EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004D0114

2004/114/EG: Beschikking van de Commissie van 29 oktober 2003 betreffende de door Nederland ten uitvoer gelegde steunmaatregelen ten gunste van jachthavens zonder winstoogmerk in Nederland (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3890)

OJ L 34, 6.2.2004, p. 63–69 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2004/114(1)/oj

32004D0114

2004/114/EG: Beschikking van de Commissie van 29 oktober 2003 betreffende de door Nederland ten uitvoer gelegde steunmaatregelen ten gunste van jachthavens zonder winstoogmerk in Nederland (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3890)

Publicatieblad Nr. L 034 van 06/02/2004 blz. 0063 - 0069


Beschikking van de Commissie

van 29 oktober 2003

betreffende de door Nederland ten uitvoer gelegde steunmaatregelen ten gunste van jachthavens zonder winstoogmerk in Nederland

(kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 3890)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/114/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken(1) en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

(1) Bij schrijven van 1 maart 2001 werd bij de Commissie een klacht ingediend over mogelijke concurrentievervalsing tussen jachthavens in Nederland. Nederlandse jachthavens worden zowel door organisaties zonder winstoogmerk (gewoonlijk zeilverenigingen) als particuliere ondernemingen gedreven. Volgens de klager hadden verscheidene jachthavens zonder winstoogmerk staatssteun ontvangen om ligplaatsen aan te leggen of in stand te houden. Hierdoor konden deze jachthavens bijvoorbeeld een lagere huurprijs voor de ligplaatsen aanrekenen aan met hun pleziervaartuigen passerende toeristen.

(2) Aanvankelijk richtte de klacht zich op een enkel project in Enkhuizen, het zogenoemde Gependam-project, waarbij volgens de klager de plaatselijke zeilvereniging aanzienlijke steun had ontvangen in de vorm van een buitensporig lage aankoopprijs voor een watergebied. De Commissie stelde de Nederlandse autoriteiten bij brief D/51551 van 11 april 2001 vragen, waarop zij bij schrijven van 24 mei 2001 antwoordden.

(3) Na van deze correspondentie in kennis te zijn gesteld, zond de klager in de loop van 2001 verscheidene malen aanvullende informatie over deze zaak en zes andere zaken. Bij schrijven D/50569 van 11 februari 2002 verzocht de Commissie de Nederlandse autoriteiten om uitgebreide inlichtingen over deze zeven zaken.

(4) Op verzoek van de Nederlandse autoriteiten vond op 3 mei 2002 een bilaterale bijeenkomst plaats tussen de diensten van de Commissie en de Nederlandse autoriteiten. De Nederlandse autoriteiten zonden op 10 juli 2002 en 2 augustus 2002 antwoorden op de vragen en aanvullende informatie (rapporten) toe.

(5) Op grond van de verkregen informatie heeft de Commissie een overzicht van de zeven zaken opgesteld, dat de klager bij schrijven van 8 augustus 2002 werd toegezonden. In dit overzicht werd een onderscheid gemaakt tussen drie zaken ten aanzien waarvan niet kon worden uitgesloten dat er staatssteun was in de zin van artikel 87, lid 1, en vier zaken ten aanzien waarvan de Commissie meende dat er geen staatssteun was in de zin van artikel 87, lid 1. Bij schrijven van 3 september 2002 stemde de klager met het overzicht in en verstrekte hij aanvullende informatie over de drie resterende zaken.

(6) De Commissie heeft Nederland bij schrijven van 5 februari 2003 in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van de drie resterende zaken. Bij schrijven van 22 april 2003 deden de Nederlandse autoriteiten hun opmerkingen en nadere gegevens aan de Commissie toekomen.

(7) Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure werd op 22 maart 2003 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie(2). De Commissie verzocht daarin belanghebbenden hun opmerkingen te maken.

(8) De Commissie ontving een reactie van de klager bij schrijven van 16 april 2003, dat geen nieuwe informatie of relevante aanvullende feiten bevatte. De Commissie ontving met betrekking tot de inleiding van de formele onderzoeksprocedure geen enkele reactie van derden.

II. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE VERMEENDE STEUN

(9) Naar drie jachthavens, te weten die in Enkhuizen, Nijkerk en Wieringermeer, stelde de Commissie nader onderzoek in.

A. Enkhuizen

(10) De gemeente Enkhuizen besloot in 1998 een nieuwe haven voor kleine en grote pleziervaartuigen aan te leggen. Wegens de aanleg van deze nieuwe haven moest de bestaande toegang tot de zeilvereniging KNZ& RV worden gesloten. Als compensatie voor deze sluiting trof de gemeente drie maatregelen:

a) De gemeente zorgde voor de ontsluiting van de jachthaven van KNZ& RV op een nabijgelegen locatie.

b) Volgens de gemeente waren passerende boten door de nieuwe toegang genoodzaakt een omweg te maken om de bestaande jachthaven van KNZ& RV te bereiken. Volgens een onafhankelijke rapport (waartoe de gemeente opdracht had gegeven) leidt de omweg in de komende 13 jaar tot een daling met 10 % van het aantal passerende boten dat de haven aandoet. De totale inkomstenderving wordt op 80700 EUR geraamd. Ter compensatie van dit verlies heeft de gemeente een deel van het water vlakbij de bestaande jachthaven uitgebaggerd, teneinde de vereniging in de gelegenheid te stellen in een later stadium op eigen kosten 105 ligplaatsen aan te leggen. De Nederlandse autoriteiten hebben een onafhankelijk rapport overgelegd waarin de kosten van het uitbaggeren van de toekomstige jachthaven worden vergeleken met de kosten ter compensatie van de inkomstenderving als gevolg van de omweg die passerende boten moeten maken. De totale kosten van het uitbaggeren bedroegen 96655 EUR, hetgeen ongeveer overeenkomt met het bedrag van de inkomstenderving als gevolg van de omweg.

c) Ten slotte kreeg de zeilvereniging KNZ& RV de gelegenheid het uitgebaggerde watergebied (26000 m2) van de gemeente te kopen voor dezelfde prijs per m2 als de gemeente in 1998 voor ditzelfde gebied aan de nationale overheid had betaald. Deze prijs per m2 was vastgesteld in een onafhankelijk taxatierapport van 30 maart 1998, waarin de taxateur concludeerde dat dit wateroppervlak, waarvan een groot deel tot het IJsselmeer behoorde, geen economische waarde had. Volgens de Nederlandse autoriteiten gaan Nederlandse taxateurs in dat geval gewoonlijk uit van een basiswaarde van 0,45 EUR per m2. De totale oppervlakte van het (water)perceel dat door de zeilvereniging werd gekocht bedroeg 26000 m2, waarmee de totale koopprijs op 11700 EUR (26000 × 0,45) kwam.

(11) Voor water in dit gebied dat bestemd is voor een jachthaven, bedraagt de gemiddelde verkoopprijs, volgens de klager, ongeveer 15 EUR/m2. Aangezien het water aan de zeilvereniging was verkocht met de bedoeling hier in de toekomst ligplaatsen te maken, was de eigenaar van het water (de gemeente) op de hoogte van de toekomstige bestemming van het water. Bijgevolg had de gemeente zich bewust moeten zijn van de economische waarde ervan. Volgens de klager heeft dit waterperceel een waarde van 390000 EUR (26000 × 15).

B. Nijkerk

(12) De gemeente Nijkerk was de eigenaar van een plaatselijke jachthaven die in 1966 was aangelegd. De jachthaven werd in 2000 geprivatiseerd en aan de huurder, de plaatselijke zeilvereniging De Zuidwal verkocht. In 1998 werd de jachthaven door een onafhankelijke deskundige getaxeerd op 417477 EUR. Deze taxatieprijs was gebaseerd op de vooronderstelling dat de jachthaven niet vervuild, goed onderhouden en verhuurd was (zonder huurder werd de jachthaven op 521847 EUR getaxeerd).

(13) De jachthaven was echter wel verontreinigd en er was veel achterstallig onderhoud. In de koopovereenkomst tussen de gemeente en de zeilvereniging van 27 maart 2000 stemde deze erin toe alle kosten voor de sanering van het water en het achterstallige onderhoud van de havenfaciliteiten op zich te nemen. De gemeente schatte de kosten voor het achterstallige onderhoud in 2000 op 272268 EUR en de saneringskosten op 145201 EUR. Deze schattingen werden door gemeenteambtenaren gedaan op basis van hun praktijkervaring. De gemeente trok deze kosten af van de geschatte waarde van de jachthaven, hetgeen een koopprijs van 0,45 EUR (1 NLG) voor de gehele jachthaven opleverde.

(14) Nadat de Commissie hierover vragen had gesteld bij brief van 11 februari 2002, gaven de Nederlandse autoriteiten opdracht tot een nieuwe, onafhankelijke taxatie van de kosten van het achterstallige onderhoud en de sanering. In het rapport van 20 juli 2002 werden de kosten van het achterstallige onderhoud op 200000 EUR en de saneringskosten op 600000 EUR geraamd.

C. Wieringermeer

(15) De gemeente Wieringermeer verkocht in 2000 water en grond aan Jachtwerf Jongert BV. Bij schrijven van 10 juli 2002 gaven de Nederlandse autoriteiten het volgende overzicht van de geschatte waarde van de betreffende percelen en de feitelijke verkoopprijs:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III. REDENEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE PROCEDURE

(16) De Commissie beschouwt de activiteiten van jachthavens als een gewone economische activiteit in de toeristische sector. In haar beschikking van 7 januari 2000 (N 582/99 - Italië, Marina di Stabia SpA(3)) kwam de Commissie tot de conclusie dat in dit specifieke geval overheidssteun aan deze jachthaven de positie van die jachthaven versterkt ten opzichte van andere concurrerende jachthavens in andere lidstaten.

(17) De vermeende financiële steun aan de onderhavige jachthavens is met staatsmiddelen gefinancierd. Er is derhalve al aan twee van de vier criteria voor staatssteun voldaan, d.w.z. staatsmiddelen en selectiviteit.

(18) Met betrekking tot het begrip "voordeel", heeft de Commissie in haar besluit de procedure in te leiden het hiernavolgende verklaard.

A. Enkhuizen

(19) De Commissie is van mening dat de nieuwe ontsluiting van de jachthaven gezien moet worden als infrastructurele compensatie door de gemeente voor de sluiting van de vroegere toegang. Deze maatregel vormt geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. De Commissie beschouwt het uitbaggeren als een maatregel ter compensatie van de geschatte inkomstenderving als gevolg van de sluiting van de vroegere toegang door de plaatselijke autoriteiten. Deze maatregel vormt evenmin staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(20) De Commissie koestert evenwel twijfel omtrent het staatssteunbestanddeel in de verkoop van het watergebied door de gemeente aan de zeilvereniging. Op basis van de informatie die door de Nederlandse autoriteiten en door de klager is verstrekt, kan de Commissie een mogelijke staatssteuncomponent niet uitsluiten, gezien de prijs die voor het gebied (11700 EUR) is betaald en de vermeende waarde van het perceel (390000 EUR). Het verschil tussen deze prijzen bedraagt 378300 EUR, hetgeen boven het plafond ligt dat is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun(4). Het voordeel voor de zeilvereniging KNZ& RV wordt derhalve op 378300 EUR geschat.

B. Nijkerk

(21) Wat betreft het achterstallige onderhoud gaat de Commissie akkoord met het onafhankelijke taxatierapport en de korting van 200000 EUR op de in 1998 geschatte waarde van de jachthaven.

(22) Bij de saneringskosten maakten de Nederlandse autoriteiten een onderscheid tussen de kosten voor de sanering van de nabijgelegen vaart (Arkervaart) en de jachthaven. Volgens hen staat de vaart in verbinding met de jachthaven en is vervuild door verscheidene gebruikers die niets met de jachthaven te maken hebben. Derhalve hebben de Nederlandse autoriteiten besloten dat de zeilvereniging niet aansprakelijk is voor enige vervuiling, zelfs niet in de jachthaven. Toen in de loop van 2002 bleek dat de saneringskosten zeer hoog opliepen, besloot de gemeente bovendien hiervan 25 % voor haar rekening te nemen. Bijgevolg zal de zeilvereniging 450000 EUR aan saneringskosten betalen. Volgens de Nederlandse autoriteiten heeft de zeilvereniging daarom nog op de koopovereenkomst moeten toeleggen (d.w.z. 200000 + 450000 - 417477 = 232522 EUR).

(23) Ten aanzien van de saneringskosten betwijfelt de Commissie of het beginsel van de vervuiler betaalt, juist op de transactie is toegepast. In de regel is de zeilvereniging De Zuidwal verantwoordelijk (en aansprakelijk) voor de vervuiling van haar jachthaven. Volgens genoemd beginsel zou de jachthaven moeten worden verkocht voor (417477 - 200000 =) 217477 EUR. Het geschatte voordeel voor de zeilvereniging De Zuidwal bedraagt derhalve 217477 EUR.

C. Wieringermeer

(24) In haar eerste beoordeling concludeerde de Commissie dat de prijs van de grond blijkbaar juist was, aangezien in het taxatierapport verschillende referenties voor vergelijkbare grondprijzen worden gegeven. De geschatte waarde van het waterperceel (in totaal 69731 m2) tegen een prijs van 1,51 EUR per m2 leek onder de marktprijs te liggen. Het taxatierapport bevat geen referenties of verdere uitleg over deze geschatte waarde.

(25) Het probleem van overcompensatie doet zich echter pas voor wanneer de waarde van het water meer dan 29,21 EUR/m2 bedraagt(5). Aangezien deze drempel nogal hoog is, wordt op grond van de huidige cijfers niet ervan uitgegaan dat er overcompensatie is. De Commissie heeft de klager derhalve bij brief van 8 augustus 2002 medegedeeld dat er geen bewijs van onrechtmatig verleende staatssteun is gevonden.

(26) De klager deelde de Commissie bij schrijven van 3 september 2002 mede dat de gemeente de grond in het IJsselmeer kunstmatig heeft gewonnen, hetgeen zeer veel geld kost. De kosten van de drooglegging bedroegen 9892409 EUR. Daar de landwinning minder dan drie jaar voor de verkoop plaatsvond, lijkt het gedrag van de gemeente niet te stroken met deel II, punt 2, onder d), van de mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties(6).

(27) Met betrekking tot de gevolgen voor het handelsverkeer tussen de lidstaten (vierde criterium voor staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag) erkende de Commissie dat de activiteiten van de onderhavige jachthavens als vrij marginaal kunnen worden beschouwd.

(28) In haar besluit tot inleiding van de procedure kon de Commissie evenwel niet zonder meer uitgesluiten, dat er geen gevolgen zijn voor het handelsverkeer, al was het alleen maar wegens het mobiele karakter van pleziervaartuigen.

(29) De Commissie was derhalve genoodzaakt de formele onderzoeksprocedure in te leiden, omdat zij op grond van haar eerste onderzoek niet in staat was alle problemen op te lossen die verband houden met de vraag of de onderzochte maatregel staatssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Zij heeft in verband hiermee om specifieke gegevens verzocht over elk van de betrokken jachthavens en voor de Nederlandse jachthavensector in het algemeen, over het aandeel van hun jaarlijkse omzet dat wordt gegenereerd door vaste of tijdelijke ligplaatsen voor vaartuigen uit andere lidstaten dan Nederland.

(30) Ten aanzien van de verenigbaarheid van deze steun lijkt geen van de in het EG-Verdrag voorziene afwijkingen van toepassing te zijn. De uitzonderingen in artikel 87, leden 2 en 3, onder b) of d), van het EG-Verdrag zijn duidelijk niet relevant. Voorts hebben de Nederlandse autoriteiten niet aangevoerd dat de steun bedoeld was voor regionale ontwikkeling overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag, en volgens de Commissie was dit ook niet het geval(7). Ook lijkt de steun niet te zijn verleend tot bevordering van een horizontale Gemeenschapsdoelstelling in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag, zoals onderzoek en ontwikkeling, werkgelegenheid, opleiding, milieu, kleine en middelgrote ondernemingen of reddings- en herstructureringssteun in de zin van de desbetreffende richtsnoeren en kaderregelingen. Tenslotte achtte de Commissie het niet passend de ontwikkeling van de jachthavensector te bevorderen op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag.

IV. OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN

(31) De Commissie heeft van de klager een schrijven, gedateerd 16 april 2003, ontvangen dat geen nieuwe gegevens of relevante aanvullende feiten over de drie betrokken jachthavens bevat. De Commissie heeft geen reacties ontvangen van derden.

V. OPMERKINGEN VAN NEDERLAND

(32) De Nederlandse autoriteiten hebben gereageerd bij schrijven van 22 april 2003. De Nederlandse autoriteiten voeren twee argumenten aan in hun antwoord op de inleiding van de procedure.

(33) Om te beginnen zijn de Nederlandse autoriteiten van mening dat er geen voordeel is, omdat de financiële overheidssteun (voorzover daarvan sprake is) minimaal is en onder de de-minimis drempel valt. Ter staving van deze opvatting hebben de Nederlandse autoriteiten aanvullende gegevens verstrekt.

(34) Voorts zijn de Nederlandse autoriteiten van mening dat zelfs indien de overheidssteun hoger is dan de de-minimis drempel, deze het handelsverkeer nog niet beïnvloedt, zodat er geen staatssteun is in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. In dit verband hebben de Nederlandse autoriteiten statistische informatie over de Nederlandse en Europese jachthavenmarkten verschaft.

(35) In verband met Enkhuizen blijven de Nederlandse autoriteiten van mening dat de beweerde waarde van het water 0,45 EUR/m2 was op basis van het onafhankelijke taxatierapport van 30 maart 1998 (waarin de taxateur concludeerde dat dit watergebied geen economische waarde had, reden waarom een basiswaarde van 1 NLG/m2 in rekening werd gebracht). De Nederlandse autoriteiten betwistten de andere economische indicatoren niet.

(36) Voorts hebben de Nederlandse autoriteiten aanvullende statistische informatie over de jachthaven van Enkhuizen verstrekt. Het gaat om cijfers van 2002:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(37) Met betrekking tot de jachthaven van Nijkerk blijven de Nederlandse autoriteiten van oordeel dat de zeilvereniging niet aansprakelijk is voor de vervuiling, zelfs niet in de jachthaven. Het slib dat in de jachthaven werd aangetroffen is van dezelfde aard als het slib dat in de nabijgelegen Arkervaart werd gevonden, zodat niet is aangetoond dat de jachthaven door zijn gebruikers is vervuild.

(38) De Nederlandse autoriteiten zijn voorts van mening dat de prijs waarvoor een jachthaven aan de huurder ervan wordt verkocht, gelijk moet zijn aan de marktprijs in verhuurde staat. Volgens de Nederlandse autoriteiten moet vanuit het standpunt van de gemeente worden geredeneerd: er bestaat geen verschil tussen de verkoop van de jachthaven aan de huurder of de verkoop met huurder aan een nieuwe eigenaar. In beide gevallen zou de gemeente dezelfde prijs krijgen, dus zou het onbillijk zijn van de zeilclub een hogere prijs te verlangen.

(39) Voorts hebben de Nederlandse autoriteiten aanvullende statistische informatie over de jachthaven van Nijkerk verstrekt. Het gaat om cijfers van 2002:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(40) Met betrekking tot Wieringermeer ten slotte delen de Nederlandse autoriteiten de opvatting dat de kosten om kunstmatig land in het meer te winnen 9892409 EUR bedroegen. Volgens de Nederlandse autoriteiten omvatten deze kosten niet alleen de kosten om de betrokken toekomstige jachthaven aan te leggen, maar eveneens de kosten van infrastructuurwerken zoals watergebieden, riolen, wegen, enz. De totale kosten van de infrastructuurwerken bedroegen 4559248 EUR. De netto aanlegkosten van de jachthaven bedroegen dus 5333161 EUR. De totale aankoopprijs was ruimschoots hoger dan deze aanlegkosten, zodat de Nederlandse autoriteiten concluderen dat de beweerde begunstigde geen voordeel heeft verkregen. Over deze jachthaven konden de Nederlandse autoriteiten geen statistische informatie verstrekken, daar hij nog niet is aangelegd.

VI. BEOORDELING VAN DE MAATREGELEN

(41) Opdat een maatregel als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag wordt beschouwd, moet er tegelijkertijd aan vier criteria voldaan zijn. De maatregel moet ondernemingen (of producties) begunstigen, moet selectief zijn, moet bekostigd zijn met staatsmiddelen en moet het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. In casu zijn de maatregelen duidelijk betaald met middelen uit de begrotingen van plaatselijke overheden en hebben zij betrekking op drie specifieke jachthavens. Er is dus kennelijk voldaan aan de criteria staatsmiddelen en selectiviteit.

(42) Ten aanzien van het criterium voordeel komt de Commissie tot de volgende bevindingen.

A. Enkhuizen

(43) De Commissie blijft van oordeel dat het onwaarschijnlijk is dat de lage waarde van het watergebied die de Nederlandse autoriteiten hebben aangegeven, passend is. Indien de plaatselijke bestemming van het watergebied een jachthaven is, heeft dit watergebied marktwaarde en kan het niet als waardeloos worden beschouwd. Volgens de brief van de Nederlandse autoriteiten van 22 april 2003 is de Nederlandse jachthavenmarkt zeer concurrentieel en bestaat er grote vraag naar ligplaatsen in deze streek van Nederland. De aankoopprijs van het watergebied blijft dus betwistbaar. Het meningsverschil betreft 378300 EUR, dat het grootste deel vormt van de beweerde staatssteun. De Commissie kan derhalve niet uitsluiten dat de maatregel de jachthaven van Enkhuizen voordeel heeft opgeleverd.

B. Nijkerk

(44) Er zijn geen duidelijke taxatierapporten voorhanden over de vervuiling in de jachthaven van Nijkerk en het is niet duidelijk in welke mate de zeilclub verantwoordelijk is of kan worden gesteld voor (een deel van) de vervuiling. Het valt ten zeerste te betwijfelen dat de zeilvereniging in het geheel niet aansprakelijk kan worden gesteld.

(45) De Commissie deelt niet de opvatting van de Nederlandse autoriteiten dat de jachthaven aan de huurder zelf is verkocht voor een aankoopprijs in verhuurde staat. Uiteindelijk heeft De Zuidwal dankzij de verkoop het gebruik van de jachthaven volledig kosteloos verworven. De zeilclub had de haven onmiddellijk kunnen verkopen en een winst van 95370 EUR kunnen realiseren (dat wil zeggen het verschil tussen de twee geschatte prijzen, met en zonder huurder).

(46) De Commissie blijft dan ook twijfel koesteren omtrent de aansprakelijkheid en de waarde van de aankoopprijs van de jachthaven. Het meningsverschil betreft 312847 EUR, dat de volledige beweerde staatssteun vormt. De Commissie kan derhalve niet uitsluiten dat de maatregel de jachthaven van Nijkerk voordeel heeft opgeleverd.

C. Wieringermeer

(47) Over de jachthaven van Wieringermeer hebben de Nederlandse autoriteiten voldoende aanvullende informatie verstrekt die tot de conclusie hebben geleid dat er van voordeel geen sprake is. De kosten voor de bouw van de jachthaven vermeerderd met de prijs van het perceel water zijn veel lager dan de aankoopprijs. Wil er steun van meer dan 100000 EUR zijn, dan had de waarde van het water meer dan 34,84 EUR/m2 moeten bedragen, wat duidelijk te hoog is(8). Omdat er geen voordeel is toegekend, vormt de verkoop van deze jachthaven geen staatsteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(48) Met betrekking tot de twee andere jachthavens (Enkhuizen en Nijkerk) heeft de Commissie het criterium "beïnvloeding van het handelsverkeer" onderzocht. Een richtinggevende zaak in dit verband is de beschikking van de Commissie inzake het openluchtzwembad van Dorsten(9). In die zaak heeft de Commissie geoordeeld dat het de inwoners van de stad en omstreken waren die van de voorziening gebruik maakten. Voorts onderscheidde de Commissie duidelijk tussen deze vorm van steun en steun ter bevordering van grote themaparken die zich richten op de nationale of zelfs internationale markt en waarvoor reclame wordt gemaakt tot ver buiten het gebied waar zij zich bevinden. De Commissie concludeerde dat, gezien de aard van steunmaatregelen voor voorzieningen die erop gericht zijn internationale bezoekers aan te trekken, de kans groot is dat deze maatregelen het handelsverkeer tussen de lidstaten beïnvloeden. In de zaak van het zwembad van Dorsten was de Commissie van oordeel dat er geen kans bestond dat het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig werd beïnvloed. De jaarlijkse subsidie voor de particuliere exploitant van het zwembad van Dorsten vormde dus geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(49) In Nederland zijn er ongeveer 203000 ligplaatsen in ongeveer 1200 jachthavens. Het totale aantal pleziervaartuigen in Nederland wordt op 375000 geschat. Het totale aantal pleziervaartuigen in de Gemeenschap bedraagt op zijn minst 5 miljoen. Er zijn meer dan 10000 jachthavens in de Gemeenschap, die meer dan 1,5 miljoen ligplaatsen tellen (niet alle ligplaatsen zijn in jachthavens)(10). De meeste pleziervaartuigen hebben dus geen ligplaats, maar zijn aan land gestald of in open water.

(50) De jachthaven van Nijkerk telt 200 ligplaatsen, waarvan gemiddeld slechts 0,25 % wordt gebruikt door buitenlandse toeristen, wat onbetekenend is op de nationale ligplaatsenmarkt. De Commissie concludeert dan ook dat de jachthaven van Nijkerk gebruikt wordt door inwoners van het dorp en omstreken en er niet naar streeft internationale bezoekers aan te trekken. De steun belet de inwoners van Nijkerk evenmin jachthavens te gebruiken die buiten Nederland zijn gelegen. Zelfs indien dit het geval was, dan nog zou de invloed op het handelsverkeer onbetekenend zijn, gelet op het aantal inwoners van Nijkerk (minder dan 40000). Ten slotte moet worden vastgesteld dat de jaarlijkse omzet van de jachthaven van Nijkerk 120000 EUR bedraagt. De steun aan de jachthaven van Nijkerk, voorzover er steun is, beïnvloedt het handelsverkeer dus niet en vormt derhalve geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(51) In de jachthaven van Enkhuizen wordt gemiddeld 14 % van de ligplaatsen door internationale toeristen gebruikt(11). De 235 ligplaatsen in Enkhuizen maken slechts 0,15 % uit van de Nederlandse ligplaatsenmarkt en 0,016 % van de ligplaatsenmarkt van de Gemeenschap. De invloed van de jachthaven van Enkhuizen op de jachthavenmarkt is derhalve zeer beperkt.

(52) Voorts is het belangrijk te onderscheiden tussen vaste ligplaatsen en dagligplaatsen. De invloed op het handelsverkeer als gevolg van de steun, voorzover er steun is, doet zich waarschijnlijk hoofdzakelijk voelen bij de vaste ligplaatsen.

a) Het is in hoofdzaak voor de vaste ligplaatsen dat de gebruiker een werkelijke keuze heeft tussen de jachthaven van Enkhuizen of een buitenlandse jachthaven, wanneer de (internationale) eigenaar of huurder op lange termijn van een boot vóór of bij aanvang van het seizoen beslist in welke haven hij wil liggen. In dit verband moet worden opgemerkt dat het aandeel van vaste ligplaatsen van buitenlandse gebruikers in Enkhuizen slechts 10 % bedraagt. Voorts is de gemiddelde jaarlijkse omzet per vaste ligplaats (minder dan 1000 EUR) tamelijk laag ten opzichte van de kosten van onderhoud, vervoer, financiering en afschrijving van pleziervaartuigen en de overige kosten van een vakantie op het water.

b) De invloed van steun voor dagligplaatsen op het handelsverkeer is ingevolge zijn aard zeer beperkt. Een (internationale) eigenaar of huurder van een boot gebruikt de jachthaven die gelegen is op de plaats waar hij zich op een bepaalde datum en tijd bevindt en die geschikt lijkt, gelet op de omvang en diepgang van de boot. Zijn keuze is vaak zeer beperkt. In casu is de omzet van de jachthaven van Enkhuizen voor alle dagligplaatsen slechts 18 % van zijn totale omzet, waarvan slechts 30 % van internationale toeristen komt.

(53) Ten slotte moet worden vastgesteld dat de jaarlijkse omzet van de jachthaven van Enkhuizen 316000 EUR bedraagt.

(54) Uit het voorgaande volgt dat de steun voor de jachthaven van Enkhuizen, voorzover er steun is, het handelsverkeer niet beïnvloedt en dus geen staatssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(55) De Commissie komt derhalve tot de slotsom dat ofschoon een zekere vervalsing van de (plaatselijke) mededinging niet kan worden uitgesloten, de steun, voorzover er al steun is, het handelsverkeer niet ongunstig beïnvloedt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. In het bijzonder in deze zaken, kan, mede als gevolg van de geografische ligging van de jachthavens, hun relatief geringe omvang en het relatief lage bedrag aan overheidssteun in verhouding tot het aantal in de jachthavens aangeboden ligplaatsen, redelijkerwijs niet worden verwacht dat deze steun eigenaren van recreatievaartuigen uit andere lidstaten ertoe zal brengen gebruik te maken van vaste- of dagligplaatsen in deze jachthavens in plaats van in jachthavens in andere lidstaten.

(56) Dit is niet in tegenspraak met de huidige rechtspraak van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen aangaande de beïnvloeding van het handelsverkeer. In de zaak Tubemeuse(12) heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat "(...) de betrekkelijk geringe omvang van de betrokken onderneming niet a priori de mogelijkheid uit(sluit) dat het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig wordt beïnvloed". Dit betekent niet dat de onbetekenende omvang van een onderneming samen met de andere kenmerken van de zaak niet tot de conclusie kan leiden dat de aan deze onderneming verleende staatssteun het intercommunautaire handelsverkeer niet ongunstig beïnvloedt.

(57) Ook het Gerecht van Eerste Aanleg heeft in de zaak Vlaams Gewest(13) geoordeeld dat "het verbod van artikel 92, lid 1, van het Verdrag geldt voor elke steunmaatregel, ongeacht het ermee gemoeide bedrag, die de mededinging verstoort of dreigt te verstoren, voorzover(14) de steun het handelsverkeer tussen de lidstaten beïnvloedt".

(58) Ten slotte zijn de bevindingen van de Commissie niet in tegenspraak met haar eigen praktijk ten aanzien van jachthavens. In dit verband zij beklemtoond dat de in ovrweging 16 genoemde beschikking van de Commissie van 7 januari 2001 een jachthaven betrof die een veel grotere omvang had dan de jachthavens van Nijkerk en Enkhuizen en waarvoor overeenkomstig de Multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten(15) een aanmelding had plaatsgevonden.

(59) De Commissie is van oordeel dat het voldoende vaststaat dat het handelsverkeer in casu niet ongunstig is beïnvloed. Daarenboven heeft de Nederlandse jachthavensector thans te kampen met problemen door overcapaciteit, doch dit is niet het geval op het niveau van de Gemeenschap, waar de markt groeit.

VII. CONCLUSIE

(60) Concluderend is de Commissie van oordeel dat er ten aanzien van de betrokken Nederlandse jachthavens geen staatssteun is in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Met betrekking tot de jachthaven van Wieringermeer is er geen voordeel. Met betrekking tot de jachthavens van Enkhuizen en Nijkerk wordt het handelsverkeer tussen de lidstaten door de steunmaatregel niet ongunstig beïnvloed,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door Nederland ten uitvoer gelegde steunmaatregelen ten gunste van de jachthavens zonder winstoogmerk van Enkhuizen, Nijkerk en Wieringermeer kunnen niet worden aangemerkt als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 29 oktober 2003.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB C 69 van 22.3.2003, blz. 4.

(2) PB C 69 van 22.3.2003, blz. 4.

(3) PB C 40 van 12.2.2000, blz. 2.

(4) PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

(5) 7636147 EUR - 5719854 EUR (taxatie grond) = 1916293 EUR + 100000 EUR (de minimis) = 2016293 EUR

2016293 EUR/69031 m2 = 29,21 EUR/m2.

(6) PB C 209 van 10.7.1997, blz. 3.

(7) Er is geen artikel 87, lid 3, onder a)-gebied in Nederland.

(8) 7636147 EUR - 5333161 EUR (bouwkosten) = 2302986 EUR + 100000 EUR (de minimis) = 2402986 EUR.

2402986 EUR/69031 m2 = 34,81 EUR/m2.

(9) Beschikking van de Commissie van 21 december 2000, N 258/2000 - Duitsland (Recreatiezwembad Dorsten) (PB C 172 van 16.6.2001, blz. 16).

(10) Deze cijfers zijn afkomstig van ICOMIA (International Council of Marine Industry Organisations, zie tevens http://www.icomia.com) en uit het verslag "La Nautica in cifre" van UCINA (Unione Nazionale Cantieri e Industrie Nautiche ed Affini, zie tevens http://www.ucina.it). Aangezien er geen duidelijke statistieken beschikbaar zijn, gaat het om ruwe schattingen.

(11) Gewogen gemiddelde tussen vaste en dagligplaatsen.

(12) Arrest van het Hof van 21 maart 1990 in zaak C-142/87 (België/Commissie), Jurispr. 1990, blz. I-959. Zie tevens het arrest van het Hof van 14 september 1994 in de zaken C-278/92 tot en met C-280/92 (Spanje/Commissie), Jurispr. blz. I-4103.

(13) Arrest van het Gerecht van 30 april 1998 in zaak T-214/95 (Vlaams Gewest/Commissie), Jurispr. blz. II-717, rechtsoverwegingen 46, 49 en 50.

(14) Eigen cursivering.

(15) PB C 107 van 7.4.1998, blz. 7.

Top