Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011L0096

Richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (herschikking)

PB L 345 van 29.12.2011, p. 8–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 17/02/2015

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2011/96/oj

29.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 345/8


RICHTLIJN 2011/96/EU VAN DE RAAD

van 30 november 2011

betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten

(herschikking)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 115,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 6 mei 2008 in zaak C-133/06 (5), wordt een herformulering van artikel 4, lid 3, tweede alinea, van Richtlijn 90/435/EEG noodzakelijk geacht om duidelijk te maken dat de aldaar bedoelde bepalingen door de Raad worden vastgesteld overeenkomstig de in het Verdrag neergelegde procedure. Verder dienen de bijlagen van deze richtlijn te worden geactualiseerd.

(3)

Deze richtlijn strekt ertoe dividenden en andere winstuitkeringen van dochterondernemingen aan hun moedermaatschappijen vrij te stellen van bronbelasting en dubbele belastingheffing van zulke inkomsten op het niveau van de moedermaatschappij te elimineren.

(4)

Hergroeperingen van vennootschappen uit verschillende lidstaten kunnen noodzakelijk zijn teneinde in de Unie soortgelijke voorwaarden te scheppen als op een binnenlandse markt en daardoor de goede werking van de interne markt te verzekeren. Deze transacties mogen niet worden belemmerd door beperkingen, nadelen of distorsies die met name voortvloeien uit de fiscale voorschriften van de lidstaten. Er moet bijgevolg voor deze hergroeperingen in concurrentie-neutrale belastingvoorschriften worden voorzien om de ondernemingen in staat te stellen zich aan te passen aan de eisen van de interne markt, hun productiviteit te vergroten en hun concurrentiepositie op de internationale markt te versterken.

(5)

Deze hergroeperingen kunnen leiden tot de vorming van groepen van moeder- en dochtermaatschappijen.

(6)

Voor de inwerkingtreding van Richtlijn 90/435/EEG vertoonden de fiscale voorschriften betreffende de betrekkingen tussen moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten van land tot land aanzienlijke verschillen en waren deze in het algemeen minder gunstig dan de voorschriften voor de betrekkingen tussen moedermaatschappijen en dochterondernemingen van dezelfde lidstaat. De samenwerking tussen vennootschappen van verschillende lidstaten werd hierdoor benadeeld ten opzichte van de samenwerking tussen vennootschappen van dezelfde lidstaat. Deze benadeling moest worden opgeheven door invoering van een gemeenschappelijke regeling teneinde hergroeperingen van vennootschappen op Unieniveau aldus te vergemakkelijken.

(7)

Wanneer een moedermaatschappij als deelgerechtigde van haar dochteronderneming uitgekeerde winst ontvangt, moet de lidstaat van de moedermaatschappij zich onthouden van het belasten van deze winst, of die winst wel belasten, maar de moedermaatschappij dan toestaan het gedeelte van de belasting van de dochteronderneming dat op deze winst betrekking heeft, van haar eigen belasting af te trekken.

(8)

Voorts moet de winst, die een dochteronderneming aan haar moedermaatschappij uitkeert, van inhouding van een bronbelasting worden vrijgesteld teneinde de belastingneutraliteit te verzekeren.

(9)

De betaling van uitkeringen van winst aan, en de ontvangst ervan door een vaste inrichting van een moedermaatschappij moet op dezelfde wijze worden behandeld als betalingen tussen een dochteronderneming en een moedermaatschappij. Een en ander dient ook de situatie te omvatten waarin moedermaatschappij en dochteronderneming in dezelfde lidstaat zijn gevestigd, maar de vaste inrichting zich in een andere lidstaat bevindt. Anderzijds blijkt dat situaties waarin de vaste inrichting en de dochteronderneming in dezelfde lidstaat zijn gelegen, onverminderd de beginselen van het Verdrag, door de betrokken lidstaat kunnen worden behandeld op basis van zijn nationale wetgeving.

(10)

Wat de behandeling van vaste inrichtingen betreft, is het voor de lidstaten eventueel noodzakelijk de voorwaarden en de rechtsinstrumenten vast te stellen die vereist zijn voor de bescherming van hun belastingontvangsten en om omzeiling van de nationale wetgeving te voorkomen, overeenkomstig de beginselen van het Verdrag en rekening houdend met internationaal erkende belastingregels.

(11)

Wanneer groepen van ondernemingen in ketens zijn georganiseerd en winst via de keten van dochterondernemingen aan de moedermaatschappij wordt uitgekeerd, dient dubbele belastingheffing in deze gevallen te worden geëlimineerd, hetzij door een vrijstelling, hetzij door een belastingkrediet. De moedermaatschappij moet in het geval van een belastingkrediet iedere belasting van iedere dochteronderneming in de keten in mindering kunnen brengen, mits aan de voorwaarden van deze richtlijn is voldaan.

(12)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Elke lidstaat past deze richtlijn toe:

a)

op uitkeringen van winst die door vennootschappen van die lidstaat zijn ontvangen van hun dochterondernemingen uit andere lidstaten;

b)

op winst die door vennootschappen van die lidstaat is uitgekeerd aan vennootschappen van andere lidstaten, waarvan zij dochterondernemingen zijn;

c)

op uitkeringen van winst die door in die lidstaat gelegen vaste inrichtingen van vennootschappen uit andere lidstaten zijn ontvangen van hun dochterondernemingen uit een andere lidstaat dan die waar de vaste inrichting is gevestigd;

d)

op winst die door vennootschappen van die staat wordt uitgekeerd aan in een andere lidstaat gevestigde vaste inrichtingen van vennootschappen van dezelfde lidstaat waarvan zij dochterondernemingen zijn.

2.   Deze richtlijn vormt geen beletsel voor de toepassing van nationale of verdragsrechtelijke voorschriften ter bestrijding van fraude en misbruiken.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„vennootschap van een lidstaat” iedere vennootschap:

i)

die een van de in bijlage I, deel A, genoemde rechtsvormen heeft;

ii)

die volgens de fiscale wetgeving van een lidstaat wordt beschouwd in die staat haar fiscale woonplaats te hebben en die, volgens een met een derde staat gesloten verdrag op het gebied van dubbele belastingheffing, niet wordt beschouwd als fiscaal buiten de Unie te zijn gevestigd;

iii)

die bovendien, zonder keuzemogelijkheid en zonder ervan te zijn vrijgesteld, onderworpen is aan een van de in bijlage I, deel B, genoemde belastingen of aan enige andere belasting die in de plaats zou treden van een van die belastingen;

b)

„vaste inrichting” een in een lidstaat gelegen vaste bedrijfsvestiging door middel waarvan een onderneming van een andere lidstaat haar bedrijf geheel of gedeeltelijk uitoefent, voor zover de winsten van die bedrijfsvestiging in de lidstaat waar zij is gevestigd, worden belast krachtens de toepasselijke bilaterale belastingovereenkomst of, bij ontstentenis van een dergelijke overeenkomst, krachtens de nationale wetgeving.

Artikel 3

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn:

a)

wordt de hoedanigheid van moedermaatschappij toegekend:

i)

aan ten minste iedere vennootschap van een lidstaat die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2 en die een deelneming van ten minste 10 % bezit in het kapitaal van een vennootschap van een andere lidstaat die aan dezelfde voorwaarden voldoet;

ii)

onder dezelfde voorwaarden aan een vennootschap van een lidstaat die een deelneming van ten minste 10 % bezit in het kapitaal van een vennootschap van diezelfde lidstaat welke geheel of gedeeltelijk wordt gehouden door een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van eerstgenoemde vennootschap;

b)

wordt onder „dochteronderneming” verstaan de vennootschap in het kapitaal waarvan de onder a) bedoelde deelneming wordt gehouden.

2.   In afwijking van lid 1 staat het de lidstaten vrij om:

a)

bij wege van bilaterale overeenkomst het criterium „deelneming in het kapitaal” te vervangen door het criterium „bezit van stemrechten”;

b)

deze richtlijn niet toe te passen op de vennootschappen van die lidstaat die niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee jaren een deelneming behouden welke recht geeft op de hoedanigheid van moedermaatschappij of op de vennootschappen waarin een vennootschap van een andere lidstaat niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste twee jaren een dergelijke deelneming behoudt.

Artikel 4

1.   Wanneer een moedermaatschappij of haar vaste inrichting, op grond van de deelgerechtigdheid van de moedermaatschappij in haar dochteronderneming, uitgekeerde winst ontvangt, anders dan bij de liquidatie van de dochteronderneming, moeten de lidstaat van de moedermaatschappij en de lidstaat van haar vaste inrichting:

a)

ofwel zich onthouden van het belasten van deze winst;

b)

ofwel de winst belasten, maar in dat geval de moedermaatschappij en de vaste inrichting toestaan van de verschuldigde belasting af te trekken het gedeelte van de belasting dat betrekking heeft op die winst en betaald is door de dochteronderneming en enigerlei kleindochteronderneming, op voorwaarde dat bij iedere schakel een vennootschap en haar kleindochteronderneming onder de in artikel 2 vastgestelde definities vallen en aan de in de artikel 3 gestelde eisen voldoen, tot het bedrag van de overeenstemmende verschuldigde belasting.

2.   Niets in deze richtlijn belet de lidstaat van de moedermaatschappij een dochteronderneming als fiscaal transparant aan te merken op grond van de door die lidstaat verrichte beoordeling van de wettelijke kenmerken van die dochteronderneming, zoals die voortvloeien uit het recht dat haar oprichting heeft beheerst, en derhalve de moedermaatschappij over haar aandeel in de winst van haar dochteronderneming te belasten, indien en voor zover er winst is. In dit geval onthoudt de lidstaat van de moedermaatschappij zich ervan de door de dochteronderneming uitgekeerde winst te belasten.

Wanneer de lidstaat van de moedermaatschappij het aandeel van de moedermaatschappij in de winst van haar dochteronderneming, voor zover er winst is, evalueert, verleent hij haar vrijstelling van belasting op die winst, dan wel staat hij haar toe van de verschuldigde belasting af te trekken het gedeelte van de belasting dat verband houdt met het winstaandeel van de moedermaatschappij en betaald is door haar dochteronderneming en enigerlei kleindochteronderneming, op voorwaarde dat bij iedere schakel een vennootschap en haar kleindochteronderneming onder de in artikel 2 vastgelegde definities vallen en aan de in artikel 3 gestelde eisen voldoen, tot het bedrag van de overeenstemmende verschuldigde belasting.

3.   Iedere lidstaat blijft bevoegd om te bepalen dat lasten die betrekking hebben op de deelneming en waardeverminderingen die voortvloeien uit de uitkering van de winst van de dochteronderneming, niet aftrekbaar zijn van de belastbare winst van de moedermaatschappij.

Indien in dit geval de kosten van beheer met betrekking tot de deelneming forfaitair worden vastgesteld, mag het forfaitaire bedrag niet meer dan 5 % bedragen van de door de dochteronderneming uitgekeerde winst.

4.   De leden 1 en 2 zijn van toepassing tot de datum van daadwerkelijke toepassing van een gemeenschappelijk stelsel van vennootschapsbelasting.

5.   De Raad stelt met eenparigheid van stemmen volgens een bijzondere wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité te zijner tijd de bepalingen vast die met ingang van de datum van daadwerkelijke inwerkingtreding van een gemeenschappelijk stelsel van vennootschapsbelasting moeten worden toegepast.

Artikel 5

De door een dochteronderneming aan de moedermaatschappij uitgekeerde winst wordt vrijgesteld van bronbelasting.

Artikel 6

De lidstaat onder wiens wetgeving de moedermaatschappij ressorteert, mag geen bronbelasting heffen op de winst die deze maatschappij van haar dochteronderneming ontvangt.

Artikel 7

1.   „Bronbelasting” in de zin van deze richtlijn omvat niet de vervroegde betaling of vooruitbetaling (voorheffing) van de vennootschapsbelasting aan de lidstaat waarin de dochteronderneming is gevestigd, die in samenhang met een uitkering van winst aan de moedermaatschappij wordt verricht.

2.   Deze richtlijn laat onverlet de toepassing van nationale of verdragsbepalingen die gericht zijn op de afschaffing of vermindering van dubbele economische belasting van dividenden, in het bijzonder van de bepalingen betreffende de betaling van belastingkredieten aan de gerechtigde tot de dividenden.

Artikel 8

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 18 januari 2012 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen, alsmede een transponeringstabel waarin wordt aangegeven in welke nationale bepalingen de bepalingen van deze richtlijn zijn verwerkt.

Artikel 9

Richtlijn 90/435/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde handelingen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 10

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 november 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

J. VINCENT-ROSTOWSKI


(1)  Advies uitgebracht op 4 mei 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 107 van 6.4.2011, blz. 73.

(3)  PB L 225 van 20.8.1990, blz. 6.

(4)  Zie bijlage II, deel A.

(5)  Jurispr. 2008, blz. I-03189.


BIJLAGE I

DEEL A

Lijst van de in artikel 2, onder a), punt i), bedoelde vennootschappen

a)

De vennootschappen opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (1), Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (2) en de coöperatieve vennootschappen opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (3) en Richtlijn 2003/72/EG van de Raad van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van een Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (4).

b)

De vennootschappen naar Belgisch recht, geheten „société anonyme”/„naamloze vennootschap”, „société en commandite par actions”/„commanditaire vennootschap op aandelen”, „société privée à responsabilité limitée”/„besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, „société coopérative à responsabilité limitée”/„coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, „société coopérative à responsabilité illimitée”/„coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid”, „société en nom collectif”/„vennootschap onder firma”, „société en commandite simple”/„gewone commanditaire vennootschap”, de overheidsbedrijven die een van vorengenoemde rechtsvormen hebben aangenomen, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Belgisch recht en die onder de Belgische vennootschapsbelasting vallen.

c)

De vennootschappen naar Bulgaars recht, geheten: „събирателно дружество”, „командитно дружество”, „дружество с ограничена отговорност”, „акционерно дружество”, „командитно дружество с акции”, „неперсонифицирано дружество”, „кооперации”, „кооперативни съюзи”, „държавни предприятия”, die zijn opgericht naar Bulgaars recht en commerciële activiteiten uitoefenen.

d)

De vennootschappen naar Tsjechisch recht, geheten: „akciová společnost”, „společnost s ručením omezeným”.

e)

De vennootschappen naar Deense recht, geheten „aktieselskab” en „anpartsselskab”, alsmede de overige overeenkomstig de wet op de vennootschapsbelasting belastingplichtige ondernemingen, voor zover hun belastbare inkomsten worden berekend en belast volgens de algemene fiscaalrechtelijke regels van toepassing op „aktieselskaber”.

f)

De vennootschappen naar Duits recht, geheten „Aktiengesellschaft”, „Kommanditgesellschaft auf Aktien”, „Gesellschaft mit beschränkter Haftung”, „Versicherungsverein auf Gegenseitigkeit”, „Erwerbs- und Wirtschaftsgenossenschaft”, „Betriebe gewerblicher Art von juristischen Personen des öffentlichen Rechts”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Duits recht en die onder de Duitse vennootschapsbelasting vallen.

g)

De vennootschappen naar Ests recht, geheten: „täisühing”, „usaldusühing”, „osaühing”, „aktsiaselts”, „tulundusühistu”.

h)

De vennootschappen die zijn opgericht naar of handelen onder Iers recht, de lichamen die zijn geregistreerd krachtens de Industrial and Provident Societies Act, de „building societies” die zijn opgericht onder de Building Societies ACTS, en de „trustee savings banks” in de zin van de Trustee Savings Banks Act van 1989.

i)

De vennootschappen naar Grieks recht, geheten „ανώνυμη εταιρεία”, „εταιρεία περιορισμένης ευθύνης (Ε.Π.Ε.)” alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Grieks recht en die onder de Griekse vennootschapsbelasting vallen.

j)

De vennootschappen naar Spaans recht, geheten: „sociedad anónima”, „sociedad comanditaria por acciones”, „sociedad de responsabilidad limitada”, de publiekrechtelijke lichamen die privaatrechtelijk werkzaam zijn. Andere naar Spaans recht opgerichte entiteiten die onderworpen zijn aan de Spaanse vennootschapsbelasting („impuesto sobre sociedades”).

k)

De vennootschappen naar Frans recht, geheten „société anonyme”, „société en commandite par actions”, „société à responsabilité limitée”, „sociétés par actions simplifiées”, „sociétés d'assurances mutuelles”, „caisses d'épargne et de prévoyance”, „sociétés civiles” die automatisch aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn, „coopératives”, „unions de coopératives”, de overheidsinstellingen en -bedrijven met een industrieel of commercieel karakter, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Frans recht en die onder de Franse vennootschapsbelasting vallen.

l)

De vennootschappen naar Italiaans recht, geheten „società per azioni”, „società in accomandita per azioni”, „società a responsabilità limitata”, „società cooperative”, „società di mutua assicurazione”, alsook de particuliere en publieke lichamen met uitsluitend of hoofdzakelijk commerciële werkzaamheden.

m)

„εταιρείες” naar Cyprisch recht, als omschreven in de wet op de inkomstenbelastingen.

n)

De vennootschappen naar Lets recht, geheten: „akciju sabiedrība”, „sabiedrība ar ierobežotu atbildību”.

o)

De naar Litouws recht opgerichte vennootschappen.

p)

De vennootschappen naar Luxemburgs recht, geheten „société anonyme”, „société en commandite par actions”, „société à responsabilité limitée”, „société coopérative”, „société coopérative organisée comme une société anonyme”, „association d'assurances mutuelles”, „association d'épargne-pension”, „entreprise de nature commerciale, industrielle ou minière de l'Etat, des communes, des syndicats de communes, des établissements publics et des autres personnes morales de droit public”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Luxemburgs recht en die onder de Luxemburgse vennootschapsbelasting vallen.

q)

De vennootschappen naar Hongaars recht, geheten: „közkereseti társaság”, „betéti társaság”, „közös vállalat”, „korlátolt felelősségű társaság”, „részvénytársaság”, „egyesülés”, „szövetkezet”.

r)

De vennootschappen naar Maltees recht, geheten: „Kumpaniji ta’ Responsabilita' Limitata”, „Soċjetajiet en commandite li l-kapital tagħhom maqsum f'azzjonijiet”.

s)

De vennootschappen naar Nederlands recht, geheten „naamloze vennootschap”, „besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid”, „open commanditaire vennootschap”, „coöperatie”, „onderlinge waarborgmaatschappij”, „fonds voor gemene rekening”, „vereniging op coöperatieve grondslag”, en „vereniging welke op onderlinge grondslag als verzekeraar of kredietinstelling optreedt”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Nederlands recht en die onder de Nederlandse vennootschapsbelasting vallen.

t)

De vennootschappen naar Oostenrijks recht, geheten „Aktiengesellschaft”, „Gesellschaft mit beschränkter Haftung”, „Versicherungsvereine auf Gegenseitigkeit”, „Erwerbs- und Wirtschaftsgenossenschaften”, „Betriebe gewerblicher Art von Körperschaften des öffentlichen Rechts”, „Sparkassen”, alsmede andere vennootschappen die zijn opgericht naar Oostenrijks recht en die onder de Oostenrijkse vennootschapsbelasting vallen.

u)

De vennootschappen naar Pools recht, geheten: „spółka akcyjna”, „spółka z ograniczoną odpowiedzialnością”.

v)

De naar Portugees recht opgerichte handelsvennootschappen of burgerlijke vennootschappen met handelsvorm, coöperatieven en overheidsbedrijven.

w)

De vennootschappen naar Roemeens recht, geheten: „societăți pe acțiuni”, „societăți în comandită pe acțiuni”, „societăți cu răspundere limitată”.

x)

De vennootschappen naar Sloveens recht, geheten: „delniška družba”, „komanditna družba”, „družba z omejeno odgovornostjo”.

y)

De vennootschappen naar Slowaaks recht, geheten: „akciová spoločnosť”, „spoločnosť s ručením obmedzeným”, „komanditná spoločnosť”.

z)

De vennootschappen naar Fins recht geheten: „osakeyhtiö”/„aktiebolag”, „osuuskunta”/„andelslag”, „säästöpankki”/„sparbank” en „vakuutusyhtiö”/„försäkringsbolag”.

aa)

De vennootschappen naar Zweeds recht, geheten „aktiebolag”, „försäkringsaktiebolag”, „ekonomiska föreningar”, „sparbanker”, „ömsesidiga försäkringsbolag”; „försäkringsföreningar”.

ab)

De vennootschappen naar Brits recht.

DEEL B

Lijst van de in artikel 2, onder a), punt iii), bedoelde belastingen

impôt des sociétés/vennootschapsbelasting in België,

корпоративен данък in Bulgarije,

daň z příjmů právnických osob in Tsjechië,

selskabsskat in Denemarken,

Körperschaftssteuer in Duitsland,

tulumaks in Estland,

corporation tax in Ierland,

φόρος εισοδήματος νομικών προσώπων κερδοσκοπικού χαρακτήρα in Griekenland,

impuesto sobre sociedades in Spanje,

impôt sur les sociétés in Frankrijk,

imposta sul reddito delle società in Italië,

φόρος εισοδήματος in Cyprus,

uzņēmumu ienākuma nodoklis in Letland,

pelno mokestis in Litouwen,

impôt sur le revenu des collectivités in Luxemburg,

társasági adó, osztalékadó in Hongarije,

taxxa fuq l-income in Malta,

vennootschapsbelasting in Nederland,

Körperschaftssteuer in Oostenrijk,

podatek dochodowy od osób prawnych in Polen,

imposto sobre o rendimento das pessoas colectivas in Portugal,

impozit pe profit in Roemenië,

davek od dobička pravnih oseb in Slovenië,

daň z príjmov právnických osôb in Slowakije,

yhteisöjen tulovero/inkomstskatten för samfund in Finland,

statlig inkomstskatt in Zweden,

corporation tax in het Verenigd Koninkrijk.


(1)  PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1.

(2)  PB L 294 van 10.11.2001, blz. 22.

(3)  PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1.

(4)  PB L 207 van 18.8.2003, blz. 25.


BIJLAGE II

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 9)

Richtlijn 90/435/EEG van de Raad

(PB L 225 van 20.8.1990, blz. 6)

 

Punt XI.B.I.3 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994

(PB C 241 van 29.8.1994, blz. 196)

 

Richtlijn 2003/123/EG van de Raad

(PB L 7 van 13.1.2004, blz. 41)

 

Punt 9.8 van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003

(PB L 236 van 23.9.2003, blz. 555)

 

Richtlijn 2006/98/EG van de Raad

(PB L 363 van 20.12.2006, blz. 129)

uitsluitend punt 7 van de bijlage

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 9)

Richtlijn

Omzettingstermijn

90/435/EEG

31 december 1991

2003/123/EG

1 januari 2005

2006/98/EG

1 januari 2007


BIJLAGE III

Concordantietabel

Richtlijn 90/435/EEG

Deze richtlijn

Artikel 1, lid 1, eerste tot en met vierde streepje

Artikel 1, lid 1, onder a) tot en met d)

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 2

Artikel 2, lid 1, eerste deel van de aanhef

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, lid 1, tweede deel van de aanhef

Artikel 2, onder a), aanhef

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 2, onder a), punt i)

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 2, onder a), punt ii)

Artikel 2, lid 1, onder c), eerste alinea, aanhef, en tweede alinea

Artikel 2, onder a), punt iii)

Artikel 2, lid 1, onder c), eerste alinea, eerste tot en met zevenentwintigste streepje

Bijlage I, deel B, eerste tot en met zevenentwintigste streepje

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, onder b)

Artikel 3, lid 1, aanhef

Artikel 3, lid 1, aanhef

Artikel 3, lid 1, onder a), eerste alinea, eerste woorden

Artikel 3, lid 1, onder a), aanhef

Artikel 3, lid 1, onder a), eerste alinea, laatste woorden

Artikel 3, lid 1, onder a), punt i)

Artikel 3, lid 1, onder a), tweede alinea

Artikel 3, lid 1, onder a), punt ii)

Artikel 3, lid 1, onder a), derde alinea

Artikel 3, lid 1, onder a), vierde alinea

Artikel 3, lid 1, onder b)

Artikel 3, lid 1, onder b)

Artikel 3, lid 2, eerste en tweede streepje

Artikel 3, lid 2, onder a) en b)

Artikel 4, lid 1, eerste en tweede streepje

Artikel 4, lid 1, onder a) en b)

Artikel 4, lid 1 bis

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2, eerste zin

Artikel 4, lid 3, eerste alinea

Artikel 4, lid 2, tweede zin

Artikel 4, lid 3, tweede alinea

Artikel 4, lid 3, eerste alinea

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 3, tweede alinea

Artikel 4, lid 5

Artikelen 5, 6 en 7

Artikelen 5, 6 en 7

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 2

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 11

Bijlage

Bijlage I, deel A

Bijlage II

Bijlage III


Top