door het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht in het Gemeenschapslogboek zijn vermeld. Als alternatief kan worden voldaan aan de voorwaarde dat gedurende elke visreis in de loop van 2007 de vangsten kabeljauw, tong en schol minder dan 5 % bedragen van de totale vangst tijdens die reis en dat er altijd een waarnemer aan boord is;

e)

de totale aanvoer in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, die voor het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet voor kabeljauw minder dan 5 % en voor schol meer dan 60 % bedragen van de totale aanvoer van alle soorten samen door het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht in het Gemeenschapslogboek zijn vermeld;

f)

de totale aanvoer in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, die voor het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet voor kabeljauw minder dan 5 % bedragen en voor tarbot en snotdolf meer dan 5 % van de totale aanvoer van alle soorten samen door het vaartuig in 2002 volgens de aanvoer in levend gewicht opgevist in het Gemeenschapslogboek zijn vermeld;

g)

het vaartuig moet uitgerust zijn met schakels met een maaswijdte ≤ 110 mm en mag niet langer dan 24 uur ononderbroken buitengaats zijn;

h)

het vaartuig moet de vlag van een lidstaat voeren en geregistreerd zijn in een lidstaat die een door de Commissie goedgekeurde regeling heeft ontwikkeld voor de automatische schorsing van visvergunningen in geval van overtredingen door vaartuigen die aan deze bijzondere voorwaarden voldoen;

i)

het vaartuig moet met het in punt 4.1, onder b), bedoelde vistuig in 2003, 2004, 2005 of 2006 in het gebied aanwezig zijn geweest en in 2007 moet de hoeveelheid aan boord gehouden kabeljauw minder dan 5 % van de totale aanvoer van alle soorten samen bedragen, volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld. Tijdens de beheersperiode dat een vaartuig van deze bepaling gebruik maakt, mag er op geen enkel moment ander dan het in punt 4.1, onder b), iii, of punt 4.1, onder b), iv, bedoelde vistuig aan boord zijn;

j)

het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2;

k)

de totale aanvoer in 2002 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet voor kabeljauw minder dan 5 % bedragen en voor schol meer dan 60 % van de totale aanvoer in levend gewicht die voor de periode mei-oktober in het Gemeenschapslogboek is vermeld. Ten minste 55 % van het maximaal aantal dagen dat op grond van deze bijzondere voorwaarde is toegestaan, wordt van mei tot en met oktober gebruikt in het gebied ten oosten van 4o30' W.L.;

l)

het vaartuig moet voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 3.

8.2.

Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in een van de in punt 2.1 omschreven gebieden aanwezig mag zijn terwijl het vistuig als bedoeld in punt 4.1 aan boord heeft, staat vermeld in tabel I.

8.3.

Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in een combinatie van in punt 2.1 bedoelde gebieden aanwezig mag zijn, mag niet hoger zijn dan het hoogste aantal dagen dat voor één van die gebieden is vastgesteld.

8.4.

Een dag die in een van de in punt 2.1 van deze bijlage genoemde gebieden wordt doorgebracht, moet ook in mindering worden gebracht op het totale aantal dagen van aanwezigheid in het gebied als omschreven in punt 1 van bijlage IIC dat is toegestaan voor vaartuigen die met het vistuig als omschreven in punt 4.1 van bijlage IIA en punt 3 van bijlage IIC vissen.

8.5.

Indien een vaartuig tijdens een visreis twee of meer gebieden zoals afgebakend in punt 2 van deze bijlage aandoet, wordt de betrokken dag in mindering gebracht op het aantal dagen voor het gebied waar het grootste gedeelte van de dag is doorgebracht.

9.   Beheersperioden

9.1.

Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden van een of meer kalendermaanden.

9.2.

Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in een van de in punt 2.1 omschreven gebieden aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld.

9.3.

Nadat een vaartuig het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied, waarop het voor een bepaalde beheersperiode recht heeft, heeft opgebruikt, moet het voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten de in punt 2.1 vermelde zones blijven, tenzij uitsluitend ongereglementeerd vistuig wordt gebruikt overeenkomstig het bepaalde in punt 18.

10.   Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

10.1.

De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in een gebied aanwezig en buitengaats mag zijn terwijl het één van de in punt 4.1 omschreven vistuigen aan boord heeft, op basis van het aantal definitieve beëindigingen van de visserij na 1 januari 2002. De in 2002 in het betrokken gebied geleverde visserij-inspanning, gemeten in kilowatt, van de vaartuigen met vistuig van een bepaalde categorie waarvan de activiteiten worden beëindigd, wordt gedeeld door de visserij-inspanning van alle vaartuigen met vistuig van die categorie gedurende 2002. Het aantal extra dagen wordt berekend door de verkregen ratio te vermenigvuldigen met het oorspronkelijk aantal toegewezen dagen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 5.2 is vervangen of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is aangewend om extra zeedagen te krijgen.

10.2.

De lidstaten mogen het aantal extra dagen opnieuw toewijzen aan een vaartuig of aan een groep van vaartuigen door gebruik te maken van het omrekeningsmechanisme waarin in punt 14 is voorzien.

10.3.

Lidstaten die van de in punt 10.1 bedoelde toewijzingen gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de betrokken visserijactiviteiten.

10.4.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 8.2 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

10.5.

Extra dagen die eerder door de Commissie zijn toegewezen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten blijven geldig in 2007.

11.   Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers

11.1.

De Commissie kan in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers, de lidstaten in 2006 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied tussen 1 februari 2007 en 31 januari 2008 toewijzen voor vaartuigen met vistuig van de in punt 4.1 bedoelde categorieën aan boord. Dergelijke programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en inzake gegevensverzameling verder gaan dan de vereisten voor de minimumprogramma's en uitgebreide programma's, zoals vastgesteld in Verordening (EG) 1543/2000 (1), Verordening (EG) nr. 1639/2001 (2) en Verordening (EG) nr. 1581/2004.

11.2.

De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 11.1 genoemde toewijzing, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers bij de Commissie indienen.

11.3.

Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 8.2 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat en voor de bij het progamma voor versterkt toezicht door waarnemers betrokken vaartuigen, het gebied en het vistuig wijzigen overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

11.4.

Op basis van een proefproject met uitgebreidere gegevens kan de Commissie de lidstaten tussen 1 februari 2007 en 31 januari 2008 zes extra dagen toewijzen waarop een vaartuig zich in het in punt 2.1, onder c), bedoelde gebied mag bevinden als het vistuig aan boord heeft als bedoeld in punt 4.1, onder iv) en v).

11.5.

Op basis van een proefproject met uitgebreidere gegevens kan de Commissie de lidstaten tussen 1 februari 2007 en 31 januari 2008 twaalf extra dagen toewijzen waarop een vaartuig zich in het in punt 2.1, onder c), bedoelde gebied mag bevinden als het vistuig aan boord heeft als bedoeld in punt 4.1, met uitzondering van vistuig als bedoeld in punt 4.1, onder iv) en v).

11.6.

Lidstaten die gebruik willen maken van de in de punten 11.4 en 11.5 bedoelde toewijzingen, dienen bij de Commissie een beschrijving in van hun proefproject met uitgebreidere gegevens, dat verder dient te gaan dan de bestaande vereisten van de Gemeenschapswetgeving. Op basis van deze beschrijving kan de Commissie het voorstel van een lidstaat voor een proefproject met uitgebreidere gegevens eventueel goedkeuren.

12.   Bijzondere voorwaarden voor de toewijzing van dagen

12.1.

De bovengenoemde voorwaarden moeten vermeld zijn in het in artikel 7, lid 3, bedoelde speciale visdocument voor vaartuigen waarop de speciale voorwaarden van punt 8.1 van toepassing zijn.

12.2.

Indien aan een vaartuig dagen worden toegewezen omdat is voldaan aan de voorwaarden vermeld in punt 8.1, onder b), c), d), e) of k), mogen de samenstellingspercentages van de door het vaartuig aangevoerde en aan boord gehouden vangst de in die punten voor die soorten vermelde percentages niet overschrijden. Vaartuigen mogen geen vis overladen op een ander vaartuig. Wanneer een vaartuig niet aan een van deze voorwaarden voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de toewijzing van het aantal dagen dat met die bijzondere voorwaarden overeenstemt.

13.

 

Tabel I

Maximumaantal dagen waarop een vaartuig in 2007 in het gebied aanwezig mag zijn, per type vistuig

 

Gebied omschreven in punt:

Vistuig Punt 4.1

Bijzondere voorwaarden (punt 8)

Omschrijving (3)

2.a

Kattegat

2.b

1 — Skaggerak

2 — II, IVa, b,c,

3 — VIId

2.c

VIIa

2.d

VIa

1

2

3

a.i

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 16 en < 32 mm

228

228 (4)

228

228

a.ii

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm

n.v.t.

n.v.t.

204

221

204

227

a.iii

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm

95

95

209

227

227

a.iv

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm

103

95

105

84

a.v

 

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm

103

96

114

85

a.iii

8.1.(a)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm, met een paneel met vierkante mazen van 120 mm

126

126

227

227

227

a.iv

8.1.(a)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 120 mm

137

137

103

114

91

a.v

8.1.(a)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 120 mm

137

137

103

114

91

a.v.

8.1.(j)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 140 mm

149

149

115

126

103

a.ii

8.1.(b)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 en < 90 mm die voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 2 van bijlage III

Onbep.

Onbeperkt

Onbep.

Onbep.

a.ii

8.1.(c)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 mm en < 90 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

n.v.t.

n.v.t.

215

227

204

227

a.iii

8.1.(l)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 en < 100 mm die voldoen aan de voorwaarden van aanhangsel 3

132

132

238

238

238

a.iv

8.1.(c)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 mm en < 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

148

148

148

148

a.v

8.1.(c)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

160

160

160

160

a.iv

8.1.(k)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 mm en < 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 60 % schol

n.v.t.

n.v.t.

166

n.v.t.

a.v

8.1.(k)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 60 % schol

n.v.t.

n.v.t.

178

n.v.t.

a.v

8.1.(h)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 120 mm die vallen onder een regeling van automatische schorsing van de visvergunning

115

115

126

103

a.ii

8.1.(d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 70 mm en < 90 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

280

280

280

252

a.iii

8.1.(d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 90 mm en < 100 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

Onbep.

Onbep.

280

280

280

a.iv

8.1.(d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte ≥ 100 mm en < 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

Onbep.

Onbeperkt

276

276

a.v

8.1.(d)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte > 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw, tong en schol

Onbep.

Onbeperkt

Onbep.

279

a.v

8.1.(h)

8.1.(j)

Trawls of Deense zegennetten met een maaswijdte > 120 mm, met een paneel met vierkante mazen van 140 mm, die vallen onder een regeling van automatische schorsing van de visvergunning

n.v.t.

n.v.t.

127

138

115

b.i

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 80 mm en < 90 mm

n.v.t.

132 (4)

Onbep.

132

143 (4)

b.ii

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 90 mm en < 100 mm

n.v.t.

143 (4)

Onbep.

143

143 (4)

b.iii

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 mm en < 120 mm

n.v.t.

143

Onbep.

143

143

b.iv

 

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm

n.v.t.

143

Onbep.

143

143

b.iii

8.1.(c)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

b.iii

8.1 (i)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 100 en < 120 mm voor vaartuigen die in 2003, 2004, 2005 of 2006 boomkorren hebben gebruikt

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

b.iv

8.1.(c)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

b.iv

8.1 (i)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm voor vaartuigen die in 2003, 2004, 2005 of 2006 boomkorren hebben gebruikt

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

b.iv

8.1.(e)

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 120 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 60 % schol

n.v.t.

155

Onbep.

155

155

c.i

 

Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte < 110 mm

140

140

140

140

c.ii

 

Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte ≥ 110 mm en < 150 mm

140

140

140

140

c.iii

 

Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte ≥ 150 mm en < 220 mm

140

130

140

140

c.iv

 

Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte ≥ 220 mm

140

140

140

140

d

 

Schakels

140

140

140

140

c.iii

8.1.(f)

Kieuwnetten en warrelnetten met een maaswijdte ≥ 220 mm, met vangstcijfers in het verleden van minder dan 5 % kabeljauw en meer dan 5 % tarbot en snotdolf

162

140

162

140

140

140

d

8.1.(g)

Schakels met een maaswijdte < 110 mm. Het vaartuig mag niet langer dan 24 uur buitengaats zijn

140

140

205

140

140

e

 

Beuglijnen

173

173

173

173

n.v.t. = „niet van toepassing”

UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJ-INSPANNING

14.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren

14.1.

Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de in punt 2.1 omschreven gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, over te dragen aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautair gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen.

14.2.

Het product van het overeenkomstig punt 14.1 overgedragen totale aantal in een gebied doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 in het gebied heeft doorgebracht, overdrachten van andere vaartuigen in het gebied niet meegerekend, zoals bevestigd door het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Wanneer een overdragend vaartuig voor de wateren ten westen van Schotland de gebiedsomschrijving van punt 2.2 hanteert, worden de vangstcijfers berekend op basis van die gebiedsomschrijving.

Voor de toepassing van dit punt wordt het ontvangende vaartuig geacht zijn eigen toegewezen dagen te gebruiken vóór eventuele overgedragen dagen. De overgedragen dagen die het ontvangende vaartuig gebruikt, worden meegerekend in de vangstcijfers van het overdragende vaartuig.

14.3.

Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 14.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde overdrachtcategorie als omschreven in punt 4.2 en gedurende dezelfde beheersperiode. Een lidstaat kan toestaan dat een vissersvaartuig dagen overdraagt indien het vaartuig zijn activiteiten stopzet.

14.4.

Het overdragen van dagen is alleen toegestaan voor vaartuigen waaraan visdagen zijn toegewezen zonder de bijzondere voorwaarden van punt 8.1.

In afwijking van dit punt mogen dagen worden overgedragen door vaartuigen waaraan visdagen zijn toegewezen onder de bijzondere voorwaarde van punt 8.1, h), mits aan deze voorwaarde geen andere bijzondere voorwaarden van punt 8.1 gekoppeld zijn.

14.5.

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Met het oog op deze informatieverstrekking kan een gedetailleerd spreadsheetformaat worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

15.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits de voorwaarden van de punten 5.1, 5.2, 7 en 14 gelden. Alvorens een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie in kennis van de overdrachtvoorwaarden, met vermelding van het aantal overgedragen dagen, de visserij-inspanning en de quota waarop de overdracht betrekking heeft.

GEBRUIK VAN VISTUIG

16.   Mededeling betreffende het vistuig

Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in de onder punt 2.1 omschreven gebieden vissen met vistuig als bedoeld in punt 4.1.

17.   Gebruik van vistuig van meer dan één vistuigcategorie

17.1.

Een vaartuig mag binnen een beheersperiode vistuig van meer dan één categorie als omschreven in punt 4.1 gebruiken.

17.2.

Ingeval de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger het gebruik van meer dan één categorie meldt, bedraagt het totale aantal gedurende het jaar beschikbare dagen in geen geval meer dan het rekenkundige gemiddelde van de in tabel I vermelde met elke categorie overeenstemmende dagen, afgerond tot op de dichtstbijzijnde gehele dag.

17.3.

Indien voor één van de gemelde categorieën geen beperking in aantal dagen geldt, blijft het totale aantal gedurende het jaar beschikbare dagen voor die categorie onbeperkt.

17.4.

Indien het aantal categorieën twee bedraagt, mag het vaartuig geen van beide langer uitzetten dan het aantal dagen dat voor het betrokken gebied in tabel I is vastgesteld.

17.5.

Indien het aantal categorieën drie of meer bedraagt, mag een vaartuig op eender welk moment één van de gemelde categorieën met een beperking in dagen gebruiken, mits het totale aantal met eender welke categorie geviste dagen sinds het begin van het jaar:

a)

niet groter is dan het volgens punt 17.2 beschikbare aantal dagen en

b)

niet groter is dan het aantal dagen dat volgens de tabel zou worden toegewezen als alleen de categorie werd gebruikt.

17.6.

Wanneer een lidstaat besluit het aantal dagen in beheersperioden op te delen overeenkomstig punt 9, gelden de voorwaarden van punten 17.2, 17.3 en 17.4 mutatis mutandis voor elke beheersperiode.

17.7.

De mogelijkheid om vistuig van meer dan één type vistuig te gebruiken kan alleen worden gebruikt indien aan de volgende aanvullende controlevoorschriften wordt voldaan:

a)

tijdens een visreis mag het vaartuig slechts een van de in punt 4.1 genoemde categorieën vistuig aan boord hebben of gebruiken, behoudens het in punt 19.2 genoemde geval;

b)

voor aanvang van een visreis deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteiten mee welk type vistuig tijdens de visreis aan boord zal zijn of zal worden gebruikt, tenzij het type vistuig sinds de vorige visreis niet is gewijzigd.

17.8.

De bevoegde autoriteiten oefenen op zee en in de haven controle en toezicht uit om na te gaan of aan bovenstaande twee voorschriften is voldaan. Een vaartuig dat niet aan deze voorschriften blijkt te voldoen, mag met onmiddellijke ingang niet langer meer dan één type vistuig gebruiken.

18.   Gecombineerd gebruik van gereglementeerd en niet-gereglementeerd vistuig

Voor vaartuigen die naast één of meer van de in punt 4.1 vermelde typen vistuig (gereglementeerd vistuig) ook een niet onder dat punt omschreven type vistuig (niet-gereglementeerd vistuig) willen gebruiken, gelden geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van niet-gereglementeerd vistuig. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Zonder een dergelijke mededeling mag geen van de in punt 4.1 vermelde typen vistuig aan boord worden gehouden. Deze vaartuigen moeten toestemming hebben en beschikken over de nodige uitrusting om de alternatieve vorm van visserij met niet-gereglementeerde vistuig te bedrijven.

19.   Verbod op het aan boord houden van meer dan één type gereglementeerd vistuig

19.1.

Een vaartuig dat aanwezig is in één van de in punt 2 bepaalde gebieden en dat één van de in punt 4.1 vermelde typen vistuig aan boord heeft, mag niet tegelijkertijd een ander van de in punt 4.1 vermelde typen vistuig aan boord hebben.

19.2.

In afwijking van punt 19.1 mogen vaartuigen in een gebied als omschreven in punt 2.1 vistuig van andere categorieën aan boord hebben, maar in dat geval worden de visdagen berekend als dagen waarop het vistuig is gebruikt voor de visserij en overeenkomstig de bijzondere voorwaarde die recht geeft op het kleinste aantal toegewezen dagen in tabel I.

NIET MET VISSERIJ VERBAND HOUDENDE ACTIVITEITEN EN DOORVOER

20.   Niet met visserij verband houdende activiteiten

In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 8 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten in kennis stelt, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visserijvergunning. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee.

21.   Doorvoer

Een vaartuig mag door het gebied varen mits het niet over een visvergunning voor het gebied beschikt of het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

CONTROLE, INSPECTIE EN TOEZICHT

22.   Mededelingen inzake de visserij-inspanning

In afwijking van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (5) zijn vaartuigen die overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 zijn uitgerust met satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen, vrijgesteld van de meldplicht.

VERPLICHTINGEN INZAKE SATELLIETVOLGSYSTEMEN

23.   Registratie van relevante gegevens

De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van het bepaalde in artikel 8, in artikel 10, lid 1, en in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 verkregen satellietvolggegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

a)

het binnenvaren en verlaten van de haven;

b)

het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

24.   Kruiscontroles

De lidstaten controleren de indiening van logboeken en de in de logboeken geregistreerde gegevens aan de hand van VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten opgetekend worden en op verzoek ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

AANGIFTEVERPLICHTINGEN

25.   Verzameling van relevante gegevens

Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen buitengaats en aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de inspanningen in de gebieden als omschreven in punt 2.1 voor gesleept vistuig, staand vistuig en demersale beuglijnen en de inspanningen van vaartuigen per type vistuig en per betrokken gebied als bedoeld in deze bijlage.

26.   Mededeling van relevante gegevens

26.1.

Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 27 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

26.2.

Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw spreadsheetformaat worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 25 bedoelde gegevens aan de Commissie.

Tabel II

Formaat van de mededelingen

Land

CFR

Uitwendige kentekens

Duur van de beheersperiode

Visgebied

Aangegeven type(n) vistuig

Bijzondere voorwaarden

Toegewezen aantal dagen per vistuig

Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

Overgedragen dagen

No1

No2

No3

No1

No2

No3

No1

No2

No3

No1

No2

No3

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(6)

(6)

(6)

(7)

(7)

(7)

(7)

(8)

(8)

(8)

(8)

(9)

(9)

(9)

(9)

(10)

Tabel III

Gegevensformaat

Naam van het veld

Max. aantal letters/cijfers

Richting (6)

L(inks)/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1)

Land

3

n/r

Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002

Steeds het land dat de mededeling doet.

(2)

CFR

12

n/r

Nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister

Uniek identificatienummer van een vissersvaartuig.

Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

(3)

Uitwendige kentekens

14

L

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

(4)

Duur van de beheersperiode

2

L

Duur van de beheersperiode in maanden.

(5)

Gebied

1

L

Aangeven of het vaartuig heeft gevist in de gebieden a, b, c of d van punt 2.1 van bijlage IIa.

(6)

Aangegeven type(n) vistuig

5

L

Vermeld de aangegeven typen vistuig overeenkomstig punt 4.1 van bijlage IIA (bv. a.i, a.ii., a.iii, a.iv, a.v, b.i, b.ii, b.iii, b.iv, c.i, c.ii, c.iii, d of e).

(7)

Bijzondere voorwaarden

2

L

Aangeven of, en zo ja welke, van de in punt 8.1 van bijlage IIA genoemde bijzondere voorwaarden a-l van toepassing zijn

(8)

Toegewezen aantal dagen per vistuig

3

L

Aantal dagen waarop het vaartuig recht heeft voor het aangegeven type vistuig en de aangegeven beheersperiode.

(9)

Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

3

L

Aantal dagen dat het vaartuig effectief in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van het gemelde vistuig gedurende de beheersperiode in de zin van bijlage IIA

(10)

Overgedragen dagen

4

L

Vermeld voor overgedragen dagen „- aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”


(1)  PB L 176 van 15.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 222 van 17.8.2001, blz. 53. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1581/2004 (PB L 289 van 10.9.2004, blz. 6).

(3)  Uitsluitend de omschrijvingen van de punten 4.1 en 8.1 zijn van toepassing.

(4)  Voor zover beperkingen gelden is Titel V van Verordening (EG) nr. 850/98 van toepassing.

(5)  PB L 70 van 9.3.2004.

(6)  relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een format met vaste lengte.

Aanhangsel 1 van bijlage IIA

Een kopie van de in punt 12.1 van deze bijlage bedoelde speciale documenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

1.

Wanneer een vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig met een ontsnappingspaneel als omschreven in punt 2 aan boord houden en gebruiken. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

2.

Ontsnappingspaneel

2.1.

Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het cilindervormige gedeelte met een omtrek van minimaal 80 open mazen. Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het rugpaneel. Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de laatste rij mazen aan de zijkant van het paneel en de aangrenzende naadlijn. Het paneel eindigt maximaal zes meter van de pooklijn. Er worden twee ruitvormige mazen per vierkante maas aan het paneel bevestigd wanneer de maaswijdte van de kuil gelijk is aan of groter is dan 120 mm, vijf ruitvormige mazen per twee vierkante mazen wanneer de maaswijdte van de kuil gelijk is aan of groter is dan 100 mm en kleiner is dan 120 mm, en drie ruitvormige mazen per vierkante maas wanneer de maaswijdte van de kuil gelijk is aan of groter is dan 90 mm en kleiner is dan 100 mm.

2.2.

De lengte van het ontsnappingspaneel bedraagt minimaal 3 meter. De mazen hebben een opening van ten minste 120 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

2.3.

Het netwerk van het paneel met vierkante mazen moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen. Het paneel moet zo worden aangebracht dat de mazen tijdens het vissen te allen tijde volledig open blijven. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

Aanhangsel 2 van bijlage IIA

Een kopie van de in punt 12.1 van deze bijlage bedoelde speciale documenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

1.

Wanneer een vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig met een ontsnappingspaneel als omschreven in punt 2 aan boord houden en gebruiken. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

2.

Ontsnappingspaneel

2.1.

Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het cilindervormige gedeelte met een omtrek van minimaal 80 open mazen. Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het rugpaneel. Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de laatste rij mazen aan de zijkant van het paneel en de aangrenzende naadlijn. Het paneel eindigt maximaal 6 meter van de pooklijn. Per twee vierkante mazen worden er vijf ruitvormige mazen aan het paneel bevestigd.

2.2.

De lengte van het ontsnappingspaneel bedraagt minimaal 3 meter. De mazen hebben een opening van ten minste 140 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

2.3.

Het netwerk van het paneel met vierkante mazen moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen. Het paneel moet zo worden aangebracht dat de mazen tijdens het vissen te allen tijde volledig open blijven. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

Aanhangsel 3 van bijlage IIA

1.

Een kopie van de in punt 12.1 van deze bijlage bedoelde speciale documenten moet steeds aan boord van het vaartuig worden gehouden.

2.

Wanneer een vaartuig beschikt over een speciaal visdocument, mag het uitsluitend gesleept vistuig aan boord houden en gebruiken met een ontsnappingspaneel als omschreven in punt 3, aangebracht in een kuil met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 95 mm en met een omtrek van minimaal 80 open mazen en maximaal 100 mazen. Het tuig moet door nationale inspecteurs worden goedgekeurd alvorens de visserijactiviteiten beginnen.

3.

Ontsnappingspaneel

3.1

Het ontsnappingspaneel moet worden aangebracht in het rugpaneel. Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de laatste rij mazen aan de zijkant van het paneel en de aangrenzende naadlijn. Het paneel eindigt maximaal 4 meter van de pooklijn. Per vierkante maas worden er drie ruitvormige mazen aan het paneel bevestigd.

3.2

De lengte van het ontsnappingspaneel bedraagt minimaal vijf meter. De mazen hebben een opening van ten minste 120 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

3.3

Het netwerk van het paneel met vierkante mazen moet zijn vervaardigd uit knooploos enkelvoudig getwijnd garen. Het paneel moet zo worden aangebracht dat de mazen tijdens het vissen te allen tijde volledig open blijven. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

BIJLAGE IIB

VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN BEPAALDE ZUIDELIJKE HEEKBESTANDEN EN NEPHROPSBESTANDEN IN DE ICES-ZONES VIIIa EN IXa, MET UITZONDERING VAN DE GOLF VAN CADIZ

1.   Toepassingsgebied

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met gesleept of staand vistuig als omschreven in punt 3 aan boord aanwezig zijn in ICES-zones VIIIc en IXa met uitzondering van de Golf van Cadiz. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder 2007 verstaan de periode van 1 februari 2007 tot en met 31 januari 2008.

2.   Definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een periode van 24 uur gedurende welke een vaartuig buitengaats is en zonder onderbreking aanwezig in het onder punt 1 omschreven gebied. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de periode van 24 uur ingaat.

3.   Vistuig

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende categorieën vistuig:

a)

trawls, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm;

b)

kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 60 mm;

c)

demersale beuglijnen.

TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

4.   Vaartuigen waarvoor de beperkingen van de visserij-inspanningen gelden

4.1.

Een lidstaat verleent vaartuigen die zijn vlag voeren geen toestemming voor visserijactiviteiten in het betrokken gebied met vistuig behorend tot een categorie als bedoeld in punt 3, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005 of 2006, de vangstcijfers ingevolge een overdracht van dagen tussen vaartuigen niet meegerekend, nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.

Vaartuigen die wel met vistuig behorend tot een categorie als bedoeld in punt 3 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om ander vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig.

4.2.

Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in het in punt 1 omschreven gebied, mag in dat gebied niet vissen met vistuig behorend tot een categorie als bedoeld in punt 3, tenzij het vaartuig een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 13 van deze bijlage.

5.   Activiteitsbeperkingen

De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze één van de vistuigen behorend tot een categorie als bedoeld in punt 3 aan boord hebben, niet langer dan het in punt 7 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied.

6.   Uitzonderingen

Dagen waarop een vaartuig aanwezig is geweest in het gebied maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringend medische hulp nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

AAN VAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

7.   Maximumaantal dagen

7.1.

Voor de vaststelling van het maximumaantal dagen dat een vaartuig aanwezig mag zijn in het gebied, gelden overeenkomstig tabel I de volgende bijzondere voorwaarden:

a)

de totale aanvoer van heek in 2001, 2002 en 2003 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet per jaar minder dan 5 ton bedragen volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld, en

b)

de totale aanvoer van langoustine in 2001, 2002 en 2003 door het vaartuig, of, mutatis mutandis, door het vaartuig of de vaartuigen die met soortgelijk vistuig overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving ter vervanging zijn ingezet en aan deze bijzondere voorwaarden voldoen, moet per jaar minder dan 2,5 ton bedragen volgens de aanvoer in levend gewicht die in het Gemeenschapslogboek is vermeld.

7.2.

Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn met aan boord vistuig behorend tot een categorie als bedoeld in punt 3, is vermeld in tabel I.

8.   Beheersperioden

8.1.

Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden met een duur van een of meer kalendermaanden.

8.2.

Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de betrokken lidstaat zelf vastgesteld.

8.3.

In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 7 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten in kennis stelt, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visserijvergunning. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee.

9.   Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

9.1.

De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in een gebied aanwezig mag zijn terwijl het één van de in punt 3 omschreven categorieën vistuig aan boord heeft, op basis van het aantal definitieve beëindigingen van de visserij sinds 1 januari 2004, hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. Ook vaartuigen waarvoor kan worden aangetoond dat zij definitief uit het gebied verdwenen zijn, komen in aanmerking. De in 2003 in het betrokken gebied geleverde visserij-inspanning, gemeten in kilowatt, van de vaartuigen met vistuig van een bepaalde categorie waarvan de activiteiten worden beëindigd, wordt gedeeld door de visserij-inspanning van alle vaartuigen met vistuig van die categorie gedurende 2003. Het aantal extra dagen wordt berekend door de verkregen ratio te vermenigvuldigen met het oorspronkelijk aantal toegewezen dagen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 4.2 is vervangen of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is aangewend om extra zeedagen te krijgen.

9.1.a.

De lidstaten mogen het aantal extra dagen opnieuw toewijzen aan een vaartuig of aan een groep van vaartuigen door gebruik te maken van het omrekeningsmechanisme waarin in punt 12 is voorzien.

9.2.

Lidstaten die van de in punt 9.1 bedoelde toewijzingen gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de betrokken visserijactiviteiten.

9.3.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 7.2 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

Extra dagen die eerder door de Commissie zijn toegewezen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten blijven geldig in 2007.

10.   Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers

10.1.

De Commissie kan in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers, de lidstaten tussen 1 februari 2007 en 31 januari 2008 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met het in punt 3 bedoelde vistuig aan boord. Dergelijke programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en inzake gegevensverzameling verder gaan dan de vereisten voor de minimumprogramma's en uitgebreide programma's, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr.1543/2000, Verordening (EG) nr. 1639/2001 en Verordening (EG) nr. 1581/2004.

10.2.

De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 10.1 genoemde toewijzing, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers bij de Commissie indienen.

10.3.

Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 7.2 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat en voor de bij het progamma voor versterkt toezicht door waarnemers betrokken vaartuigen, het gebied en het vistuig wijzigen overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

11.   Bijzondere voorwaarden voor de toewijzing van dagen

11.1.

Indien aan een vaartuig een onbeperkt aantal dagen wordt toegewezen omdat is voldaan aan de voorwaarden vermeld in punt 7.1, onder a), en punt 7.1, onder b), mag de aanvoer van het vaartuig in 2007 niet meer bedragen dan 5 ton heek en 2,5 ton langoustine, gemeten in levend gewicht.

11.2.

Vaartuigen mogen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig.

11.3.

Wanneer een vaartuig niet aan een van deze voorwaarden voldoet, verliest het met onmiddellijke ingang het recht op de toewijzing van het aantal dagen dat met die bijzondere voorwaarden overeenstemt.

Tabel I Maximumaantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, per type vistuig

Vistuig punt 3

Bijzondere voorwaarden: punt 7

Omschrijving

Enkel de vistuigcategorieën als omschreven in punt 3 en de bijzondere voorwaarden van punt 7 worden gebruikt

Maximumaantal dagen

3.a

 

Bodemtrawls met een maaswijdte ≥ 32 mm

216

3.b.

 

Kieuwnetten met een maaswijdte ≥ 60 mm

216

3.c

 

Demersale beuglijnen

216

3.a

7.1, a) en b)

Bodemtrawls met een maaswijdte ≥ 32 mm

Onbeperkt

3.b

7.1(a)

Kieuwnetten met een maaswijdte ≥ 60 mm

Onbeperkt

3.c

7.1(a)

Demersale beuglijnen

Onbeperkt

UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJ-INSPANNING

12.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren

12.1.

Een lidstaat kan toestaan dat een vissersvaartuig dat zijn vlag voert in het gebied door te brengen dagen waarop het recht heeft, voor hetzelfde gebied overdraagt aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautair gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen.

12.2.

Het product van het overeenkomstig punt 12.1 overgedragen totale aantal in een van de in punt 2 omschreven gebieden doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd door het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.

12.3.

Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 12.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met hetzelfde type vistuig en gedurende dezelfde beheersperiode.

12.4.

Het overdragen van dagen is alleen toegestaan voor vaartuigen waaraan visdagen is toegewezen zonder de bijzondere voorwaarden van punt 7.1.

12.5.

Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Spreadsheetformaten voor het verzamelen en doorsturen van de in dit punt bedoelde informatie kunnen worden goedgekeurd volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure.

13.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits is voldaan de voorwaarden van de punten 5.1, 5.2, 6 en 12. Alvorens een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie daarvan in kennis, met vermelding van het aantal dagen, de visserij-inspanning en de quota waarop de overdracht betrekking heeft.

GEBRUIK VAN VISTUIG

14.   Mededeling betreffende het vistuig

14.1.

Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het onder punt 1 bedoelde gebied vissen met vistuig behorend tot de categorie als bedoeld in punt 3.

14.2.

Punt 14.1 is niet van toepassing op visserijvaartuigen die door een lidstaat gemachtigd zijn om slechts een van de categorieën vistuig als bedoeld in punt 3 te gebruiken.

15.   Gecombineerd gebruik van gereglementeerd en niet-gereglementeerd vistuig

Voor vaartuigen die naast één of meer van de in punt 3 vermelde typen vistuig (gereglementeerd vistuig) ook een niet onder dat punt omschreven type vistuig (niet-gereglementeerd vistuig) willen gebruiken, gelden geen beperkingen ten aanzien van het gebruik van niet-gereglementeerd vistuig. Deze vaartuigen moeten van tevoren meedelen wanneer zij gereglementeerd vistuig gebruiken. Zonder een dergelijke mededeling mag geen van de in punt 3 vermelde typen vistuig aan boord worden gehouden. Deze vaartuigen moeten toestemming hebben en beschikken over de nodige uitrusting om de alternatieve vorm van visserij te bedrijven.

DOUANEVERVOER

16.   Doorvoer

Een vaartuig mag door het gebied varen mits het niet over een visvergunning voor het gebied beschikt of het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

CONTROLE, INSPECTIE EN TOEZICHT

17.   Mededelingen inzake de visserij-inspanning

De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op de vaartuigen die de in punt 3 bedoelde typen vistuig gebruiken en die actief zijn in de in punt 1 genoemde gebieden. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, zijn vrijgesteld van deze meldplicht.

18.   Registratie van relevante gegevens

De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van het bepaalde in artikel 8, in artikel 10, lid 1, en in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie verkregen satellietvolggegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

a)

het binnenvaren en verlaten van de haven;

b)

het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

19.   Kruiscontroles

De lidstaten controleren de indiening van logboeken en de in de logboeken geregistreerde gegevens aan de hand van VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten opgetekend worden en op verzoek ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

AANGIFTEVERPLICHTINGEN

20.   Verzameling van relevante gegevens

Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de inspanningen in het gebied voor gesleept vistuig en staand vistuig en de inspanningen van vaartuigen per type vistuig en in het gebied als bedoeld in deze bijlage.

21.   Mededeling van relevante gegevens

21.1.

Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 20 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

21.2.

Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw spreadsheetformaat worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 20 bedoelde gegevens aan de Commissie.

Tabel II

Formaat van de mededelingen

Land

CFR

Uitwendige kentekens

Duur van de beheersperiode

Visgebied

Aangegeven type(n) vistuig

Bijzondere voorwaarden

Toegewezen aantal dagen per vistuig

Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

Overgedragen dagen

No1

No2

No3

No1

No2

No3

No1

No2

No3

No1

No2

No3

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(6)

(6)

(6)

(7)

(7)

(7)

(7)

(8)

(8)

(8)

(8)

(9)

(9)

(9)

(9)

(10)

Tabel III

Gegevensformaat

Naam van het veld

Max. aantal letters/cijfers

Richting (1)

L(inks)/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1) Land

3

n/r

Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002.

Steeds het land dat de mededeling doet.

(2) CFR

12

n/r

Nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister.

Uniek identificatienummer van een vissersvaartuig.

Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

(3) Uitwendige kentekens

14

L

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

(4) Duur van de beheersperiode

2

L

Duur van de beheersperiode in maanden.

(5) Gebied

1

L

Niet-relevante informatie met betrekking tot bijlage IIB.

(6) Aangegeven type(n) vistuig

5

L

Vermeld de aangegeven typen vistuig overeenkomstig punt 3 van bijlage IIB (bv. a), b) of c)).

(7) Bijzondere voorwaarden

2

L

Aangeven of, en zo ja welke, van de in punt 7.1 van bijlage IIB genoemde bijzondere voorwaarden a-b van toepassing zijn.

(8) Toegewezen aantal dagen per vistuig

3

L

Aantal dagen waarop dit vaartuig recht heeft voor het aangegeven type vistuig en de aangegeven beheersperiode.

(9) Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

3

L

Aantal dagen dat het vaartuig effectief in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van vistuig overeenkomend met het gemelde vistuig gedurende de beheersperiode in de zin van bijlage IIB.

(10) Overgedragen dagen

4

L

Vermeld voor overgedragen dagen „- aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”.


(1)  relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een format met vaste lengte.

BIJLAGE IIC

VISSERIJ-INSPANNING VOOR VAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET HERSTEL VAN HET TONGBESTAND IN HET WESTELIJK KANAAL IN ICES-ZONE VIIe

ALGEMENE BEPALINGEN

1.   Toepassingsgebied

1.1.

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles gelijk aan of groter dan 10 meter, die met gesleept of staand vistuig als omschreven in punt 3 aan boord aanwezig zijn in ICES-zone VIIe. Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder 2007 verstaan de periode van 1 februari 2007 tot en met 31 januari 2008.

1.2.

Vaartuigen die vissen met staande netten met een maaswijdte van 120 mm of groter en die volgens het EG-logboek in 2004 minder dan 300 kg levend gewicht tong hebben gevangen, zijn vrijgesteld van het bepaalde in deze bijlage op voorwaarde dat

a)

de betrokken vaartuigen in 2007 minder dan 300 kg levend gewicht tong vangen, en

b)

de betrokken vaartuigen op zee geen vis overladen op een ander vaartuig, en

c)

elke betrokken lidstaat voor 31 juli 2007 en 31 januari 2008 aan de Commissie een verslag voorlegt over de hoeveelheden tong die in 2004 respectievelijk 2007 door deze vaartuigen zijn gevangen.

Wanneer aan een van deze voorwaarden niet is voldaan, is het betrokken vaartuigen met onmiddellijke ingang niet meer vrijgesteld van het bepaalde in deze bijlage.

2.   Definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied

In deze bijlage wordt onder een dag van aanwezigheid in het gebied verstaan een periode van 24 uur (of een deel daarvan) gedurende welke een vaartuig buitengaats is en zonder onderbreking aanwezig in zone VIIe. De lidstaat waarvan het betreffende vaartuig de vlag voert, bepaalt wanneer de periode van 24 uur ingaat.

3.   Vistuig

Deze bijlage heeft betrekking op de volgende Typen vistuig:

a)

boomkorren met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm;

b)

staande netten met inbegrip van kieuwnetten, schakelnetten en warnetten met een maaswijdte van minder dan 220 mm.

TOEPASSING VAN DE BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJ-INSPANNING

4.   Vaartuigen waarvoor de beperkingen van de visserij-inspanningen gelden

4.1.

Een lidstaat mag vaartuigen die zijn vlag voeren, geen toestemming verlenen voor visserijactiviteiten in de betrokken gebieden met vistuig als bedoeld in punt 3, als deze vaartuigen in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005 of 2006 nog niet eerder dergelijke visserijactiviteiten in het betrokken gebied hebben bedreven tenzij hij ervoor zorgt dat een gelijkwaardig vermogen, in kilowatt gemeten, niet voor vissen in het gereglementeerde gebied wordt gebruikt.

Vaartuigen die wel met vistuig behorend tot een categorie als bedoeld in punt 3 hebben gevist, kan evenwel toestemming worden verleend om ander vistuig te gebruiken, mits het aantal dagen dat voor laatstgenoemd type vistuig is toegewezen gelijk is aan of groter dan het aantal dagen toegewezen aan het eerste type vistuig.

4.2.

Een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert die geen quota heeft in het in punt 1 omschreven gebied, mag in dat gebied niet vissen met vistuig behorend tot een categorie als bedoeld in punt 3, tenzij het vaartuig een quotum toegewezen krijgt uit hoofde van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en zeedagen krijgt overeenkomstig punt 13 van deze bijlage.

5.   Activiteitsbeperkingen

De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren en in de Gemeenschap geregistreerd zijn, wanneer ze één van de in punt 3 vermelde vistuigen aan boord hebben, niet langer dan het in punt 7 bepaalde aantal dagen aanwezig zijn in het gebied.

6.   Uitzonderingen

Dagen waarop een vaartuig aanwezig is geweest in het gebied maar niet heeft kunnen vissen omdat het noodhulp aan een ander vaartuig heeft verleend of omdat het een gewonde moest vervoeren die dringend medische hulp nodig had, worden door de vlaggenlidstaat niet in mindering gebracht op het uit hoofde van deze bijlage aan dat vaartuig toegewezen aantal dagen. Indien een lidstaat hiertoe besluit, dient hij de redenen voor dit besluit alsmede bewijsstukken van de bevoegde autoriteiten betreffende de noodsituatie binnen een maand aan de Commissie te verstrekken.

AAN VAARTUIGEN TOEGEWEZEN AANTAL DAGEN VAN AANWEZIGHEID IN HET GEBIED

7.   Maximumaantal dagen

7.1.

Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn terwijl het vistuig behorend tot een categorie als bedoeld in punt 3 aan boord heeft en gebruikt, is vermeld in tabel I.

7.2.

Het maximale aantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gehele in deze bijlage en in bijlage IIA bedoelde gebied aanwezig is, mag niet meer bedragen dan het in tabel I van deze bijlage vermelde aantal dagen. In de in bijlage IIA omschreven gebieden mag een vaartuig evenwel niet langer aanwezig zijn dan het overeenkomstig bijlage IIA vastgestelde aantal dagen.

8.   Beheersperioden

8.1.

Een lidstaat mag het in tabel I vermelde aantal dagen van aanwezigheid in het gebied verdelen over beheersperioden van een of meer kalendermaanden.

8.2.

Het aantal dagen waarop een vaartuig gedurende een beheersperiode in het betrokken gebied aanwezig mag zijn, wordt door de lidstaten zelf vastgesteld.

8.3.

Nadat een vaartuig het aantal in het gebied door te brengen dagen waarop het voor een bepaalde beheersperiode recht heeft, heeft opgebruikt, moet het voor de rest van de beheersperiode in de haven of buiten het betrokken gebied blijven, tenzij uitsluitend vistuig wordt gebruikt waarvoor geen maximumaantal dagen is vastgesteld.

9.   Toewijzing van extra dagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

9.1.

De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig in een gebied aanwezig mag zijn terwijl het één van de in punt 3 omschreven categorieën vistuig aan boord heeft, op basis van het aantal definitieve beëindigingen van de visserij sinds 1 januari 2004, hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. De in 2003 geleverde visserij-inspanning, gemeten in kilowatt, van de vaartuigen met vistuig van een bepaalde categorie waarvan de activiteiten worden beëindigd, wordt vergeleken met het overeenkomstige niveau van de visserij-inspanning van alle vaartuigen met vistuig van die categorie gedurende 2003. Het aantal extra dagen wordt berekend door de verkregen ratio te vermenigvuldigen met het oorspronkelijk aantal toegewezen dagen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 4.2 is vervangen of wanneer de onttrekking reeds in de voorgaande jaren is aangewend om extra zeedagen te krijgen.

9.2.

De lidstaten mogen het aantal extra dagen opnieuw toewijzen aan een vaartuig of aan een groep van vaartuigen door gebruik te maken van het omrekeningsmechanisme waarin in punt 11 is voorzien.

9.3.

Lidstaten die van de in punt 9.1 bedoelde toewijzingen gebruik willen maken, dienen hiertoe bij de Commissie een verzoek in, dat vergezeld moet gaan van een verslag met bijzonderheden over de definitieve beëindiging van de betrokken visserijactiviteiten.

9.4.

Op basis van dit verzoek kan de Commissie het in punt 7.1 vastgestelde aantal dagen voor de betrokken lidstaat wijzigen volgens de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

Extra dagen die eerder door de Commissie zijn toegewezen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten blijven geldig in 2007.

10.   Toewijzing van extra dagen voor versterkt toezicht door waarnemers

10.1.

De Commissie kan in het kader van een partnerschap tussen de wetenschap en de visserijsector op basis van een programma voor versterkt toezicht door waarnemers, de lidstaten tussen 1 februari 2007 en 31 januari 2008 drie extra dagen van aanwezigheid in het gebied toewijzen voor vaartuigen met het in punt 3 bedoelde vistuig aan boord. Dergelijke programma's moeten met name gericht zijn op teruggooiniveaus en vangstsamenstelling en inzake gegevensverzameling verder gaan dan de vereisten voor de minimumprogramma's en uitgebreide programma's, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1543/2000, Verordening (EG) nr. 1639/2001 en Verordening (EG) nr. 1581/2004.

10.2.

De lidstaten die wensen gebruik te maken van de in punt 11.1 genoemde toewijzing, moeten een beschrijving van hun programma voor versterkt toezicht door waarnemers bij de Commissie indienen.

10.3.

Op basis van die beschrijving en na overleg met het WTECV kan de Commissie het aantal in punt 7.1 omschreven dagen voor de betrokken lidstaat en voor de bij het progamma voor versterkt toezicht door waarnemers betrokken vaartuigen, het gebied en het vistuig wijzigen overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002.

Tabel I

Maximumaantal dagen per jaar waarop een vaartuig in het gebied aanwezig mag zijn, per type vistuig

Vistuig

punt 3

Omschrijving

Enkel de categorieën vistuig als bedoeld in punt 3 worden gebruikt

Westelijk Kanaal

3.a.

Boomkorren met een maaswijdte ≥ 80 mm

192

3.b.

Staande netten met een maaswijdte < 220 mm

192

UITWISSELING VAN TOEGEWEZEN VISSERIJ-INSPANNING

11.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van dezelfde lidstaat voeren

11.1.

Een lidstaat kan toestaan dat een vissersvaartuig dat zijn vlag voert in het gebied door te brengen dagen waarop het recht heeft, voor hetzelfde gebied overdraagt aan een ander vaartuig dat zijn vlag voert, mits het product van het door een vaartuig ontvangen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig (kilowattdagen) gelijk is aan of kleiner is dan het product van het door eerstgenoemd vaartuig overgedragen aantal dagen en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig. Als motorvermogen in kilowatt van een vaartuig geldt het voor dat vaartuig in het communautair gegevensbestand van vissersvaartuigen geregistreerde vermogen.

11.2.

Het product van het overeenkomstig punt 11.1 overgedragen totale aantal in een van de in punt 2 omschreven gebieden doorgebrachte dagen en het motorvermogen in kilowatt van het overdragende vaartuig mag niet groter zijn dan het product van het geregistreerde gemiddelde aantal dagen per jaar dat het overdragende vaartuig in 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 in het gebied heeft doorgebracht, zoals bevestigd door het Gemeenschapslogboek, en het motorvermogen in kilowatt van dat vaartuig.

11.3.

Het overdragen van dagen overeenkomstig punt 12.1 is alleen toegestaan tussen vaartuigen die werken met dezelfde categorie vistuig als omschreven in punt 3 en gedurende dezelfde beheersperiode.

11.4.

Op verzoek van de Commissie brengen de lidstaten verslag uit over de overdrachten die hebben plaatsgevonden. Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een gedetailleerd spreadsheetformaat worden vastgesteld voor het doorsturen van deze verslagen aan de Commissie.

12.   Overdracht van dagen tussen vaartuigen die de vlag van verschillende lidstaten voeren

Iedere lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren toestaan om in een van de gebieden door te brengen dagen waarop zij recht hebben, binnen dezelfde beheersperiode en binnen hetzelfde gebied over te dragen aan een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, mits is voldaan de voorwaarden van de punten 5.1, 5.2, 6 en 12. Alvorens een lidstaat voor een dergelijke overdracht toestemming verleent, stelt hij de Commissie in kennis van de overeengekomen overdrachtvoorwaarden, met vermelding van het aantal overgedragen dagen, de visserij-inspanning en, indien van toepassing, de quota waarop de overdracht betrekking heeft.

GEBRUIK VAN VISTUIG

13.   Mededeling betreffende het vistuig

Voor de eerste dag van elke beheersperiode deelt de kapitein van een vaartuig of zijn vertegenwoordiger de autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee welk vistuig hij tijdens de komende beheersperiode wenst te gebruiken. Zolang die mededeling niet is gedaan, mag het vaartuig niet in het onder punt 1 omschreven gebied vissen met vistuig behorend tot de categorie als bedoeld in punt 3.

14.   Niet met visserij verband houdende activiteiten

In elke beheersperiode kan een vaartuig niet met visserij verband houdende activiteiten ontplooien zonder dat die tijd wordt meegeteld bij de onder punt 7 toegewezen dagen, mits het vaartuig eerst de vlaggenlidstaat van zijn voornemen die activiteiten te ontplooien en van de aard van die activiteiten in kennis stelt, en voor de duur van de activiteiten afstand doet van zijn visserijvergunning. Gedurende die activiteiten voeren vaartuigen geen vistuig of vis mee.

DOUANEVERVOER

15.   Doorvoer

Een vaartuig mag door het gebied varen mits het niet over een visvergunning voor het gebied beschikt of het zijn voornemen daartoe vooraf aan zijn autoriteiten heeft meegedeeld. Terwijl een dergelijk vaartuig zich in dit gebied bevindt, moet eventueel meegevoerd vistuig zijn vastgesjord overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93.

CONTROLE, INSPECTIE EN TOEZICHT

16.   Mededelingen inzake de visserij-inspanning

De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op de vaartuigen die de in punt 3 bedoelde typen vistuig gebruiken en die actief zijn in de in punt 1 genoemde gebieden. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, zijn vrijgesteld van deze meldplicht.

17.   Registratie van relevante gegevens

De lidstaten zien erop toe dat de volgende op grond van het bepaalde in artikel 8, in artikel 10, lid 1, en in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie verkregen satellietvolggegevens in computerleesbare vorm worden geregistreerd:

a)

het binnenvaren en verlaten van de haven;

b)

het binnenvaren en verlaten van maritieme gebieden waar specifieke regels gelden in verband met de toegang tot de wateren en de bestanden.

18.   Kruiscontroles

De lidstaten controleren de indiening van logboeken en de in de logboeken geregistreerde gegevens aan de hand van VMS-gegevens. Deze kruiscontroles moeten opgetekend worden en op verzoek ter beschikking worden gesteld van de Commissie.

19.   Alternatieve controlemaatregelen

De lidstaten mogen alternatieve controlemaatregelen toepassen om te voldoen aan de in punt 16 bedoelde aangifteverplichtingen, mits eerstgenoemde maatregelen even doeltreffend en transparant zijn. Die alternatieve maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld alvorens zij worden toegepast.

20.   Voorafgaande kennisgeving van aanvoer en overlading

De kapitein van een communautair vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger die een aan boord gehouden hoeveelheid vis wil overladen op zee of wil aanlanden in een haven of op een plaats van aanlanding in een derde land, dient de in artikel 19 ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde gegevens ten minste 24 uur vooraf aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat mee te delen.

21.   Toegestane afwijking bij de raming van de in het logboek vermelde hoeveelheden

In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden, in kilogrammen, van de aan boord gehouden vis voor vaartuigen als bedoeld in punt 16 een tolerantiemarge van 8 %. Indien in de Gemeenschapswetgeving geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld, zijn de door de vlaggenlidstaat van het vaartuig vastgestelde omrekeningsfactoren van toepassing.

22.   Gescheiden opslag

Wanneer een hoeveelheid tong van meer dan 50 kg aan boord van een vaartuig wordt gehouden, is het verboden hoeveelheden tong gemengd met andere soorten mariene organismen in containers aan boord van het vaartuig te houden. De kapitein van een communautair vissersvaartuig moet de inspecteurs van de lidstaten de nodige bijstand verlenen om deze in staat te stellen de in het logboek vermelde gegevens te toetsen aan de aan boord gehouden vangsten van tong.

23.   Wegen

23.1.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zorgen ervoor dat een hoeveelheid tong van meer dan 300 kg gevangen in het gebied op de afslag vóór de verkoop wordt gewogen.

23.2.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen eisen dat een hoeveelheid tong die is gevangen in het gebied en die in de betrokken lidstaat wordt aangeland, in aanwezigheid van controleurs wordt gewogen voordat ze vanuit de haven van eerste aanlanding wordt vervoerd.

24.   Vervoer

In afwijking van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 moeten alle hoeveelheden van meer dan 50 kg van één van de in artikel 7 van deze verordening bedoelde soorten die worden vervoerd naar een andere plaats dan die van eerste aanlanding of invoer, vergezeld zijn van een afschrift van één van de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde verklaringen betreffende de hoeveelheden van die vervoerde soorten. De vrijstelling van artikel 13, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2847/93 geldt niet.

25.   Specifiek controleprogramma

In afwijking van artikel 34 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93, kan de looptijd van het specifieke controleprogramma voor een van in artikel 7 bedoelde bestanden meer dan twee jaar bedragen vanaf de datum van inwerkingtreding.

AANGIFTEVERPLICHTINGEN

26.   Verzameling van relevante gegevens

Op basis van de gegevens die worden gebruikt voor het beheer van de dagen aanwezig in het gebied overeenkomstig deze bijlage, verzamelen de lidstaten voor ieder kwartaal de gegevens betreffende de inspanningen in het gebied voor gesleept vistuig en staand vistuig en de inspanningen van vaartuigen per type vistuig en in het gebied als bedoeld in deze bijlage.

27.   Mededeling van relevante gegevens

27.1.

Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten de in punt 26 bedoelde gegevens in het in de tabellen II en III bedoelde formaat aan de Commissie mee door toezending van een spreadsheet aan het juiste e-mailadres, dat door de Commissie aan de lidstaten zal worden meegedeeld.

27.2.

Volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure kan een nieuw spreadsheetformaat worden vastgesteld voor de verstrekking van de in punt 26 bedoelde gegevens aan de Commissie.

Tabel II

Formaat van de mededelingen

Land

CFR

Uitwendige kentekens

Duur van de beheersperiode

Visgebied

Aangegeven type(n) vistuig

Bijzondere voorwaarden

Toegewezen aantal dagen per vistuig

Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

Overgedragen dagen

No1

No2

No3

No1

No2

No3

No1

No2

No3

No1

No2

No3

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(6)

(6)

(6)

(7)

(7)

(7)

(7)

(8)

(8)

(8)

(8)

(9)

(9)

(9)

(9)

(10)


Tabel III

Gegevensformaat

Naam van het veld

Max. aantal letters/cijfers

Richting (1)

L(inks)/R(echts)

Definitie en opmerkingen

(1) Land

3

n/r

Lidstaat (ISO-drielettercode) waar het vaartuig voor de visserij is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002

Steeds het land dat de mededeling doet.

(2) CFR

12

n/r

Nummer van het vaartuig in het communautaire vlootregister.

Uniek identificatienummer van een vissersvaartuig.

Lidstaat (ISO-drielettercode) gevolgd door een identificatienummer (9 tekens). Indien een reeks minder dan 9 tekens telt, moeten aan de linkerkant nullen worden toegevoegd.

(3) Uitwendige kentekens

14

L

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie.

(4) Duur van de beheersperiode

2

L

Duur van de beheersperiode in maanden.

(5) Gebied

1

L

Niet-relevante informatie met betrekking tot bijlage IIC.

(6) Aangegeven type(n) vistuig

5

L

Vermeld de aangegeven typen vistuig overeenkomstig punt 3 van bijlage IIC (a of b)

(7) Bijzondere voorwaarden

2

L

Niet-relevante informatie met betrekking tot bijlage IIC.

(8) Toegewezen aantal dagen per vistuig

3

L

Aantal dagen waarop dit vaartuig recht heeft voor het aangegeven type vistuig en de aangegeven beheersperiode.

(9) Aantal dagen waarop dit vistuig is gebruikt

3

L

Aantal dagen dat het vaartuig effectief in het gebied heeft doorgebracht met gebruikmaking van vistuig overeenkomend met het gemelde vistuig gedurende de beheersperiode in de zin van bijlage IIC.

(10) Overgedragen dagen

4

L

Vermeld voor overgedragen dagen „- aantal overgedragen dagen” en voor ontvangen dagen „+ aantal overgedragen dagen”.


(1)  relevante informatie voor de verstrekking van gegevens volgens een format met vaste lengte.

BIJLAGE IID

VANGSTMOGELIJKHEDEN EN VISSERIJ-INSPANNING VAN VAARTUIGEN DIE VISSEN OP ZANDSPIERING IN ICES-ZONES IIIA EN IV EN IN DE EG-WATEREN VAN IIA

1.

De in deze bijlage vastgestelde voorwaarden zijn van toepassing op de vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in ICES-zones IIIa en IV en in de EG-wateren van ICES-zone IIa vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm. Dezelfde voorwaarden gelden voor vaartuigen van derde landen die vergunning hebben om te vissen op zandspiering in de EG-wateren van ICES-zone IV, tenzij anders is bepaald, of als gevolg van overleg tussen de Gemeenschap en Noorwegen als bepaald in tabel 3, voetnoot 13, van de Goedgekeurde Notulen van de Conclusies van het visserijoverleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen van 1 december 2006.

2.

In deze bijlage wordt onder een dag buitengaatsvan aanwezigheid in het gebied verstaan:

a)

de periode van 24 uur die aanvangt om 00:00 uur op een welbepaalde kalenderdag en eindigt om 24.00 uur op dezelfde kalenderdag of een deel van deze periode;

b)

een in het EG-logboek vermelde ononderbroken periode van 24 uur tussen de datum en het tijdstip van vertrek en de datum en het tijdstip van aankomst, of een deel van een dergelijke periode.

3.

Iedere betrokken lidstaat brengt uiterlijk 1 maart 2007 een gegevensbank tot stand die voor ICES-zones IIIa en IV voor elk van de jaren 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006, en voor ieder vaartuig dat de vlag van de betrokken lidstaat voert en in het register van de Gemeenschap staat ingeschreven en met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16mm heeft gevist, de volgende gegevens bevat:

a)

de naam en het interne registratienummer van het vaartuig;

b)

het geïnstalleerde motorvermogen van het vaartuig in kilowatt, gemeten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2930/86;

c)

het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied tijdens welke is gevist met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm;

d)

het aantal kilowattdagen, d.w.z. het product van het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied en het geïnstalleerde motorvermogen in kilowatt.

4.

Vervolgens moet iedere lidstaat het volgende berekenen:

a)

het totaal aantal kilowattdagen voor ieder jaar, d.w.z. de som van het overeenkomstig punt 3, onder d), berekende aantal kilowattdagen;

b)

het gemiddelde aantal kilowattdagen voor de periode 2002-2006.

5.

De lidstaten zorgen ervoor dat het aantal kilowattdagen in 2007 van alle hun vlag voerende en in de Gemeenschap geregistreerde vaartuigen niet groter is dan de overeenkomstig punt 4, onder a), berekende in 2005 geleverde inspanning.

6.

Onverminderd de in punt 5 bepaalde inspanningsbeperking, zal het totale aantal geleverde kilowattdagen voor het opzetten van een experimentele visserij, waarmee niet vóór 1 april 2007 zal worden aangevangen, in de periode van 1 april tot 6 mei niet hoger zijn dan 30 % van het totale aantal in 2005 geleverde kilowattdagen.

7.

De visserij-inspanning die door twee vaartuigen van de Faeröer zal worden geleverd met het oog op experimentele visserij mag niet hoger zijn dan 2 % van de visserij-inspanning die door de lidstaten wordt geleverd met hetzelfde, in punt 6 bepaalde doel.

8.

Zo spoedig mogelijk herziet de Commissie de in bijlage I vastgestelde TAC en quota voor zandspiering in ICES-zone IIIa en in de EG-wateren van ICES-zones IIa en IV op basis van het advies van de ICES en het WTECV inzake de omvang van de jaarklasse 2006 van het zandspieringbestand in de Noordzee, overeenkomstig het volgende:

a)

als leeftijdsklasse 1 van jaargang 2006 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de ICES en het WTECV kleiner dan 150 000 miljoen stuks is, is vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm voor de rest van 2007 verboden. Een beperkte vangst is echter toegestaan om het zandspieringbestand in ICES-zones IIIa en IV en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden. Daartoe stellen de betrokken lidstaten in samenwerking met de Commissie een plan op voor het monitoren van die beperkte visserij;

b)

als leeftijdsklasse 1 van jaargang 2006 van het zandspieringbestand in de Noordzee volgens ramingen van de ICES en het WTECV groter dan 150 000 miljoen stuks is, wordt de TAC (in 1 000 ton) vastgesteld volgens de volgende formule:

TAC2007 = - 597 + (4.073*N1)

waarbij N1 de real-timeraming is van leeftijdsklasse 1 in miljard en de TAC in 1 000 ton wordt uitgedrukt;

c)

onverminderd punt 7 b) bedraagt de TAC niet meer dan 400 000 ton;

d)

de verordening van de Commissie betreffende de herziening van de TAC en de quota voor zandspiering in zone IIIa en ICES-zones IIa en IV (EG-wateren) is na wetenschappelijk advies van toepassing vanaf de datum waarop de Commissie daarvan een kennisgeving publiceert in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

9.

De commerciële visserij met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm is verboden van 1 augustus 2007 tot en met 31 december 2007.


BIJLAGE III

OVERGANGSMAATREGELEN: TECHNISCHE EN CONTROLEMAATREGELEN

Deel A

Noordelijk deel van de Atlantische Oceaan, met inbegrip van de Noordzee, Skagerrak en Kattegat

1.   Aanvoer- en weegprocedures voor haring, makreel en horsmakreel in ICES-zones I tot en met VII

1.1.   Toepassingsgebied

1.1.1.

De volgende procedures zijn van toepassing op aanvoer in de Europese Gemeenschap door vaartuigen uit de Gemeenschap en uit derde landen van hoeveelheden die per aanvoer meer dan 10 ton haring, makreel, horsmakreel of een combinatie daarvan bedragen, gevangen in:

a)

voor haring, in ICES-zones I, II, IIIa, IV, Vb, VI en VII;

b)

voor makreel en horsmakreel, in ICES zones IIa, IIIa, IV, VI en VII.

1.2.   Aangewezen havens

1.2.1.

In punt 1.1 bedoelde aanvoer is alleen toegestaan in daartoe aangewezen havens.

1.2.2.

Elke betrokken lidstaat stuurt de Commissie alle wijzigingen toe in de in 2004 meegedeelde lijst van aangewezen havens waarin haring, makreel en horsmakreel mag worden aangevoerd, evenals wijzigingen in de inspectie- en controleprocedures voor die havens, inclusief de regels en voorwaarden voor het registreren en aangeven van de hoeveelheden voor elk van de in punt 1.1.1 bedoelde bestanden en soorten per aanvoer. Deze wijzigingen dienen ten minste 15 dagen voor de inwerkingtreding ervan te worden meegedeeld. De Commissie zendt deze informatie en de door derde landen aangewezen havens toe aan alle betrokken lidstaten.

1.3.   Binnenlopen van de haven

1.3.1.

De kapitein van een in punt 1.1.1 bedoeld vaartuig of zijn gemachtigde stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de aanvoer zal plaatsvinden ten minste 4 uur vóór het binnenlopen van de aanvoerhaven van de betrokken lidstaat in kennis van:

a)

de haven die hij wil aandoen alsmede de naam en het registratienummer van het vaartuig;

b)

de geschatte tijd van aankomst in die haven,

c)

de hoeveelheid in kilogram in levend gewicht per aan boord aanwezige soort;

d)

het in bijlage I vermelde beheersgebied waar de vangst is gedaan.

1.4.   Kwijting

1.4.1.

De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat verlangen dat het lossen niet begint voordat daartoe toestemming is gegeven.

1.5.   Logboek

1.5.1.

In afwijking van het bepaalde in punt 4.2 van bijlage IV van Verordening (EEG) nr. 2807/83 legt de kapitein van een vissersvaartuig onmiddellijk na aankomst in de haven de desbetreffende bladzijde(n) uit het logboek over aan de bevoegde autoriteit van de aanvoerhaven.

De aan boord aanwezige hoeveelheden die overeenkomstig punt 1.3.1, onder c), vóór de aanvoer zijn opgegeven, dienen gelijk te zijn aan de in het logboek vermelde hoeveelheden nadat dit is ingevuld.

In afwijking van het bepaalde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2807/83 geldt voor de in het logboek vermelde ramingen van de hoeveelheden van aan boord aanwezige vis (in kilogram) een tolerantiemarge van 8 %.

1.6.   Wegen van verse vis

1.6.1.

Kopers van verse vis zien erop toe dat alle ontvangen hoeveelheden worden gewogen op door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde systemen. Dit wegen gebeurt voordat de vis gesorteerd, verwerkt, opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt. Het resultaat van de weging moet worden gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangifte, de verkoopdocumenten en de overnameverklaringen.

1.6.2.

Bij de gewichtsbepaling mag de aftrek voor water niet meer bedragen dan 2 %.

1.7.   Wegen van verse vis na vervoer

1.7.1.

In afwijking van het bepaalde in punt 1.6.1 mogen de lidstaten toestaan dat verse vis wordt gewogen nadat hij uit de haven van aanlanding is vervoerd, op voorwaarde dat de vis wordt vervoerd naar een bestemming buiten het grondgebied van de lidstaat, die ten hoogste 100 km van de haven van aanlanding ligt, en dat:

a)

de container waarin de vis wordt vervoerd, van de aanvoerhaven naar de plaats van weging wordt begeleid door een inspecteur, of

b)

de bevoegde autoriteiten toestemming geven om de vis van de aanvoerhaven te vervoeren onder de volgende voorwaarden:

i)

onmiddellijk voordat de container de aanvoerhaven verlaat, verstrekt de koper of zijn gemachtigde de bevoegde autoriteiten een schriftelijke verklaring met de soort vis, de naam van het vaartuig waaruit de vis is gelost, het unieke identificatienummer van de container en bijzonderheden over de bestemming waar de vis wordt gewogen, evenals het verwachte tijdstip van aankomst van de container op de plaats van bestemming;

ii)

een kopie van de onder i) bedoelde ervaring wordt door de chauffeur tijdens het transport bewaard en op de plaats van bestemming aan de ontvanger van de vis overhandigd.

1.8.   Wegen van bevroren vis

1.8.1.

Alle kopers of houders van bevroren vis zien erop toe dat de aangevoerde hoeveelheden worden gewogen voordat de vis gesorteerd, verwerkt, opgeslagen, uit de haven van aanlanding vervoerd of doorverkocht wordt. Eventueel tarragewicht dat overeenstemt met het gewicht van de dozen, plastic of andere kratten waarin de af te wegen vis is verpakt, mag worden afgetrokken van het gewicht van alle aangelande hoeveelheden.

1.8.2.

Bij wijze van alternatief mag het gewicht van in dozen verpakte bevroren vis worden bepaald door vermenigvuldiging van het gemiddelde gewicht van een representatief monster gebaseerd op de weging van de uit de doos verwijderde inhoud zonder plastic verpakking, al dan niet na het ontdooien van eventueel ijs dat nog op de vis aanwezig is. De lidstaten leggen iedere wijziging in de door de Commissie in 2004 goedgekeurde bemonsteringsmethode ter goedkeuring aan haar voor. Deze wijzigingen worden door de Commissie goedgekeurd. Het resultaat van de weging moet worden gebruikt voor het invullen van de aanvoeraangifte, de verkoopdocumenten en de overnameverklaringen.

1.9.   Verkoopdocumenten en overnameverklaringen

1.9.1.

Onverminderd het bepaalde in artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2847/93, legt de verwerker of de koper van de aangelande vis een kopie van het verkoopdocument of de overnameverklaring over aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat zodra deze daarom verzoeken, maar in elk geval binnen 48 uur na het voltooien van de weging.

1.10.   Weegvoorzieningen

1.10.1.

Indien openbare weeginstallaties worden gebruikt, verstrekt de partij die de vis weegt, de koper een weegbrief met vermelding van de datum en het tijdstip van de weging en het identificatienummer van de container. Een kopie van de weegbrief wordt aan het verkoopdocument of de overnameverklaring gehecht.

1.10.2.

Indien particuliere weeginstallaties worden gebruikt, moet het systeem door de bevoegde autoriteiten worden goedgekeurd, geijkt en verzegeld, en moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a)

de partij die de vis weegt houdt een gepagineerd weeglogboek bij, waarin het volgende wordt vermeld:

i)

naam en registratienummer van het vaartuig waarvan de vis is gelost;

ii)

het identificatienummer van de containers indien de vis vóór de weging van de haven van aanvoer is vervoerd;

iii)

de soort vis;

iv)

het gewicht van iedere aanvoer;

v)

de datum en het tijdstip van aanvang en einde van de weging;

b)

indien de weging wordt uitgevoerd op een transportband dient een zichtbaar systeem te worden aangebracht waarop het cumulatieve gewicht van de aanvoer wordt geregistreerd. Dit cumulatieve totale gewicht dient in het onder a) bedoelde gepagineerde logboek te worden vermeld;

c)

het weeglogboek en de in punt 1.7.1 bedoelde kopieën van de schriftelijke verklaringen moeten gedurende drie jaar worden bewaard.

1.11.   Toegang door de bevoegde autoriteiten

De bevoegde autoriteiten hebben te allen tijde vrijelijk toegang tot het weegsysteem, de weeglogboeken, de schriftelijke verklaringen en alle gebouwen waar vis wordt verwerkt en bewaard.

1.12.   Kruiscontroles

1.12.1.

De bevoegde autoriteiten voeren bij iedere aanvoer administratieve kruiscontroles uit ter vergelijking van:

a)

de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de voorafgaande verklaring van aanvoer als bedoeld in punt 1.3.1 met de hoeveelheden die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig;

b)

de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in het logboek van het vaartuig, met de in de aanvoeraangifte vermelde hoeveelheden;

c)

de hoeveelheden per soort die zijn vermeld in de aanvoeraangifte, met de in het verkoopdocument of de overnameverklaring vermelde hoeveelheden.

1.13.   Volledige inspectie

1.13.1.

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat zien erop toe dat ten minste 15 % van de aangevoerde hoeveelheden vis en ten minste 10 % van het aantal aanlandingen volledig worden geïnspecteerd, wat ten minste het volgende moet omvatten:

a)

controle van de weging van de vangsten van het vaartuig per soort. Indien een voor inspectie geselecteerd vaartuig zijn vangst aan wal pompt, wordt de volledige lossing van het vaartuig gecontroleerd. Bij diepvriestrawlers worden alle kisten geteld. Een representatieve steekproef van de kisten/pallets wordt gewogen voor de berekening van het gemiddelde gewicht van de kisten/pallets. De kisten worden bemonsterd volgens een erkende methode om het gemiddelde nettogewicht van de vis (d.w.z. zonder verpakking, ijs enz.) te bepalen;

b)

naast de in punt 1.12 bedoelde kruiscontroles vindt een vergelijking plaats van:

i)

de per soort in het weeglogboek geregistreerde hoeveelheden met de per soort in het verkoopsdocument of de overnameverklaring geregistreerde hoeveelheden;

ii)

de op grond van punt 1.7.1, onder b) i), door de bevoegde autoriteiten ontvangen schriftelijke verklaringen met de op grond van punt 1.7.1, onder b) ii), door de ontvanger van de vis bewaarde schriftelijke verklaringen;

iii)

de identificatienummers van de containers als vermeld in de in punt 1.7.1, onder b), i), genoemde schriftelijke verklaringen met de weeglogboeken.

c)

indien het lossen wordt onderbroken, kan dit pas worden hervat nadat hiervoor toestemming is verleend;

d)

zodra het lossen is beëindigd, moet worden gecontroleerd of het vaartuig volledig leeg is.

1.14.   Documentatie

1.14.1.

Van alle in punt 1 genoemde inspectie-activiteiten moet verslag worden opgemaakt. Deze documenten moeten gedurende drie jaar worden bewaard.

2.   Haringvisserij in ICES-zone IIa (EG-wateren)

Het is verboden haring aan te voeren of aan boord te houden die in de periode van 1 januari tot en met 28 februari of in de periode van 16 mei tot en met 31 december is gevangen in zone IIa (EG-wateren).

3.   Technische instandhoudingsmaatregelen in het Skagerrak en het Kattegat

In afwijking van de voorschriften van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/98, is het bepaalde in aanhangsel 1 van deze bijlage van toepassing.

4.   Elektrische visserij in ICES-zones IVc en IVb

4.1.

In afwijking van het bepaalde in artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 wordt vissen met de boomkor met elektrische stroom („pulse trawling”) toegestaan in ICES-sectoren IVc en IVb bezuiden een loxodroom die de hierna vermelde punten met elkaar verbindt, gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem:

55o N.B. op de oostkust van het Verenigd Koninkrijk,

dan oostwaarts tot 55o N.B. en 5o O.L.,

dan noordwaarts tot 56o N.B.,

en tenslotte naar 56o N.B. op de westkust van Denemarken.

4.2.

In 2007 gelden de volgende maatregelen:

a)

per lidstaat mag ten hoogste 5 % van de boomkottervloot met de boomkor met elektrische stroom vissen;

b)

de maximale elektrische stroom in kW bedraagt voor elke boomkor niet meer dan de lengte in meter vermenigvuldigd met 1,25;

c)

het werkelijke voltage tussen de elektroden bedraagt ten hoogste 15 V;

d)

het vaartuig dient uitgerust te zijn met een computergestuurd beheerssysteem dat de maximale stroom per boom en het werkelijke voltage tussen de elektroden van ten minste de laatste 100 trekken registreert. Niet-bevoegde personen mogen geen toegang hebben tot het computergestuurde systeem om er wijzigingen in aan te brengen;

e)

het is verboden om vóór de klossenpees één of meer kietelaars („tickler chains”) te bevestigen.

5.   Sluiting van een gebied voor zandspiering in ICES-zone IV

5.1.

Het is verboden zandspiering aan land te brengen of aan boord te houden die gevangen is in het geografische gebied begrensd door de oostkust van Engeland en Schotland en loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

de oostkust van Engeland op 55o30' N.B.,

55o30' N.B., 1o00' W.L.,

58o00' N.B. en 1o00' W.L.,

58o00' N.B. en 2o00' W.L.,

de oostkust van Schotland op 2o00' W.L..

5.2.

Een beperkte vangst voor wetenschappelijke doeleinden is echter toegestaan om het zandspieringbestand in het gebied en de gevolgen van de sluiting in het oog te houden.

6.   ROCKALL-SCHELVISBOX IN ICES-ZONE VI

Iedere vorm van visserij, met uitzondering van de visserij met de beug, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

Punt nr.

Breedtegraad

Lengtegraad

1

57o00'N

15o00'W

2

57o00'N

14o00'W

3

56o30'N

14o00'W

4

56o30'N

15o00'W

7.   Beperkingen voor de visserij op kabeljauw in ICES-zones VI en VII

7.1.   ICES-zone VIa

Tot en met 31 december 2007 is iedere vorm van visserij verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

59o05'N.B., 06o45'W.L.

59o30'N.B., 06o00'W.L.

59o40'N.B., 05o00'W.L.

60o00'N.B., 04o00'W.L.

59o30'N.B., 04o00'W.L.

59o05'N.B., 06o45'W.L.

7.2.   ICES-zones VIIf en g

Van 1 februari 2007 tot en met 31 maart 2007 is iedere vorm van visserij verboden in de volgende ICES-rechthoeken: 30E4, 31E4, 32E3. Dit verbod is niet van toepassing binnen zes zeemijlen vanaf de basislijn.

7.3.   In afwijking van het bepaalde in de punten 7.1 en 7.2 is de visserij met kommen en korven in het betrokken gebied en de betrokken periode toegestaan, mits:

i)

geen ander vistuig dan kommen en korven aan boord wordt gehouden, en

ii)

geen andere organismen dan schelp- en schaaldieren aan boord worden gehouden.

7.4.   In afwijking van het bepaalde in de punten 7.1 en 7.2 is de visserij met netten met een maaswijdte van minder dan 55 mm in de onder die punten genoemde gebieden toegestaan, mits:

i)

er geen netten met een maaswijdte van 55 mm of meer aan boord worden gehouden, en

ii)

er geen andere vissoorten dan haring, makreel, sardine, sardinella, horsmakreel, sprot, blauwe wijting en zilversmelt aan boord worden gehouden.

8.   Technische instandhoudingsmaatregelen in de Ierse Zee

8.1.

In de periode van 14 februari 2007 tot en met 30 april 2007 is het verboden bodemtrawls, zegennetten of soortgelijke sleepnetten, kieuwnetten, schakels, warnetten of soortgelijke staande netten of vistuig met haken te gebruiken in het gedeelte van ICES-zone VIIa dat wordt begrensd door:

de oostkust van Ierland en de oostkust van Noord-Ierland en

rechte lijnen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

een punt op de oostkust van het schiereiland Ards in Noord-Ierland op 54o 30' N.B.,

54o 30' N.B., 04o 50' W.L.,

54o 15' N.B., 04o 50' W.L.,

een punt op de oostkust van Ierland op 53o 15' N.B.,

8.2.

In afwijking van punt 8.1 is in het gebied en de periode die daar worden bepaald:

a)

het gebruik van bodemtrawls toegestaan op voorwaarde dat geen ander type vistuig aan boord is en de netten:

i)

een maaswijdte hebben van hetzij 70-79 mm, hetzij 80-99 mm en

ii)

slechts één van de toegestane maaswijdten hebben en

iii)

op geen enkele plaats in het net een afzonderlijke maas bevatten waarvan de wijdte groter is dan 300 mm, en

iv)

slechts worden uitgezet in een gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

53o 30' N.B., 05o 30' W.L.

53o 30' N.B., 05o 20' W.L.

54o 20' N.B., 04o 50' W.L.

54o 30' N.B., 05o 10' W.L.

54o 30' N.B., 05o 20' W.L.

54o 00' N.B., 05o 50' W.L.

54o 00' N.B., 06o 10' W.L.

53o 45' N.B., 06o 10' W.L.

53o 45' N.B., 05o 30' W.L.

53o 30' N.B., 05o 30' W.L.;

b)

het gebruik van zeeflappen toegestaan op voorwaarde dat geen ander type vistuig aan boord is en de netten:

i)

in overeenstemming zijn met de onder a), i) tot en met iv), gestelde voorwaarden en

ii)

een opbouw hebben die in overeenstemming is met de in de bijlage vermelde specificaties.

Voorts mogen zeeflappen ook worden gebruikt in een gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

53o 45' N.B., 06o 00' W.L.

53o 45' N.B., 05o 30' W.L.

53o 30' N.B., 05o 30' W.L.

53o 30' N.B., 06o 00' W.L.

53o 45' N.B., 06o 00' W.L.

8.3.

De in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad van 12 februari 2002 tot vaststelling van maatregelen voor 2002 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-zone VIIa) bedoelde technische instandhoudingsmaatregelen (1) zijn van toepassing.

9.   Gebruik van kieuwnetten in ICES-zones VIa, b, VIIb, c, j, k en XII

9.1.

In deze bijlage wordt onder „kieuwnetten” en „warrelnetten” verstaan, vistuig bestaande uit een enkel net dat verticaal in het water wordt gehouden. Levende aquatische hulpbronnen worden gevangen doordat zij in het net verward of verstrikt raken.

9.2.

In deze bijlage wordt onder „schakelnetten” verstaan, vistuig bestaande uit twee of meer achter elkaar hangende netten aan een enkele bovenpees, die verticaal in het water worden gehouden.

9.3.

Het is vaartuigen van de Gemeenschap niet toegestaan kieuwnetten, warrelnetten en schakelnetten te gebruiken in de ICES-zones VIa, b, VIIb, c, j, k en XII ten oosten van 27o W.L. op plaatsen waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt.

9.4.

In afwijking van punt 9.3 is het gebruik toegestaan van:

a)

kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm en kleiner dan 150 mm, op voorwaarde dat zij worden uitgezet op plaatsen waar de kaartdiepte minder dan 600 meter bedraagt, niet meer dan 100 mazen diep zijn, een hanging ratio hebben van minstens 0,5 en voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen. De maximale lengte per net bedraagt 2,5 km en de totale lengte van alle netten op eender welk moment 25 km per vaartuig. De maximale uitzettijd bedraagt 24 uur; of

b)

warrelnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 250 mm, op voorwaarde dat zij worden uitgezet op plaatsen waar de kaartdiepte minder dan 600 meter bedraagt, niet meer dan 15 mazen diep zijn, een hanging ratio hebben van minstens 0,33 en voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen. De maximale lengte per net bedraagt 10 km. De totale lengte van alle netten op eender welk moment bedraagt maximaal 100 km per vaartuig. De maximale uitzettijd bedraagt 72 uur.

9.5.

Vaartuigen mogen op eender welk moment slechts één van de in punten 9.4, a) en b), beschreven tuigen aan boord hebben. Om verloren gegane of beschadigde netten te vervangen, mogen vaartuigen netten aan boord hebben waarvan de totale lengte 20 % meer bedraagt dan de maximale lengte van de netten die op eender welk moment uitgezet mogen worden. Alle netten worden gemerkt overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 356/2005 van de Commissie van 1 maart 2005 houdende uitvoeringsbepalingen voor het merken en identificeren van passief vistuig en boomkorren (2).

9.6.

Alle vaartuigen die op eender welke plaats in de ICES-zones VIa, b, VIIb, c, j, k en XII ten oosten van 27o W.L. waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt vissen met kieuwnetten of warrelnetten moeten in het bezit zijn van een speciaal visdocument voor staand tuig dat door de vlaggenlidstaat is afgegeven.

9.7.

De kapitein van een vaartuig dat beschikt over een speciaal visdocument voor staand tuig als bedoeld in punt 9.6 noteert in het logboek het aantal en de lengte van de vistuigen van het vaartuig voordat het de haven verlaat en bij terugkeer in de haven, en moet elk verschil tussen de twee waarden verantwoorden.

9.8.

De maritieme diensten of andere bevoegde autoriteiten zijn gerechtigd onbeheerd vistuig op zee in de ICES-zones VIa, b, VIIb, c, j, k en XII ten oosten van 27o W.L. te verwijderen in de volgende gevallen:

a)

het tuig is niet naar behoren gemerkt;

b)

uit de merken op de boei of de VMS-gegevens blijkt dat de eigenaar ervan gedurende meer dan 120 uur op een afstand van minder dan 100 zeemijl van het tuig is geweest;

c)

het tuig is uitgezet in wateren met een grotere dan toegestane kaartdiepte;

d)

het tuig heeft een illegale maaswijdte.

9.9.

De kapitein van een vaartuig dat beschikt over een speciaal visdocument voor staand tuig als bedoeld in punt 9.6 noteert bij elke visreis de volgende gegevens in het logboek:

de maaswijdte van het uitgezette net,

de nominale lengte van het net,

het aantal netten per uitzetting,

het totale aantal uitzettingen,

de positie van elke uitzetting,

de diepte van elke uitzetting,

de uitzettijd per uitzetting,

een kwantificering van verloren gegaan vistuig, de laatste bekende positie en de datum van het verlies.

9.10.

Vaartuigen die vissen met een in punt 9.6 bedoeld visdocument voor staand tuig mogen slechts aanvoeren in de havens die overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2347/2002 door de lidstaten zijn aangewezen.

9.11.

De hoeveelheid haaien aan boord van vaartuigen die vissen met het in punt 9.4, b), beschreven vistuig mag niet meer bedragen dan 5 % levend gewicht van de totale hoeveelheid aan boord gehouden mariene organismen.

10.   Voorwaarden voor de in de Golf van Biskaje toegestane visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig

In afwijking van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 494/2002 van de Commissie van 19 maart 2002 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het heekbestand in de ICES-zones III, IV, V, VI en VII en in de ICES-zones VIIIa, b, d, e, (3) mag in het in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 494/2002 omschreven gebied worden gevist met sleepnetten, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdt van 70 tot 99 mm, indien het vistuig is voorzien van een paneel met vierkante mazen overeenkomstig aanhangsel 3 van deze bijlage.

11.   Beperkingen voor de visserij op ansjovis in ICES-zone VIII en op grenadiervis in ICES-zone IIIa

11.1.

Het is verboden in ICES-zone VIII ansjovis te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen.

11.2.

Punt 11.1 is niet van toepassing indien de vangstbeperkingen voor ansjovis in ICES-zone VIII worden herzien overeenkomstig artikel 5, lid 5.

11.3.

Onverminderd Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad, mag niet gericht op grenadiervis worden gevist in ICES-zone IIIa in afwachting van overleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen begin 2007.

12.   Visserij op diepzeesoorten

In afwijking van Verordening (EG) nr. 2347/2002 geldt het volgende in 2007:

12.1.

De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen die hun vlag voeren en die op hun grondgebied zijn geregistreerd, visserijactiviteiten die leiden tot de vangst en het aan boord houden van meer dan 10 ton diepzeesoorten en zwarte heilbot per kalenderjaar, slechts mogen uitvoeren als ze in het bezit zijn van een diepzeevisdocument.

12.2.

Het is evenwel verboden per zeereis een totale hoeveelheid diepzeesoorten en zwarte heilbot van meer dan 100 kg te vangen en aan boord te houden, over te laden of aan te landen, tenzij het betrokken vaartuig in het bezit is van een diepzeevisdocument.

13.   Overgangsmaatregelen voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats

De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

 

De Hecate Seamounts:

52o 21.2866' N.B., 31o 09.2688' W.L.

52o 20.8167' N.B., 30o 51.5258' W.L.

52o 12.0777' N.B., 30o 54.3824' W.L.

52o 12.4144' N.B., 31o 14.8168' W.L.

52o 21.2866' N.B., 31o 09.2688' W.L.

 

De Faraday Seamounts:

50o 01.7968' N.B., 29o 37.8077' W.L.

49o 59.1490' N.B., 29o 29.4580' W.L.

49o 52.6429' N.B., 29o 30.2820' W.L.

49o 44.3831' N.B., 29o 02.8711' W.L.

49o 44.4186' N.B., 28o 52.4340' W.L.

49o 36.4557' N.B., 28o 39.4703' W.L.

49o 29.9701' N.B., 28o 45.0183' W.L.

49o 49.4197' N.B., 29o 42.0923' W.L.

50o 01.7968' N.B., 29o 37.8077' W.L.

 

Een deel van de Reykjanes Ridge:

55o 04.5327' N.B., 36o 49.0135' W.L.

55o 05.4804' N.B., 35o 58.9784' W.L.

54o 58.9914' N.B., 34o 41.3634' W.L.

54o 41.1841' N.B., 34o 00.0514' W.L.

54o 00.0'N.B., 34o 00.0' W.L.

53o 54.6406' N.B., 34o 49.9842' W.L.

53o 58.9668' N.B., 36o 39.1260' W.L.

55o 04.5327' N.B., 36o 49.0135' W.L.

 

De Altair Seamounts:

44o 50.4953' N.B., 34o 26.9128' W.L.

44o 47.2611' N.B., 33o 48.5158' W.L.

44o 31.2006' N.B., 33o 50.1636' W.L.

44o 38.0481' N.B., 34o 11.9715' W.L.

44o 38.9470' N.B., 34o 27.6819' W.L.

44o 50.4953' N.B., 34o 26.9128' W.L.

 

De Antialtair Seamounts:

43o 43.1307' N.B., 22o 44.1174' W.L.

43o 39.5557' N.B., 22o 19.2335' W.L.

43o 31.2802' N.B., 22o 08.7964' W.L.

43o 27.7335' N.B., 22o 14.6192' W.L.

43o 30.9616' N.B., 22o 32.0325' W.L.

43o 40.6286' N.B., 22o 47.0288' W.L.

43o 43.1307' N.B., 22o 44.1174' W.L.

 

Hatton Bank:

59o 26' N.B., 14o 30' W.L.

59o 12' N.B., 15o 08' W.L.

59o 01' N.B., 17o 00' W.L.

58o 50' N.B., 17o 38' W.L.

58o 30' N.B., 17o 52' W.L.

58o 30' N.B., 18o 45' W.L.

58o 47' N.B., 18o 37' W.L.

59o 05' N.B., 17o 32' W.L.

59o 16' N.B., 17o 20' W.L.

59o 22' N.B., 16o 50' W.L.

59o 21' N.B., 15o 40' W.L.

 

North West Rockall:

57o 00' N.B., 14o 53' W.L.

57o 37' N.B., 14o 42' W.L.

57o 55' N.B., 14o 24' W.L.

58o 15' N.B., 13o 50' W.L.

57o 57' N.B., 13o 09' W.L.

57o 50' N.B., 13o 14' W.L.

57o 57' N.B., 13o 45' W.L.

57o 49' N.B., 14o 06' W.L.

57o 29' N.B., 14o 19' W.L.

57o 22' N.B., 14o 19' W.L.

57o 00' N.B., 14o 34' W.L.

 

Logachev Mound:

55o 17' N.B., 16o 10' W.L.

55o 34' N.B., 15o 07' W.L.

55o 50' N.B., 15o 15' W.L.

55o 33' N.B., 16o 16' W.L.

 

West Rockall Mound:

57o 20' N.B., 16o 30' W.L.

57o 05' N.B., 15o 58' W.L.

56o 21' N.B., 17o 17' W.L.

56o 40' N.B., 17o 50' W.L.

DEEL B

Over grote afstanden trekkende vis in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee

14.   Minimummaat voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee (4)

14.1.

In afwijking van artikel 6 en bijlage IV van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt de minimummaat voor blauwvintonijn in de Middellandse Zee vastgesteld op 10 kg of 80 cm.

14.2.

In afwijking van artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt geen tolerantiewaarde toegestaan voor blauwvintonijn waarop wordt gevist in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee.

15.   Minimummaat voor grootoogtonijn

In afwijking van artikel 6 en bijlage IV van Verordening (EG) nr. 973/2001 wordt de minimummaat voor grootoogtonijn opgeheven.

16.   Beperkingen op het gebruik van bepaalde soorten vaartuigen en vistuigen

16.1.

Ter bescherming van het bestand grootoogtonijn, met name jonge vis, is de visserij met vaartuigen die met de zegen vissen en vaartuigen die met de hengel (met aas) vissen, verboden in het onder a) genoemde gebied en tijdens de onder b) genoemde periode.

a)

Het gaat om het volgende gebied:

zuidelijke grens: breedtelijn 0o Z.B.

noordelijke grens: breedtelijn 5o N.B.

westelijke grens: meridiaan 20o W.L..

oostelijke grens: meridiaan 10o W.L.;

b)

het verbod geldt voor de periode van 1 tot en met 30 november van elk jaar.

16.2.

In afwijking van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 973/2001 mogen vissersvaartuigen uit de Gemeenschap tijdens de in artikel 3, lid 1, van die verordening genoemde periode zonder beperking op het gebruik van bepaalde vaartuig- en vistuigtypes vissen in het in artikel 3, lid 2, van die verordening omschreven gebied.

16.3.

In afwachting van de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (5), mogen de lopende visserijactiviteiten waarvoor een afwijking geldt op grond van artikel 3, leden 1 en 1 bis, en artikel 6, leden 1 en 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1626/94, in 2007 tijdelijk worden voortgezet.

17.   Maatregelen met betrekking tot de recreatie- en sportvisserij in de Middellandse Zee

17.1.

Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen om — in het kader van de recreatie- en sportvisserij — het gebruik van sleepnetten, omsluitingsnetten, glijzegens, korren, kieuwnetten, schakelnetten en beugen te verbieden voor het vissen op tonijn en tonijnachtigen, in het bijzonder blauwvintonijn, in de Middellandse Zee.

17.2.

Iedere lidstaat zorgt ervoor dat de tonijn en tonijnachtigen die in de Middellandse Zee in het kader van de recreatie- en sportvisserij worden gevangen, niet in de handel worden gebracht.

18.   Bemonsteringsplan voor blauwvintonijn

In afwijking van artikel 5 bis van Verordening (EG) nr. 973/2001 stelt iedere lidstaat een bemonsteringsplan op voor de raming van de aantallen gevangen blauwvintonijnen per grootte; dit vereist met name dat de groottesortering in kooien moet plaatsvinden aan de hand van één monster (= 100 stuks) per 100 ton levende vis. De bemonstering met het oog op de groottesortering vindt plaats tijdens het oogsten (6) op het viskweekbedrijf, overeenkomstig de ICCAT-verslagleggingsmethode taak II. Tijdens iedere oogst moeten in alle kooien monsters worden genomen. Vóór 1 mei 2007 moeten de op basis van de in het voorafgaande jaar uitgevoerde bemonsteringen verkregen gegevens aan de ICCAT worden toegezonden.

DEEL C

Oostelijk deel van de Atlantische Oceaan

19.   Centraal-Oostelijke Atlantische Oceaan

De minimummaat voor octopus (Octopus vulgaris) die is gevangen in de maritieme wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het CECAF-gebied (FAO Fishery Committee for the Eastern Central Atlantic), bedraagt 450 gram (schoongemaakt). Ondermaatse octopus mag niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moet onmiddellijk terug in zee worden gezet.

DEEL D

Oostelijke Stille Oceaan

20.   Ringzegens in het gereglementeerde gebied van de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC).

20.1.

De visserij met ringzegens op geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) of gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) is hetzij van 1 augustus tot en met 11 september 2007 of van 20 november tot en met 31 december 2007 verboden in het gebied dat wordt begrensd door:

de kustlijnen van Amerika langs de Stille Oceaan,

lengtegraad 150o W.L.,

breedtegraad 40o N.B.,

breedtegraad 40o Z.B..

20.2.

De betrokken lidstaten delen de Commissie vóór 1 juli 2007 mee in welke periode de betrokken visserijactiviteiten worden stilgelegd. Alle ringzegenvissers van de betrokken lidstaten moeten de visserij met de ringzegen in het beschreven gebied en gedurende de geselecteerde periode stilleggen.

20.3.

Vanaf … (7) moeten ringzegenvissers die in het gereglementeerde gebied van de IATTC vissen, alle gevangen grootoogtonijnen, gestreepte tonijnen en geelvintonijnen aan boord houden en aanlanden, behalve vis die om andere redenen dan de grootte als ongeschikt voor menselijke consumptie wordt beschouwd. Eén uitzondering vormt de laatste vangst van een reis, wanneer wellicht onvoldoende ruimte is overgebleven om alle bij die vangst gevangen tonijn op te slaan.

DEEL E

Oostelijke Stille Oceaan en Centraal-Westelijke deel van de Stille Oceaan

21.   Tonijn en albacore in het centraal-westelijke deel van de Stille Oceaan

De lidstaten zien erop toe dat de totale inspanning bij de visserij op grootoogtonijn, geelvintonijn, gestreepte tonijn en zuidelijke geelvintonijn in het centraal-westelijke deel van de Stille Oceaan wordt beperkt tot de visserij-inspanning die in partnerschapsovereenkomsten tussen de Gemeenschappen en kuststaten in de regio is overeengekomen.

22.   Bijzondere maatregelen voor het Oostelijke en Centraal-Westelijke deel van de Stille Oceaan

Vaartuigen die in het Oostelijke en Centraal-Westelijke deel van de Stille Oceaan met ringzegens vissen, moeten indien mogelijk alle zeeschildpadden, haaien, makreelgepen, roggen, zeebrasems en andere niet-doelsoorten onverwijld ongedeerd vrijlaten. De vissers moeten worden aangemoedigd technieken en apparatuur te ontwikkelen en te gebruiken om deze dieren snel en veilig vrij te laten.

23.   Specifieke maatregelen voor ingesloten of in netten verstrikte zeeschildpadden

In het Oostelijke en Centraal-Westelijke deel van de Stille Oceaan gelden de volgende specifieke maatregelen:

a)

wanneer men ziet dat zich in het net een zeeschildpad bevindt, moeten alle redelijke inspanningen worden gedaan om de schildpad te redden voordat ze in het net verstrikt geraakt, en daartoe moet indien nodig ook een speedboot worden ingezet;

b)

indien een schildpad in het net verstrikt is, moet de netrol worden stilgelegd zodra de schildpad uit het water komt en pas opnieuw worden gestart als de schildpad is bevrijd en is vrijgelaten;

c)

indien een schildpad aan boord van een vaartuig wordt gebracht, moeten alle passende methodes worden gebruikt om de schildpad te helpen zich te herstellen, voordat ze opnieuw overboord wordt gezet;

d)

vaartuigen voor de tonijnvisserij moet een verbod worden opgelegd om zoutzakken of andere soorten plastic afval in zee te gooien;

e)

zeeschildpadden die in visaantrekkende structuren (Fish Aggregating Devices, FAD's) of ander vistuig verstrikt zijn geraakt, moeten voor zover mogelijk worden bevrijd;

f)

FAD's die niet meer voor de visserij worden gebruikt, moeten zoveel mogelijk uit het water worden verwijderd.


(1)  PB L 41 van 13.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 56 van 2.3.2005, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1805/2005 (PB L 290 van 4.11.2005, blz. 12).

(3)  PB L 77 van 20.3.2002, blz. 8.

(4)  Zie voetnoot 1 in bijlage ID betreffende blauwvintonijn.

(5)  PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11.

(6)  Voor vis die meer dan één jaar lang gekweekt wordt, moeten andere aanvullende bemonsteringsmethoden worden vastgesteld.

(7)  Datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Aanhangsel 1 van bijlage III

GESLEEPT VISTUIG: Skagerrak en Kattegat

Maaswijdten, doelsoorten en vereiste vangstpercentages die van toepassing zijn bij het gebruik van één enkele maaswijdte

Soort

Maaswijdte (mm)

< 16

16-31

32-69

35-69

70-89 (1)

≥ 90

Minimumpercentage doelsoorten

50 % (2)

50 % (2)

20 % (2)

50 % (2)

20 % (2)

20 % (3)

30 % (4)

geen

Zandspiering (Ammodytidae) (5)

x

x

x

x

x

x

x

x

Zandspiering (Ammodytidae) (6)

 

x

 

x

x

x

x

x

Kever (Trisopterus esmarkii)

 

x

 

x

x

x

x

x

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

 

x

 

x

x

x

x

x

Grote Pieterman (Trachinus draco) (7)

 

x

 

x

x

x

x

x

Weekdieren (behalve Sepia) (7)

 

x

 

x

x

x

x

x

Geep (Belone belone) (7)

 

x

 

x

x

x

x

x

Grauwe poon (Eutrigla gurnardus) (7)

 

x

 

x

x

x

x

x

Zilvervis (Argentina spp.)

 

 

 

x

x

x

x

x

Sprot (Sprattus sprattus)

 

x

 

x

x

x

x

x

Paling (Anguilla anguilla)

 

 

x

x

x

x

x

x

Noordzeegarnaal/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (8)

 

 

x

x

x

x

x

x

Makreel (Scomber spp.)

 

 

 

x

 

 

x

x

Horsmakreel (Trachurus spp.)

 

 

 

x

 

 

x

x

Haring (Clupea harengus)

 

 

 

x

 

 

x

x

Noordse garnaal (Pandalus borealis)

 

 

 

 

 

x

x

x

Noordzeegarnaal/Oostzeegarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (7)

 

 

 

 

x

 

x

x

Wijting (Merlangius merlangus)

 

 

 

 

 

 

x

x

Noorse kreeft, langoestine (Nephrops norvegicus)

 

 

 

 

 

 

x

x

Alle andere mariene organismen

 

 

 

 

 

 

 

x


(1)  Bij toepassing van deze maaswijdte moet de kuil zijn vervaardigd uit vierkant gemaasde panelen en zijn voorzien van een sorteerrooster overeenkomstig aanhangsel 2.

(2)  De bijvangst aan boord mag voor de volgende soorten (in welke combinatie dan ook) in totaal niet meer dan 10 % bedragen: kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoustine en kreeft.

(3)  Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis, langoustine en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 50 % bedragen.

(4)  Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tarbot, griet, bot, schartong, wijting, schar, zwarte koolvis en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 60 % bedragen.

(5)  Van 1 maart tot en met 31 oktober in het Skagerrak en van 1 maart tot en met 31 juli in het Kattegat.

(6)  Van 1 november tot en met de laatste dag van februari in het Skagerrak en van 1 augustus tot en met de laatste dag van februari in het Kattegat.

(7)  Alleen binnen vier mijl vanaf de basislijnen.

(8)  Buiten vier mijl vanaf de basislijnen.

Aanhangsel 2 van bijlage III

Voorschriften voor het sorteerrooster bij de trawlvisserij met een maaswijdte van 70 mm

a)

Het naar soort selectieve rooster moet worden bevestigd in trawls met een kuil die volledig uit vierkante mazen bestaat met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 90 mm. De minimumlengte van de kuil bedraagt 8 m. Het is verboden sleepnetten te gebruiken met meer dan 100 vierkante mazen in de omtrek van de kuil, de aanslag en de naadlijn niet meegerekend.

b)

Het rooster moet rechthoekig zijn. De staven van het rooster lopen evenwijdig aan de lengteas van het rooster. De afstand tussen de staven bedraagt maximaal 35 mm. Het is toegestaan om hierin een of meer scharnieren aan te brengen om de opslag van het rooster op de nettentrommel te vergemakkelijken.

c)

Het rooster moet diagonaal en met de achterzijde omhoog in de trawl worden aangebracht onmiddellijk vóór de kuil of maximaal 10 m verder naar voren in de tunnel. Alle zijden van het rooster moeten aan de trawl worden bevestigd.

d)

In het rugpaneel van de trawl moet onmiddellijk boven het rooster een vrije uitlaat voor vis worden aangebracht. De opening van deze uitlaat moet aan de achterzijde even breed zijn als het rooster en moet naar voren toe aan beide zijden puntvormig zijn uitgesneden langs de zijden van de mazen.

e)

Het is toegestaan vóór het rooster een trechter aan te brengen om de vis naar de bodem van de trawl en het rooster te geleiden. De minimale maaswijdte van de trechter moet gelijk zijn aan 70 mm. De verticale opening van de trechter die de vis naar het rooster leidt, moet ten minste 15 cm bedragen. De breedte van deze trechter moet gelijk zijn aan de breedte van het rooster.

Image

Schematisch beeld van een naar soort en grootte selectieve trawl. De vis die binnenkomt, wordt door een trechter naar de bodem van de trawl en naar een rooster geleid. Grotere vissen worden vervolgens door het rooster uit de trawl geleid terwijl kleinere vissen en langoustine door het rooster in de kuil terechtkomen. Doordat de tunnel volledig uit vierkante mazen bestaat is het voor kleinere vissen en ondermaatse langoustine makkelijker om te ontsnappen.

Aanhangsel 3 van bijlage III

Voorschriften voor de visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig toegestaan in ICES-zones III, IV, V, VI en VIII en in ICES-zones VIII a, b, d, e

a)

Omschrijving van het ontsnappingspaneel met vierkante mazen boven in het vistuig

Het betreft een paneel met vierkante mazen van 100 mm (gemeten aan de binnenzijde van de openingen) aan het achtereind van de trechter in trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijke sleepnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm.

Het ontsnappingspaneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Er is slechts één ontsnappingspaneel. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

b)

Plaats van bevestiging van het ontsnappingspaneel

Het ontsnappingspaneel wordt midden in het rugpaneel van het achterste trechtervormige gedeelte van de trawl aangebracht, juist voor het cilindrische gedeelte bestaande uit de tunnel en kuil.

Het paneel eindigt niet meer dan 12 mazen van de rij handgebreide mazen tussen het achterste trechtervormige gedeelte en de tunnel.

c)

Grootte van de panelen

Het paneel is ten minste 2 m lang en 1 m breed.

d)

Netwerk

De mazen in het ontsnappingspaneel moeten een maaswijdte van ten minste 100 mm hebben. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit.

Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. De twijndikte bedraagt maximaal 4 mm.

e)

Bevestiging van het ontsnappingspaneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Het is toegestaan het netwerk aan vier zijden te voorzien van een naadlijn. De diameter van deze naadlijn bedraagt maximaal 12 mm.

De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel.

Het aantal ruitvormige mazen van het rugpaneel dat is vastgemaakt aan de kleinste zijkant van het paneel (zijkant van een meter die loodrecht staat op de lengteas van de kuil) bedraagt ten minste het aantal ruitvormige mazen dat is vastgemaakt aan de lengterichting van het paneel, gedeeld door 0,7.

f)

Overige

Onderstaande illustratie geeft aan op welke wijze het ontsnappingspaneel in het netwerk wordt bevestigd.

Image


BIJLAGE IV

DEEL I

Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van de Gemeenschap in wateren van derde landen

Visserijzone

Visserijtak

Aantal vergunningen

Verdeling van de vergunningen onder de lidstaten

Maximum aantal vaartuigen aanwezig op eender welk tijdstip

Noorse wateren en visserijzone rond Jan Mayen

Haring, benoorden 62o00' N.B.

77

DK: 26, DE: 5, FR: 1, IRL: 7, NL: 9, SW: 10, UK: 17, PL: 1

55

Demersale soorten, benoorden 62o00' N.B.

80

FR: 18, PT: 9, DE: 16, ES: 20, UK: 14, IRL: 1

50

Makreel, bezuiden 62o00' N.B., ringzegenvisserij

11

DE: 1 (1), DK: 26 (1), FR: 2 (1), NL: 1 (1)

Niet van toepassing

Makreel, bezuiden 62o00' N.B., trawlvisserij

19

Niet van toepassing

Makreel, benoorden 62o00' N.B., ringzegenvisserij

11 (2)

DK: 11

Niet van toepassing

Industriële soorten, bezuiden 62o00' N.B.

480

DK: 450, UK: 30

150

Wateren van de Faeröer

Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer

26

BE: 0, DE: 4, FR: 4, UK: 18

13

Gerichte visserij op kabeljauw en schelvis met netten met mazen niet kleiner dan 135 mm, beperkt tot het gebied ten zuiden van 62o28' N.B. en ten oosten van 6o30' W.L.

8 (3)

 

4

 

Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer. In de perioden 1 maart-31 mei en 1 oktober-31 december mogen deze vaartuigen vissen in het gebied tussen 61o20' N.B. en 62o00' N.B. en tussen 12 en 21 mijl vanaf de basislijnen

70

BE: 0, DE: 10, FR: 40, UK: 20

26

Trawlvisserij op blauwe leng met netten met mazen niet kleiner dan 100 mm in het gebied ten zuiden van 61o30' N.B. en ten westen van 9o00' W.L. en in het gebied tussen 7o00' W.L. en 9o00' W.L. ten zuiden van 60o30' N.B. en in het gebied ten zuidwesten van een lijn tussen 60o30' N.B., 7o00' W.L. en 60o00' N.B., 6o00' W.L.

70

DE: 8 (4), FR: 12 (4), UK: 0 (4)

20 (5)

 

Gerichte trawlvisserij op koolvis met netten met mazen niet kleiner dan 120 mm, en waarbij verstevigingsstroppen rond de kuil mogen worden gebruikt

70

 

22 (5)

Visserij op blauwe wijting. Het totale aantal vergunningen kan met 4 vaartuigen worden verhoogd om in spannen te vissen indien de autoriteiten van de Faeröer zouden beslissen om bijzondere toegangsregels voor een gebied, „main fishing area of blue whiting” genaamd, in te stellen

36

DE: 3, DK: 19, FR: 2, UK: 5, NL: 5

20

Lijnvisserij

10

UK: 10

6

Makreelvisserij

12

DK: 12

12

Haringvisserij benoorden 62o N.B.

21

DE: 1, DK: 7, FR: 0, UK: 5, IRL: 2, NL: 3, SW: 3

21

DEEL II

Kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten voor vaartuigen van derde landen in Gemeenschapswateren

Vlaggenstaat

Visserijtak

Aantal vergunningen

Maximumaantal vaartuigen aanwezig op eender welk tijdstip

Noorwegen

Haring, benoorden 62o00' N.B.

18

18

Faeröer

Makreel, VIa (benoorden 56o30' N.B.), VIIe, f, h, horsmakreel, IV, VIa (benoorden 56o30' N.B.), VIIe, f, h; haring, VIa (benoorden 56o 30' N.B.)

14

14

Haring, benoorden 62o00' N.B.

21

21

Haring, IIIa

4

4

Industriële visserij op kever en sprot, IV, VIa (benoorden 56o30' N.B.): zandspiering, IV (incl. onvermijdelijke bijvangsten van blauwe wijting)

15

15

Leng en torsk

20

10

Blauwe wijting, II, VIa (benoorden 56o30' N.B.), VIb, VII (ten westen van 12o00' W.L.)

20

20

Blauwe leng

16

16

Venezuela

Snappers (6) (wateren van Frans-Guyana)

41

pm

Haai (wateren van Frans-Guyana)

4

pm

DEEL III

Aangifte overeenkomstig artikel 25, lid 2

Image


(1)  Deze verdeling geldt voor de ringzegen- en de trawlvisserij.

(2)  Te kiezen uit de 11 vergunningen voor ringzegenvisserij op makreel bezuiden 62o00' N.B..

(3)  Volgens de Goedgekeurde Notulen van 1999 zijn de aantallen voor de gerichte visserij op kabeljauw en schelvis opgenomen in de aantallen voor „Elke vorm van trawlvisserij met vaartuigen van ten hoogste 180 voet in de zone tussen 12 en 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”

(4)  Maximumaantal vaartuigen dat op enig moment tegelijkertijd in het gebied aanwezig mag zijn.

(5)  Dit aantal is begrepen in het aantal voor „Trawlvisserij buiten 21 mijl van de basislijnen van de Faeröer”

(6)  Uitsluitend te vangen met beuglijnen of vallen (snappers) of beuglijnen of netten met een maaswijdte van ten minste 100 mm te gebruiken op een diepte van meer dan 30 meter (haaien). Deze vergunningen mogen alleen worden afgegeven na overlegging van een bewijs dat er een geldig contract bestaat tussen de scheepseigenaar die de vergunning aanvraagt, en een verwerkend bedrijf in het Franse departement Guyana en dat dit contract een verplichting bevat om minstens 75 % van alle vangsten van snappers of minstens 50 % van alle vangsten van haaien door het betrokken vaartuig in genoemd Frans departement aan te landen voor verwerking in het betrokken verwerkende bedrijf.

Bovengenoemd contract moet worden geviseerd door de Franse autoriteiten die zich ervan moeten vergewissen dat het zowel correspondeert met de capaciteit van het verwerkende bedrijf waarmee het is gesloten en met de doelstellingen voor de ontwikkeling van de economie in Guyana. Een afschrift van dit geviseerde contract moet bij de aanvraag van de vergunning worden gevoegd.

Wanneer de Franse autoriteiten bovenbedoelde visering weigeren, delen zij deze weigering, met redenen omkleed, mee aan de betrokkene en aan de Commissie.


BIJLAGE V

DEEL I

In het logboek te noteren gegevens

Bij het vissen in de 200-mijlszone van de lidstaten van de Gemeenschap waarvoor de communautaire visserijvoorschriften gelden, moeten onmiddellijk na de onderstaande activiteiten de volgende gegevens in het logboek worden genoteerd.

Na iedere trek:

1.1.

gevangen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

1.2.

datum en tijdstip van de trek;

1.3.

geografische positie tijdens de trek;

1.4.

gebruikte vismethode.

Na iedere overlading op of vanuit een ander vaartuig:

2.1.

de vermelding „ontvangen van” of „overgeladen op”;

2.2.

de overgeladen hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht);

2.3.

naam, identificatieletters en -nummers van het vaartuig waarop of waaruit de overlading plaatsvond;

2.4.

overlading van kabeljauw is niet toegestaan.

Na iedere aanvoer in een haven van de Gemeenschap:

3.1.

naam van de haven;

3.2.

aangevoerde hoeveelheid van elke soort (in kg levend gewicht).

Na ieder bericht aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen:

4.1.

datum en tijdstip van het bericht;

4.2.

aard van het bericht: „catch on entry”, „catch on exit”, „catch”, „trans-shipment”

4.3.

bij een radiobericht: naam van het radiostation.

DEEL II

Image


BIJLAGE VI

INHOUD VAN DE BERICHTEN AAN DE COMMISSIE EN TRANSMISSIESPECIFICATIES

1.   De hierna gevraagde gegevens moeten aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen worden meegedeeld volgens het onderstaande schema.

1.1.

Wanneer een vaartuig aan een visreis (1) in communautaire wateren begint, verstuurt het een „catch on entry”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

SR

m (2)

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht in het lopende jaar)

TM

m

COE (= „catch on entry”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

o (3)

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

LT (4)

o (5)

(breedtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

LG (4)

o (5)

(lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

LI

o

(geraamde breedtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

LN

o

(geraamde lengtegraad van de positie waar de kapitein voornemens is de visserij te beginnen, in graden of decimalen)

RA

m

(relevant ICES-gebied)

OB

m

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

1.2.

Wanneer een vaartuig een visreis (6) in communautaire wateren beëindigt, verstuurt het een „catch on exit”-bericht dat de volgende gegevens bevat:

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

COX (= „catch on exit”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

LT (7)

o (8)

(breedtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

LG (7)

o (8)

(lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

RA

m

(relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

CA

m

(gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

OB

o

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DF

o

(aantal visdagen sinds laatste bericht)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

1.3.

Het vaartuig verstuurt, wanneer op haring en makreel wordt gevist, om de drie dagen, te beginnen op de derde dag nadat het vaartuig voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren en wanneer op andere soorten dan haring en makreel wordt gevist, elke week, te beginnen op de zevende dag nadat het voor het eerst de in punt 1.1 bedoelde zone is binnengevaren, een „catch report” (vangstbericht) dat de volgende gegevens bevat:

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

CAT (= „catch report”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

LT (9)

o (10)

(breedtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

LG (9)

o (10)

(lengtegraad van positie van vaartuig op het moment van het bericht)

RA

m

(relevant ICES-gebied waar de vangsten zijn gedaan)

CA

m

(gevangen hoeveelheid per soort sinds het laatste bericht met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

OB

o

(hoeveelheid aan boord per soort, in het ruim, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

DF

o

(aantal visdagen sinds laatste bericht)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

1.4.

Wanneer tussen het „catch on entry”-bericht en het „catch on exit”-bericht een overlading plaatsvindt, los van de „catch report”-berichten, moet minimaal 24 uur van tevoren een extra „trans-shipment”-bericht worden verstuurd, dat de volgende gegevens bevat:

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

SQ

m

(volgnummer van het bericht voor dat vaartuig in het lopende jaar)

TM

m

TRA (= „trans-shipment”)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig)

TN

o

(volgnummer van de visreis in het lopende jaar)

NA

o

(naam van het vaartuig)

IR

m

(vlaggenstaat volgens ISO-3-landencode, in voorkomend geval gevolgd door uniek referentienummer van de vlaggenstaat)

XR

m

(op het vaartuig aangebrachte identificatieletters en -nummers; kenteken aangebracht op de romp van het vaartuig)

KG

m

(hoeveelheid die is in- of uitgeladen, per soort, met voor elke soort het volgende gegevenspaar: FAO code + levend gewicht in kilogram, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kilogram)

TT

m

(internationale radioroepnaam van het ontvangende vaartuig)

TF

m

(internationale radioroepnaam van het overladende vaartuig)

LT (11)

m/o (12), (13)

(breedtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

LG (11)

m/o (12), (13)

(lengtegraad van de positie waar de overlading is gepland)

PD

m

(geplande datum van de overlading)

PT

m

(gepland tijdstip van de overlading)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

MA

m

(naam van de kapitein van het vaartuig)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

2.   Vorm van de berichten

Tenzij punt 3.3 van toepassing is (zie onder), moeten de in punt 1 vermelde gegevens worden meegedeeld met gebruikmaking van de codes en in de volgorde als hierboven vermeld, waarbij met name:

de tekst „VRONT” moet worden geplaats in de onderwerpsregel van het bericht;

ieder onderdeel van de gegevens op een nieuwe regel moet worden geplaatst;

de gegevens zelf voorafgegaan moeten worden door de betrokken code en onderling moeten worden gescheiden door een spatie.

Voorbeeld (met fictieve gegevens):

SR

 

AD

XEU

SQ

1

TM

COE

RC

IRCS

TN

1

NA

VESSEL NAME EXAMPLE

IR

NOR

XR

PO 12345

LT

+65.321

LO

-21.123

RA

04A.

OB

COD 100 HAD 300

DA

20051004

MA

CAPTAIN NAME EXAMPLE

TI

1315

ER

 

3.   Schema voor de berichten

3.1.

De in punt 1 bedoelde gegevens moeten door het vaartuig aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Brussel worden meegedeeld per telex (SAT COM Commissie 420599543 FISH), per e-mail (FISHERIES-telecom@cec.eu.int) of via een van de in punt 4 vermelde radiostations en in de in punt 2 aangegeven vorm.

3.2.

Indien het bericht wegens overmacht niet door het vaartuig kan worden verzonden, mag het namens dat vaartuig door een ander vaartuig worden doorgezonden.

3.3.

Indien een vlaggenstaat technisch in staat is alle bovengenoemde berichten en gegevens in NAF-formaat te verzenden namens zijn actieve vaartuigen, kan deze vlaggenstaat — na een bilaterale overeenkomst tussen de vlaggenstaat en de Commissie — de gegevens via een beveiligd protocol aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen toezenden. In dat geval worden, ter begeleiding, de volgende aanvullende gegevens aan het bericht toegevoegd (na de AD-gegevens):

FR

m

(„from”; ISO-drielettercode van de vlaggenstaat die het bericht verzendt)

RN

m

(volgnummer van het bericht voor het betrokken jaar)

RD

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

RT

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

Voorbeeld (met bovenstaande gegevens):

//SR//AD/XEU//FR/NOR//RN/5//RD/20051004//RT/1320//SQ/1//TM/COE//RC/IRCS//TN/1//NA/VESSEL NAME EXAMPLE//IR/NOR//XR/PO 12345//LT/+65.321//LG/-21.123//RA/04A.//OB/COD 100 HAD 300//DA/20051004//TI/1315//MA/CAPTAIN NAME EXAMPLE//ER//

De vlaggenstaat ontvangt een „return message” met de volgende gegevens:

SR

m

(= „start of record”; begin van het bericht)

AD

m

(ISO-drielettercode van de vlaggenstaat)

FR

m

XEU (= aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen)

RN

m

(volgnummer van het bericht waarop de „return message” betrekking heeft)

TM

m

RET (= „return”)

SQ

m

(volgnummer van het oorspronkelijke bericht van het vaartuig in het lopende jaar)

RC

m

(internationale roepnaam van het vaartuig als vermeld in oorspronkelijk bericht)

RS

m

(„return status”; antwoord, namelijk ACK of NAK)

RE

m

(„return error number”; foutnummer)

DA

m

(datum van het bericht in het formaat: jjjjmmdd)

TI

m

(tijdstip van het bericht in het formaat uumm)

ER

m

(= „end of record”; einde van het bericht)

4.   Naam van het radiostation

Naam van het radiostation

Oproepletters van het radiostation

Lyngby

OXZ

Land's End

GLD

Valentia

EJK

Malin Head

EJM

Torshavn

OXJ

Bergen

LGN

Farsund

LGZ

Florø

LGL

Rogaland

LGQ

Tjøme

LGT

Ålesund

LGA

Ørlandet

LFO

Bodø

LPG

Svalbard

LGS

Stockholm Radio

STOCKHOLM RADIO

Turku

OFK

5.   Code voor het meedelen van de vissoorten

Beryciden (Beryx spp.)

ALF

Lange schol (Hippoglossoides platessoides)

PLA

Ansjovis (Engraulis encrasicolus)

ANE

Zeeduivel (Lophius spp.)

MNZ

Zilvervis (Argentina silus)

ARG

Braam (Brama brama)

POA

Reuzenhaai (Cetorinhus maximus)

BSK

Zwarte haarstaart (Aphanopus carbo)

BSF

Blauwe leng (Molva dypterygia)

BLI

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

WHB

Atlantische seabobgarnaal (Xyphopenaeus kroyerii)

BOB

Kabeljauw (Gadus morhua)

COD

Garnaal (Crangon crangon)

CSH

Inktvis (Loligo spp.)

SQC

Doornhaai (Squalus acanthias)

DGS

Gaffelkabeljauwen (Phycis spp.)

FOR

Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides)

GHL

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

HAD

Heek (Merluccius merluccius)

HKE

Heilbot (Hippoglossus hippoglossus)

HAL

Haring (Clupea harengus)

HER

Horsmakreel (Trachurus trachurus)

HOM

Leng (Molva molva)

LIN

Makreel (Scomber scombrus)

MAC

Schartong (Lepidorhombus spp.)

LEZ

Noordse garnaal (Pandalus borealis)

PRA

Noorse kreeft, langoestine (Nephrops norvegicus)

NEP

Kever (Trisopterus esmarkii)

NOP

Orange roughy/Atlantische slijmkop (Hoplostethus atlanticus)

ORY

Overige

OTH

Schol (Pleuronectes platessa)

PLE

Witte koolvis (Pollachius pollachius)

POL

Haringhaai (Lamma nasus)

POR

Roodbaars (Sebastes spp.)

RED

Zeebrasem (Pagellus bogaraveo)

SBR

Grenadiervis (Coryphaenoides rupestris)

RNG

Zwarte koolvis (Pollachius virens)

POK

Zalm (Salmo salar)

SAL

Zandspiering (Ammodytes spp.)

SAN

Sardine (Sardina pilchardus)

PIL

Haaien (Selachii, Pleurotremata)

SKH

Garnaal „Penaeus” (Penaeidae)

PEZ

Sprot (Sprattus sprattus)

SPR

Pijlinktvis (Illex spp.)

SQX

Tonijn (Thunnidae)

TUN

Torsk (Brosme brosme)

USK

Wijting (Merlangius merlangus)

WHG

Zandschar (Limanda ferruginea)

YEL

6.   Codes voor het aanduiden van het betrokken gebied

02A.

ICES-sector IIa — Noorse Zee

02B.

ICES-sector IIb — Spitsbergen en Bereneiland

03A.

ICES-sector IIIa — Skagerrak en Kattegat

03B.

ICES-sector IIIb

03C.

ICES-sector IIIc

03D.

ICES-sector IIId — Oostzee

04A.

ICES-sector IVa — Noordelijke Noordzee

04B.

ICES-sector IVb — Centrale Noordzee

04C.

ICES-sector IVc — Zuidelijke Noordzee

05A.

ICES-sector Va — IJslandse wateren

05B.

ICES-sector Vb — Wateren van de Faeröer

06A.

ICES-sector VIa — Wateren ten noordwesten van Schotland en Noord-Ierland

06B.

ICES-sector VIb — Rockall

07A.

ICES-sector VIIa — Ierse Zee

07B.

ICES-sector VIIb — Wateren ten westen van Ierland

07C.

ICES-sector VIIc — Porcupine Bank

07D.

ICES-sector VIId — Oostelijk deel van het Kanaal

07E.

ICES-sector VIIe — Westelijk deel van het Kanaal

07F.

ICES-sector VIIf — Bristolkanaal

07G.

ICES-sector VIIg — Noordelijk deel van de Keltische Zee

07H.

ICES-sector VIIh — Zuidelijk deel van de Keltische Zee

07J.

ICES-sector VIIj — Wateren ten zuidwesten van Ierland- Oostelijk deel

07K.

ICES-sector VIIk — Wateren ten zuidwesten van Ierland- Westelijk deel

08A.

ICES-sector VIIIa — Golf van Biskaje — Noordelijk deel

08B.

ICES-sector VIIIb — Golf van Biskaje — Centrale deel

08C.

ICES-sector VIIIc — Golf van Biskaje — Zuidelijk deel

08D.

ICES-sector VIIId — Golf van Biskaje — Volle zee

08E.

ICES-sector VIIIe — Golf van Biskaje — Westelijk deel

09A.

ICES-sector IXa — Portugese wateren — Oostelijk deel

09B.

ICES-sector IXb — Portugese wateren — Westelijk deel

14A.

ICES-sector XIVa — Groenlandse wateren — Noordoostelijk deel

14B.

ICES-sector XIVb — Groenlandse wateren — Zuidoostelijk deel

7.

Afgezien van het bepaalde in het punt 1 t/m 6 zijn de volgende bepalingen van toepassing op vaartuigen van derde landen die in communautaire wateren op blauwe wijting willen vissen:

a)

Vaartuigen die reeds vangst aan boord hebben, mogen hun visreis pas beginnen nadat ze daarvoor toestemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteit van de betrokken kustlidstaat. Ten minste vier uur voor het binnenvaren van de communautaire wateren, stuurt de kapitein van het vaartuig in voorkomend geval een bericht aan een van de volgende visserijcontrolecentra:

i)

UK (Edinburgh) per e-mail op het volgende adres: ukfcc@scotland.gsi.gov.uk of telefonisch (+44 131 271 9700) of

ii)

Ierland (Haulbowline) per e-mail op het volgende adres: nscstaff@eircom.net of telefonisch (+353 87 236 5998).

In dit bericht worden de naam, internationale radioroepnaam en de havencode en het havennumer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en de positie (lengtegraad/breedtegraad) waar het vaartuig naar schatting van de kapitein de communautaire wateren zal binnenvaren en het gebied waar hij voornemens is te beginnen te vissen. Het vaartuig begint niet te vissen voordat het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter inspectie moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek vergunningsnummer dat de kapitein bewaart tot het einde van de visreis.

Niettegenstaande de inspecties die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in goed gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor inspectie in de haven aanbiedt.

b)

De voorschriften van punt a) gelden niet voor vaartuigen die de communautaire wateren binnenvaren zonder vangst aan boord.

c)

In afwijking van punt 1.2. wordt de visreis als beëindigd beschouwd zodra het vaartuig de communautaire wateren verlaat of een haven van de Gemeenschap binnenloopt waar de vangsten volledig worden aangeland.

De vaartuigen verlaten de Gemeenschapswateren pas nadat zij door een van de volgende controleroutes zijn gevaren:

A.

ICES-vak 48 E2 in sector VIa

B.

ICES-vak 46 E6 in sector IVa

C.

ICES-vakken 48 E8, 49 E8 of 50 E8 in sector IVa.

De kapitein van het schip stuurt ten minste vier uur voor het binnenvaren van een van de bovengenoemde controleroutes per e-mail of telefonisch een bericht aan het visserijcontrolecentrum in Edingburgh, als bepaald in punt 1. In dit bericht worden de naam, internationale radioroepnaam en de havencode en het havennumer (PLN) van het vaartuig, de totale hoeveelheid aan boord per soort en de controleroute waarlangs het vaartuig van plan is te varen.

Het vaartuig verlaat het gebied binnen de controleroute niet voordat het bevestiging heeft gekregen van ontvangst van het bericht en instructies inzake het feit of de kapitein het schip al dan niet ter inspectie moet aanbieden. Elke bevestiging heeft een uniek vergunningsnummer dat de kapitein bewaart tot het vaartuig de communitaire wateren verlaat.

Niettegenstaande de inspecties die op zee kunnen worden uitgevoerd, kunnen de bevoegde autoriteiten in goed gemotiveerde gevallen eisen dat de kapitein het schip voor inspectie in de havens van Lerwick of Scrabster aanbiedt.

d)

De netten van vaartuigen die op doorvaart zijn door de wateren van de Gemeenschap, moeten met inachtneming van de volgende voorwaarden zo zijn opgeborgen dat ze niet onmiddellijk kunnen worden gebruikt:

i)

netten, gewichten en dergelijk tuig moeten worden losgemaakt van de borden en van de trek- of sleepkabels en trek- of sleeptouwen,

ii)

netten die zich op of boven het dek bevinden, moeten stevig worden vastgemaakt aan de bovenbouw.


(1)  Onder „visreis” wordt in dit verband verstaan: de reis vanaf het moment waarop een vaartuig de 200-mijlszone buiten de kust van de lidstaten van de Gemeenschap waar communautaire visserijvoorschriften gelden, wil binnenvaren tot op het moment waarop het vaartuig deze zone weer verlaat.

(2)  m = „mandatory”; verplicht

(3)  o = „optional”; facultatief

(4)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma; tot 31.12.2006 kunnen LA en LO in graden en minuten nog worden gebruikt.

(5)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.

(6)  Onder „visreis” wordt in dit verband verstaan: de reis vanaf het moment waarop een vaartuig de 200-mijlszone buiten de kust van de lidstaten van de Gemeenschap waar communautaire visserijvoorschriften gelden, wil binnenvaren tot op het moment waarop het vaartuig deze zone weer verlaat.

(7)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma; tot 31.12.2006 kunnen LA en LO in graden en minuten nog worden gebruikt.

(8)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.

(9)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma; tot 31.12.2006 kunnen LA en LO in graden en minuten nog worden gebruikt.

(10)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.

(11)  LT, LG: in decimaal formaat, tot 3 decimalen na de komma; tot 31.12.2006 kunnen LA en LO in graden en minuten nog worden gebruikt.

(12)  Facultatief als het vaartuig is voorzien van een satellietvolgsysteem.

(13)  Facultatief voor het ontvangende vaartuig.


BIJLAGE VII

LIJST VAN SOORTEN

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

3-Alpha Code

Bodemvissen

 

 

Kabeljauw

Gadus morhua

COD

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

HAD

Roodbaars

Sebastes sp.

RED

Roodbaars

Sebastes marinus

REG

Diepzeeroodbaars

Sebastes mentella

REB

Amerikaanse roodbaars

Sebastes fasciatus

REN

Noordwest-Atlantische heek

Merluccius bilinearis

HKS

Atlantische gaffelkabeljauw (1)

Urophycis chuss

HKR

Zwarte Koolvis

Pollachius virens

POK

Lange schol

Hippoglossoides platessoides

PLA

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

WIT

Geelstaartschar

Limanda ferruginea

YEL

Groenlandse heilbot

Reinharditius hippoglossoides

GHL

Heilbot

Hippoglossus hippoglossus

HAL

Amerikaanse winterschol

Pseudopleuronectes americanus

FLW

Zomerbot

Paralichthys dentatus

FLS

Amerikaanse griet

Scophthalmus aquosus

FLD

Platvissen (n.e.g.)

Pleuronectiformes

FLX

Amerikaanse zeeduivel

Lophius americanus

ANG

Amerikaanse ponen

Prionotus sp.

SRA

Atlantische tomcod

Microgadus tomcod

TOM

Blauwe diepzeekabeljauw

Antimora rostrata

ANT

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

WHB

Amerikaanse lipvis

Tautogolabrus adspersus

CUN

Torsk

Brosme brosme

USK

Groenlandse kabeljauw

Gadus ogac

GRC

Blauwe leng

Molva dypterygia

BLI

Leng

Molva molva

LIN

Snotdolf

Cyclopterus lumpus

LUM

Koningombervis

Menticirrhus saxatilis

KGF

Noordelijke kogelvis

Sphoeroides maculatus

PUF

Puitalen (n.e.g.)

Lycodes sp.

ELZ

Atlantische puitaal

Macrozoarces americanus

OPT

Arctische kabeljauw

Boreogadus saida

POC

Grenadiersvis

Coryphaenoides rupestris

RNG

Noordelijke grenadiervis

Macrourus berglax

RHG

Zandspieringen

Ammodytes sp.

SAN

Zeedonderpadden

Myoxocephalus sp.

SCU

Scup

Stenotomus chrysops

SCP

Tautog-lipvis

Tautoga onitis

TAU

Blauwe tegelvis

Lopholatilus chamaeleonticeps

TIL

Witte heek (1)

Urophycis tenuis

HKW

Zeewolven (n.e.g.)

Anarhicas sp.

CAT

Zeewolf

Anarhichas lupus

CAA

Gevlekte zeewolf

Anarhichas minor

CAS

Bodemvissen (n.e.g.)

 

GRO

Pelagische vissen

 

 

Atlantische haring

Clupea harengus

HER

Makreel

Scomber scombrus

MAC

Atlantische botervis

Peprilus triacanthus

BUT

Menhaden

Brevoortia tyrannus

MHA

Makreelgeep

Scomberesox saurus

SAU

Amerikaanse ansjovis

Anchoa mitchilli

ANB

Blauwbaars

Pomatomus saltatrix

BLU

Paardenhorsmakreel

Caranx hippos

CVJ

Fregattonijn

Auxis thazard

FRI

Koningsmakreel

Scomberomourus cavalla

KGM

Gevlekte koningsmakreel

Scomberomourus maculatus

SSM

Zeilvis

Istiophorus platypterus

SAI

Witte marlijn

Tetrapturus albidus

WHM

Blauwe marlijn

Makaira nigricans

BUM

Zwaardvis

Xiphias gladius

SWO

Witte tonijn

Thunnus alalunga

ALB

Bonito

Sarda sarda

BON

Dwergtonijn

Euthynnus alletteratus

LTA

Grootoogtonijn

Thunnus obesus

BET

Gewone tonijn

Thunnus thynnus

BFT

Skipjack

Katsuwonus pelamis

SKJ

Geelvintonijn

Thunnus albacares

YFT

Tonijnen (n.e.g.)

Scombridae

TUN

Pelagische vissen (n.e.g.)

 

PEL

Invertebrae

 

 

Langvinpijlinktvis (Loligo)

Loligo pealei

SQL

Kortvinpijlinktvis (Illex)

Illex illecebrosus

SQI

Inktvissen (n.e.g.)

Loliginidae, Ommastrephidae

SQU

Amerikaanse zwaardschede

Ensis directus

CLR

Amerikaanse venusschelp

Mercenaria mercenaria

CLH

Noordkromp

Arctica islandica

CLQ

Grote strandgaper

Mya arenaria

CLS

Reuze strandschelp

Spisula solidissima

CLB

Stimpsons strandschelp

Spisula polynyma

CLT

Tweekleppigen (n.e.g.)

Prionodesmacea, Teleodesmacea

CLX

Kamschelp

Argopecten irradians

SCB

Calicot mantelschelp

Argopecten gibbus

SCC

Wormen (n.e.g.)

Polycheata

WOR

Pijlstaartkreeft

Limulus polyphemus

HSC

Invertebraten (n.e.g.)

Invertebrata

INV

IJslandse mantel

Chylamys islandica

ISC

Amerikaanse grote mantel

Placopecten magellanicus

SCA

Mantel- en kamschelpen (n.e.g.)

Pectinidae

SCX

Noord-Amerikaanse oester

Crassostrea virginica

OYA

Mossel

Mytilus edulis

MUS

Busyconwulken (n.e.g.)

Busycon sp.

WHX

Alikruiken (n.e.g.)

Littorina sp.

PER

Weekdieren (n.e.g.)

Mollusca

MOL

Atlantische rotskrab

Cancer irroratus

CRK

Blauwe zwemkrab

Callinectes sapidus

CRB

Strandkrab

Carcinus maenas

CRG

Jonaskrab

Cancer borealis

CRJ

Arctische sneeuwkrab

Chionoecetes opilio

CRQ

Rode diepzeekrab

Geryon quinquedens

CRR

Augustinuskrab

Lithodes maia

KCT

Zeekrabben (n.e.g.)

Reptantia

CRA

Amerikaanse zeekreeft

Homarus americanus

LBA

Noordse garnaal

Pandalus borealis

PRA

Ringsprietgarnaal

Pandalus montagui

AES

Peneide garnalen (n.e.g.)

Penaeus sp.

PEN

Pandalide garnalen

Pandalus sp.

PAN

Zeewaterschelpdieren (n.e.g.)

Crustacea

CRU

Zee-egels

Strongylocentrotus sp.

URC

Andere vis

 

 

Rivierharing

Alosa pseudoharengus

ALE

Geelstaarten

Seriola sp.

AMX

Amerikaanse congeraal

Conger oceanicus

COA

Amerikaanse paling

Anguilla rostrata

ELA

Slijmprik

Myxine glutinosa

MYG

Amerikaanse elft

Alosa sapidissima

SHA

Zilvervissen (n.e.g.)

Argentina sp.

ARG

Atlantische ombervis

Micropogonias undulatus

CKA

Atlantische geep

Strongylura marina

NFA

Atlantische zalm

Salmo salar

SAL

Atlantische koornaarvis

Menidia menidia

SSA

Atlantische draadvinnige haring

Opisthonema oglinum

THA

Glijkop

Alepocephalus bairdii

ALC

Zwarte trommelvis

Pogonias cromis

BDM

Zwarte zeebaars

Centropristis striata

BSB

Canadese elft

Alosa aestivalis

BBH

Lodde

Mallotus villosus

CAP

Riddervissen (n.e.g.)

Salvelinus sp.

CHR

Cobia

Rachycentron canadum

CBA

Gele pompano

Trachinotus carolinus

POM

Draadvinnige elft

Dorosoma cepedianum

SHG

Knorvissen (n.e.g.)

Pomadasyidae

GRX

West-Atlantische fint

Alosa mediocris

SHH

Lantaarnvis

Notoscopelus sp.

LAX

Harders (n.e.g.)

Mugilidae

MUL

Grootbek

Peprilus alepidotus (=paru)

HVF

Varkensvis

Orthopristis chrysoptera

PIG

Amerikaanse spiering

Osmerus mordax

SMR

Rode ombervis

Sciaenops ocellatus

RDM

Gewone zeebrasem

Pagrus pagrus

RPG

Ruwe horsmakreel

Trachurus lathami

RSC

Zandbaars

Diplectrum formosum

PES

Schaapskopzeebrasem

Archosargus probatocephalus

SPH

Puntombervis

Leiostomus xanthurus

SPT

Gevlekte ombervis

Cynoscion nebulosus

SWF

Koningsombervis

Cynoscion regalis

STG

Gestreepte baars

Morone saxatilis

STB

Steuren (n.e.g.)

Acipenseridae

STU

Tarpoen

Tarpon (=megalops) atlanticus

TAR

Zalmachtigen (n.e.g.)

Salmo sp.

TRO

Amerikaanse zeebaars

Morone americana

PEW

Beryciden (n.e.g.)

Beryx sp.

ALF

Doornhaai

Squalus acantias

DGS

Doornhaaien (n.e.g.)

Squalidae

DGX

Gespikkelde scheurtandhaai

Odontaspis taurus

CCT

Haringhaai

Lamna nasus

POR

Makreelhaai

Isurus oxyrinchus

SMA

Donkere haai

Carcharhinus obscurus

DUS

Blauwe haai

Prionace glauca

BSH

Haaien (n.e.g.)

Squaliformes

SHX

Atlantische melkhaai

Rhizoprionodon terraenova

RHT

Zwarte lantaarnhaai

Centroscyllium fabricii

CFB

Groenlandse haai

Somniosus microcephalus

GSK

Reuzenhaai

Cetorhinus maximus

BSK

Roggen (n.e.g.)

Raja sp.

SKA

Kleine rog

Leucoraja erinacea

RJD

Arctische rog

Amblyraja hyperborea

RJG

Deurrog

Dipturus laevis

RJL

Winterrog

Leucoraja ocellata

RJT

Sterrog

Amblyraja radiata

RJR

Gladde rog

Malcoraja senta

RJS

Groenlandse rog

Bathyraja spinicauda

RJO

Gewone vis, andere dan schaal- en schelpdieren (n.e.g.)

 

FIN


(1)  Overeenkomstig een door STACRES tijdens de jaarlijkse vergadering van 1970 aangenomen aanbeveling (ICNAF Redbook 1970, deel I, blz. 67) wordt heek van het geslacht Urophycis met het oog op de statistische rapportering als volgt aangeduid: a) heek afkomstig uit de deelgebieden 1, 2 en 3, en uit de sectoren 4R, S, T en V als witte heek, Urophycis tenuis; b) met lijnen gevangen heek of met gelijk welke methode gevangen heek die langer is dan 55 cm standaardlengte, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6, als witte heek, Urophycis tennuis; c) andere heek van het geslacht Urophycis, afkomstig uit de sectoren 4W en X, deelgebied 5 en statistisch vak 6 als Atlantische gaffelkabeljauw, Urophycis chuss, onverminderd het bepaalde onder b).


BIJLAGE VIII

TOEGESTANE BOVENNETBESCHERMERS

1.   Bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type

De bovennetbeschermer van het door ICNAF aanvaarde type is een rechthoekig stuk want, bevestigd aan de bovenzijde van de kuil om beschadiging te verminderen en te voorkomen, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

a)

het stuk want mag geen mazen hebben die kleiner zijn dan de mazen die in artikel 34 zijn voorgeschreven voor de kuil;

b)

het stuk want mag slechts langs de voor- en zijkant aan de kuil en op geen enkele andere plaats zijn bevestigd en moet zodanig zijn vastgemaakt dat het niet verder naar voren kan reiken dan vier mazen vóór de vaste strop op de kuil en niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn eindigt; indien er geen vaste strop op de kuil is, mag het stuk want niet verder reiken dan een derde van de kuil, gemeten vanaf niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn;

c)

de breedte van het stuk want moet ten minste anderhalf maal zo groot zijn als de breedte van dat beschermde gedeelte van de kuil, met dien verstande dat beide breedten loodrecht op de lengteas van de kuil worden berekend.

Image

2.   Bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen

Een bovennetbeschermer met meervoudige, achter elkaar geplaatste bovensleeplappen omvat stukken want die op al hun delen mazen hebben die, ongeacht of de stukken want droog of nat zijn, niet kleiner zijn dan de mazen van de kuil, op voorwaarde dat:

a)

elk stuk want:

i)

slechts aan de voorzijde is vastgemaakt over de kuil en loodrecht staat op de lengteas;

ii)

ten minste even breed is als de kuil (met dien verstande dat de breedte loodrecht op de lengteas van de kuil wordt gemeten bij het punt waar het is vastgemaakt); en tevens

iii)

niet langer is dan tien mazen; en tevens

b)

de totale lengte van alle aldus bevestigde stukken want niet meer bedraagt dan twee derde van de lengte van de kuil.

Image

POOLS TYPE

3.   Bovennetbeschermer met grote mazen (gewijzigd Pools type)

Een bovennetbeschermer met grote mazen bestaat uit een rechthoekig stuk want dat vervaardigd is van hetzelfde garen als de kuil, of van enkel, dik, knooploos garen, dat is vastgemaakt aan het achterste gedeelte van de bovenzijde van de kuil en dat de bovenzijde van de kuil geheel of gedeeltelijk bedekt, dat op al zijn delen, in natte toestand gemeten, mazen heeft die tweemaal zo groot zijn als die van de kuil, en dat slechts aan de voor-, zij- en achterkant van dat stuk want op een zodanige wijze aan de kuil bevestigd is dat iedere maas van dat stuk want samenvalt met vier mazen van de kuil.

Image


BIJLAGE IX

BEVESTIGING VAN DE KLOSSENPEES MET „TOGGLE CHAINS” BIJ GARNALENTRAWLERS: NAFO-GEBIED

Voor het bevestigen van de klossenpees aan de grondpees of de dunnepees worden op verschillende afstanden bevestigingskettingen (kettingen, touwen of combinaties van beide) geplaatst, zogenaamde „toggle chains”. De termen „grondpees” en „dunnepees” mogen in dit verband door elkaar worden gebruikt. Op sommige vaartuigen wordt één enkele lijn gebruikt; op andere worden een grondpees en een dunnepees gebruikt zoals aangegeven in het schema. De lengte van de bevestigingsketting of „toggle chain” moet worden gemeten van het hart van de ketting of het touw die de klossenpees vormt (het hart van de klossenpees) tot de onderkant van de grondpees.

Op bijgaand schema is aangegeven hoe de lengte van de toggle chain moet worden gemeten.

Image


BIJLAGE X

MINIMUMMATEN VAN DE VISSEN (1)

Soort

Vis, ontdaan van kieuwen en ingewanden, met of zonder huid,

vers, gekoeld, bevroren of gezouten

Gehele vis

Zonder kop

Zonder kop en staart

Zonder kop en overlangs doorgesneden

Kabeljauw

41 cm

27 cm

22 cm

27/25 cm (2)

Groenlandse heilbot

30 cm

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Lange schol

25 cm

19 cm

15 cm

n.v.t.

Geelstaartschar

25 cm

19 cm

15 cm

n.v.t.


(1)  Met betrekking tot de visgrootte dient voor kabeljauw te worden uitgegaan van de vorklengte, voor andere soorten van de volledige lengte.

(2)  Kleinere maat voor vers gezouten vis.


BIJLAGE XI

VANGSTREGISTRATIE (LOGBOEKGEGEVENS)

IN HET LOGBOEK TE NOTEREN GEGEVENS

Gegevens

Standaardcode

Naam van het vaartuig

01

Nationaliteit van het vaartuig

02

Registratienummer van het vaartuig

03

Haven van registratie

04

Gebruikte soorten vistuig (uitgesplitst naar de verschillende soorten vistuig)

10

Soort vistuig

 

Datum

 

dag

20

maand

21

jaar

22

Positie

 

breedtegraad

31

lengtegraad

32

statistisch vak

33

Aantal trekken per 24 uur (1)

10

Aantal uren dat per 24 uur met het vistuig is gevist (1)

41

Soortnamen (bijlage I)

 

Dagelijkse vangst per soort (in ton levend gewicht)

50

Dagelijkse vangst per soort voor menselijke consumptie

61

Dagelijkse vangst per soort voor verwerking tot vismeel

62

Dagelijkse vangst die per soort en per dag overboord is gezet

63

Plaats(en) van overlading

70

Datum(s) van overlading

71

Handtekening van de kapitein

80

VISTUIGCODES

Vistuigcategorie

Standaardcode

Omsluitingsnetten

 

Ringzegens met sluitlijn

PS

door één vaartuig bediend

PS1

door twee vaartuigen bediend

PS2

Ringzegens zonder sluitlijn (lampara)

LA

Zegens

SB

Bootzegens

SV

Deense zegens

SDN

Schotse zegens

SSC

spanzegens

SPR

Zegennetten (n.e.g.)

SX

Trawlnetten

 

Korven

FPO

Bodemtrawls

 

boomkorren

TBB

bordentrawls (2)

OTB

spannetten

PTB

kreeftentrawls

TBN

garnalentrawls

TBS

bodemtrawls (n.e.g.)

TB

Pelagische trawls

 

bordentrawls

OTM

spannetten

PTM

garnalentrawls

TMS

pelagische trawls (n.e.g.)

TM

Dubbele-bordentrawls

OTT

Bordentrawls (n.e.g.)

OT

Spannetten (n.e.g.)

PT

Bordentrawls (n.e.g.)

TX

Kieuwnetten en warnetten

 

Geankerde kieuwnetten

GNS

Drijfnetten

GND

Omringende kieuwnetten

GNC

Staande kieuwnetten (met palen)

GNF

Schakels

GTR

Gecombineerde kieuwnetten en schakels

GTN

Kieuwnetten en warnetten (n.e.g.)

GEN

Kieuwnetten (n.e.g.)

GN

Vallen

 

Onbedekte kommen

FPN

Fuiken

FYK

Ankerkuilen

FSN

Barrières, staande netten, weren, enz.

FWR

Luchtnetten

FAR

Vallen (n.e.g.)

FIX

Haken en lijnen

 

Handlijnen en hengelsnoeren (met de hand bediend) (3)

LHP

Handlijnen en hengelsnoeren (machinaal) (4)

LHM

Grondbeugen

LLS

Drijvende beugen

LLD

Beuglijnen (n.e.g.)

LL

Sleeplijnen

LTL

Haken en lijnen (n.e.g.)

LX

Contact- en verwondingstuig

 

Harpoenen

HAR

Korren

 

Vanaf een schip bediende kor

DRB

Handkor

DRH

Kruisnetten

 

Draagbare kruisnetten

LNP

Vanaf een schip bediende kruisnetten

LNB

Vanaf de oever bediende kruisnetten

LNS

Kruisnetten (n.e.g.)

LN

Vallende netten

 

Werpnetten

FCN

Vallen netten (n.e.g.)

FG

Verzamelmachines

 

Pompen

HMP

Motordreggen

HMD

Verzamelmachines (n.e.g.)

HMX

Diverse soorten vistuig  (5)

MIS

Vistuig voor recreatiedoeleinden

RG

Onbekend of niet nader gespecificeerd vistuig

NK

CODES VAN VISSERSVAARTUIGEN

A.

Voornaamste vaartuigtypes

FAO-code

Vaartuigtype

BO

Beschermingsvaartuig

CO

Visserijopleidingsschip

DB

Vaartuig voor de korvisserij (niet-continu)

DM

Vaartuig voor de korvisserij (continu)

DO

Vaartuig voor de boomkorvisserij

DOX

Vaartuig voor de korvisserij (n.e.g.)

FO

Visvervoerschip

FX

Vissersvaartuig (n.e.g.)

GO

Vaartuig voor de kieuwnetvisserij

HOX

Moederschip (n.e.g.)

HSF

Fabrieksschip

KO

Hospitaalschip

LH

Vaartuig voor de visserij met de handlijn of de handbeug

LL

Beugschip

LO

Vaartuig voor de lijnvisserij of de beugvisserij

LP

Hengelvisserijvaartuig

LT

Vaartuig voor de sleeplijnvisserij

MO

Polyvalent vaartuig

MSN

Vaartuig voor de visserij met de zegen of de handlijn

MTG

Vaartuig voor de trawl- en vleetvisserij

MTS

Vaartuig voor de visserij met de trawl en de zegen

NB

Vaartuig dat met één enkel kruisnet vist

NO

Vaartuig dat met kruisnetten vist

NOX

Vaartuig voor de kruisnetvisserij (n.e.g.)

PO

Vaartuig dat met vispompen vist

SN

Vaartuig dat met het Deens zegennet vist

SO

Vaartuig voor de zegenvisserij

SOX

Vaartuig voor de zegenvisserij (n.e.g.)

SP

Vaartuig voor de ringzegenvisserij

SPE

Vaartuig dat met een ringzegen van het Europese type vist

SPT

Vaartuig voor tonijnvisserij met de ringzegen

TO

Trawler

TOX

Trawlers (n.e.g.)

TS

Zijtrawler

TSF

Zijtrawler met vriesinrichting

TSW

Zijtrawler voor verse vis

TT

Hektrawler

TTF

Hektrawler met vriesinrichting

TTP

Fabrieksschip dat over het hek vist

TU

Boomkortrawler

WO

Vaartuig dat met fuiken of vallen vist

WOP

Korvenvisser

WOX

Vaartuig dat met fuiken of vallen vist (n.e.g.)

ZO

Visserijonderzoeksschip

DRN

Vaartuig dat met drijvend vistuig vist

n.e.g. = niet elders gespecificeerd

B.

Voornaamste activiteiten van de vaartuigen

Drielettercode

Categorie

ANC

Voor anker

DRI

Visserij met drijfnetten

FIS

Visserij

HAU

Halen van het vistuig

PRO

Bewerking

STE

Stomen

TRX

Overladen (laden of lossen)

OTH

Andere (nader te specificeren)


(1)  Wanneer er binnen een periode van 24 uur twee of meer soorten vistuig worden gebruikt, dienen de gegevens voor elke soort vistuig apart te worden vermeld.

(2)  De visserij-instanties mogen de bodemtrawls met zijde of hek aanduiden met de codes OTB-1 en OTB-2, en de pelagische trawls met zijde of hek met de codes OTM-1 en OTM-2.

(3)  Met inbegrip van de peur.

(4)  Code LDV voor vanaf de sloep bediende lijnen blijft voor historische doeleinden gehandhaafd.

(5)  Deze categorie omvat: hand- en landingsnetten, drive-in-netten en technieken waarbij de vis wordt verzameld met eenvoudige handwerktuigen, al dan niet met gebruikmaking van duikapparatuur, gif en explosieven, afgerichte dieren of elektrische hulpmiddelen.


BIJLAGE XII

NAFO-GEBIED

Hieronder volgt een gedeeltelijke lijst met de bestanden die overeenkomstig artikel 42, lid 2, moeten worden gerapporteerd.

ANG/N3NO.

Lophius americanus

Amerikaanse zeeduivel

CAA/N3LMN

Anarhichas lupus

Zeewolf

CAP/N3LM

Mallotus villosus

Lodde

CAT/N3LMN

Anarhichas spp.

Zeewolf (n.e.g.)

HAD/N3LNO

Melanogrammus aeglefinus

Schelvis

HAL/N23KL

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HAL/N3M

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HAL/N3NO

Hippoglossus hippoglossus

Heilbot

HER/N3L

Clupea harengus

Haring

HKR/N2J3KL

Urophycis chuss

Atlantische gaffelkabeljauw

HKR/N3MNO

Urophycis chuss

Atlantische gaffelkabeljauw

HKS/N3NLMO

Merlucius bilinearis

Noordwest-Atlantische heek

RNG/N23

Coryphaenoides rupestris

Grenadiersvis

HKW/N2J3KL

Urophycis tenuis

Witte heek

POK/N3O

Pollachius virens

Zwarte Koolvis

RHG/N23

Macrourus berglax

Noordelijke grenadiervis

SKA/N2J3KL

Raja spp.

Roggen

SKA/N3M

Raja spp.

Roggen

SQI/N56

Illex illecebrosus

Kortvinnige pijlinktvis

VFF/N3LMN

Vissen, ongesorteerd, niet-geïdentificeerd

WIT/N3M

Glyptocephalus cynoglossus

Witje

YEL/N3M

Limanda ferruginea

Geelstaartschar


BIJLAGE XIII

VERBOD OP GERICHTE VISSERIJ IN HET CCAMLR-GEBIED

Doelsoorten

Zone:

Gesloten tijd

Haai (alle soorten)

Verdragsgebied

Het hele jaar

Notothenia rossii

FAO 48.1 Antarctische wateren, bij het Antarctisch Schiereiland

FAO 48.2 Antarctische wateren, rond de South Orkneys

FAO 48.3 Antarctische wateren, rond South Georgia

Het hele jaar

Vinvis

FAO 48.1 Antarctische wateren (1)

FAO 48.2 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar

Gobionotothen gibberifrons

Chaenocephalus aceratus

Pseudochaenichthys georgianus

Lepidonotothen squamifrons

Patagonotothen guntheri

FAO 48.3

Het hele jaar

Dissostichus spp

FAO 48.5 Antarctische wateren

1.12.2006 to 30.11.2007

Dissostichus spp

FAO 88.3 Antarctische wateren (1)

FAO 58.5.1 Antarctische wateren (1)  (2)

FAO 58.5.2 Antarctische wateren ten oosten van 79o20' O.L. en buiten de EEZ ten westen van 79o20'O.L. (1)

FAO 88.2 Antarctische wateren ten noorden van 65o Z.B. (1)

FAO 58.4.4 Antarctische wateren (1)

FAO 58.6 Antarctische wateren (1)

FAO 58.7 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar

Lepidonotothen squamifrons

FAO 58.4.4 (1)

Het hele jaar

Alle soorten met uitzondering van Champsocephalus gunnari en Dissostichus eleginoides

FAO 58.5.2 Antarctisch gebied

1.12.2006 to 30.11.2007

Dissostichus mawsoni

FAO 48.4 Antarctische wateren (1)

Het hele jaar


(1)  Behalve voor wetenschappelijk onderzoek.

(2)  Met uitzondering van wateren onder nationale jurisdictie (EEZ's).


BIJLAGE XIV

MAXIMALE BIJVANGSTEN VOOR NIEUWE EN VERKENNENDE VISSERIJTAKKEN IN HET CCAMLR-GEBIED IN 2006/07

Deelgebied/Sector

Gebied

Periode

SSRU

Dissostichus spp. Vangstbeperking (ton)

Bijvangstbeperking (ton)

Roggen

Macrourus spp.

Andere soorten

48.6

Gehele sector

1.12.2006 to 30.11.2007

 

455 T north of 60o S

455 T south of 60o S

Gehele deelgebied 50

Gehele deelgebied 73

Gehele deelgebied 20

58.4.1

Gehele sector

1.12.2006 to 30.11.2007

A

B

C

D

E

F

G

H

0

0

200

0

200

0

200

0

Gehele deelgebied

50

Gehele deelgebied

96

Gehele deelgebied

20

 

 

 

Totaal deelgebied

600

 

 

 

58.4.2

Gehele sector

1.12.2006 to 30.11.2007

A

B

C

D

E

260

0

260

0

260

Gehele deelgebied

50

Gehele deelgebied

124

Gehele deelgebied

20

 

 

 

Totaal deelgebied

780

 

 

 

58.4.3a)

Gehele sector buiten gebieden onder nationale jurisdictie

1.05.2007 to 31.08.2007

n.v.t.

250

Gehele deelgebied

50

Gehele deelgebied

26

Gehele deelgebied

20

58.4.3b)

Gehele sector buiten gebieden onder nationale jurisdictie

1.05.2007 to 31.08.2007

n.v.t.

300

Gehele deelgebied

50

Gehele deelgebied

159

Gehele deelgebied

20

88.1

Gehele deelgebied

1.12.2006 to 31.08.2007

A

B, C, G

D

E

F

H, I, K

J

L

0

356 (1)

0

0

0

1 936 (1)

564 (1)

176 (1)

0

50 (1)

0

0

0

97 (1)

50 (1)

50 (1)

0

57 (1)

0

0

0

310 (1)

90 (1)

28 (1)

0

60 (1)

0

0

0

60 (1)

20 (1)

20 (1)

 

 

 

Totaal deelgebied

3 032 (1)

150 (1)

484 (1)

0

88.2

Gehele deelgebied

1.12.2006 to 31.08.2007

A

B

C, D, F, G

E

0

0

206 (1)

341 (1)

0

0

50 (1)

50 (1)

0

0

33 (1)

55 (1)

0

0

20 (1)

20 (1)

 

 

 

Totaal deelgebied

547 (1)

50 (1)

88 (1)

0


(1)  Regels inzake vangstbeperkingen voor bijvangstsoorten per SSRU, die binnen de totale bijvangstbeperkingen per deelgebied van toepassing zijn:

Roggen: 5 % van de in het kader van de vangstbeperking voor Dissostichus spp. vastgestelde hoeveelheid, of 50 ton, al naargelang welke hoeveelheid het grootst is;

Macrourus spp.: 16 % van de maximale vangst van Dissostichus spp.

Andere soorten: 20 ton per SSRU.


BIJLAGE XV

DEEL I

Formulieren voor de controle door de havenstaat

CONTROLEFORMULIER — PSC 1

DEEL A: In te vullen door de kapitein van het vaartuig

Naam van het vaartuig

IMO-nummer (1)

Radioroepnaam

Vlaggenstaat

Inmarsat-nummer

Faxnummer

Telefoonnummer

E-mailadres

Haven van aanvoer of overlading

Verwachte tijd van aankomst

 

Datum:

Tijd (UTC):

Totale vangst aan boord

Aan te voeren vangst (2)

Soort (3)

Product (4)

ICES-vangst gebied

Product-gewicht (kg)

Soort (3)

Product (4)

ICES-vangst-gebied

Product-gewicht (kg)


DEEL B: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de vlaggenstaat

Volgende vragen dienen met „Ja” of „Nee” beantwoord te worden door de vlaggenstaat van het vaartuig

Ja

Nee

a)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een toereikend quotum voor de aangegeven soort

 

 

b)

De hoeveelheden aan boord gehouden vis zijn naar behoren aangegeven en zijn verrekend op de toepasselijke vangst- of inspanningsbeperkingen

 

 

c)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een vergunning om in de opgegeven gebieden te vissen

 

 

d)

De aanwezigheid van het vaartuig in het opgegeven vangstgebied is met VMS-gegevens gestaafd

 

 

Bevestiging door de vlaggenstaat

Ik bevestig op erewoord dat de bovenstaande inlichtingen volledig, waarheidsgetrouw en juist zijn.

Naam en functie

Datum

Handtekening

Officieel stempel


DEEL C: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de havenstaat

Naam havenstaat

Toestemming gegeven

Datum

Handtekening

Stempel

 

Ja …

Nee …

 

 

 

CONTROLEFORMULIER - PSC 2 (5)

DEEL A: In te vullen door de kapitein van het vaartuig

Naam van het vaartuig

IMO-nummer (6)

Radioroepnaam

Vlaggenstaat

Inmarsat-nummer

Faxnummer

Telefoonnummer

E-mailadres

Haven van aanvoer of overlading

Verwachte tijd van aankomst

 

Datum:

Tijd (UTC):

Vangstgegevens van het overladende vaartuig

Naam van het vaartuig

IMO-nummer (6)

Radioroepnaam

Vlaggenstaat

Totale vangst aan boord

Aan te voeren vangst (7)

Soort (8)

Product (9)

ICES-vangst-gebied

Product-gewicht (kg)

Soort (8)

Product (9)

ICES-vangst-gebied

Product-gewicht (kg)


DEEL B: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de vlaggenstaat

Volgende vragen dienen met „Ja” of „Nee” beantwoord te worden door de vlaggenstaat van het vaartuig

Ja

Nee

a)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een toereikend quotum voor de aangegeven soort

 

 

b)

De hoeveelheden aan boord gehouden vis zijn naar behoren aangegeven en zijn verrekend op de toepasselijke vangst- of inspanningsbeperkingen

 

 

c)

Het vaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, beschikte over een vergunning om in de opgegeven gebieden te vissen

 

 

d)

De aanwezigheid van het vaartuig in het opgegeven vangstgebied is met VMS-gegevens gestaafd

 

 

Bevestiging door de vlaggenstaat

Ik bevestig op erewoord dat de bovenstaande inlichtingen volledig, waarheidsgetrouw en juist zijn.

Naam en functie

Datum

Handtekening

Officieel stempel


DEEL C: Uitsluitend voor de administratie — in te vullen door de havenstaat

Naam havenstaat

Toestemming gegeven

Datum

Handtekening

Stempel

 

Ja …

Nee …

 

 

 

DEEL II

INSPECTIEVERSLAG VAN DE HAVENSTAAT (PSC 3) (10)

A.   REFERENTIE VAN DE INSPECTIE

Havenstaat

Haven van aanvoer of overlading

Naam van het vaartuig

Vlaggenstaat

IMO-nummer (11)

Int. radioroepnaam

Begin aanvoer/overlading

Datum

Duur

Einde aanvoer/overlading

Datum

Duur


B.   INSPECTIEGEGEVENS

Naam van het overladende vaartuig

IMO-nummer (11)

Radioroepnaam

Vlaggenstaat


B1.   Aangevoerde of overgeladen vis

Soort (12)

Product (13)

ICES-vangstgebied

Product-gewicht (kg)

Verschil (in kg) tussen product-gewicht en PSC 1 of 2

Verschil (in %) tussen product-gewicht en PSC 1 of 2


B2.   Informatie betr. aanvoer toegestaan zonder bevestiging door de vlaggenstaat

Naam opslagplaats, naam bevoegde autoriteiten, termijn voor ontvangst bevestiging.


B3.   Aan boord gehouden vis

Soort (12)

Product (13)

ICES-vangstgebied

Product gewicht (kg)

Verschil (in kg) tussen product-gewicht en PSC 1 of 2

Verschil (in %) tussen product-gewicht en PSC 1 of 2


C.   INSPECTIEBEVINDINGEN

Begin inspectie

Datum

Duur

Einde inspectie

Datum

Duur

OPMERKINGEN

VASTGESTELDE INBREUKEN  (14)

Artikel

Overtreden NEAFC-bepalingen vermelden en relevante feiten kort samenvatten

Naam inspecteur

Handtekening inspecteur

Datum en plaats


D.   OPMERKINGEN VAN DE KAPITEIN

Ik ondergetekende, kapitein van het vaartuig … verklaar hierbij dat een afschrift van dit verslag op de onderstaande datum aan mij is bezorgd. Mijn handtekening betekent niet dat ik akkoord ga met de inhoud van het verslag, tenzij met mijn eigen opmerkingen.

Handtekening: … Datum: …


E.   DISTRIBUTIE

Afschrift aan vlaggenstaat

Afschrift aan secretaris NEAFC


(1)  Vissersvaartuigen zonder IMO (Internationale Maritieme Organisatie)-nummer vermelden het extern registratienummer

(2)  Zo nodig worden meerdere formulieren gebruikt.

(3)  FAO-drielettercode

(4)  Aanbiedingsvormen producten volgens aanhangsel bij bijlage XV.

(5)  Per overladend vaartuig één formulier invullen.

(6)  Vissersvaartuigen zonder IMO-nummer vermelden het extern registratienummer.

(7)  Zo nodig worden meerdere formulieren gebruikt.

(8)  FAO-drielettercode

(9)  Aanbiedingsvormen producten volgens aanhangsel bij bijlage XV.

(10)  Wanneer een vaartuig vis heeft overgeladen, dient een afzonderlijk formulier te worden gebruikt voor elk overladend vaartuig.

(11)  Vissersvaartuigen zonder IMO-nummer vermelden het extern registratienummer.

(12)  FAO-drielettercode.

(13)  Aanbiedingsvormen producten volgens aanhangsel bij bijlage XV.

(14)  Bij inbreuken betreffende vis die is gevangen in het NEAFC-verdragsgebied dient een verwijzing te worden opgenomen naar het relevante artikel van de NEAFC-controle- en handhavingsregeling van 17 november 2006.

Aanhangsel van bijlage XV

Producten en verpakking

A.   Codes aanbiedingsvormen producten

Code

Aanbiedingsvorm producten

A

Gehele staat — bevroren

B

Gehele staat — bevroren (gekookt)

C

Ontdaan van ingewanden, met kop — bevroren

D

Ontdaan van kop en ingewanden — bevroren

E

Ontdaan van kop en ingewanden — schoongemaakt — bevroren

F

Filets (onthuid) — bevroren

G

Filets (met huid) — bevroren

H

Gezouten

I

In azijn

J

Conserven

K

In olie

L

Meel van gehele vis

M

Meel van afvallen

N

Overige (specificeren)

B.   Verpakking

Code

Type

CRT

Kartons

BOX

Dozen

BGS

Zakken

BLC

Blokken


BIJLAGE XVI

DEEL I

Overladingsverklaring SEAFO

Image

AANGIFTE VAN OVERLADING

(1)   Algemene regel

Bij overlading moet de kapitein van het vaartuig dat de vis gevangen heeft in de aangifte van overlading de overgeladen hoeveelheden vermelden. Aan de kapitein van het vaartuig waarop is overgeladen, wordt een kopie van de aangifte van overlading afgegeven.

(2)   Procedure voor het invullen

a)

De gegevens van de aangifte van overlading moeten goed leesbaar en met onuitwisbare inkt worden ingevuld.

b)

Doorhalingen of wijzigingen van de gegevens zijn niet toegestaan. Indien gegevens verkeerd zijn opgetekend, worden zij volledig doorgestreept, vervolgens in de juiste vorm genoteerd en voorzien van de paragraaf van de kapitein of zijn gemachtigde.

c)

Telkens wanneer wordt overgeladen, wordt een aangifte van overlading ingevuld.

d)

Elke bladzijde van de aangifte van overlading wordt door de kapitein ondertekend.

(3)   Verantwoordelijkheid van de kapitein voor aangifte van aanvoer, respectievelijk van overlading

De kapitein van het vaartuig bevestigt met zijn paraaf en handtekening dat de in de aangifte van overlading opgetekende hoeveelheden zorgvuldig zijn geraamd. De afschriften van de aangifte van overlading worden gedurende één jaar bewaard.

(4)   Te verschaffen informatie

De ramingen van de overgeladen hoeveelheden worden per soort en per visreis op de SEAFO-aangifte van overlading vermeld zoals aangegeven in de voetnoten bij het formulier.

(5)   Procedure voor de indiening

a)

Bij overlading op een vaartuig dat de vlag van een verdragsluitende partij voert of aldaar is geregistreerd, wordt de eerste kopie van de aangifte van overlading afgegeven aan de kapitein van het vaartuig waarop de vis is overgeladen. Het origineel van dit document moet binnen 48 uur na afloop van de lossing of bij aankomst in de haven worden afgegeven of toegezonden aan de bevoegde instanties van de verdragsluitende partij waarvan het vaartuig de vlag voert of waar het is geregistreerd.

b)

Bij overlading op een vaartuig dat de vlag van een land dat geen verdragsluitende partij is, voert, wordt het origineel van dit document zo spoedig mogelijk afgegeven of toegezonden aan de bevoegde instanties van de verdragsluitende partij waarvan het vissersvaartuig de vlag voert of waar het is geregistreerd.

c)

Wanneer het voor de kapitein onmogelijk is het originele exemplaar, onderscheidenlijk de originele exemplaren, van de aangifte van overlading binnen de gestelde termijn aan de bevoegde instanties van de verdragsluitende partij, waarvan zijn vaartuig de vlag voert of waar het is geregistreerd, toe te zenden, worden de gegevens die in de aangifte van aanvoer moeten worden opgenomen, via de radio of op andere wijze aan de bevoegde instanties doorgegeven.

De gegevens worden doorgeseind via de radiostations waarmee het vaartuig normaal in verbinding staat, voorafgegaan door de naam van het vaartuig, zijn roepletters, zijn buitenop de romp aangebrachte identificatienummer en de naam van de kapitein.

Wanneer het betrokken vaartuig de mededeling niet kan verzenden, mag een ander vaartuig de mededeling namens het eerste doorseinen of mag het betrokken vaartuig de mededeling op een andere wijze doorgeven.

De kapitein van het vaartuig treft de nodige maatregelen opdat de door de radiostations ontvangen gegevens schriftelijk aan de bevoegde instanties worden doorgegeven.

DEEL II

Richtsnoeren voor het ontwerp en het uitzetten van vogelverschrikkerlijnen

1.

Deze richtsnoeren zijn bedoeld om te helpen bij het opstellen en ten uitvoer leggen van regels voor het gebruik van vogelverschrikkerlijnen bij de beugvisserij. De richtsnoeren zijn betrekkelijk impliciet, maar staan het verbeteren van de effectiviteit van vogelverschrikkerlijnen door middel van experimenten niet in de weg. Er is rekening gehouden met milieu- en bedrijfsfactoren, zoals weersgesteldheid, uitzetsnelheid en grootte van het vaartuig, die stuk voor stuk van invloed zijn op het vermogen van vogelverschrikkerlijnen om aas tegen vogels te beschermen. Het ontwerp en het gebruik van vogelverschrikkerlijnen is vatbaar voor veranderingen omwille van die factoren, op voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de effectiviteit van de lijn. Er wordt ook rekening gehouden met verbeteringen van het ontwerp, zodat deze richtsnoeren in de toekomst zullen moeten worden herzien.

2.   Ontwerp van vogelverschrikkerlijnen

2.1.

Er wordt aanbevolen een torilijn van 150 meter lengte te gebruiken. De diameter van het lijngedeelte in het water mag groter zijn dan die van het gedeelte boven water. Dit verhoogt de weerstand, maakt bijgevolg langere lijnen minder noodzakelijk en houdt rekening met de uitzetsnelheid en de zinktijd van het aas. Het lijngedeelte boven water dient uit fijn materiaal te bestaan (b.v. ongeveer 3 mm doorsnede) en een opvallende kleur te hebben, zoals rood of oranje.

2.2.

Het lijngedeelte boven water dient voldoende licht te zijn zodat de bewegingen ervan onvoorspelbaar zijn en er geen gewenning bij vogels optreedt, en voldoende zwaar zodat er geen afbuiging door de wind optreedt.

2.3.

De lijn kan het beste aan het vaartuig worden bevestigd met een stevige wartels om verstrengeling van de lijn te voorkomen.

2.4.

De wimpels moeten zijn vervaardigd van opvallend materiaal dat fel beweegt (b.v. een sterke fijne lijn in een rode polyuretaan behuizing), met stevige driewegwartels (om verstrengeling te vermijden) aan de hoofdlijn bevestigd zijn en juist boven het wateroppervlak hangen.

2.5.

De afstand tussen de wimpels bedraagt maximaal 5 à 7 meter. Idealiter worden de wimpels per twee bevestigd.

2.6.

Elk paar wimpels dient door middel van een clip van de hoofdlijn te kunnen worden losgekoppeld om het binnenhalen van de lijn te vergemakkelijken.

2.7.

Het aantal wimpels dient te worden aangepast aan de uitzetsnelheid van het vaartuig; bij geringere snelheid zijn meer wimpels nodig. Bij een uitzetsnelheid van 10 knopen is drie paar een geschikt aantal.

3.   Uitzetten van tori lines

3.1.

De lijn wordt opgehangen aan een paal die aan het vaartuig is bevestigd. De toripaal dient zo hoog mogelijk te staan zodat de lijn het aas voldoende ver achter het vaartuig beschermt en niet verstrengelt met het vistuig. Hoe hoger de paal, des te groter de bescherming van het aas. Een paal die circa 6 meter boven de waterspiegel uitkomt, geeft aasbescherming over ongeveer 100 meter.

3.2.

De vogelverschrikkerlijn moet zo zijn uitgezet dat de wimpels boven de haken met aas hangen.

3.3.

Het uitzetten van meerdere vogelverschrikkerlijnen wordt aangemoedigd om het aas nog beter tegen vogels te beschermen.

3.4.

Omdat de lijnen kunnen breken en verstrengeld geraken, dienen reservelijnen aan boord te worden gehouden om beschadigde lijnen te vervangen en ononderbroken verder te kunnen vissen.

3.5.

Wanneer vissers gebruik maken van een aasmachine („bait casting machine — BCM”) moeten zij het gebruik van de vogelverschrikkerlijnen en de machine coördineren door:

a)

erop toe te zien dat de BCM direct onder de vogelverschrikkerlijn aas uitwerpt en

b)

bij het gebruik van een BCM die zowel aan bakboord als aan stuurboord aas uitwerpt, erop toe te zien dat twee vogelverschrikkerlijnen worden gebruikt.

3.6.

Vissers worden aangemoedigd manuele, elektrische of hydraulische windassen te installeren om het uitzetten en binnenhalen van de vogelverschrikkerlijnen te vergemakkelijken.


BIJLAGE XVII

Vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst bedrijven in het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan

1.   NOORDOOSTELIJKE DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN

1.1.

De Commissie brengt de lidstaten onverwijld op de hoogte van vaartuigen die de vlag voeren van niet-verdragsluitende partijen bij het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (het verdrag), werden gezien bij het uitoefenen van visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied van het verdrag, en door de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) op een voorlopige lijst zijn geplaatst van vaartuigen waarvan wordt vermoed dat zij ingaan tegen de in het kader van het verdrag opgestelde aanbevelingen. Op deze vaartuigen zijn de volgende maatregelen van toepassing:

a)

vaartuigen die een haven aandoen, krijgen geen toestemming om aan te landen of over te laden en worden door de bevoegde autoriteiten geïnspecteerd. Deze inspectie heeft betrekking op de documenten van het vaartuig, de logboeken, het vistuig, de vangsten aan boord evenals alle andere zaken die verband houden met de visserijactiviteiten van het vaartuig in het gereglementeerde gebied van het verdrag. Informatie over de resultaten van de inspectie wordt onmiddellijk aan de Commissie meegedeeld;

b)

vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkerschepen, moederschepen en vrachtvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze de vaartuigen bijstand verlenen of deelnemen aan overladingen van of gezamenlijke visserijactiviteiten met de vaartuigen;

c)

in de haven mogen aan de vaartuigen geen goederen of brandstof worden geleverd, en er mogen geen diensten worden verleend.

1.2.

Vaartuigen die door de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) zijn geplaatst op een lijst van vaartuigen waarvan is bevestigd dat zij illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst hebben bedreven (IUU-vaartuigen), staan vermeld in aanhangsel 1. Naast de in punt 1.1 vermelde maatregelen gelden voor deze vaartuigen ook de volgende maatregelen:

a)

het is IUU-vaartuigen verboden een communautaire haven binnen te varen;

b)

het is IUU-vaartuigen niet toegestaan te vissen in Gemeenschapswateren en zij mogen niet gecharterd worden;

c)

de invoer van vis afkomstig van IUU-vaartuigen is verboden;

d)

de lidstaten staan IUU-vaartuigen niet toe om hun vlag te voeren en moedigen importeurs, vervoerders en andere betrokken sectoren aan om geen door dergelijke vaartuigen gevangen vis te verhandelen of over te laden.

1.3.

De Commissie brengt de lijst van IUU-vaartuigen met die van de NEAFC in overeenstemming zodra de NEAFC een nieuwe lijst van IUU-vaartuigen vaststelt.

2.   NOORDWESTELIJKE DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN

2.1.

Vaartuigen die door de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) zijn geplaatst op een lijst van IUU-vaartuigen, staan vermeld in aanhangsel 2. Op deze vaartuigen zijn de volgende maatregelen van toepassing:

a)

vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkerschepen, moederschepen, en vrachtvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, mogen op geen enkele wijze bijstand verlenen aan IUU-vaartuigen of deelnemen aan overladingen van of gezamenlijke visserijactiviteiten met IUU-vaartuigen van de lijst;

b)

in de haven mogen aan IUU-vaartuigen geen goederen of brandstof worden geleverd, en er mogen geen diensten worden verleend;

c)

de IUU-vaartuigen krijgen, tenzij in geval van overmacht, geen toegang tot havens van de lidstaten;

d)

IUU-vaartuigen krijgen, tenzij in verband met een geval van overmacht, geen toelating om van de bemanning te wisselen;

e)

het is IUU-vaartuigen niet toegestaan te vissen in Gemeenschapswateren en zij mogen niet gecharterd worden;

f)

lidstaten staan IUU-vaartuigen niet toe om hun vlag te voeren en moedigen importeurs, vervoerders en andere sectoren aan om geen vis te verhandelen met of over te laden van dergelijke vaartuigen.

g)

de invoer van vis afkomstig van IUU-vaartuigen is verboden.

2.2.

De Commissie brengt de lijst van IUU-vaartuigen met die van de NAFO in overeenstemming zodra de NAFO een nieuwe lijst vaststelt.

Aanhangsel 1 van bijlage XVII

Door de NEAFC bevestigde lijst van vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visserij bedrijven (IUU-vaartuigen)

IMO (1) -identificatienummer

Naam van het vaartuig (2)

Vlaggenstaat (2)

8522030

CARMEN

Georgië

7700104

CEFEY

voorheen Panama

8422852

DOLPHIN

Georgië

8522119

EVA

Georgië

7321374

FONTE NOVA

Panama

6719419

GRAN SOL

Panama

7332218

IANNIS I

Panama

8028424

ICE BAY

Cambodja

8422838

ISABELLA

Georgië

8522042

JUANITA

Georgië

6614700

KABOU

Guinee (Conakry)

7351161

KERGUELEN

Guinee (Conakry)

7385174

MURTOSA

Togo

8326319

PAVLOVSK

Georgië

8914221

POLESTAR

Panama

8522169

ROSITA

Georgië

8421937

SANTA NIKOLAS

Honduras

7347407

SUNNY JANE

 

8209078

THORGULL

Bahama's

8606836

ULLA

Georgië


(1)  International Maritime Organisation (Internationale Maritieme Organisatie)

(2)  Veranderingen van naam, vlaggenstaat en aanvullende inlichtingen betreffende de vaartuigen zijn te vinden op de NEAFC-website: www.neafc.org

Aanhangsel 2 van bijlage XVII

Door de NAFO bevestigde lijst van vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visserij bedrijven (IUU-vaartuigen)

Naam van het vaartuig

(+ vroegere naam, indien bekend)

Huidige vlaggenstaat

(+ vroegere vlaggenstaat, indien bekend)

Radioroep-naam

(RC)

IMO (1)

nummer

Carmen

(Ostovets)

Georgië

(Dominica)

4LSK

8522030

Eva

(Oyra)

Georgië

(Dominica)

4LPH

8522119

Isabella

(Olchan)

Georgië

(Dominica)

4LSH

8422838

Juanita

(Ostroe)

Georgië

(Dominica)

4LSM

8522042

Ulla

(Lisa, Kadri)

Georgië

(Dominica)

onbekend

8606836


(1)  International Maritime Organisation (Internationale Maritieme Organisatie)


Top