EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998Y0604(04)

Odysseus-programma: Jaarprogramma 1998

OJ C 169, 4.6.1998, p. 15–19 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

31998Y0604(04)

Odysseus-programma: Jaarprogramma 1998

Publicatieblad Nr. C 169 van 04/06/1998 blz. 0015 - 0019


ODYSSEUS-PROGRAMMA: JAARPROGRAMMA 1998 (98/C 169/12) (Voor de EER relevante tekst)

1. De grote lijnen van het programma

Op 19 maart 1998 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan het Odysseus-programma, een programma voor opleiding, uitwisseling en samenwerking op het gebied van het asielbeleid, het immigratiebeleid en de overschrijding van de buitengrenzen (PB L 99 van 31.3.1998). Het programma geldt voor de vijftien lidstaten van de Europese Unie. Ook derde landen, in het bijzonder de landen die kandidaat zijn voor toetreding, kunnen aan het programma deelnemen als deze deelname aansluit bij de doelstellingen van het programma.

Dit programma beslaat de periode 1998-2002 en het financiële referentiebedrag voor de uitvoering ervan bedraagt 12 miljoen ECU.

De algemene doelstelling van het programma is drieledig:

1. In de eerste plaats moet voor de samenwerking van de overheidsdiensten die belast zijn met de tenuitvoerlegging van het asielbeleid, het immigratiebeleid en het beleid inzake de overschrijding van de buitengrenzen, voor meerdere jaren een kader worden geschapen. Dit meerjarenperspectief is van essentieel belang voor het welslagen van deze actie, omdat eventuele aanpassingen aan nieuwe wetgeving, procedures en technieken vrij veel tijd vergen, meestal meer dan in een programma voor één jaar beschikbaar is.

2. Daarnaast moet een inhoudelijk samenhangend programma worden uitgewerkt waarin de verschillende onderdelen van een bijzonder breed samenwerkingsbeleid zijn geïntegreerd door middel van de opleiding en uitwisseling van ambtenaren. Deze twee instrumenten kunnen slechts ten volle worden benut als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan:

- de verschillende bevoegdheidsniveaus moeten worden vastgesteld. Daarbij moet erop worden toegezien dat de acties in het kader van het Odysseus-programma op het niveau van de Unie en de andere acties, met name de basisopleiding van ambtenaren, die tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren, elkaar aanvullen;

- de samenwerking moet gepaard gaan met studies en onderzoeken die leiden tot de ontwikkeling van nieuwe instrumenten en de verspreiding van informatie die de samenwerking doeltreffender kan maken;

- evaluatie moet een belangrijke rol spelen, wat betekent dat voor elke actie de doelstellingen en de middelen duidelijk moeten worden omschreven. In deze doelstellingen moet de samenhang tot uiting komen tussen de gebleken behoeften en de inhoud van het programma. Een nieuwe actie kan pas worden uitgevoerd als daarin volledig rekening is gehouden met de evaluatie van eerdere soortgelijke acties.

3. Tenslotte moet het programma werkelijk openstaan voor derde landen, in het bijzonder de toetredingskandidaten. Deze moeten een prioritaire doelgroep vormen voor samenwerkingsacties, zodat zij vertrouwd kunnen raken met het acquis van de Unie op het gebied van het asielbeleid, het immigratiebeleid en de overschrijding van de buitengrenzen.

Dit programma beoogt deze doelstellingen te verwezenlijken door steun te verlenen aan initiatieven van openbare instellingen of particuliere organisaties die gericht zijn op samenwerking op het gebied van het asielbeleid, het immigratiebeleid en de overschrijding van de buitengrenzen. Daarom is de structuur van het programma gebaseerd op een jaarlijkse programmering die door het comité van beheer wordt vastgesteld. Dit comité zal bij de keuze van de geselecteerde projecten zo transparant mogelijk te werk gaan en tegelijkertijd de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht nemen, dankzij de medewerking van deskundigen die de Commissie bijstand zullen verlenen bij het uitwerken van samenhangende programmavoorstellen.

De Commissie heeft erop gewezen dat er met het oog op een goed beheer moet worden gestreefd naar schaalvoordelen bij het beheer van programma's. Het Sherlock-programma kan zonder inhoudelijke wijzigingen worden opgenomen in het Odysseus-programma. De doelstellingen van het programma ter bestrijding van valse documenten kunnen dan beter worden gecoördineerd in het kader van de meer algemene doelstelling van de controle aan de buitengrenzen en de bestrijding van illegale immigratie, en het beheer wordt eenvoudiger omdat er maar een comité van beheer is.

Daarnaast zal de Commissie erop toezien dat dit programma aansluit bij de bestaande programma's in het kader van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie en bij het programma Phare, met name als het gaat om het onderdeel dat betrekking heeft op vraagstukken op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

Om de doelstellingen te verwezenlijken zullen in het kader van het Odysseus-programma de volgende acties worden uitgevoerd:

- opleidingen voor ambtenaren, waarbij het gaat om opleidingen voor opleiders en opleidingen op hoog niveau voor specialisten. Afhankelijk van het onderwerp vallen de basisopleidingen van ambtenaren onder de bevoegdheid van de lidstaten. Omdat dit het eerste jaar van uitvoering van dit programma is, lijkt het niet noodzakelijk het soort opleiding nader te specificeren en voorrang te geven aan opleiders of aan specialisten. Het gaat om zulke uitgebreide en verschillende gebieden dat het wellicht beter is om per geval vast te stellen welk soort opleiding het meest geschikt is. Op het gebied van vervalste documenten moet bij de opleiding bijvoorbeeld rekening worden gehouden met de ervaring die met het Sherlock-programma is opgedaan. Op andere gebieden kan een opleiding waarin de basisbegrippen centraal staan nuttiger zijn. Overigens is de Commissie voornemens voorrang te verlenen aan de verspreiding van informatie. Enerzijds gaat het er daarbij om dat in de lidstaten verkregen informatie over onderwerpen die van belang zijn voor alle leden van de Unie op zo groot mogelijke schaal wordt overgedragen aan het betrokken personeel, en anderzijds moeten ervaren ambtenaren door middel van bijscholing en specialisatie hun kennis van specifieke aspecten waaraan bijzondere aandacht moet worden besteed, kunnen verdiepen. Het is de bedoeling dat deze opleidingen regelmatig plaatsvinden, zodat een uitstralingseffect ontstaat waardoor aan het eind van de periode een werkelijke informatiebron beschikbaar is als referentiepunt.

- uitwisseling van ambtenaren tussen de lidstaten, als aanvulling op de opleidingen. De uitwisselingsperiodes moeten lang genoeg zijn om vertrouwd te raken met de gebruikte methoden, procedures en technieken. Deze uitwisselingen kunnen de vorm aannemen van een unilateraal of wederkerig verblijf bij nationale overheidsdiensten die belast zijn met het asielbeleid, het immigratiebeleid en de controle van de buitengrenzen, waardoor de ambtenaren zich ter plaatse een beeld kunnen vormen van de problemen die in andere lidstaten worden ondervonden. Daarnaast kunnen, mits er overeenstemming tussen de betrokken overheidsdiensten bestaat, langere verblijven worden georganiseerd om ambtenaren actiever aan de werkzaamheden te laten deelnemen. Voorts bestaat de mogelijkheid dat ambtenaren van verscheidene lidstaten in een andere lidstaat verblijven.

- studie en onderzoek het derde deel van de jaarprogramma's, met name gericht op de ontwikkeling en de verspreiding van didactisch materiaal (leermiddelen, ondersteunende software, enz.). Het onderzoek zou kunnen worden geconcentreerd op de ontwikkeling van instrumenten en de behandeling van praktijkgevallen. In dit verband kunnen tevens projecten in overweging worden genomen die gericht zijn op de verspreiding van documenten of op de verbetering van de toegang tot documenten zodat deze (via gegevensbanken) kunnen worden geraadpleegd, waardoor de samenwerking tussen de overheidsdiensten kan worden verbeterd. Ook met betrekking tot institutionele vraagstukken en vraagstukken op het gebied van de wet- en regelgeving, bestaand of in wording, kunnen studies of onderzoeken worden uitgevoerd, met name met het oog op de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam.

De projecten worden geselecteerd door een comité van beheer waarin alle lidstaten zijn vertegenwoordigd en dat wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Om te kunnen worden gekozen moeten de ingediende projecten van Europees belang zijn en moeten er ten minste twee lidstaten aan deelnemen. Overeenkomstig artikel 10 van het gemeenschappelijk optreden kunnen ook kandidaat-landen bij deze projecten worden betrokken, als dat aansluit bij de doelstellingen van het programma. Overigens kunnen ook andere derde landen deelnemen aan het programma, als het belang van de Europese Unie daarmee gediend is:

2. Structuur van het jaarprogramma, actiegebieden voor 1998 en financiële bepalingen

Het Odysseus-programma heeft veelomvattende doelstellingen, omdat deze zowel betrekking hebben op het asiel- en het immigratiebeleid als op de overschrijding van de buitengrenzen. Dit zijn duidelijk onderscheiden gebieden, waarbij verschillende partners betrokken zijn. Voor bepaalde sectoren is een hoge mate van vertrouwelijkheid vereist, zoals bij het programma Sherlock, terwijl andere openstaan voor de academische wereld, niet-gouvernementele organisaties of zelfs bedrijven uit de marktsector. Daarom is het Odysseus-programma gericht op een breed publiek, variërend van overheidsdiensten die verantwoordelijk zijn voor de hierboven bedoelde gebieden tot organisaties, verenigingen of bedrijven waarvan de activiteiten verband houden met die gebieden.

Deze diversiteit is ook terug te vinden in de structuur van het Odysseus-programma, waarin voor de drie hoofdgebieden (asielbeleid, immigratiebeleid en overschrijding van de buitengrenzen) traditionele manieren van samenwerking zoals opleiding, uitwisseling en studie worden ontwikkeld, maar waarin ook in belangrijke mate aandacht wordt besteed aan de problemen waarmee de lidstaten op die gebieden worden geconfronteerd. Zo zijn actuele vraagstukken en de samenwerking met de toetredingskandidaten, in het kader van het door de Commissie ontwikkelde partnerschap, opgenomen als prioriteiten in dit jaarprogramma. Het jaarprogramma gaat uit van een stapsgewijze benadering, waarbij prioriteit wordt gegeven aan onderwerpen die van gemeenschappelijk belang zijn voor de Unie en de lidstaten en aan onderwerpen die bijzonder actueel zijn, met name die welke in behandeling zijn bij de Raad, terwijl andere, meer specifieke aspecten later aan bod kunnen komen.

Evenals in alle andere door de Commissie beheerde programma's wordt veel belang gehecht aan de evaluatie van de acties in het kader van dit programma.

Asielbeleid

- Op dit gebied is de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Dublin de belangrijkste prioriteit, omdat voor de tenuitvoerlegging van dit instrument opleidingen in de lidstaten nodig zijn,

- In eerste instantie ligt derhalve in het jaarprogramma de nadruk op de beste procedures voor het behandelen van asielaanvragen.

Daarnaast is ook intensievere samenwerking op andere terreinen van het asielbeleid nuttig. Tijdens uitwisselingen kunnen ambtenaren andere systemen dan die van hun eigen land leren kennen en door vergelijkingen tussen verschillende systemen soms oplossingen voor de problemen van hun eigen overheidsdienst vinden.

- Deze samenwerking is in het bijzonder van belang voor de kandidaat-landen, waarvan de meeste nog slechts weinig ervaring hebben op dit gebied. Zij kunnen zo de beginselen leren kennen van de procedures voor het behandelen van asielaanvragen. Projecten zouden derhalve betrekking kunnen hebben op initiatieven die verband houden met de Overeenkomst van Dublin.

- De Commissie zal erop toezien dat de Odysseus-acties aansluiten bij de acties die worden gefinancierd uit de begrotingsonderdelen die zijn bestemd voor specifieke projecten voor ontheemden, asielzoekers en vluchtelingen (gezamenlijke optredens 97/477/JBZ en 97/478/JBZ van 22 juli 1997, PB L 205 van 31.7.1997), zonder deze te overlappen.

Immigratie

Op het gebied van de immigratie moet rekening worden gehouden met de twee complementaire aspecten van een immigratiebeleid, die met name zijn genoemd in de Mededeling van de Commissie van februari 1994 over het immigratie- en asielbeleid.

- Daarom dienen de acties zowel betrekking te hebben op de toelating van onderdanen van derde landen als op de strijd tegen de illegale immigratie. Voor het eerste punt wordt in het programma de nadruk gelegd op projecten die nauw verband houden met de ontwerpovereenkomst betreffende de toelating van onderdanen van derde landen tot de lidstaten van de Europese Unie.

- Wat het tweede punt betreft kunnen projecten betrekking hebben op overnameovereenkomsten of op de praktische aspecten van de overname van illegale onderdanen van derde landen. De projecten die in dit kader worden ingediend moeten verband houden met de lopende werkzaamheden in de Europese Unie of passen in het kader van het partnerschap voor toetreding met de kandidaat-landen.

- Tevens zal de nadruk liggen op de beste werkwijzen inzake het beheersen van de immigratie.

De Commissie en het comité van beheer zullen erop toezien dat deze acties en vergelijkbare acties die uit hoofde van andere programma's worden ingediend, elkaar niet overlappen.

Overschrijding van de buitengrenzen

- De strijd tegen het gebruik van valse documenten is een essentieel aspect van het onderdeel "buitengrenzen", waarbij rekening wordt gehouden met de tenuitvoerlegging van het Sherlock-programma. Overeenkomstig artikel 19 van het gemeenschappelijk optreden zullen voor het huidige begrotingsjaar projecten waarmee reeds is aangegeven of waarvoor toestemming is verkregen in het kader van het Sherlock-programma, worden uitgevoerd in het kader van het Odysseus-programma voor 1998.

- Via een gerichte benadering per categorie zal rekening worden gehouden met de specifieke problemen die verband houden met de aard van de grenzen (zee-, lucht- of landgrenzen).

Tenslotte kunnen in projecten bepaalde punten van grenscontroles worden benadrukt, waarbij wordt uitgegaan van een geografische aanpak, gericht op grensstreken met een bijzonder karakter (Baltische landen, Balkanlanden, Middellandse-Zeegebied).

Gezien deze overwegingen, de situatie op de verschillende betrokken gebieden en de werkzaamheden van de gespecialiseerde groepen, worden voor 1998 onderstaande actiegebieden voorgesteld. Daarbij worden de traditionele samenwerkingsvormen gecombineerd met de meer specifieke doelstellingen en wordt veel aandacht besteed aan het evaluatieproces. De totale beschikbare middelen worden op 3 miljoen ECU geraamd.

Actiegebied a)

Opleiding: dit is de kern van de prioriteiten van het gemeenschappelijk optreden. Omdat dit het eerste jaar van tenuitvoerlegging is, moeten de projecten op het gebied van asiel en immigratie gericht zijn op basiskennis. Dat geldt niet voor de bestrijding van valse documenten, omdat in de eerste jaren van het Sherlock-programma de nadruk al lag op basiskennis, zodat nu meer gespecialiseerde onderwerpen kunnen worden aangesneden.

- In het jaarprogramma wordt de nadruk gelegd op de tenuitvoerlegging van maatregelen op het niveau van de Unie. Projecten kunnen er zo toe bijdragen dat nationale ambtenaren de communautaire instrumenten en de gebruikte procedures, methoden en technieken beter leren kennen.

- Daarnaast moeten projecten gericht zijn op onderwerpen die zich lenen voor nauwere samenwerking, zowel tussen de lidstaten van de Unie als met de kandidaat-landen.

Actiegebied b)

Actuele vraagstukken: hierbij wordt ingespeeld op specifieke behoeften en problemen waarmee de lidstaten te maken hebben (nieuwe voorschriften, nieuwe werkwijzen, nieuwe technologieën, enz.). Het jaarprogramma is bedoeld om de lidstaten een instrument te verschaffen waarmee ze op korte termijn een antwoord kunnen vinden op acute problemen. Dit onderdeel zou in het bijzonder gericht kunnen zijn op de maatregelen die zijn getroffen in het kader van het actieplan ter bestrijding van de toestroom van immigranten uit Irak en omliggende regio's.

Actiegebied c)

Uitwisseling van ambtenaren

Bij dit gebied gaat het voornamelijk om de traditionele vorm van uitwisseling van ambtenaren, voor een termijn die lang genoeg is om vertrouwd te raken met de werkwijzen die in andere overheidsdiensten worden gevolgd voor de gebieden waarop het programma betrekking heeft. Deze uitwisselingen kunnen zowel bedoeld zijn voor lokale of nationale ambtenaren, afhankelijk van de bestuurlijke organisatie van de lidstaten, die belast zijn met de tenuitvoerlegging van procedures, als voor de ambtenaren die ze moeten ontwikkelen. Er kunnen ook uitwisselingen worden georganiseerd voor ambtenaren die belast zijn met controles ter plaatse of die rechtstreeks contact hebben met onderdanen van derde landen (asielzoekers, illegale buitenlanders die worden uitgewezen, enz.).

Actiegebied d)

Samenwerking met derde landen

- In het kader van het partnerschap voor toetreding moeten de kandidaat-landen geleidelijk het acquis van de Unie, in de breedste zin van het woord, overnemen op de gebieden waarop het programma betrekking heeft. Dat geldt zowel voor de kennis van de juridische instrumenten als voor de procedures, methoden en technieken. In het eerste jaar zal in het programma dan ook de nadruk worden gelegd op de verwerving van basiskennis.

Deze doelstelling kan voor verschillende acties gelden (voornamelijk opleiding en uitwisseling van ambtenaren). Projecten moeten aansluiten bij andere programma's uit hoofde van titel VI zonder deze te overlappen. Dat geldt ook voor andere programma's voor communautaire bijstand, met name in het kader van Phare, waarvan een onderdeel specifiek is gericht op justitie en binnenlandse zaken, in het bijzonder op controles aan de buitengrenzen.

- Dit onderdeel is weliswaar hoofdzakelijk gericht op de kandidaat-landen, maar dat sluit niet uit dat ook andere derde landen kunnen deelnemen. De deelname van derde landen die geen kandidaat voor toetreding zijn, zou bijvoorbeeld gebaseerd kunnen zijn op een geografische aanpak, vooropgesteld dat de projecten van belang zijn voor de Unie.

In dit stadium van tenuitvoerlegging van het Odysseus-programma moet prioriteit worden gegeven aan de toepassingsvoorwaarden van de Overeenkomst van Dublin en aan de verschillende aspecten die verband houden met de overschrijding van de buitengrenzen.

Er zal met bijzondere aandacht worden gekeken naar projecten op het gebied van opleiding, uitwisseling en studie, waarbij derde landen, met name kandidaat-landen, zijn betrokken.

Actiegebied e)

Studie en onderzoek

Het jaarprogramma is gericht op prioritaire onderwerpen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Daarbij zal de nadruk liggen op de onderwerpen die worden genoemd in de resolutie van de Raad van 18 december 1997 houdende vaststelling van de prioriteiten bij de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken gedurende de periode 1 januari 1998 tot en met de datum van inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam, en die dienen als richtsnoer voor de werkzaamheden van de werkgroepen van de Raad (PB C 11 van 15.1.1998). Er zal voorrang worden gegeven aan projecten die praktische consequenties kunnen hebben voor toekomstige wetgevingsinstrumenten, in het bijzonder als het gaat om de onderwerpen die van belang zijn in het kader van de wetgevingsprioriteiten van de Commissie. Zo zouden voor 1998 studies en onderzoeken bijvoorbeeld betrekking kunnen hebben op onderwerpen die verband houden met tijdelijke bescherming, de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van Dublin of met de ontwerpovereenkomst inzake de toelating van onderdanen van derde landen tot de Europese Unie. In het programma wordt de voorkeur gegeven aan een prospectieve en dynamische benadering boven een statistische, descriptieve of historische aanpak.

De Commissie wil tevens de nadruk leggen op de verspreiding van informatie, via de meest geschikte technieken, om zo veel mogelijk van de betrokken ambtenaren te bereiken. Daarvoor zouden verschillende pedagogische instrumenten kunnen worden gebruikt, gericht op de ontwikkeling van opleidingen of de verspreiding van basiskennis voor ambtenaren.

Actiegebied f)

Evaluaties

Evaluatie is voor de Commissie een prioriteit bij alle programma's die zij beheert. Omdat 1998 het eerste begrotingsjaar is van het Odysseus-programma, kan de evaluatie voornamelijk betrekking hebben op de individuele projecten die in deze periode zijn uitgevoerd, om na te gaan of zij aansluiten bij de programmadoelstellingen. Later kan de evaluatie meer specifiek betrekking hebben op het programma zelf.

Voor het Odysseus-programma is voor de vijf jaar van uitvoering in totaal 12 miljoen ECU geraamd. Het voor 1998 beschikbare bedrag wordt geraamd op 3 miljoen ECU, waarvan 2 miljoen ECU uit de reserve en 1 miljoen ECU van het Sherlock-programma voor 1998. Omdat het gemeenschappelijk optreden Odysseus werd goedgekeurd vóór de uiterste datum voor het indienen van projecten bij het Sherlock-comité, zijn van deze 1 miljoen ECU nog geen kredieten toegekend, waardoor het volledige bedrag nog beschikbaar is.

Voor de prioritaire projecten zijn de volgende indicatieve bedragen beschikbaar:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Potentiële kandidaten en indiening van projecten

Potentiële kandidaten zijn de overheidsdiensten van de lidstaten, zowel diensten die zijn belast met het asielbeleid, het immigratiebeleid en de overschrijding van de buitengrenzen, als andere diensten, met name die welke belast zijn met de opleiding van ambtenaren die werkzaam zijn op deze gebieden, instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek, niet-gouvernementele organisaties en verenigingen of stichtingen. Andere organisaties kunnen echter ook deelnemen, met name als hun werkterrein verband houd met de doelstellingen van het programma. Subsidieaanvragen van natuurlijke personen komen niet in aanmerking.

In het memorandum betreffende de financiering van titel VI, waarvan een in februari 1998 herziene versie beschikbaar is in alle talen, worden de nodige inlichtingen gegeven over de procedure voor het indienen van projecten. In de bijlage van dit memorandum is een model opgenomen van een aanvraagformulier en van een begroting en worden nauwkeurige aanwijzingen gegeven voor het opstellen van een financieel memorandum. Het wordt aanbevolen zich naar dit document te richten bij het opstellen van projecten.

De selectie van projecten die uit de begroting 1998 worden gefinancierd, gebeurt in twee fasen. Als eerste uiterste datum geldt 5 juni 1998. Dossiers die uiterlijk op die datum in het bezit zijn van het secretariaat van het comité van beheer kunnen in juli worden geselecteerd. Voor projecten die later worden ingediend geldt 30 september 1998 als uiterste datum.

Het aanvraagformulier moet naar behoren zijn ondertekend door degene die verantwoordelijk is voor het project en vergezeld gaan van een beknopte beschrijving van het project (ten hoogste twee of drie bladzijden) en een financieel memorandum met een zo gedetailleerd en nauwkeurig mogelijke begroting. Bij punt 9 van formulier, "beschrijving van het project", moet het doel van het project moet zo beknopt en nauwkeurig mogelijk worden omschreven.

Begunstigden die in het kader van dit programma subsidie krijgen, verplichten zich ertoe in elke publicatie of externe uitzending te vermelden dat zij voor hun project financiële steun ontvangen van de Gemeenschap, waarbij het Odysseus-programma expliciet wordt genoemd. Binnen drie maanden na de voltooiing van het project moeten zij een eindverslag indienen over de uitvoering van het project. De definitieve betaling van de subsidie vindt pas plaats dit verslag en de nodige bewijsstukken zijn ingediend.

Er wordt op gewezen dat alle uitgaven in het financieel memorandum moeten worden gestaafd, ongeacht het percentage van de communautaire bijdrage.

Nadere inlichtingen en aanvraagformulieren kunnen worden verkregen op het volgende adres:

De heer Wenceslas de Lobkowicz, voorzitter van het comité van beheer van het Odysseus-programma

De heer Arnaud Cochet, secretaris van het comité

Europese Commissie, secretariaat-generaal, Task-force justitie en binnenlandse zaken, Administratieve eenheid 1

Wetstraat 200, Kantoor N-9 5/27A

B-1049 Brussel

Tel.: (32-2) 296 67 46

Fax: (32-2) 296 59 97

e-mail: arnaud.cochet@sg.cec.be

Top