EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IE1164

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Na de crisis: een nieuw financieel stelsel voor de interne markt” (initiatiefadvies)

OJ C 48, 15.2.2011, p. 38–44 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 48/38


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Na de crisis: een nieuw financieel stelsel voor de interne markt” (initiatiefadvies)

2011/C 48/08

Rapporteur: de heer IOZIA

Corapporteur: de heer BURANI

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 18 februari 2010 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

Na de crisis: een nieuw financieel stelsel voor de interne markt.

De afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 8 juli 2010 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 15 en 16 september gehouden 465e zitting (vergadering van 16 september) het volgende advies uitgebracht, dat met 160 stemmen vóór en 8 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) wil in dit initiatiefadvies enkele voorstellen schetsen voor de hervorming van het Europees financieel stelsel: hoe het gereguleerd zou moeten zijn en hoe het zou moeten werken om systeemrisico's terug te dringen. Een crisis zou nog krachtiger de kop op kunnen steken als de wilde speculatie niet wordt beteugeld en als regeringen niet de antwoorden formuleren waar we al te lang op wachten.

1.2   Welk financieel stelsel hebben we nodig voor de interne markt na de crisis? De ECB/ESCB, commerciële en investeringsbanken, coöperatieve en onderlinge financiële instellingen, duurzaam beleggende banken, verzekeringsmaatschappijen, pensioen- en investeringsfondsen, private equity, hedge funds, kredietbeoordelaars; producenten, distributeurs en verkopers van financiële producten en aandelen; beurzen, niet-gereguleerde markten; regelgevers, toezichthouders en kredietbeoordelaars: zij zijn de hoofdrolspelers in het financiële stelsel en zullen hun gedrag moeten wijzigen en aanpassen aan strengere regelgeving, en hun eigen organisaties aan de nieuwe taken die zij zullen krijgen.

1.3   Niet alle marktpartijen moeten zonder onderscheid verantwoordelijk worden gehouden. Gelukkig zijn enkele belangrijke sectoren, zoals een aantal grote internationale concerns, niet rechtstreeks betrokken bij de crisis, omdat hun activiteiten ver verwijderd waren van het grote financiële gokspel. Verzekeringsmaatschappijen, coöperatieve, volks- en spaarbanken, maar ook vooraanstaande Europese en wereldwijd actieve commerciële banken hebben hun rekeningen niet hoeven corrigeren vanwege financiële verliezen, noch hebben zij om staatssteun verzocht.

1.4   „Oorzaak van de crisis is de morele ellende”. Het EESC staat achter dit standpunt van Tomáš Bat'a uit 1932, en moet helaas opmerken dat er nog niets veranderd is! Werknemers en gepensioneerden, ondernemingen, burgers, maatschappelijke organisaties, consumenten en gebruikers hebben er veel belang bij te kunnen rekenen op een efficiënt en veilig financieel stelsel waaraan zij tegen redelijke kosten in vertrouwen hun spaargeld kunnen toevertrouwen, waartoe zij zich wenden om economische initiatieven te ontplooien, dat zij als een onontbeerlijk instrument voor economische groei willen beschouwen dat op de bres staat voor belangrijke sociale taken, zoals pensioenen, ziektekosten-, ongevallen- en schadeverzekeringen. De ernstige financiële crisis heeft al deze zaken op losse schroeven gezet doordat in het algemeen het vertrouwen is aangetast.

1.5   Het vertrouwenskapitaal ten aanzien van financiële instellingen moet hersteld worden, alsook jegens politieke instellingen en regelgevende en toezichthoudende instanties, die deze ramp niet wisten of vermochten te vermijden, die volgens de meest recente ramingen van het IMF tot nu toe 2.300 miljard euro heeft gekost.

1.6   De publieke opinie is hevig geschokt. De op de financiële crisis volgende liquiditeitscrisis heeft de reële economie aangetast, die een enorme terugslag te verwerken kreeg: de werkloosheid steeg tot ruim 10 %, met uitschieters tot 22 % in Letland en 19 % in Spanje en in totaal 23 miljoen werklozen in december. Een cijfer dat zeker nog zal stijgen. Alle overheidsbegrotingen vertonen enorme tekorten, die moeten worden weggewerkt met corrigerende maatregelen, die zeker de groei niet ten goede komen, maar een broos lijkend herstel, dus zonder positieve gevolgen voor de werkgelegenheid, zullen afremmen.

1.7   Het EESC heeft in de laatste jaren een reeks adviezen uitgewerkt met voorstellen waar vaak geen acht op is geslagen, maar die, indien ter harte genomen, zeker hadden geholpen om de vernietigende gevolgen van de crisis te vermijden of op zijn minst te beperken.

1.8   Het EESC verzoekt de Europese instellingen de hervorming te versnellen. Circa anderhalf jaar na de presentatie van de conclusies van de groep-de Larosière is de Europese besluitvorming nog niet in de afrondende fase geraakt. De regeringen hebben helaas de hervormingsvoorstellen afgezwakt, door bijv. uit te sluiten dat een Europese autoriteit kan ingrijpen bij transnationale financiële instellingen.

1.8.1   Het EESC neemt met genoegen kennis van de mededeling van de Commissie met voorstellen voor wetgeving ter versterking van de regulering en de transparantie van de financiële markt. Dergelijke voorstellen, gepubliceerd terwijl dit advies opgesteld wordt, gaan in de gewenste richting. De uitbreiding van het toezicht op ratingbureaus en een debat over ondernemingsbestuur zijn de belangrijkste aspecten. Verslagen over de beloning van bestuurders en over het beloningsbeleid vullen het pakket aan. Over 6 à 9 maanden komt de Commissie met verdere voorstellen voor een verbeterde werking van de derivatenmarkt, passende maatregelen voor de verkoop vanuit ongedekte positie, voor CDS en voor verbetering van de richtlijn markten voor financiële instrumenten (MiFID).

1.8.2   Het EESC kijkt met belangstelling uit naar andere aangekondigde initiatieven op het gebied van aansprakelijkheid: herziening van de richtlijn inzake depositogarantiestelsels en van de richtlijn inzake de beleggerscompensatiestelsels. De richtlijn inzake marktmisbruik en de richtlijn betreffende kapitaalsvereisten (CRD IV) zullen gewijzigd worden, terwijl er een nieuw voorstel voorbereid wordt over pakketproducten voor retailbeleggingen (PRIP). Om toezichtsarbitrage tegen te gaan, zal de Commissie een mededeling over sancties voor financiële dienstverlening publiceren.

1.9   Volgens het EESC moet er harder gewerkt worden aan de voorbereiding van het financiële stelsel van na de crisis, dat transparant, maatschappelijk en ethisch verantwoord moet zijn, beter gecontroleerd, innovatief, dat een evenwichtige groei moet kennen, dat aansluit bij de rest van het economische systeem en gericht moet zijn op waardeschepping op de middellange en lange termijn, kortom op duurzame groei.

1.10   Enkele miljoenen mensen zijn werkzaam in de financiële sector. Het leeuwendeel bestaat uit fatsoenlijke mensen die professioneel werken en ieders respect verdienen. Een kleine, onverantwoorde en gewetenloze minderheid heeft de reputatie van een hele categorie werknemers te grabbel gegooid.

1.11   Het EESC maant tot meer transparantie, met name bij het in kaart brengen van risico's. De OTC-markten zouden niet moeten worden opengesteld voor bilaterale handel, maar uitsluitend moeten opereren met een centrale tegenpartij die, kijkend naar het totale risico, de toegang tot transacties kan beperken voor partijen die uitzonderlijke risico's lopen. De transacties zouden via één platform moeten plaatsvinden, of hoogstens via een welomschreven aantal platformen ter wille van meer transparantie van de markten.

1.12   De maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen in de financiële sector zou in elke activiteit en elk onderdeel tot uiting moeten komen. De voorkeur ging uit naar de omvang van de verkoop in plaats van naar kwaliteitsadvies voor beleggingen. Er zou moeten worden teruggekeerd tot een hoog beroepsethos en een onomwonden veroordeling door beroepsverenigingen, die door preventieve acties zouden moeten aanzetten tot correct gedrag en sancties zouden moeten opleggen aan ondernemingen die schuldig worden bevonden aan kwaad opzet, bedrog of ander strafrechtelijk vervolgbaar gedrag.

1.13   Een opener en democratischer bestuur van de nationale en Europese overheden waarbij stakeholders betrokken zijn bij de regulering en het toezicht. De rol van werknemers, ondernemingen, consumenten en gebruikers moet tot uiting komen in het ondernemingsbestuur. Het EESC bepleit meer betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de advisering en de effectbeoordeling. Uit recente besluiten van de Commissie over de gekozen groepen van deskundigen blijft een exclusieve voorkeur voor het bedrijfsleven spreken, zonder dat consumenten en werknemers passend vertegenwoordigd zijn. Het EESC blijft onvermoeid pleiten voor een evenwichtige vertegenwoordiging van het maatschappelijk middenveld in de groepen van deskundigen en de comités die de Commissie samenstelt.

1.14   Er is behoefte aan een ondernemingsbestuur, waarbij de eisen in termen van betrouwbaarheid en transparantie zich uitstrekken van de bestuurders tot de aandeelhouders, wier kapitaal tot nu toe per definitie van rechtmatige oorsprong werd geacht, totdat sensationele voorbeelden het tegendeel bewezen.

1.15   De rol van managers gaat alle perken te buiten, evenals hun soms astronomische beloning, waaraan niets is veranderd, zelfs niet na de nationalisaties die werden doorgevoerd in een poging sommige banken van het faillissement te redden. Geboden is een serieus beleid om de bonussen in te dammen, die eventueel en uitsluitend toegekend zouden mogen worden in geval van stabiele resultaten op de middellange termijn die hoger zijn dan de gemiddelde resultaten van het systeem. Prikkels voor het personeel moeten gerelateerd zijn aan verantwoorde verkopen en niet aan bankproductcampagnes waarbij onvoldoende rekening wordt gehouden met de behoeften van de consument. De prikkels moeten zorgen voor opwaardering van het personeel in verband met professionele prestaties, klanttevredenheid en verbetering van de professionaliteit.

1.16   Het EESC beveelt aan dat de nationale toezichthouders serieuze en doeltreffende maatregelen nemen. Zij lijken niet erg overtuigd van maatregelen die niet alleen de moraal betreffen, maar ook bedoeld zijn om het al dan niet uitdrukkelijke risicoprofiel voor de toekomst te behouden. Veel zeer riskante transacties, verricht met het oog op meer winst en hogere bonussen, hadden vermeden kunnen worden.

1.17   Het EESC wil dat de verwijzing naar de rating voor wat betreft de met de Basel-II-principes ingevoerde classificatie van beleggingen en de hiermee verbonden dekking door risicofondsen uit de Europese wetgeving geschrapt wordt. Het verzoekt de nationale autoriteiten het investeringsbeleid te herzien.

1.18   De classificatie van de overheidsschuld van de lidstaten zou uitsluitend in handen mogen zijn van een nieuw Europees onafhankelijk agentschap. De aankondigingen van afwaarderingen van overheidsschulden, zoals onlangs voor Griekenland en andere Europese landen in moeilijkheden gebeurde, hebben tot grote problemen op de markten geleid en tot opzichtige speculatieve aanvallen op de leningen, wat de indruk van een ernstige crisis versterkte.

1.19   De aan Griekenland toegezegde hulp is bedoeld om het internationale financiële stelsel te beschermen, dat voor honderden miljarden euro op Griekse schuld heeft ingetekend en dat ook vertrouwt op de grootste zakenbank ter wereld, die omvangrijke financieringen verdoezeld heeft die niet op de officiële rekeningen van Athene vermeld. De Franse (76,45 miljard) en Duitse (38,57) banken alleen al zijn goed voor 115 miljard aan leningen: opnieuw zal de Europese belastingbetaler over de brug moeten komen voor illegaal gedrag. De economische en sociale prijs die de Griekse burgers zullen moeten betalen, is bijzonder hoog.

1.20   Het zou goed zijn om nog eens te kijken naar de belasting van bepaalde financiële activiteiten, met name zulke die duidelijk speculatief zijn. Een advies hierover is onlangs goedgekeurd.

1.21   Het EESC wil dat er geïntegreerde systemen voor crisisbeheer komen, met doeltreffende criteria voor vroegtijdige waarschuwing, preventie en een uitweg uit de crisis. Er moeten betrouwbare mechanismen ontwikkeld worden voor wederzijdse verantwoording tussen de autoriteiten van de lidstaten, vooral met betrekking tot de grote Europese concerns: in Midden- en Oost-Europa bijv. zijn de financiële markten bijna uitsluitend in handen van West-Europese banken en verzekeringsmaatschappijen.

2.   Inleiding

2.1   „De oorzaak van de crisis is de morele ellende.

Een keerpunt in de economische crisis? Ik geloof niet in spontane keerpunten. Wat we doorgaans een economische crisis noemen, is slechts een andere term voor ethische ellende.

De ethische ellende is de oorzaak, de economische crisis is alleen maar het gevolg. Velen in ons land denken dat geld ons redden kan van de economische neergang. Ik vrees de gevolgen van die misvatting. In de situatie waarin we ons bevinden, hebben we geen behoefte aan prachtige scènewisselingen of regelingen.

We hebben een morele houding nodig jegens mensen, arbeid en publiek eigendom.

Nooit meer steun voor bankroet, nooit meer schulden, nooit meer effecten voor niets weggooien, nooit meer uitbuiting van werknemers; we hadden ons beter op andere zaken kunnen richten om ons na de oorlog te ontworstelen aan de armoede en om werk en spaargeld doeltreffender, wenselijker en eerlijker te maken, in plaats van ons over te geven aan luiheid en verspilling. Je hebt gelijk: we moeten de vertrouwenscrisis overwinnen, maar dat zal niet lukken met technische of financiële middelen of op krediet. Vertrouwen is een persoonlijke kwestie en kan alleen worden hersteld door moreel en persoonlijk voorbeeldig gedrag.” Tomáš Bat'a, 1932.

2.2   Er is niets veranderd.

2.2.1   Het citaat, ongewoon voor adviezen van het EESC, is bedoeld ter inleiding van het onderwerp, niet als de zoveelste geleerde analyse van de crisis, de fouten, de politiek, de controleurs, de ratingbureaus, de financiële sector, de investeerders en de aandeelhouders. Hiervoor is al veel inkt gevloeid: het volstaat om te zeggen dat de maatregelen die zijn ingevoerd, worden bestudeerd of overwogen voor macro- en microprudentieel toezicht in wezen correct en redelijk zijn, maar dat het nog schort aan een overkoepelend en structureel verband tussen markttoezicht (banken, verzekeraars, financiële markten) en de controle op betalingssystemen; laatstgenoemde kunnen waardevolle signalen afgeven (indien juist geïnterpreteerd) van individuele tekortkomingen of bedreigingen voor het systeem. De overheden moeten overwegen of ze dit systeem kunnen uitrusten met kruiscontroles.

2.2.2   Anders dan in het verleden wil de samenleving het debat over de toekomst van het financiële stelsel niet overlaten aan specialisten, technici en politici, maar wil zij actief deelnemen aan de opzet van een houdbaar financieel stelsel, aangezien de gevolgen van de keuzes onverbiddelijk ten laste komen van de werknemers, ondernemingen en de burgers. Het overheidsgeld, eerst gebruikt voor het redden van de kwetsbaarste banken, en vervolgens als broodnodige zuurstof voor de economie, die zich in de wurggreep van een liquiditeitscrisis zonder weerga bevond, heeft de tekorten en de staatsschuld doen oplopen; deze zullen gesaneerd moeten worden met verdere corrigerende maatregelen die de burgers opnieuw zullen opzadelen met heffingen en belastingen, waaraan zij zeker geen behoefte hebben.

2.2.3   Het financiële stelsel na de crisis mag en kan er niet zo uitzien als het systeem dat zich de laatste twintig jaar heeft gevormd. Groeipercentages die een kortetermijnbeleid heeft doen verpulveren, moeten verdwijnen.

2.2.4   Een heel hoog rendement heeft immers de meest gemotiveerde ondernemingen aangezet tot concentraties die enkele jaren geleden voor onmogelijk werden gehouden.

2.2.5   Deze concentraties zijn mogelijk gemaakt door de liberalisering en de privatisering in vele landen, maar vooral door de impuls van de richtlijnen voor de interne markt, die niet alleen de landsgrenzen, maar ook de grenzen tussen diverse specialistische categorieën hebben opgeheven: commerciële en investeringsbanken, financiële bedrijven, beurzen, effectenbewaarders, beheerders van betalingsystemen, verzekeringen, enz.

2.2.6   Kenmerken van de ontstane financiële conglomeraten zijn: de sterke onderlinge verschillen, de complexe opbouw, kruislingse deelnemingen en golden shares (bijv. voor voormalige overheidsbanken), die een algemeen toezicht op de structuren zo niet onmogelijk, dan toch uiterst moeilijk maken. Nu pas, nadat de storm over de markten is geraasd, ziet men de noodzaak in van vormen van transnationaal toezicht. Maar de besluitvorming vordert te traag. De machtige financiële organisaties proberen de pogingen van de overheid tot regelgeving te beperken en zijn erin geslaagd enkele Europese regeringen achter hun standpunten te krijgen. Er zit heel weinig beweging in het verslag van de Larosière, de betreffende richtlijnen, de herziening van de akkoorden van Basel II en de wijziging van de IASB; van veel beloftes om zaken te veranderen, lijkt weinig terecht te komen.

2.3   Het rendement

2.3.1   Rendement en groei

2.3.1.1   Een hoog rendement is altijd beschouwd als een kenmerk van een gezonde onderneming. Het is ook een element dat de dimensionele groei steunt door herinvestering van de winst. Een onderneming met een rendement van 10 % die alle winst herinvesteert, kan 10 % per jaar groeien, bij een ongewijzigde verhouding tussen schulden en eigen middelen: bij een hogere groei neemt de schuldenlast toe of moet er beroep worden gedaan op nieuw eigen kapitaal.

2.3.1.2   Hieruit volgt dat de meest rendabele ondernemingen meer groei- en ontwikkelingskansen hebben.

2.3.2   Rendement en risico's

2.3.2.1   Voor een hoger rendement moeten er vaak grotere risico's worden genomen: in dat verband wordt beweerd dat wat telt, het rendement zonder risico is. Slechts een risicoloos rendement schept daadwerkelijk nieuwe waarde (voor de aandeelhouders wel te verstaan, niet per se voor de andere stakeholders).

2.3.2.2   Wie velt het oordeel over rendement zonder risico? De financiële markt, natuurlijk.

2.3.2.3   Wat heeft de crisis ons in dit verband geleerd? Dat, hoewel het vermogen om veel risico's in te schatten is verbeterd, de markt niet altijd in staat is de risico's juist te kwantificeren.

2.3.2.4   Hieruit volgt dat sommige rendements- en ontwikkelingsmodellen, zowel voor bedrijven als voor gehele economieën, gewoonweg overtuigend leken omdat de risico's niet correct werden ingeschat.

2.3.2.5   De belangrijkste les die we van de crisis kunnen leren, is dat we nooit alle risico's op hun juiste waarde zullen weten te schatten.

2.3.3   De aanjagers van het rendement

2.3.3.1   De twee belangrijkste katalysatoren voor rendement (niet alleen voor financiële ondernemingen) zijn:

verbetering van de efficiëntie dankzij schaalvoordelen (dimensionele groei) en breedtevoordelen (groei van de aangeboden producten en diensten);

innovatie: aanbod van nieuwe producten en diensten met grotere winstmarges dankzij geringere concurrentie.

2.3.3.2   Daarom waren „groot is mooi” en „financiële innovatie is een voordeel” lange tijd de slogans van veel actoren op de financiële markt. Feit is dat de risico's in verband met deze factoren onderschat zijn. Laten we ze op een rijtje zetten:

2.3.3.3   Omvang – schaalvoordelen: grootste gevaar is het systeemrisico van „too big to fail”.

2.3.3.4   Omvang van het aanbod – breedtevoordelen: de grootste dreiging betreft altijd het systeem, maar kan als volgt worden samengevat: „too interconnected to fail”.

2.3.3.5   Financiële innovatie: zij brengt de introductie mee van nieuwe producten/diensten voor het beheer van nieuwe risico's of voor een nieuw beheer van bekende risico's. Als het om banale zaken zou gaan, zouden anderen het al gedaan hebben. De risico's die hiermee gepaard gaan, worden vaak bij aanzienlijke benadering ingeschat.

2.4   De slecht ingeschatte risico's in de financiële innovatie hebben de financiële crisis veroorzaakt. Maar innovatie is essentieel om een hoog rendement te halen: te hoog, vergeleken bij de groeicijfers van ontwikkelde economieën. We moeten naar de oorzaak van het probleem gaan, in plaats van naar de gevolgen te kijken: we moeten tevreden zijn met een rendement en groei van minder dan dubbele cijfers, die niet alleen als geoorloofd, maar ook als verplicht werden beschouwd. Want per definitie is het heel waarschijnlijk dat in een zeer hoog rendement, in een economie die niet meer kan groeien zoals vijftig jaar geleden, risico's schuilgaan die niet mogen worden onderschat. Als we niet zeggen dat het in een ontwikkelde economie onzinnig en ongezond is om te streven naar een rendement op investeringen met dubbele cijfers, dan blijven we de tendens stimuleren die ons aan de rand van de afgrond heeft gebracht.

2.5   De sector van de banken en financiële tussenpersonen

Het financiële stelsel bemiddelt tussen monetaire en financiële activiteiten en risico's. De bemiddeling van risico's vindt vooral plaats met derivatencontracten, grotendeels OTC. Het monetaire beleid kan monetaire en financiële bemiddeling rechtstreeks beïnvloeden, maar richt zijn wapens op de derivaten. Bij de derivaten gaat het immers om geringe bedragen.

2.6   Het risico van derivaten of de gevaren van risicobeheer

Derivaten waren het toonaangevende instrument van financiële innovatie. Op de OTC-markt vindt risicospreiding plaats: de oorspronkelijk door één partij aangegane risico's worden overgedragen en verdeeld over talloze transacties. In theorie moet dit leiden tot een versnippering en dus een afzwakking van de aanvankelijke destabiliserende kenmerken van de risico's. Daarbij is echter over het hoofd gezien dat de talloze onderlinge verbindingen van deze transacties een tegenpartijrisico met zich meebrengen dat moeilijk te beheersen valt en waardoor het idee van een algemeen risico verdwijnt, een kenmerk van het verschijnsel „too interconnected to fail”.

2.7   Op weg naar een stabieler financieel stelsel

Het is onjuist om te beweren dat de financiële innovatie als iets negatiefs gezien moet worden omdat ze heeft bijgedragen aan de voorwaarden die tot de crisis leidden. Het is uitgesloten dat het gebeurde eenvoudigweg een bedrijfsongeval is; het toont eerder aan dat het vroegere systeem onaanvaardbaar is.

Een geïntegreerd systeem voor de controle van risico's moet drie elementen bevatten: instrumenten, markten en instellingen.

2.7.1   De instrumenten

In plaats van het scheppen van nieuwe instrumenten te verbieden, zou er een registratiemechanisme moeten komen dat bepaalt aan wie de instrumenten kunnen worden aangeboden. Niet-geregistreerde instrumenten mogen slechts door gekwalificeerde partijen worden gebruikt. Het uitgangspunt bij geneesmiddelen zou moeten gelden: sommige kunnen bijna overal verkocht worden, andere op vertoon van medisch voorschrift, en weer andere uitsluitend op bijzondere plaatsen.

2.7.2   De instellingen

Het gebruikelijke microprudentiële toezicht dat de stand-alonestabiliteit van een tussenpersoon moet controleren, is ontoereikend. Voor een macroprudentieel kader moet er rekening worden gehouden met twee belangrijke externe factoren:

onderlinge verwevenheid. De financiële instellingen hebben gezamenlijke claims die de negatieve gevolgen van risico's vergroten. Hier stuiten we weer op de problemen van „too big to fail” en „too interconnected to fail”;

procycliciteit. Het financiële stelsel zou de risico's van de reële economie moeten beheren. In feite gebeurt het vaak dat de dynamische krachten elkaar wederzijds versterken, met als gevolg dat booms en crises worden verergerd in plaats van afgezwakt.

2.7.2.1   Via het zgn. „shadow banking system” zijn niet alleen legitieme flexibiliteitsdoelstellingen nagestreefd, maar werd ook getracht de prudentiële voorschriften te omzeilen. De gereguleerde instellingen, zoals banken, hebben de voorschriften gebruikt voor zgn. „regelgevingsarbitrage ”, m.a.w. om meer schulden aan te gaan tegen de vereisten in. Dit systeem moet in de regelgeving worden opgenomen. Het mag niet zo zijn dat de banken gebruik kunnen maken van dit systeem om de kapitaalvereisten te omzeilen.

2.7.3   De markten

De crisis heeft onloochenbaar aangetoond dat de financiële markten niet in staat zijn zichzelf te corrigeren en om in alle omstandigheden nieuwe voorwaarden voor een evenwicht te bereiken. Van een overvloed aan transacties kan de situatie dus tamelijk snel omslaan in illiquiditeit.

2.7.3.1   Als transacties, zoals op OTC-markten, bilateraal plaatsvinden, dan kan het faillissement van een instelling snel overslaan op vele tegenpartijen, met het bijbehorende systeemrisico. Om de systeemrisico's van de markten te beperken, moeten transacties met een centrale tegenpartij in de plaats komen van bilaterale transacties: voorts zouden ze via hetzelfde platform of via een bepaalde groep van platformen moeten plaatsvinden, ter wille van meer transparantie. Deze voorwaarden vergen waarschijnlijk een grotere standaardisatie van de verhandelde effecten: dit is geen ongewenst neveneffect, maar een positief gevolg, dat de transparantie van de markten ten goede komt.

3.   De governance

3.1   Is het al moeilijk om de markten te controleren, nog lastiger is het om governance te controleren: is de controle op het eerste gezicht in handen van de feitelijke of via overeenkomsten ontstane meerderheid, in de praktijk staan de uiteenlopende wetgevingen, de ene wat meer dan de andere, de oprichting toe van financiële constructies van onduidelijke herkomst. Naast een algemeen transparantieprobleem komt er nog een ingewikkeld aspect bij: de invloed van geheime machten of criminelen in de financiële sector. Het terrein omvat staatsfondsen of fondsen in overheidsbeheer, witwaspraktijken, belastingontduiking, belastingparadijzen; met andere woorden, de aanwezigheid (niet per se in meerderheid) van „ondoorzichtige” belangen. Het betreft niet alleen grote concerns, het probleem strekt zich misschien in nog wel grotere mate uit tot vele financiële ondernemingen en investeringsfondsen, die niet per se groot hoeven te zijn. De richtlijnen bevatten regels voor het toelaten van personen in bestuursorganen en acties bij beursonderhandelingen, maar zwijgen over de aard en herkomst van kapitaal en laten impliciet toe dat zij als rechtmatig wordt erkend. Het gaat er hier niet om nieuwe regels te formuleren, maar om een verbinding te leggen tussen onderzoeksinstanties en toezichthouders.

3.2   De achilleshiel van vele concerns is nu juist vaak een zwak bestuur, toegesneden op de behoeften van de managers, die de echte heersers van de onderneming zijn geworden. De verwatering van het kapitaal, ten gevolge van de verdergaande integratie tussen marktpartijen, leidt tot een voortschrijdende verzwakking van de hoofdaandeelhouders, die soms zo ver gaat dat zij niet meer in staat zijn een vijandige overname tegen te houden. Grote internationale concerns worden eerst overgenomen en vervolgens door concurrenten uitgekleed, met zeer negatieve gevolgen voor de reële economie en de werknemers.

3.3   „… in een betrekkelijk nabije toekomst zal de samenleving fundamenteel andere economische, sociale en politieke instellingen kennen; ook zullen de belangrijkste sociale overtuigingen of ideologieën totaal anders zijn. In de nieuwe sociale structuur zal een andere groep of klasse, de managers, de heersende of leidende klasse zijn.” (James Burnham, The Managerial Revolution: What is Happening in the World, New York: John Day Co., 1941; Nederlandse vertaling: Machtsvorming der bewindvoerders: hoe in de huidige maatschappij de bewindvoerders de macht in handen krijgen, 's-Gravenhage, Leopold, 1947).

3.4   De politiek, die de grote bankmanagers nogal gedwee volgt, heeft deze verandering mede mogelijk gemaakt. Zelfs tijdens de recente gedwongen overnames van banken door enkele landen heeft de politiek de betrekkingen tussen managers en aandeelhouders niet kunnen rechtzetten. De opzienbarende nederlaag van president Obama tegen de top van AIG, die rechtstreeks een greep van 165 miljoen dollar hebben gedaan uit de 170 miljard dollar die de Amerikaanse schatkist ter beschikking stelde, geeft de ongekende, in dit geval brutale en arrogante macht van de managers aan. In de Verenigde Staten zijn de grote banken overeind geholpen met 787 miljard dollar steun van de belastingbetaler. Daarna zijn de managers bedolven onder bonussen (Goldman Sachs, JPMorgan Chase en Morgan Stanley samen zijn al goed voor 49,5 miljard). En nu, dankzij de magische bonussen besparen ze op de belastingen: omdat de beloningen aftrekbaar zijn, zal het systeem (volgens berekeningen van Robert Willens, LLC) ruwweg 80 miljard besparen. In Europa zijn de bedragen bescheidener, maar de Royal Bank of Scotland heeft 1,3 miljard pond sterling uitgedeeld. Er verandert dus niets!

3.5   Een serieuze herijking van de mechanismen voor governance is geboden, waarbij de macht over het bedrijf opnieuw verdeeld wordt tussen aandeelhouders en managers, onder het motto: schoenmaker, houd je bij je leest.

3.6   De inbreng van stakeholders in de governance en een geavanceerde economische democratie kunnen bijdragen aan een herstel van het machtsevenwicht en aan de oriëntatie van de korte- en langetermijnstrategieën van ondernemingen, hetgeen de gehele economie beslist ten goede komt.

3.7   Duurzame en stabiele winsten, behoedzaam risicobeheer en terughoudend investeren zouden het nieuwe financiële stelsel moeten kenmerken na de lichtzinnige periode van dubbele groeicijfers.

4.   Het krediet: groeifactor en sociale functie

4.1   De onvervangbare rol van het financiële stelsel om middelen door te sluizen naar productieve activiteiten heeft duidelijk positieve sociale gevolgen. Arbeid en de rijkdom die ondernemingen, ook dankzij de steun van banken genereren, zorgen voor herverdeling van welvaart en diensten in de samenleving. Als verzekeringsmaatschappijen mede het risico dragen, is een stabiele economie in rustig vaarwater gewaarborgd.

4.2   De sociale functie mag echter niet verward worden met de „sociale” waardering van het risico. Een bank is een onderneming als ieder ander bedrijf en moet verantwoording afleggen voor de haar toevertrouwde gelden: een bank die een op de rand van faillissement staande onderneming financiert, loopt kans op vervolging. In het geval van particulieren kan zij ervan beschuldigd worden dat zij hen tot te hoge schulden heeft verleid.

4.3   Het enige geldige criterium om krediet toe te kennen is een strenge, objectieve en verantwoorde evaluatie van het risico, samen met een beoordeling van de maatschappelijke doeleinden van de verstrekte middelen: er is een verschil tussen iemand die krediet vraagt om de productie uit te breiden of om ontslagen te voorkomen en iemand die zijn activiteiten naar het buitenland wil verplaatsen. Deze universele criteria gelden voor alle banken, ongeacht hun omvang, voor naamloze vennootschappen, coöperaties of spaarbanken en ook voor banken die uitdrukkelijk „sociale” functies vervullen, zoals het verstrekken van microkrediet, ethisch krediet of sociaal verantwoord krediet.

5.   Welk financieel stelsel moet er na de crisis komen?

5.1   Tomáš Baťa wees bijna tachtig jaar geleden de juiste weg: een duidelijke terugkeer tot beroepsethos; herontdekking van waarden en beginselen die mettertijd veel aan kracht hebben ingeboet; de aanvaarding door investeerders van soberder, maar stabielere winstmarges, met een langetermijnbeleid; scheiding van zuiver speculatieve activiteiten, die beter gereguleerd moeten worden, en de overige financiële activiteiten.

5.2   Een transparant financieel stelsel dat genoeg informatie biedt om de risico's van de transactie in kwestie te begrijpen: variërend van revolving-kredietkaarten (recentelijk is grote verstrekkers van kredietkaarten verboden om de verkoop van hun producten voort te zetten, omdat dat in strijd is met antiwoeker- en -witwaswetten) en eenvoudige tot complexere financiële producten.

5.3   Een sociaal verantwoord financieel stelsel. Uit zucht naar kortetermijnwinst stelden veel financiële ondernemingen hoeveelheid en volume van de verkoop boven de kwaliteit van de aan de cliënt verleende service. Velen hebben zich laten verleiden tot de aankoop van financiële producten die niet aan de behoeften van de spaarders bleken te voldoen. In zulke gevallen gaat het om verkoop die tegen alle adviezen, het gezonde verstand en de elementaire beroepsethiek indruist, in plaats van om verkoop na goede raad. Om betere resultaten te halen, stonden deze verkopers onder dagelijkse commerciële druk, in ruil voor premies en bonussen. Maar degenen die de vereiste, steeds betere resultaten niet behaalden, stonden mobbing-achtige acties te wachten. Ook voor het financieel stelsel zouden de wettelijk vastgelegde beginselen „commerciële fraude” en „verborgen gebreken” moeten gelden.

5.4   Een ethisch verantwoord financieel stelsel. De beroepsverenigingen zouden het initiatief moeten nemen om pathologische verschijnselen te voorkomen en de verantwoordelijkheid op zich moeten nemen door bij wijze van voorbeeld die ondernemingen te straffen die schuldig zijn bevonden aan kwade trouw, bedrog en overig strafbaar gedrag; tot nu toe ontbrak het hieraan.

5.5   Een beter gereguleerd en gecontroleerd financieel stelsel. Het aantal spelers in het financieel stelsel neemt alleen maar toe, terwijl de bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten om de marktontwikkelingen nauwgezet te volgen, afnemen, evenals die van de wetgevende macht om ongeschikte partijen of zelfs criminele organisaties van de markt te weren. Stroomlijning, zuivering en ordening van de sector is geboden. De financiële sector, die toch de meest geavanceerde bedrijfsmodellen moet volgen, is niet echt een bedrijfstak zoals een andere. Het beheert een specifiek kapitaal, nl. het vertrouwen van spaarders en cliënten, dat voor zijn werkzaamheden onmisbaar is. Een aandeel met AAA was genoeg om de belegger absoluut gerust te stellen. De werkelijkheid heeft aangetoond dat de veiligheidswaarborgen verre van waterdicht waren.

5.6   Een innovatief financieel stelsel. Het zoeken naar nieuwe financiële instrumenten die beter moeten inspelen op de eisen van de markt, moet verdergaan om de economie te stimuleren. Minder vreemd vermogen, meer mogelijkheden tot bescherming tegen risico's en zich tevredenstellen met een passend rendement is de aangewezen weg voorwaarts: terug naar de toekomst. Na twee passen achterwaarts door financieel avonturisme is het tijd voor drie passen voorwaarts, naar een toekomst van duurzame ontwikkeling.

Brussel, 16 september 2010

De voorzitter van het Europees Economisch and Sociaal Comité

Mario SEPI


Top