Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document EESC-2023-00866-AC

Advies - Europees Economisch en Sociaal Comité - Versterking van de collectieve onderhandelingspositie in de hele Europese Unie

EESC-2023-00866-AC

ADVIES

Europees Economisch en Sociaal Comité

Versterking van de collectieve onderhandelingspositie in de hele Europese Unie

_____________

Versterking van de collectieve onderhandelingspositie in de hele Europese Unie
(
initiatiefadvies)

SOC/767

Rapporteur: Philip Von Brockdorff

NL

Besluit van de voltallige vergadering

25/01/2023

Rechtsgrond

Artikel 52, lid 2, van het reglement van orde

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

Goedkeuring door de afdeling

21/06/2023

Goedkeuring door de voltallige vergadering

12/07/2023

Zitting nr.

580

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

152/4/9

1.Conclusies en aanbevelingen

1.1Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) merkt op dat collectieve onderhandelingen een essentieel instrument zijn in de arbeidsverhoudingen (ervan uitgaande dat werkgevers en vakbonden bereid zijn om met elkaar te onderhandelen) en wijst op recent onderzoek dat erop duidt dat als vakbondslidmaatschap een bepaald niveau overschrijdt, het de inkomensverschillen in landen helpt te verminderen, waardoor diepgewortelde ongelijkheid tussen de verschillende bevolkingsgroepen dus afneemt.

1.2Het EESC wijst op de belangrijke bevinding in een OESO-verslag dat looncoördinatie een sleutelrol speelt om de sociale partners te helpen rekening te houden met de macro-economische gevolgen van loonovereenkomsten voor het concurrentievermogen. In hetzelfde OESO-verslag wordt sterk de nadruk gelegd op de rol van dynamische en krachtige collectieve onderhandelingen bij het bevorderen van productiviteit, concurrentievermogen en economische groei.

1.3Het EESC is van mening dat vakbonden, samen met werkgeversorganisaties, nog altijd een belangrijke rol spelen bij de vormgeving van het economisch, werkgelegenheids- en sociaal beleid. Het aantal werknemers dat onder overeenkomsten valt, zowel op sectoraal als op bedrijfsniveau, blijft echter dalen, waardoor de onderhandelingspositie van de vakbonden wordt verzwakt.

1.4Daarom moeten er manieren worden gevonden om vakbonden, werkgevers en de overheid meer gewicht te geven op een dynamische arbeidsmarkt en om na te gaan welke mogelijkheden er zijn om gezonde en solide structuren voor de sociale dialoog en de collectieve-onderhandelingspositie in stand te houden, met inachtneming van de autonomie van de sociale partners en de nationale arbeidsverhoudingen.

1.5Het EESC is van mening dat de sociale partners zelf moeten bepalen welke structuur voor collectieve onderhandelingen geschikt is, en in voorkomend geval, voor de tripartiete en bipartiete sociale dialoog. Overheden spelen een belangrijke rol bij de erkenning van het belang van collectieve onderhandelingen. Zij scheppen de randvoorwaarden om de uitvoering ervan te vergemakkelijken, bescherming te bieden tegen discriminerende praktijken en te voorkomen dat werknemers wordt verhinderd hun wettelijke recht op vakbondsdeelname uit te oefenen.

1.6Het EESC stelt vast dat de Europese pijler van sociale rechten de sociale partners aanmoedigt om over collectieve overeenkomsten te onderhandelen op gebieden die voor hen van belang zijn, met inachtneming van hun autonomie en het recht op collectieve actie 1 .

1.7Het EESC merkt ook op dat nieuwe vormen van werk, zoals in de platformeconomie, nieuwe problemen met zich meebrengen voor de arbeidsverhoudingen. Deze nieuwe realiteit heeft de “traditionele” rol van vakbonden als vertegenwoordigers van de georganiseerde arbeid verzwakt, maar ook die van werkgeversorganisaties als belangrijke actoren op de arbeidsmarkt.

1.8Innovatie op de werkplek is van cruciaal belang voor het succes van elk bedrijf. Het EESC beveelt daarom aan dat bij collectieve onderhandelingen innovatieprocessen op de werkplek worden behandeld als onderdeel van de collectieve onderhandelingen en van de sociale dialoog in het algemeen.

1.9 Gezien de felle wereldwijde concurrentie en de gestegen energiekosten moet wellicht een evenwicht worden gevonden waarbij rekening wordt gehouden met wederzijdse belangen, zoals de hogere kosten van levensonderhoud voor werknemers, terwijl tegelijkertijd wordt erkend dat de sociale dialoog, met inbegrip van collectieve onderhandelingen, de productiviteit op de werkplek kan helpen verhogen.

1.10Volgens het EESC kunnen collectieve onderhandelingen en de sociale dialoog de industriële strategie in een veranderend economisch klimaat ondersteunen, in overeenstemming met de nationale arbeidsverhoudingen. Hoewel een zekere mate van flexibiliteit nodig kan zijn, moeten de sociale partners hierover overeenstemming bereiken en mag dit niet leiden tot uitholling van de collectieve rechten of arbeidsvoorwaarden.

1.11De meest uitgebreide en stabiele dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen in Europa ziet het EESC in landen waar met meerdere werkgevers wordt onderhandeld, waar de onderhandelingen voornamelijk op sectoraal niveau of in sommige gevallen, zoals in België, zelfs sectoroverschrijdend plaatsvinden.

1.12Tot slot dringt het EESC erop aan dat overheden overheidsopdrachten waar nodig gebruiken als aanvullend middel om collectieve onderhandelingen te bevorderen en te erkennen.

2.Algemene opmerkingen

2.1Collectieve onderhandelingen zijn een belangrijk proces in de arbeidsverhoudingen dat zorgt voor eerlijke lonen en arbeidsomstandigheden in alle sectoren van de economie. De betrokken partijen zijn werkgevers enerzijds en vakbonden anderzijds. Collectieve onderhandelingen bestaan al vele jaren, maar het vakbondslidmaatschap is in de loop der jaren alsmaar afgenomen. Onderzoek duidt erop dat als het vakbondslidmaatschap afneemt, de onderhandelingspositie van vakbonden wordt verzwakt, wat gevolgen heeft voor de verworven rechten van werknemers en voor collectieve onderhandelingen 2 . Het is ook belangrijk dat bedrijven aan relevante werkgeversorganisaties deelnemen om het proces van collectieve onderhandelingen te versterken. Onderzoek heeft aangetoond dat deze organisaties een sleutelrol spelen bij het bevorderen van de naleving van wettelijke normen en normen op het gebied van werkgelegenheid, gezondheid en veiligheid op het werk, met name in de informele economie 3 .

2.2Verder onderzoek toont aan hoe belangrijk vakbonden zijn bij het bereiken van een machtsevenwicht dat sociale rechtvaardigheid en economische welvaart ondersteunt. Uit de empirische gegevens blijkt dat er een relatie bestaat tussen inkomensongelijkheid en vakbondsorganisatiegraad, die de vorm heeft van een omgekeerde U-curve. In eerste instantie neemt de inkomensongelijkheid toe naarmate meer mensen met een baan lid van een vakbond worden. Zij bereikt de piek van de omgekeerde U-curve wanneer de vakbondsdichtheid tussen 35 en 39 % bedraagt. Daarna neemt de inkomensongelijkheid af naarmate de vakbondsdichtheid toeneemt. Dit onderzoek duidt er dus op dat als lidmaatschap een bepaald niveau overschrijdt, het de inkomensverschillen in landen helpt te verminderen 4 .

2.3Terwijl innovatie in het bedrijfsleven, concurrentievermogen en productiviteit worden erkend als belangrijke motoren voor economische groei in een uiterst competitieve mondiale omgeving, is het wel zo dat deze factoren alle drie sterk afhankelijk zijn van de input van arbeid en de toegevoegde waarde die werknemers bieden. Aan dit alles ligt de actieve betrokkenheid en de bijdrage van de sociale partners ten grondslag.

2.4Zoals het EESC in zijn eerdere advies al stelde 5 , blijft het creëren van waarde op lange termijn een taak die het management moet vervullen door langetermijnbelangen na te streven. Daarom moet het verbeteren van de verantwoordingsplicht van het management ten aanzien van bedrijfsduurzaamheid worden aangemoedigd. Dit is uitdrukkelijk erkend door de European Financial Reporting Advisory Group in de door haar voorgestelde ESG-rapportagevereisten als onderdeel van de richtlijn sociale rapportage door bedrijven. Daarbij worden in aanmerking komende ondernemingen verplicht om de mate waarin hun personeel onder collectieve overeenkomsten valt en de sociale dialoog voert, bekend te maken, aangezien mondige, betrokken en gewaardeerde werknemers belangrijke factoren zijn voor de duurzaamheid van een onderneming op lange termijn 6 .

2.5Economische veerkracht en duurzaamheid ondersteunen de sociale cohesie indirect, aangezien veerkracht en duurzaamheid alleen kunnen worden bereikt door voorrang te geven aan de meerwaarde die werknemers aan de economie toevoegen. Deze prioriteit staat voorop in economieën waar collectieve onderhandelingen en de sociale dialoog in het algemeen floreren en een economisch machtsevenwicht creëren dat op zijn beurt innovatie in het bedrijfsleven, concurrentievermogen en productiviteit bevordert, op basis van technologie en arbeid.

2.6Ondanks de dalende vakbondsorganisatiegraad in de EU blijven vakbonden een belangrijke, zij het in sommige lidstaten afnemende, rol spelen bij de vormgeving van het economisch, werkgelegenheids- en sociaal beleid. Het aantal werknemers dat onder collectieve overeenkomsten valt, blijft echter dalen. De representativiteit van werkgeversorganisaties is in sommige lidstaten ook een punt van zorg. Daarom is het belangrijk dat de sociale partners, met behulp van een ondersteunend kader, manieren vinden om ervoor te zorgen dat collectieve onderhandelingen en de sociale dialoog hun taak als relevante en constructieve instrumenten kunnen vervullen, overeenkomstig de nationale omstandigheden en praktijken. Het EESC merkt op dat collectieve onderhandelingen een grondrecht zijn dat is vastgelegd in het Statuut van de IAO 7 . Collectieve onderhandelingen zijn ook een middel waarmee werkgevers, hun organisaties en vakbonden kunnen zorgen voor eerlijke lonen en arbeidsvoorwaarden, rekening houdend met nationale economische en sociale belangen. In dit verband verwijst het EESC naar IAO-verdrag 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, dat eveneens een grondrecht is van zowel werknemers als werkgevers, net als het recht om zich niet te verenigen. Goede arbeidsverhoudingen veronderstellen ook dat werkgevers en vakbonden bereid zijn om te onderhandelen. Het is gebleken dat dit niet altijd het geval is 8 .

2.7Het doel van dit advies is daarom na te gaan waarom de organisatiegraad afneemt en wat de implicaties zijn van de verschillende manieren om deze achteruitgang een halt toe te roepen en de rol van vakbonden, werkgevers en de overheid op een dynamische arbeidsmarkt te belichten. Ook wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn om gezonde en solide structuren voor collectieve onderhandelingen in stand te houden, met inachtneming van de autonomie van de sociale partners en de nationale arbeidsverhoudingen.

3.Specifieke opmerkingen

3.1Zoals opgemerkt in advies SOC/764 over versterking van de sociale dialoog, verschilt de mate van betrokkenheid en de doeltreffendheid van de sociale dialoog (en impliciet van collectieve onderhandelingen) van land tot land. Het EESC is echter van mening dat de nationale sociale partners zelf moeten bepalen welke opzet van collectieve onderhandelingen het meest geschikt is binnen de context van hun land.

3.2Overheden spelen een belangrijke rol bij de erkenning van het belang van collectieve onderhandelingen. Zij scheppen de randvoorwaarden om de uitvoering ervan te vergemakkelijken, bescherming te bieden tegen discriminerende praktijken en te voorkomen dat werknemers wordt verhinderd hun wettelijke recht op vakbondsdeelname uit te oefenen. Dit tripartiete kader zou de kernpunten van de aanbeveling van de Commissie over de versterking van de sociale dialoog moeten weerspiegelen, waarbij de nadruk moet liggen op het waarborgen van sociale rechtvaardigheid en het stimuleren van de welvaart en de veerkracht van Europa.

3.3Het EESC stelt vast dat de Europese pijler van sociale rechten 9 de sociale partners aanmoedigt om over collectieve overeenkomsten te onderhandelen, met inachtneming van hun autonomie en het recht op collectieve actie. Verder dringt het EESC erop aan dat de sociale partners worden geraadpleegd bij de uitwerking en uitvoering van economisch, werkgelegenheids- en sociaal beleid. Het betreurt echter dat de raadpleging niet overal in de EU met dezelfde overtuiging en inzet plaatsvindt. Ook vindt het EESC dat, in overeenstemming met de Europese pijler van sociale rechten, overeenkomsten tussen de sociale partners waar nodig op het niveau van de EU en van de lidstaten moeten worden uitgevoerd. Dit beginsel gaat ervan uit dat een minimumniveau van bescherming wordt geboden.

3.4De arbeidswereld verandert continu. Nieuwe werkmethoden geven het beroepsleven van miljoenen Europeanen vorm. Nieuwe vormen van werk in de platformeconomie stellen de arbeidsverhoudingen voor grote uitdagingen. Het EESC is van mening dat deze nieuwe realiteit gevolgen heeft voor zowel vakbonden als werkgeversorganisaties. Beide moeten zich snel aan deze realiteit aanpassen, waarbij de grondrechten van werknemers moeten worden gewaarborgd, overeenkomstig het voorstel van de Commissie voor een richtlijn inzake platformwerkers.

3.5Collectieve onderhandelingen zijn van cruciaal belang voor het bestaan en de relevantie van vakbonden en voor een evenwichtige machtsverhouding tussen werkgevers en werknemers. Het EESC is van mening dat collectieve onderhandelingen en de sociale dialoog in het algemeen ook innovatie op de werkplek moeten ondersteunen, zodat de productiviteit kan worden verhoogd en er kan ingespeeld worden op mogelijke veranderingen in de werkmethoden die van invloed zijn op het welzijn en het beroepsleven van de werknemers. Het EESC wijst erop dat dit een extra uitdaging vormt voor de vakbonden. Uiteraard moeten werkgevers verantwoordelijk blijven voor beslissingen die op bedrijfsniveau worden genomen. Het gaat erom dat de rol van vakbonden in innovatieprocessen op de werkplek wordt erkend als onderdeel van de belangrijke rol van de sociale dialoog en van collectieve onderhandelingen, in overeenstemming met de nationale stelsels van arbeidsverhoudingen.

3.6Het is belangrijk op te merken dat in de conclusies van een OESO-verslag 10 wordt bevestigd dat collectieve onderhandelingen een belangrijk arbeidsrecht zijn dat ook de prestaties op de werkplek kan verbeteren. Een zorgwekkende conclusie van datzelfde rapport is echter dat dit recht onder druk is komen te staan door de algemene verzwakking van de arbeidsverhoudingen en door de opkomst van nieuwe en vaak onzekere arbeidsvormen. Het rapport bevestigt dat collectieve onderhandelingen in de hele EU bedreigd worden en dat politieke actie noodzakelijk is. Het biedt alle nodige elementen om de collectieve onderhandelingen te versterken, zodat ze flexibeler worden en beter kunnen inspelen op de veranderende arbeidswereld. In dit verband vindt het EESC dat er een evenwicht moet worden gevonden waarbij rekening wordt gehouden met wederzijdse belangen, zoals hogere kosten van levensonderhoud voor werknemers en toegenomen wereldwijde concurrentie, in het besef dat collectieve onderhandelingen en sociale dialoog de productiviteit kunnen verhogen door innovatie op de werkplek en de ontwikkeling van vaardigheden te stimuleren. Collectieve onderhandelingen en de sociale dialoog kunnen bovendien de industriële strategie ondersteunen bij veranderende economische omstandigheden, op basis van nationale arbeidsverhoudingen. Hoewel flexibiliteit, zoals overeengekomen door de sociale partners, moet dienen als middel om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden en om een evenwicht te vinden tussen de behoeften van bedrijven en hun werknemers, mag dit niet leiden tot uitholling van de collectieve rechten of arbeidsvoorwaarden. Bovendien houdt arbeidsflexibiliteit die goed geregeld is via wetgeving of collectieve onderhandelingen, voordelen in voor zowel werknemers als werkgevers.

3.7Wat collectieve onderhandelingen op bedrijfs- of sectoraal niveau betreft, bestaat er geen formule om te bepalen of sectorale overeenkomsten al dan niet geschikter zijn dan bedrijfsovereenkomsten. Bovendien is het, zoals in de richtlijn betreffende toereikende minimumlonen 11 staat, aan de sociale partners in de verschillende lidstaten om een analyse te maken van de sterke en zwakke punten van de twee vormen van overeenkomsten en te bepalen of overeenkomsten op sectoraal of op bedrijfsniveau, dan wel een combinatie van beide, de beste manier zijn om de dekkingsgraad van de collectieve onderhandelingen te verhogen. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat in Europa de meest uitgebreide en stabiele dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen te vinden is in landen waar met meerdere werkgevers wordt onderhandeld, waar de onderhandelingen voornamelijk op sectoraal niveau of in sommige gevallen, zoals in België, zelfs sectoroverschrijdend plaatsvinden 12 . Uiteraard moet bij de inspanningen om de dekkingsgraad te verhogen rekening worden gehouden met de omstandigheden in elk land.

3.8Het EESC erkent dat het een enorme uitdaging zal blijven om het ledental van vakbonden en werkgeversorganisaties uit te breiden. Sociale dialoog en collectieve onderhandelingen hebben een vrijwillig karakter en dat moet zo blijven. Toch beveelt het EESC de sociale partners in de afzonderlijke lidstaten aan deze uitdaging aan te gaan door te zoeken naar geschikte methoden die een duurzaam lidmaatschap in hun organisaties waarborgen.

3.9Het EESC erkent dat er een grote verscheidenheid aan nationale stelsels van arbeidsverhoudingen bestaat die de verschillende economische en politieke omstandigheden in de lidstaten weerspiegelt. Volgens een nota van de Commissie 13 is er op het gebied van collectieve onderhandelingen een tendens naar gedecentraliseerde collectieve onderhandelingen op bedrijfsniveau. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de dekkingsgraad van de collectieve onderhandelingen groter is wanneer de onderhandelingen gecentraliseerd zijn, de organisatiegraad onder werkgevers hoger is en de overeenkomsten ook gelden voor partijen die ze niet hebben ondertekend.

3.10Het EESC wijst op de belangrijke bevinding in het OESO-verslag dat looncoördinatie een sleutelrol speelt om de sociale partners te helpen rekening te houden met de stand van de economische conjunctuur en de macro-economische gevolgen van loonovereenkomsten voor het concurrentievermogen 14 . Voorts is het EESC van mening dat het onderhandelingsproces afhankelijk is van de omstandigheden in de onderneming, ongeacht de grootte ervan.

3.11Het EESC dringt er bij de sociale partners op aan om de relevantie van collectieve onderhandelingssystemen te vergroten door na te gaan hoe collectieve onderhandelingen op alle niveaus een evenwichtige meerwaarde voor werknemers en werkgevers in alle sectoren van de economie en in alle geledingen van de samenleving kunnen opleveren. In dit verband zij gewezen op het meest recente verslag van de OESO over de werkgelegenheidsvooruitzichten, waarin de rol van dynamische en sterke collectieve onderhandelingen bij de bevordering van de productiviteit, het concurrentievermogen en de economische groei wordt benadrukt.

3.12Het EESC wijst op de belangrijke rol die overheden spelen of kunnen spelen bij het ondersteunen van werkgevers en vakbonden om nauwer samen te werken en bij het bevorderen van macro-economisch beleid. Overheden zijn zelf natuurlijk grote werkgevers. Zij onderhandelen vaak met vakbonden die werknemers vertegenwoordigen, waardoor zij in sommige lidstaten de toon voor de hele economie kunnen aangeven. Bovendien speelt de overheid een sleutelrol bij het scheppen van de juiste voorwaarden voor sociale vrede, prijsstabiliteit, hogere productiviteit en niet-discriminerende arbeidspatronen. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, met inachtneming van de autonomie van de sociale partners, dringt het EESC aan op een versterking van de collectieve onderhandelingen om tot betere resultaten voor ondernemingen en werknemers te komen. Het EESC beveelt onder meer aan, zoals het al in twee eerdere adviezen heeft gedaan, dat overheden overheidsopdrachten waar nodig gebruiken als aanvullend middel om collectieve onderhandelingen te bevorderen en te erkennen 15 .

3.13Zoals eerder vermeld, kan het noodzakelijk zijn om bij collectieve onderhandelingen flexibiliteit overeen te komen. Het EESC is echter van mening dat bij overeengekomen wijzigingen van collectieve overeenkomsten een evenwicht moet worden gevonden tussen de belangen van beide partijen en dat ze tot wederzijds voordeel moeten strekken. Hoewel overeenkomsten op nationaal en sectoraal niveau moeten worden bevorderd, erkent het EESC dat wat onderhandelingen op bedrijfsniveau betreft, arbeidsflexibiliteit die goed geregeld is via wetgeving of collectieve onderhandelingen, voor zowel werkgevers als werknemers voordelen kan inhouden. Zulke onderhandelingen moeten worden geschraagd door wederzijds vertrouwen en doeltreffende onderhandelingsstructuren, waarbij moet worden voorkomen dat de arbeidsvoorwaarden verslechteren. Waar mogelijk moet echter een middenweg worden gevonden in die zin dat gedecentraliseerde systemen meer gestructureerd worden terwijl sectorale overeenkomsten zich beperken tot algemene kadervoorwaarden en de nadere invulling daarvan aan de onderhandelingen op bedrijfsniveau overlaten. Uit studies blijkt namelijk dat hybride collectieve onderhandelingssystemen met gecoördineerde sectorale en meerlagige structuren betere resultaten opleveren voor zowel werknemers als bedrijven 16 .

Brussel, 12 juli 2023.

Oliver RÖPKE

Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

_____________

(1)      Beginsel 8.
(2)      Schnabel, C. (2020). Union membership and collective bargaining: trends and determinants (blz. 1-37). Springer International Publishing.
(3)      IAO (2013). The informal economy and decent work: A policy resource guide supporting transitions to formality. Internationaal Arbeidsbureau.
(4)      Montebello, R., Spiteri, J., & Von Brockdorff, P. (2022). Trade unions and income inequality: Evidence from a panel of European countries. International Labour Review.
(5)      EESC-advies over Geen Green Deal zonder een sociale deal ( PB C 341 van 24.8.2021, blz. 23 .
(6)       https://www.efrag.org/?AspxAutoDetectCookieSupport=1
(7)      Dit is als zodanig herbevestigd in de Verklaring van de IAO van 1998 betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk.
(8)    Pisarczyk, Ł. (2023). Towards rebuilding collective bargaining? Poland in the face of contemporary challenges and changing European social policy. Industrial Relations Journal.
(9)      Beginsel 8.
(10)       https://www.oecd.org/employment/negotiating-our-way-up-1fd2da34-en.htm
(11)     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32022L2041
(12)       https://www.etui.org/services/facts-figures/benchmarks/what-s-happening-to-collective-bargaining-in-europe
(13)       https://commission.europa.eu/system/files/2016-03/social-dialogue-involvement-of-workers_en.pdf
(14)       https://www.oecd.org/employment/negotiating-our-way-up-1fd2da34-en.htm
(15)      EESC-advies over Fatsoenlijke minimumlonen in heel Europa ( PB C 429 van 11.12.2020,blz. 159 ); en EESC-advies over Overheidsopdrachten als instrument om waardevol en waardig werk te creëren in de schoonmaakbranche en facilitaire dienstverlening. ( PB C 429 van 11.12.2020, blz. 30 ).
(16)      Braakmann, N., & Brandl, B. (2016). The efficacy of hybrid collective bargaining systems: An analysis of the impact of collective bargaining on company performance in Europe.
Top