Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C:2023:179:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, C 179, 22 mei 2023


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 179

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

66e jaargang
22 mei 2023


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2023/C 179/01

Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

1


 

V   Bekendmakingen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2023/C 179/02

Zaak C-34/21, Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Wiesbaden — Duitsland) — Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer beim Hessischen Kultusministerium / Minister des Hessischen Kultusministeriums [Prejudiciële verwijzing – Bescherming van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 88, leden 1 en 2 – Gegevensverwerking in het kader van de arbeidsverhouding – Regionaal onderwijsstelsel – Onderwijs via videoconferentie vanwege de COVID-19-pandemie – Uitvoering zonder uitdrukkelijke toestemming van de leerkrachten]

2

2023/C 179/03

Zaak C-338/21, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Overdrachtstermijn — Mensenhandel): Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid/S.S., N.Z., S.S. [Prejudiciële verwijzing – Verordening (EU) nr. 604/2013 – Aanwijzing van de voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat – Artikel 27 – Rechtsmiddel tegen een jegens een asielzoeker genomen overdrachtsbesluit – Artikel 29 – Opschorting van de uitvoering van het overdrachtsbesluit – Overdrachtstermijn – Stuiting van de termijn waarbinnen de overdracht moet plaatsvinden – Richtlijn 2004/81/EG – Verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan derdelanders die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie – Artikel 6 – Bedenktijd – Verbod op uitvoering van een verwijderingsmaatregel – Rechtsgangen]

3

2023/C 179/04

Zaak C-556/21, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Opschorting van de overdrachtstermijn in hoger beroep): Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid/E.N., S.S., J.Y. [Prejudiciële verwijzing – Verordening (EU) nr. 604/2013 – Bepaling van de voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat – Artikel 27 – Rechtsmiddel tegen een jegens een asielzoeker genomen overdrachtsbesluit – Artikel 29 – Overdrachtstermijn – Opschorting van deze termijn tijdens het hoger beroep – Door de overheidsinstantie gevraagde voorlopige voorziening]

3

2023/C 179/05

Zaak C-612/21, Gmina O.: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny — Polen) — Gmina O./Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej [Prejudiciële verwijzing – Fiscale bepalingen – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 2, lid 1, onder a) en c) – Levering van goederen en verrichting van diensten onder bezwarende titel – Artikel 9, lid 1 – Begrippen belastingplichtige en economische activiteit – Gemeente die de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen op haar grondgebied organiseert ten behoeve van haar inwoners die vastgoedeigenaars zijn en die te kennen hebben gegeven dat zij met systemen voor hernieuwbare energiebronnen wensen te worden uitgerust – Eigen bijdrage van eigenaars ten belope van 25 % van de subsidiabele kosten zonder dat een tussen de gemeente en de betrokken eigenaar overeengekomen maximumwaarde mag worden overschreden – Terugbetaling van 75 % van de subsidiabele kosten aan de gemeente door middel van een subsidie van de bevoegde woiwodschap – Artikel 13, lid 1 – Geen belastingplicht van de gemeenten voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten]

4

2023/C 179/06

Zaak C-616/21, Gmina L.: Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny — Polen) — Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej/Gmina L. [Prejudiciële verwijzing – Fiscale bepalingen – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 2, lid 1, onder c) – Verrichting van diensten onder bezwarende titel – Artikel 9, lid 1 – Begrippen belastingplichtige en economische activiteit – Gemeente die de asbestverwijdering kosteloos organiseert ten behoeve van haar inwoners-vastgoedeigenaars die te kennen hebben gegeven dat ze dit wensen – Terugbetaling van de gemeente door middel van een subsidie van de bevoegde woiwodschap ten belope van 40 % tot 100 % van de kosten – Artikel 13, lid 1 – Geen belastingplicht van de gemeenten voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten]

5

2023/C 179/07

Zaak C-618/21, AR e.a. (Rechtstreekse vordering tegen de verzekeraar): Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla m.st. Warszawy w Warszawie — Polen) — AR e.a./PK e.a. (Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven – Richtlijn 2009/103/EG – Artikel 3 – Verplichte motorrijtuigenverzekering – Artikel 18 – Rechtstreekse vordering – Omvang – Bepaling van de hoogte van de vergoeding – Hypothetische kosten – Mogelijkheid om de betaling van de schadevergoeding afhankelijk te stellen van bepaalde voorwaarden – Verkoop van het voertuig)

6

2023/C 179/08

Zaak C-651/21, М. Ya. M. (Verwerping van de nalatenschap door een mede-erfgenaam): Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Sofiyski rayonen sad — Bulgarije) — Procedure ingesteld door М. Ya. M. [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Maatregelen betreffende het erfrecht – Verordening (EU) nr. 650/2012 – Artikel 13 – Verklaring van verwerping van een nalatenschap die door een erfgenaam is afgelegd voor het gerecht van de lidstaat van zijn gewone verblijfplaats – Latere inschrijving, op verzoek van een andere erfgenaam, van deze verklaring in het register van een andere lidstaat]

6

2023/C 179/09

Zaak C-5/22, Green Network (Bevel tot terugbetaling van kosten): Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Green Network SpA / SF, YB, Autorità di Regolazione per Energia Reti e Ambiente (ARERA) (Prejudiciële verwijzing – Interne markt voor elektriciteit – Richtlijn 2009/72/EG – Artikel 37 – Bijlage I – Taken en bevoegdheden van de nationale regulerende instantie – Consumentenbescherming – Kosten voor administratief beheer – Bevoegdheid van de nationale regulerende instantie om terugbetaling te gelasten van de bedragen die door de eindafnemers zijn betaald overeenkomstig contractuele bedingen met betrekking waartoe die instantie een sanctie heeft opgelegd)

7

2023/C 179/10

Zaak C-269/22, IP e.a. (Vaststelling van de feiten in het hoofdgeding — II): Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — IP, DD, ZI, SS, HYA (Prejudiciële verwijzing – Artikel 267 VWEU – Artikel 47, tweede alinea, en artikel 48, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op een onpartijdig gerecht – Recht op het vermoeden van onschuld – Uiteenzetting van het feitelijk kader in een verzoek om een prejudiciële beslissing in strafzaken – Vaststelling van bepaalde feiten om bij het Hof een ontvankelijk verzoek om een prejudiciële beslissing in te kunnen dienen – Eerbiediging van de procedurele waarborgen waarin het nationale recht voorziet voor uitspraken ten gronde)

8

2023/C 179/11

Zaak C-343/22, PT (Bevel tot betaling naar Zwitsers recht): Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — PT / VB (Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Lugano II-Verdrag – Procedure voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen – Artikel 34, punt 2 – Stuk dat het geding inleidt in de staat van herkomst – Regelmatige kennisgeving van een betalingsbevel dat wordt gevolgd door een onregelmatige betekening van een verzoekschrift waarmee een vordering tot betaling naar Zwitsers recht wordt ingesteld)

8

2023/C 179/12

Zaak C-285/21, Dalarjo e.a.: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 28 februari 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial No 1 de Pontevedra — Spanje) — Dalarjo SL e.a. / Renault Trucks Sasu (Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Mededingingsregelingen – Schadevorderingen wegens inbreuken op het mededingingsrecht van de Unie – Besluit van de Europese Commissie waarbij een inbreuk wordt vastgesteld – Speciale vrachtwagens – Gelede dumper)

9

2023/C 179/13

Zaak C-254/22, Caixabank: Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 28 februari 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 17 de Palma de Mallorca — Spanje) — AW, PN / Caixabank SA [Prejudiciële verwijzing – Artikelen 53 en 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Consumentenbescherming – Richtlijn 93/13/EEG – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 2014/17/EU – Hypothecaire lening – Variabele rentevoet – Beding met een rentevoet die is gebaseerd op de voor hypothecaire leningen bepaalde referentie-index (IRPH) vermeerderd met 0,50 % – Criteria om het oneerlijke karakter van een dergelijk beding te beoordelen – Vereisten van goede trouw, evenwicht en transparantie – Gevolgen van de vaststelling van het oneerlijke karakter van het beding]

10

2023/C 179/14

Zaak C-607/22, Eurowings (Niet-bestaande vlucht): Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 10 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Düsseldorf — Duitsland) — Eurowings GmbH/flightright GmbH (Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan passagiers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten – Artikel 2 – Begrip luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert – Bij een reisbureau geboekte vlucht – Vermeend niet-bestaande vlucht)

11

2023/C 179/15

Zaak C-485/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KO tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-119/22 AJ, KO / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en Eulex Kosovo

11

2023/C 179/16

Zaak C-486/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KM tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-120/22, KM / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en Eulex Kosovo

12

2023/C 179/17

Zaak C-487/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KR tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-121/22, AJ, KR / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie en Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)

12

2023/C 179/18

Zaak C-488/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KQ tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-122/22, AJ, KQ / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

12

2023/C 179/19

Zaak C-489/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door VZ tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-127/22, AJ, VZ / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

13

2023/C 179/20

Zaak C-490/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KN tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-139/22, AJ, KN / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

13

2023/C 179/21

Zaak C-491/22 P: Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KP tegen de beschikking van de president van het Gerecht van 19 mei 2022 in zaak T-140/22 AJ, KP / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en Eulex Kosovo

13

2023/C 179/22

Zaak C-793/22, Biohemp Concept: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Alba Iulia (Roemenië) op 29 december 2022 — Biohemp Concept SRL / Direcţia pentru Agricultură Judeţeană Alba

14

2023/C 179/23

Zaak C-68/23, Finanzamt O: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 8 februari 2023 — M-GbR / Finanzamt O

14

2023/C 179/24

Zaak C-81/23, FCA Italy en FPT Industrial: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 15 februari 2023 — MA / FCA Italy SpA en FPT Industrial SpA

15

2023/C 179/25

Zaak C-85/23, Landkreis Jerichower Land: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht des Landes Sachsen-Anhalt (Duitsland) op 15 februari 2023 — Landkreis Jerichower Land / A.

15

2023/C 179/26

Zaak C-142/23 P: Hogere voorziening ingesteld op 8 maart 2023 door Hecht Pharma GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 11 januari 2023 in zaak T-346/21, Hecht Pharma GmbH / Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

16

2023/C 179/27

Zaak C-148/23, Gestore dei Servizi Energetici: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 10 maart 2023 — Gestore dei Servizi Energetici SpA — GSA / Erg Eolica Ginestra Srl e a.

18

2023/C 179/28

Zaak C-171/23, UP CAFFE: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Upravni sud u Zagrebu (Kroatië) op 20 maart 2023 — UP CAFFE d.o.o. / Ministarstvo financija Republike Hrvatske

18

2023/C 179/29

Zaak C-186/23: Beroep ingesteld op 23 maart 2023 — Europese Commissie / Republiek Bulgarije

19

2023/C 179/30

Zaak C-201/23: Beroep ingesteld op 28 maart 2023 — Commissie/Polen

20

2023/C 179/31

Zaak C-211/23: Beroep ingesteld op 31 maart 2023 — Europese Commissie/Portugese Republiek

21

2023/C 179/32

Zaak C-214/23: Beroep ingesteld op 31 maart 2023 — Europese Commissie / Koninkrijk Denemarken

22

 

Gerecht

2023/C 179/33

Zaak T-500/17 RENV: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Hubei Xinyegang Special Tube / Commissie [Dumping – Invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een buitendiameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit China – Instelling van een definitief antidumpingrecht – Causaal verband – Artikel 3, leden 6 en 7, van verordening (EU) 2016/1036 – Kennelijke beoordelingsfout]

24

2023/C 179/34

Zaak T-660/19 RENV: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Universität Bremen/REA (Onderzoek en technologische ontwikkeling – Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 – Oproep tot het indienen van voorstellen H2020-SC6-Governance-2019 – Besluit van het REA houdende afwijzing van een voorstel – Feitelijke vergissing – Onjuiste toepassing van het recht – Kennelijk onjuiste beoordeling)

24

2023/C 179/35

Zaken T-825/19 en T-826/19: Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Tazzetti/Commissie [Milieu – Verordening (EU) nr. 517/2014 – Gefluoreerde broeikasgassen – Elektronisch register van quota voor het op de markt brengen van fluorkoolwaterstoffen – Ondernemingen met dezelfde uiteindelijke begunstigde – Enige producent of invoerder – Bezwarende handeling – Procesbelang – Ontvankelijkheid – Verzoek tot aanpassing van het verzoekschrift – Niet-ontvankelijkheid – Exceptie van onwettigheid – Uitlegging van een uitvoeringsverordening in overeenstemming met de basisverordening – Uitvoeringsbevoegdheid van de Commissie]

25

2023/C 179/36

Zaak T-868/19: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Nouryon Industrial Chemicals e.a./Commissie [Reach – Beoordeling van registratiedossiers en nalevingscontrole van de door de registranten ingediende informatie – Verzoek om aanvullende onderzoeken voor het registratiedossier voor dimethylether – Onderzoek naar prenataleontwikkelingstoxiciteit – Uitgebreid onderzoek naar de giftigheid voor de voortplanting met één generatie – Voorafgaand dosisbereikonderzoek – Artikel 51, lid 7, van verordening (EG) nr. 1907/2006 – Dierproeven – Artikel 25 van verordening nr. 1907/2006 – Kennelijk onjuiste beoordeling – Evenredigheid]

26

2023/C 179/37

Zaak T-72/20: Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Satabank/ECB [Economisch en monetair beleid – Prudentieel toezicht op kredietinstellingen – Verordening (EU) nr. 1024/2013 – Verordening (EU) nr. 468/2014 – Onder prudentieel toezicht staande entiteit – Samengestelde administratieve procedure – Weigering van toegang tot het dossier – Besluit 2004/258/EG – Toegang tot documenten van de ECB]

27

2023/C 179/38

Zaak T-142/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Wizz Air Hungary/Commissie (Blue Air; COVID-19 en reddingssteun) [Staatssteun – Roemeense luchtvervoermarkt – Steun van Roemenië aan Blue Air in het kader van de COVID-19-pandemie – Reddingssteun aan Blue Air – Door de Roemeense Staat gegarandeerde lening – Besluit om geen bezwaar te maken – Beroep tot nietigverklaring – Steunmaatregel tot herstel van de schade veroorzaakt door een buitengewone gebeurtenis – Artikel 107, lid 2, onder b), VWEU – Raming van de schade – Oorzakelijk verband – Reeds bestaande financiële moeilijkheden bij de begunstigde onderneming – Inaanmerkingneming van de vermijdbare kosten – Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden – Artikel 107, lid 3, onder c), VWEU – Bijdrage van de steun aan een doelstelling van gemeenschappelijk belang – Eenmalige reddingssteun – Beginsel van non-discriminatie – Vrijheid van dienstverrichting – Vrijheid van vestiging – Motiveringsplicht]

27

2023/C 179/39

Zaak T-344/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Plusmusic/EUIPO — Groupe Canal + (+music) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniebeeldmerk +music – Ouder nationaal beeldmerk + – Relatieve weigeringsgrond – Geen verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 – Groter onderscheidend vermogen van het oudere merk door gebruik]

28

2023/C 179/40

Zaak T-366/21: Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Coinbase/EUIPO — bitFlyer (coinbase) [Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie – Woordmerk coinbase – Absolute nietigheidsgrond – Kwade trouw – Artikel 52, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 59, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]]

29

2023/C 179/41

Zaak T-400/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — ZR/EUIPO (Openbare dienst – Ambtenaren – Kennisgeving van vacature – Aanvraag tot overplaatsing naar een andere instelling – Artikel 8, eerste alinea, van het Statuut – Weigering van overplaatsing – Rangorde – Artikel 29, lid 1, van het Statuut – Gelijke behandeling – Motiveringsplicht – Kennelijk onjuiste beoordeling – Zorgplicht – Corrigendum)

29

2023/C 179/42

Zaak T-505/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products (Installaties voor vloeistofvoorziening) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft – Nietigheidsgrond – Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming – Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 – Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald – Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002]

30

2023/C 179/43

Zaak T-535/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises LLC/EUIPO — Mystic Products (Installaties voor vloeistofvoorziening) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft – Nietigheidsgrond – Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming – Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 – Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald – Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002]

30

2023/C 179/44

Zaak T-545/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products (Installaties voor vloeistofvoorziening) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft – Nietigheidsgrond – Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming – Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 – Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald – Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002]

31

2023/C 179/45

Zaak T-555/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products (Installaties voor vloeistofvoorziening) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft – Nietigheidsgrond – Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming – Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 – Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald – Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002]

32

2023/C 179/46

Zaak T-575/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products en Koopman International (Installaties voor vloeistofvoorziening) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft – Nietigheidsgrond – Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming – Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 – Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald – Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002]

32

2023/C 179/47

Zaak T-576/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products en Koopman International (Installaties voor vloeistofvoorziening) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft – Nietigheidsgrond – Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming – Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 – Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald – Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002]

33

2023/C 179/48

Zaak T-577/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products en Koopman International (Installaties voor vloeistofvoorziening) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft – Nietigheidsgrond – Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming – Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 – Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald – Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002]

34

2023/C 179/49

Zaak T-578/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products en Koopman International (Installaties voor vloeistofvoorziening) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft – Nietigheidsgrond – Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming – Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 – Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald – Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002]

34

2023/C 179/50

Zaak T-588/21: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products en Koopman International (Installaties voor vloeistofvoorziening) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft – Nietigheidsgrond – Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming – Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 – Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald – Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002]

35

2023/C 179/51

Zaak T-617/21: Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — B&Bartoni/EUIPO — Hypertherm (Elektrode voor invoeging in een toorts) [Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodel dat een elektrode voor invoeging in een toorts weergeeft – Nietigheidsgrond – Artikel 4, lid 2, van verordening (EG) nr. 6/2002 – Onderdeel van een samengesteld voortbrengsel]

36

2023/C 179/52

Zaak T-650/21: Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Casa International/EUIPO — Interstyle (casa) [Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniebeeldmerk casa – Absolute nietigheidsgrond – Geen onderscheidend vermogen – Beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EG) nr. 40/94 [thans artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EU) 2017/1001] – Geen onderscheidend vermogen verkregen door gebruik – Artikel 7, lid 3, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 3, van verordening 2017/1001)]

36

2023/C 179/53

Zaak T-750/21: Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Beauty Biosciences/EUIPO — Société de Recherche Cosmétique (BIO-BEAUTÉ) [Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniewoordmerk BIO-BEAUTÉ – Absolute weigeringsgronden – Beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2017/1001] – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001] – Onderscheidend vermogen verkregen door gebruik – Artikel 7, lid 3, van verordening nr. 207/2009 (thans artikel 7, lid 3, van verordening 2017/1001) – Artikel 52, lid 1, onder a), en lid 2, van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 59, lid 1, onder a), en lid 2, van verordening 2017/1001] – Motiveringsplicht – Artikel 75, eerste volzin, van verordening nr. 207/2009 (thans artikel 94, lid 1, eerste volzin, van verordening 2017/1001)]

37

2023/C 179/54

Zaak T-5/22: Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Puma/EUIPO — Brooks Sports (Weergave van een chevron) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie – Beeldmerk dat een chevron weergeeft – Ouder Uniemerk en ouder nationaal merk dat een strook weergeeft – Relatieve weigeringsgrond – Verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 – Artikel 8, lid 5, van verordening 2017/1001 – Rechtszekerheid – Gelijke behandeling – Beginsel van behoorlijk bestuur]

38

2023/C 179/55

Zaak T-21/22: Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — NY / Commissie (Openbare dienst – Ambtenaren – Intern veiligheidsonderzoek bij de Commissie – Vermeend gewelddadig optreden door veiligheidsbeambten van de Commissie – Verbod op toegang tot de gebouwen – Inbeslagneming van de dienstkaart – Vordering tot schadevergoeding – Afwijzing van de vordering – Beginsel van behoorlijk bestuur – Recht op bescherming van de persoonlijke integriteit en waardigheid – Beoordelingsfout – Zorgplicht)

38

2023/C 179/56

Zaak T-26/22: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — CIMV/Commissie (Onderzoek en technologische ontwikkeling – Subsidieovereenkomst binnen het bestek van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 – Invordering van een schuldvordering – Gespreide terugbetaling – Materiële juistheid van de feiten – Kennelijk onjuiste beoordeling – Motiveringsplicht – Gewettigd vertrouwen – Recht om te worden gehoord – Evenredigheid)

39

2023/C 179/57

Zaak T-113/22: Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Colombani / EDEO (Openbare dienst – Ambtenaren – Psychisch geweld – Artikel 12 bis van het Statuut – Verzoek om bijstand – Afwijzing van het verzoek – Artikel 24 van het Statuut – Rechten van de verdediging – Beoordelingsfout – Misbruik van bevoegdheid – Minnelijke schikking – Wilsgebrek – Besluit tot bevordering met terugwerkende kracht)

39

2023/C 179/58

Zaak T-199/22: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Perfetti Van Melle/EUIPO (Weergave van een cilindrische houder met golvende lijnen) [Uniemerk – Aanvraag voor een Uniebeeldmerk dat een cilindrische houder met golvende lijnen weergeeft – Absolute weigeringsgrond – Geen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 – Motiveringsplicht]

40

2023/C 179/59

Zaak T-306/22: Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Fun Factory/EUIPO– I Love You (love you so much) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniewoordmerk love you so much – Ouder Uniebeeldmerk I LOVE YOU SINCE FOREVER – Relatieve weigeringsgrond – Verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001]

41

2023/C 179/60

Zaak T-308/22: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — celotec/EUIPO — Decotec Printing (DECOTEC) [Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniewoordmerk DECOTEC – Absolute nietigheidsgrond – Geen beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009 (thans artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2017/1001)]

41

2023/C 179/61

Zaak T-408/22: Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — adp Merkur/EUIPO — psmtec (SEVEN SEVEN 7) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniebeeldmerk SEVEN SEVEN 7 – Ouder Uniewoordmerk Seven – Relatieve weigeringsgronden – Artikel 8, lid 1, onder a) en b), van verordening (EU) 2017/1001 – Geen normaal gebruik – Artikel 47, lid 2, van verordening 2017/1001]

42

2023/C 179/62

Zaak T-436/22: Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Machková/EUIPO — Aceites Almenara (ALMARA SOAP) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniebeeldmerk ALMARA SOAP – Ouder Uniewoordmerk ALMENARA – Relatieve weigeringsgrond – Verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 – Bewijs van het normale gebruik van het oudere merk – Artikel 47, lid 2, van verordening 2017/1001]

42

2023/C 179/63

Zaak T-196/22: Beschikking van het Gerecht van 14 maart 2023 — Mariani/Parlement (Beroep tot nietigverklaring – Institutioneel recht – Lid van het Parlement – Besluit tot uitsluiting van deelname aan de verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Parlement tot het einde van het ambt – Handeling van interne organisatie van de werkzaamheden van het Parlement – Geen negatieve gevolgen voor de voorwaarden waaronder het parlementslid zijn ambt uitoefent – Niet voor beroep vatbare handeling – Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

43

2023/C 179/64

Zaak T-240/22: Beschikking van het Gerecht van 14 maart 2023 — Lacapelle/Parlement (Beroep tot nietigverklaring – Institutioneel recht – Lid van het Parlement – Verbod om deel uit te maken van verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Parlement tot aan het einde van het ambt – Handeling van interne organisatie van de werkzaamheden van het Parlement – Geen invloed op de voorwaarden voor de uitoefening van het mandaat van lid van het Parlement – Niet voor beroep vatbare handeling – Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

44

2023/C 179/65

Zaak T-241/22: Beschikking van het Gerecht van 14 maart 2023 — Juvin / Parlement (Beroep tot nietigverklaring – Institutioneel recht – Lid van het Parlement – Verbod om tot aan het einde van zijn ambt deel uit te maken van verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Parlement – Handeling betreffende de interne organisatie van de werkzaamheden van het Parlement – Geen invloed op de omstandigheden waaronder het parlementslid zijn mandaat uitoefent – Handeling waartegen geen beroep kan worden ingesteld – Kennelijke niet-ontvankelijkheid)

44

2023/C 179/66

Zaak T-254/22: Beschikking van het Gerecht van 14 maart 2023 –Mordalski/EUIPO — Anita Food (ANITA) (Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniemerk dat niet meer bestaat – Beroep dat kennelijk rechtens ongegrond is)

45

2023/C 179/67

Zaak T-300/22: Beschikking van het Gerecht van 23 maart 2023 — Domaine Boyar International/EUIPO — Consorzio DOC Bolgheri e Bolgheri Sassicaia (BOLGARÉ) [Uniemerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor Uniebeeldmerk BOLGARÉ – Oudere oorsprongsbenaming Bolgheri – Artikel 8, lid 4 bis, van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 6, van verordening (EU) 2017/1001] – Artikel 46, lid 1, onder d), van verordening 2017/1001 – Artikel 103, lid 2, onder b), van verordening (EU) nr. 1308/2013]

45

2023/C 179/68

Zaak T-342/22: Beschikking van het Gerecht van 29 maart 2023 — Oxyzoglou / Commissie (Openbaar ambt – Contractuele personeelsleden – Ouderdomspensioen – Pensioenrechten verworven vóór de indiensttreding bij de Unie – Overdracht aan de pensioenregeling van de Unie – Extra pensioenjaren – Beroep tot nietigverklaring – Vraag om terugbetaling van een gedeelte van het overgedragen kapitaal – Ongerechtvaardigde verrijking – Klachttermijn – Kennelijke niet-ontvankelijkheid – Verzoek tot het geven van een bevel – Kennelijke onbevoegdheid)

46

2023/C 179/69

Zaak T-343/22: Beschikking van het Gerecht van 29 maart 2023 –Mozelsio / Commissie (Openbaar ambt – Contractuele personeelsleden – Ouderdomspensioen – Pensioenrechten verworven vóór de indiensttreding bij de Unie – Overdracht aan de regeling van de Unie – Extra pensioenjaren – Beroep tot nietigverklaring – Vraag om terugbetaling van een deel van het overgedragen kapitaal – Ongerechtvaardigde verrijking – Klachttermijn – Kennelijke niet-ontvankelijkheid – Verzoek tot het geven van een bevel – Kennelijke onbevoegdheid)

47

2023/C 179/70

Zaak T-482/22: Beschikking van het Gerecht van 31 maart 2023 — Thomas Henry/EUIPO (MATE MATE) [Uniemerk – Aanvraag voor Uniewoordmerk MATE MATE – Absolute weigeringsgronden – Beschrijvend karakter – Geen onderscheidend vermogen – Misleidend karakter – Artikel 7, lid 1, onder b), c) en g), van verordening (EU) 2017/1001 – Beroep dat kennelijk rechtens ongegrond is]

47

2023/C 179/71

Zaak T-567/22: Beschikking van het Gerecht van 30 maart 2023 — ATPN/Commissie [Beroep tot nietigverklaring – Milieu – Gedelegeerde verordening (EU) 2022/1214 – Kernenergie – Duurzame activiteit – Vereniging – Niet rechtstreeks geraakt – Niet-ontvankelijkheid]

48

2023/C 179/72

Zaak T-612/22: Beschikking van het Gerecht van 28 maart 2023 — Primicerj/Commissie [Beroep tot nietigverklaring – Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Aanvankelijke weigering van toegang – Niet voor beroep vatbare handeling – Niet-ontvankelijkheid – Verzoek tot het geven van een bevel – Onbevoegdheid]

49

2023/C 179/73

Zaak T-776/22 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 22 maart 2023 — TP/Commissie (Kort geding – Overheidsopdrachten – Financieel Reglement – Uitsluiting, voor een duur van twee jaar, van uit de algemene begroting van de Unie en het EOF gefinancierde procedures voor het plaatsen van opdrachten – Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging – Geen spoedeisendheid)

49

2023/C 179/74

Zaak T-782/22 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 27 maart 2023 — Cogebi en Cogebi/Raad (Kort geding – Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren – Verbod op de aankoop, invoer of overdracht, direct of indirect, in de Unie van goederen die aanzienlijke inkomsten genereren voor Rusland – Verzoek om opschorting van tenuitvoerlegging – Niet-inachtneming van de vormvoorschriften – Niet-ontvankelijkheid)

50

2023/C 179/75

Zaak T-1/23 R: Beschikking van de president van het Gerecht van 27 maart 2023 — Enmacc/Commissie (Kort geding – Overheidsopdrachten voor diensten – Diensten om de aggregatie van de vraag en de aanbestedingen voor gas te organiseren in het kader van het energieplatform van de Unie – Verzoek om voorlopige maatregelen – Belangenafweging)

51

2023/C 179/76

Zaak T-9/23: Beroep ingesteld op 9 januari 2023 — Koppers Denmark en andere/Commissie

51

2023/C 179/77

Zaak T-17/23: Beroep ingesteld op 20 januari 2023 — Feport / Commissie

52

2023/C 179/78

Zaak T-18/23: Beroep ingesteld op 20 januari 2023 — Helleense Republiek/Commissie

53

2023/C 179/79

Zaak T-37/23: Beroep ingesteld op 23 januari 2023 — Mead Johnson Nutrition (Asia Pacific) en anderen / Commissie

54

2023/C 179/80

Zaak T-44/23: Beroep ingesteld op 6 februari 2023 — FFPE afdeling Raad / Raad

55

2023/C 179/81

Zaak T-94/23: Beroep ingesteld op 16 februari 2023 — Pollinis France/Commissie

55

2023/C 179/82

Zaak T-104/23: Beroep ingesteld op 21 februari 2023 — PAN Europe/Commissie

57

2023/C 179/83

Zaak T-124/23: Beroep ingesteld op 28 februari 2023 — VB / ECB

58

2023/C 179/84

Zaak T-131/23: Beroep ingesteld op 13 maart 2023 — Nardi/ECB

58

2023/C 179/85

Zaak T-137/23: Beroep ingesteld op 10 maart 2023 — Biogen Netherlands/Commissie

60

2023/C 179/86

Zaak T-147/23: Beroep ingesteld op 17 maart 2023 — VI/Commissie

61

2023/C 179/87

Zaak T-148/23: Beroep ingesteld op 18 maart 2023 — VK/Commissie

62

2023/C 179/88

Zaak T-154/23: Beroep ingesteld op 20 maart 2023 — MBDA France / Commissie

62

2023/C 179/89

Zaak T-158/23: Beroep ingesteld op 23 maart 2023 — Columbani/EDEO

64

2023/C 179/90

Zaak T-159/23: Beroep ingesteld op 24 maart 2023 — VN/Commissie

64

2023/C 179/91

Zaak T-163/23: Beroep ingesteld op 24 maart 2023 — Fritz Egger en anderen/ECHA

65

2023/C 179/92

Zaak T-164/23: Beroep ingesteld op 27 maart 2023 — Drinks Prod/EUIPO — Wolff en Illg (IGISAN)

66

2023/C 179/93

Zaak T-165/23: Beroep ingesteld op 28 maart 2023 — Arkema France / Commissie

67

2023/C 179/94

Zaak T-167/23: Beroep ingesteld op 24 maart 2023 — Borealis Agrolinz Melamine Deutschland en Cornerstone/ECHA

68

2023/C 179/95

Zaak T-170/23: Beroep ingesteld op 29 maart 2023 — Amstel Brouwerij/EUIPO — Anheuser-Busch (ULTRA)

69

2023/C 179/96

Zaak T-172/23: Beroep ingesteld op 30 maart 2023 — Dendiki/EUIPO — D-Market (hepsiburada)

69

2023/C 179/97

Zaak T-173/23: Beroep ingesteld op 31 maart 2023 — Simpson Performance Products/EUIPO — Freundlieb (BANDIT)

70

2023/C 179/98

Zaak T-175/23: Beroep ingesteld op 31 maart 2023 — Hong Kong NetEase Interactive Entertainment/EUIPO — Medion (LifeAfter)

71

2023/C 179/99

Zaak T-176/23: Beroep ingesteld op 31 maart 2023 — PT Musim Mas/Commissie

71

2023/C 179/100

Zaak T-177/23: Beroep ingesteld op 3 april 2023 –Lacroix/EUIPO — Xingyu Safety Tech (ADAMAS)

72

2023/C 179/101

Zaak T-179/23: Beroep ingesteld op 5 april 2023 — FFPE afdeling Raad / Raad

73

2023/C 179/102

Zaak T-180/23: Beroep ingesteld op 5 april 2023 — L'Oréal/EUIPO — Samar't Pharma (Bl blue pigment)

74

2023/C 179/103

Zaak T-181/23: Beroep ingesteld op 10 april 2023 — Dermavita Company/EUIPO — Allergan Holdings France (JUVÉDERM)

74

2023/C 179/104

Zaak T-184/23: Beroep ingesteld op 11 april 2023 — Puma/EUIPO — Société d'équipements de boulangerie pâtisserie (BERTRAND PUMA La griffe boulangère)

75

2023/C 179/105

Zaak T-187/23: Beroep ingesteld op 11 april 2023 — PT Permata Hijau Palm Oleo en PT Nubika Jaya / Commissie

76

2023/C 179/106

Zaak T-784/21: Beschikking van het Gerecht van 28 maart 2023 — Félix / Commissie

76


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/1


Laatste publicaties van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

(2023/C 179/01)

Laatste publicatie

PB C 173 van 15.5.2023

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 164 van 8.5.2023

PB C 155 van 2.5.2023

PB C 134 van 17.4.2023

PB C 127 van 11.4.2023

PB C 121 van 3.4.2023

PB C 112 van 27.3.2023

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: https://eur-lex.europa.eu


V Bekendmakingen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/2


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Wiesbaden — Duitsland) — Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer beim Hessischen Kultusministerium / Minister des Hessischen Kultusministeriums

(Zaak C-34/21 (1), Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer)

(Prejudiciële verwijzing - Bescherming van persoonsgegevens - Verordening (EU) 2016/679 - Artikel 88, leden 1 en 2 - Gegevensverwerking in het kader van de arbeidsverhouding - Regionaal onderwijsstelsel - Onderwijs via videoconferentie vanwege de COVID-19-pandemie - Uitvoering zonder uitdrukkelijke toestemming van de leerkrachten)

(2023/C 179/02)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Wiesbaden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer beim Hessischen Kultusministerium

Verwerende partij: Minister des Hessischen Kultusministeriums

Dictum

1)

Artikel 88 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)

moet aldus worden uitgelegd dat

een nationale regeling geen “nadere regel” in de zin van lid 1 van dat artikel kan vormen ingeval zij niet voldoet aan de voorwaarden van lid 2 van dat artikel.

2)

Artikel 88, leden 1 en 2, van verordening 2016/679

moet aldus worden uitgelegd dat

de toepassing van nationale bepalingen die zijn vastgesteld ter bescherming van de rechten en vrijheden van werknemers met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens in het kader van de arbeidsverhouding, achterwege moet blijven wanneer die bepalingen niet voldoen aan de voorwaarden en beperkingen van genoemd artikel 88, leden 1 en 2, tenzij die bepalingen een rechtsgrond vormen als bedoeld in artikel 6, lid 3, van deze verordening die aan de daarin vastgelegde vereisten voldoet.


(1)  PB C 98 van 22.3.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/3


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid/S.S., N.Z., S.S.

[Zaak C-338/21 (1), Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Overdrachtstermijn — Mensenhandel)]

(Prejudiciële verwijzing - Verordening (EU) nr. 604/2013 - Aanwijzing van de voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat - Artikel 27 - Rechtsmiddel tegen een jegens een asielzoeker genomen overdrachtsbesluit - Artikel 29 - Opschorting van de uitvoering van het overdrachtsbesluit - Overdrachtstermijn - Stuiting van de termijn waarbinnen de overdracht moet plaatsvinden - Richtlijn 2004/81/EG - Verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan derdelanders die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie - Artikel 6 - Bedenktijd - Verbod op uitvoering van een verwijderingsmaatregel - Rechtsgangen)

(2023/C 179/03)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Verwerende partijen: S.S., N.Z., S.S.

Dictum

Artikel 29, leden 1 en 2, juncto artikel 27, lid 3, van verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend

moet aldus worden uitgelegd dat

het zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan de indiening van een bezwaar tegen een besluit houdende weigering om aan een derdelander een verblijfstitel als slachtoffer van mensenhandel af te geven, leidt tot opschorting van de uitvoering van een eerder jegens die derdelander vastgesteld overdrachtsbesluit, maar

het zich wel verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een dergelijke opschorting leidt tot opschorting of stuiting van de termijn voor de overdracht van die derdelander.


(1)  PB C 431 van 25.10.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/3


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State — Nederland) — Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid/E.N., S.S., J.Y.

[Zaak C-556/21 (1), Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Opschorting van de overdrachtstermijn in hoger beroep)]

(Prejudiciële verwijzing - Verordening (EU) nr. 604/2013 - Bepaling van de voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat - Artikel 27 - Rechtsmiddel tegen een jegens een asielzoeker genomen overdrachtsbesluit - Artikel 29 - Overdrachtstermijn - Opschorting van deze termijn tijdens het hoger beroep - Door de overheidsinstantie gevraagde voorlopige voorziening)

(2023/C 179/04)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Verwerende partijen: E.N., S.S., J.Y.

Dictum

Artikel 29, leden 1 en 2, juncto artikel 27, lid 3, van verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend

moet aldus worden uitgelegd dat

het zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een nationale rechterlijke instantie waarbij een beroep in tweede aanleg is ingesteld tegen een uitspraak houdende vernietiging van een overdrachtsbesluit, op verzoek van de bevoegde autoriteiten een voorlopige voorziening kan treffen op grond waarvan die autoriteiten in afwachting van de uitkomst van dat beroep geen nieuw besluit hoeven te nemen en die tot doel of tot gevolg heeft dat de overdrachtstermijn tot de uitkomst van dat beroep wordt opgeschort, mits een dergelijke voorziening alleen kan worden getroffen wanneer de uitvoering van het overdrachtsbesluit gedurende de behandeling van het beroep in eerste aanleg is opgeschort op grond van artikel 27, lid 3 of lid 4, van die verordening.


(1)  PB C 471 van 22.11.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/4


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny — Polen) — Gmina O./Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

(Zaak C-612/21 (1), Gmina O.)

(Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 2, lid 1, onder a) en c) - Levering van goederen en verrichting van diensten onder bezwarende titel - Artikel 9, lid 1 - Begrippen “belastingplichtige” en “economische activiteit” - Gemeente die de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen op haar grondgebied organiseert ten behoeve van haar inwoners die vastgoedeigenaars zijn en die te kennen hebben gegeven dat zij met systemen voor hernieuwbare energiebronnen wensen te worden uitgerust - Eigen bijdrage van eigenaars ten belope van 25 % van de subsidiabele kosten zonder dat een tussen de gemeente en de betrokken eigenaar overeengekomen maximumwaarde mag worden overschreden - Terugbetaling van 75 % van de subsidiabele kosten aan de gemeente door middel van een subsidie van de bevoegde woiwodschap - Artikel 13, lid 1 - Geen belastingplicht van de gemeenten voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten)

(2023/C 179/05)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Naczelny Sąd Administracyjny

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Gmina O.

Verwerende partij: Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

Dictum

Artikel 2, lid 1, artikel 9, lid 1, en artikel 13, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

moeten aldus worden uitgelegd dat

er geen sprake is van een aan de belasting op de toegevoegde waarde onderworpen levering van goederen en verrichting van diensten wanneer een gemeente via een onderneming systemen voor hernieuwbare energiebronnen levert en installeert ten behoeve van haar inwoners-vastgoedeigenaars die te kennen hebben gegeven hun vastgoed daarmee te willen uitrusten, indien een dergelijke activiteit er niet toe strekt duurzame inkomsten te verkrijgen en die inwoners slechts een bedrag betalen dat ten hoogste een kwart van de gemaakte kosten dekt, waarbij het saldo wordt gefinancierd uit overheidsmiddelen.


(1)  PB C 95 van 28.2.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/5


Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny — Polen) — Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej/Gmina L.

(Zaak C-616/21 (1), Gmina L.)

(Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Artikel 2, lid 1, onder c) - Verrichting van diensten onder bezwarende titel - Artikel 9, lid 1 - Begrippen “belastingplichtige” en “economische activiteit” - Gemeente die de asbestverwijdering kosteloos organiseert ten behoeve van haar inwoners-vastgoedeigenaars die te kennen hebben gegeven dat ze dit wensen - Terugbetaling van de gemeente door middel van een subsidie van de bevoegde woiwodschap ten belope van 40 % tot 100 % van de kosten - Artikel 13, lid 1 - Geen belastingplicht van de gemeenten voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten)

(2023/C 179/06)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Naczelny Sąd Administracyjny

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

Verwerende partij: Gmina L.

Dictum

Artikel 2, lid 1, artikel 9, lid 1, en artikel 13, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

moeten aldus worden uitgelegd dat

er geen sprake is van een aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen verrichting van een dienst wanneer een gemeente, ten behoeve van haar inwoners-vastgoedeigenaars die de wens daartoe te kennen hebben gegeven, een onderneming ermee belast asbesthoudende producten en afval uit hun woningen te verwijderen en deze stoffen in te zamelen, wanneer die activiteit er niet toe strekt duurzame inkomsten te verkrijgen en die inwoners zelf niets hoeven te betalen aangezien de verrichtingen worden gefinancierd uit overheidsmiddelen.


(1)  PB C 95 van 28.2.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/6


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Rejonowy dla m.st. Warszawy w Warszawie — Polen) — AR e.a./PK e.a.

[Zaak C-618/21 (1), AR e.a. (Rechtstreekse vordering tegen de verzekeraar)]

(Prejudiciële verwijzing - Harmonisatie van de wetgevingen - Verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven - Richtlijn 2009/103/EG - Artikel 3 - Verplichte motorrijtuigenverzekering - Artikel 18 - Rechtstreekse vordering - Omvang - Bepaling van de hoogte van de vergoeding - Hypothetische kosten - Mogelijkheid om de betaling van de schadevergoeding afhankelijk te stellen van bepaalde voorwaarden - Verkoop van het voertuig)

(2023/C 179/07)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Rejonowy dla m.st. Warszawy w Warszawie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: AR, BF, ZN, NK Sp. z o.o., s.k., KP, RD Sp. z o.o.

Verwerende partijen: PK SA, CR, SI SA, MB SA, PK SA, SI SA, EZ SA

Dictum

Artikel 18 juncto artikel 3 van richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid

moet aldus worden uitgelegd dat

het zich niet verzet tegen een nationale regeling die, in geval van een rechtstreekse vordering van degene wiens voertuig schade heeft opgelopen in een verkeersongeval tegen de verzekeraar van de aansprakelijke persoon, als enige mogelijkheid om van deze verzekeraar vergoeding van de schade te verkrijgen, voorziet in de betaling van een financiële vergoeding;

het zich verzet tegen wijzen van berekening van deze financiële vergoeding en voorwaarden voor de wijze van betaling ervan die in het kader van een krachtens dit artikel 18 ingestelde rechtstreekse vordering tot gevolg zouden hebben dat de krachtens artikel 3 van richtlijn 2009/103 op de verzekeraar rustende verplichting om de volledige schadevergoeding te dekken die de veroorzaker van de schade aan de benadeelde verschuldigd is, wordt uitgesloten of beperkt.


(1)  PB C 95 van 28.2.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/6


Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Sofiyski rayonen sad — Bulgarije) — Procedure ingesteld door М. Ya. M.

[Zaak C-651/21 (1), М. Ya. M. (Verwerping van de nalatenschap door een mede-erfgenaam)]

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Maatregelen betreffende het erfrecht - Verordening (EU) nr. 650/2012 - Artikel 13 - Verklaring van verwerping van een nalatenschap die door een erfgenaam is afgelegd voor het gerecht van de lidstaat van zijn gewone verblijfplaats - Latere inschrijving, op verzoek van een andere erfgenaam, van deze verklaring in het register van een andere lidstaat)

(2023/C 179/08)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Sofiyski rayonen sad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: М. Ya. M.

Dictum

Artikel 13 van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring,

moet aldus worden uitgelegd dat

het niet eraan in de weg staat dat, wanneer een erfgenaam bij het gerecht van de lidstaat waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft, een verklaring van aanvaarding of verwerping van de nalatenschap heeft laten inschrijven van een erflater die ten tijde van zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat had, een andere erfgenaam nadien om inschrijving van die verklaring verzoekt bij het bevoegde gerecht van die andere lidstaat.


(1)  PB C 37 van 24.1.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/7


Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato — Italië) — Green Network SpA / SF, YB, Autorità di Regolazione per Energia Reti e Ambiente (ARERA)

[Zaak C-5/22 (1), Green Network (Bevel tot terugbetaling van kosten)]

(Prejudiciële verwijzing - Interne markt voor elektriciteit - Richtlijn 2009/72/EG - Artikel 37 - Bijlage I - Taken en bevoegdheden van de nationale regulerende instantie - Consumentenbescherming - Kosten voor administratief beheer - Bevoegdheid van de nationale regulerende instantie om terugbetaling te gelasten van de bedragen die door de eindafnemers zijn betaald overeenkomstig contractuele bedingen met betrekking waartoe die instantie een sanctie heeft opgelegd)

(2023/C 179/09)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Green Network SpA

Verwerende partijen: SF, YB, Autorità di Regolazione per Energia Reti e Ambiente (ARERA)

Dictum

Artikel 37, lid 1, onder i) en n), en lid 4, onder d), van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG, en bijlage I bij richtlijn 2009/72,

moeten aldus worden uitgelegd dat

zij zich er niet tegen verzetten dat een lidstaat de nationale regulerende instantie de bevoegdheid verleent om elektriciteitsbedrijven te gelasten hun eindafnemers het bedrag terug te betalen dat zij hebben betaald voor “kosten voor administratief beheer” overeenkomstig een contractueel beding dat door die instantie als onrechtmatig wordt beschouwd. Dit geldt ook in de gevallen waarin dit bevel tot terugbetaling niet is gebaseerd op redenen die verband houden met de kwaliteit van de door deze ondernemingen verleende dienst, maar op de schending van transparantieverplichtingen met betrekking tot tarieven.


(1)  PB C 128 van 21.3.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/8


Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — IP, DD, ZI, SS, HYA

[Zaak C-269/22 (1), IP e.a. (Vaststelling van de feiten in het hoofdgeding — II)]

(Prejudiciële verwijzing - Artikel 267 VWEU - Artikel 47, tweede alinea, en artikel 48, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Recht op een onpartijdig gerecht - Recht op het vermoeden van onschuld - Uiteenzetting van het feitelijk kader in een verzoek om een prejudiciële beslissing in strafzaken - Vaststelling van bepaalde feiten om bij het Hof een ontvankelijk verzoek om een prejudiciële beslissing in te kunnen dienen - Eerbiediging van de procedurele waarborgen waarin het nationale recht voorziet voor uitspraken ten gronde)

(2023/C 179/10)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Spetsializiran nakazatelen sad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: IP, DD, ZI, SS, HYA

in tegenwoordigheid van: Spetsializirana prokuratura

Dictum

Artikel 267 VWEU, gelezen in het licht van artikel 47, tweede alinea, en artikel 48, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

moet aldus worden uitgelegd dat

het er niet aan in de weg staat dat een nationale rechter in strafzaken vóór enige uitspraak ten gronde met inachtneming van de procedurele waarborgen uit hoofde van het nationale recht bepaalde feiten vaststelt teneinde bij het Hof een ontvankelijk verzoek om een prejudiciële beslissing in te kunnen dienen.


(1)  PB C 303 van 8.8.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/8


Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Bundesgerichtshof — Duitsland) — PT / VB

[Zaak C-343/22 (1), PT (Bevel tot betaling naar Zwitsers recht)]

(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Lugano II-Verdrag - Procedure voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen - Artikel 34, punt 2 - Stuk dat het geding inleidt in de staat van herkomst - Regelmatige kennisgeving van een betalingsbevel dat wordt gevolgd door een onregelmatige betekening van een verzoekschrift waarmee een vordering tot betaling naar Zwitsers recht wordt ingesteld)

(2023/C 179/11)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: PT

Verwerende partij: VB

Dictum

Artikel 34, punt 2, van het op 30 oktober 2007 ondertekende Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, waarvan de sluiting namens de Europese Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 2009/430/EG van de Raad van 27 november 2008,

moet aldus worden uitgelegd dat

het verzoekschrift tot inleiding van een Forderungsklage naar Zwitsers recht die na de voorafgaande uitvaardiging van een Zwitsers betalingsbevel wordt ingesteld zonder dat wordt verzocht om opheffing van het tegen dat betalingsbevel gemaakte bezwaar, het stuk is dat het geding inleidt in de zin van die bepaling.


(1)  PB C 340 van 5.9.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/9


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 28 februari 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial No 1 de Pontevedra — Spanje) — Dalarjo SL e.a. / Renault Trucks Sasu

(Zaak C-285/21 (1), Dalarjo e.a.)

(Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Mededingingsregelingen - Schadevorderingen wegens inbreuken op het mededingingsrecht van de Unie - Besluit van de Europese Commissie waarbij een inbreuk wordt vastgesteld - Speciale vrachtwagens - Gelede dumper)

(2023/C 179/12)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia Provincial no 1 de Pontevedra

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Dalarjo SL e.a.

Verwerende partij: Renault Trucks Sasu

Dictum

Besluit C(2016) 4673 van de Europese Commissie van 19 juli 2016 inzake een procedure op grond van artikel 101 [VWEU] en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39824 — Vrachtwagens), moet aldus worden uitgelegd dat speciale vrachtwagens, gelede dumpers daaronder begrepen, behoren tot de producten waarop het in dat besluit vastgestelde kartel betrekking had.


(1)  Datum van indiening: 28.4.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/10


Beschikking van het Hof (Negende kamer) van 28 februari 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia no 17 de Palma de Mallorca — Spanje) — AW, PN / Caixabank SA

(Zaak C-254/22 (1), Caixabank)

(Prejudiciële verwijzing - Artikelen 53 en 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Consumentenbescherming - Richtlijn 93/13/EEG - Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten - Richtlijn 2014/17/EU - Hypothecaire lening - Variabele rentevoet - Beding met een rentevoet die is gebaseerd op de voor hypothecaire leningen bepaalde referentie-index (IRPH) vermeerderd met 0,50 % - Criteria om het oneerlijke karakter van een dergelijk beding te beoordelen - Vereisten van goede trouw, evenwicht en transparantie - Gevolgen van de vaststelling van het oneerlijke karakter van het beding)

(2023/C 179/13)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de Primera Instancia no 17 de Palma de Mallorca

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: AW en PN

Verwerende partij: Caixabank SA

Dictum

1)

Het tweede gedeelte van de eerste prejudiciële vraag, het tweede gedeelte van de elfde prejudiciële vraag, en de vijftiende prejudiciële vraag van de Juzgado de Primera Instancia no 17 de Palma de Mallorca (rechter in eerste aanleg nr. 17 Palma de Mallorca, Spanje) zijn kennelijk niet-ontvankelijk.

2)

De artikelen 3, 5 en 7, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten,

moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale wettelijke regeling en nationale rechtspraak op grond waarvan de kredietverstrekker niet verplicht is om bij de sluiting van een hypothecaire leningsovereenkomst de consument informatie te verstrekken over de evolutie van de referentie-index in het verleden — minstens over de afgelopen twee jaren — in vergelijking met tenminste één andere index zoals Euribor, mits die nationale wetgeving en rechtspraak de rechter in staat stelt om zich ervan te vergewissen dat, gelet op de beschikbare en toegankelijke openbare informatie en de in voorkomend geval door de kredietverstrekker verstrekte informatie, een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument in staat is gesteld om de concrete werking van de berekeningswijze van de rentevoet te begrijpen en om aldus op basis van nauwkeurige en begrijpelijke criteria de — mogelijk aanzienlijke — economische gevolgen van een beding tot vaststelling van een variabele rentevoet voor zijn financiële verplichtingen in te schatten.

3)

De artikelen 3, 5 en 7 van richtlijn 93/13

moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling en nationale rechtspraak op grond waarvan het gebrek aan goede trouw van de kredietverstrekker een noodzakelijke voorafgaande voorwaarde is voor elke inhoudelijk toetsing van een niet-transparant beding in een consumentenovereenkomst. Het staat aan de verwijzende rechter om, rekening houdend met het geheel van de relevante omstandigheden van het hoofdgeding, vast te stellen of de kredietverstrekker moet worden geacht te goeder trouw te hebben gehandeld bij de vaststelling van de rentevoet voor een hypothecaire lening onder verwijzing naar een wettelijke index, en of het beding dat een dergelijke index bevat een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument kan veroorzaken.

4)

Artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 1, van richtlijn 93/13

moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet eraan in de weg staan dat de nationale rechter in geval van nietigheid van een oneerlijk beding dat verwijst naar een referentie-index voor de vaststelling van de variabele rentevoet van een hypothecaire lening, die index vervangt door een wettelijke index die van toepassing is wanneer de partijen bij de overeenkomst niet anders zijn overeengekomen, voor zover de betrokken hypotheekovereenkomst in geval van schrapping van dat oneerlijke beding niet kan voortbestaan en de nietigverklaring van die overeenkomst in haar geheel de consument zou blootstellen aan uiterst nadelige consequenties.

(1)  Datum van indiening: 12.4.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/11


Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 10 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Düsseldorf — Duitsland) — Eurowings GmbH/flightright GmbH

[Zaak C-607/22 (1), Eurowings (Niet-bestaande vlucht)]

(Prejudiciële verwijzing - Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof - Luchtvervoer - Verordening (EG) nr. 261/2004 - Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan passagiers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten - Artikel 2 - Begrip “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” - Bij een reisbureau geboekte vlucht - Vermeend niet-bestaande vlucht)

(2023/C 179/14)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Düsseldorf

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Eurowings GmbH

Verwerende partij: flightright GmbH

Dictum

Artikel 2, onder b), van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91

moet aldus worden uitgelegd dat

een luchtvaartmaatschappij niet kan worden aangemerkt als “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” in de zin van deze bepaling wanneer de passagier met een reisbureau een overeenkomst heeft gesloten voor een specifieke vlucht — met een vluchtnummer en een datum — die werd geacht door deze luchtvaartmaatschappij te worden uitgevoerd, terwijl die luchtvaartmaatschappij voor deze datum nooit een vlucht met dat nummer heeft gepland, maar wel kan worden aangemerkt als “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” in de zin van die bepaling wanneer zij een — in voorkomend geval naderhand door haar gewijzigd — aanbod heeft gedaan.


(1)  Datum van neerlegging: 20.9.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/11


Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KO tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-119/22 AJ, KO / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en Eulex Kosovo

(Zaak C-485/22 P)

(2023/C 179/15)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: KO (vertegenwoordigers: P. Koutrakos, dikigoros, F. Randolph, advocaat, en J. Stojsavljevic-Savic, Solicitor)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

Bij beschikking van 31 maart 2023 heeft het Hof van Justitie (Zesde kamer) de hogere voorziening afgewezen wegens kennelijke onbevoegdheid van het Hof en KO verwezen in haar eigen kosten.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/12


Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KM tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-120/22, KM / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en Eulex Kosovo

(Zaak C-486/22 P)

(2023/C 179/16)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: KM (vertegenwoordigers: P. Koutrakos, dikigoros, F. Randolph, advocaat, en J. Stojsavljevic-Savic, Solicitor)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

Bij beschikking van 31 maart 2023 heeft het Hof van Justitie (Zesde kamer) de hogere voorziening afgewezen wegens kennelijke onbevoegdheid van het Hof en KM verwezen in zijn eigen kosten.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/12


Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KR tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-121/22, AJ, KR / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie en Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)

(Zaak C-487/22 P)

(2023/C 179/17)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: KR (vertegenwoordigers: P. Koutrakos, dikigoros, F. Randolph, advocaat, en J. Stojsavljevic-Savic, Solicitor)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)

Bij beschikking van 31 maart 2023 heeft het Hof van Justitie (Zesde kamer) de hogere voorziening afgewezen wegens kennelijke onbevoegdheid van het Hof en KR verwezen in haar eigen kosten.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/12


Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KQ tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-122/22, AJ, KQ / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

(Zaak C-488/22 P)

(2023/C 179/18)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: KQ (vertegenwoordigers: P. Koutrakos, dikigoros, F. Randolph, advocaat, en J. Stojsavljevic-Savic, Solicitor)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

Bij beschikking van 31 maart 2023 heeft het Hof van Justitie (Zesde kamer) de hogere voorziening afgewezen wegens kennelijke onbevoegdheid van het Hof en KQ verwezen in haar eigen kosten.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/13


Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door VZ tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-127/22, AJ, VZ / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

(Zaak C-489/22 P)

(2023/C 179/19)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: VZ (vertegenwoordigers: P. Koutrakos, dikigoros, F. Randolph, advocaat, en J. Stojsavljevic-Savic, Solicitor)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

Bij beschikking van 31 maart 2023 heeft het Hof van Justitie (Zesde kamer) de hogere voorziening afgewezen wegens kennelijke onbevoegdheid van het Hof en VZ verwezen in haar eigen kosten.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/13


Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KN tegen de beschikking van het Gerecht (president) van 19 mei 2022 in zaak T-139/22, AJ, KN / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

(Zaak C-490/22 P)

(2023/C 179/20)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: KN (vertegenwoordigers: P. Koutrakos, dikigoros, F. Randolph, advocaat, en J. Stojsavljevic-Savic, Solicitor)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

Bij beschikking van 31 maart 2023 heeft het Hof van Justitie (Zesde kamer) de hogere voorziening afgewezen wegens kennelijke onbevoegdheid van het Hof en KN verwezen in haar eigen kosten.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/13


Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2022 door KP tegen de beschikking van de president van het Gerecht van 19 mei 2022 in zaak T-140/22 AJ, KP / Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en Eulex Kosovo

(Zaak C-491/22 P)

(2023/C 179/21)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: KP (vertegenwoordigers: P. Koutrakos, dikigoros, F. Randolph, advocaat, en J. Stojsavljevic-Savic, Solicitor)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), Eulex Kosovo

Bij beschikking van 31 maart 2023 heeft het Hof van Justitie (Zesde kamer) de hogere voorziening afgewezen wegens kennelijke onbevoegdheid van het Hof en KP verwezen in haar eigen kosten.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curtea de Apel Alba Iulia (Roemenië) op 29 december 2022 — Biohemp Concept SRL / Direcţia pentru Agricultură Judeţeană Alba

(Zaak C-793/22, Biohemp Concept)

(2023/C 179/22)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Curtea de Apel Alba Iulia

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Biohemp Concept SRL

Verwerende partij: Direcţia pentru Agricultură Judeţeană Alba

Prejudiciële vraag

Moeten verordening nr. 1307/2013 (1), verordening nr. 1308/2013 (2) en de artikelen 35, 36 en 38 VWEU aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling voor zover deze de teelt van hennep (Cannabis sativa) in hydrocultuursystemen in afgesloten ruimten verbiedt?


(1)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 608).

(2)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 671).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/14


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof (Duitsland) op 8 februari 2023 — M-GbR / Finanzamt O

(Zaak C-68/23, Finanzamt O)

(2023/C 179/23)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster en verzoekster tot “Revision”: M-GbR

Verweerder en verweerder in “Revision”: Finanzamt O

Prejudiciële vragen

1)

Is er sprake van een voucher voor enkelvoudig gebruik in de zin van artikel 30 bis, punt 2, van de btw-richtlijn (1) indien

weliswaar de plaats van de dienstverrichting waarop de voucher betrekking heeft, bekend is voor zover deze diensten aan eindverbruikers op het grondgebied van een bepaalde lidstaat moeten worden geleverd,

maar de fictie van artikel 30 ter, lid 1, eerste alinea, eerste volzin, van de btw-richtlijn, volgens welke ook de overdracht van de voucher tussen belastingplichtigen wordt beschouwd als het verrichten van de dienst waarop de voucher betrekking heeft, ertoe leidt dat op het grondgebied van een andere lidstaat een dienst wordt verricht?

2)

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord (en dus in casu een voucher voor meervoudig gebruik in het geding is): Staat artikel 30 ter, lid 2, eerste alinea, van de btw-richtlijn, volgens hetwelk de feitelijke verrichting van de diensten, in ruil voor een door de verrichter van de dienst als volledige of gedeeltelijke tegenprestatie aanvaarde voucher voor meervoudig gebruik, overeenkomstig artikel 2 aan btw onderworpen is, terwijl iedere voorafgaande overdracht van deze voucher voor meervoudig gebruik niet aan btw onderworpen is, in de weg aan een anderszins vastgestelde belastingplicht (arrest van het Hof van Justitie van 3 mei 2012, Lebara — C-520/10, EU:C:2012:264)?


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2016/1065 van de Raad van 27 juni 2016 tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG wat de behandeling van vouchers betreft (PB 2016, L 177, blz. 9).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 15 februari 2023 — MA / FCA Italy SpA en FPT Industrial SpA

(Zaak C-81/23, FCA Italy en FPT Industrial)

(2023/C 179/24)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: MA

Verwerende partijen: FCA Italy SpA, FPT Industrial SpA

Prejudiciële vraag

Moet artikel 7, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 (1) betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aldus worden uitgelegd dat, in het geval van een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad tegen een in lidstaat A (in casu: Italië) gevestigde ontwikkelaar van een dieselmotor met een verboden manipulatie-instrument in de zin van artikel 5, lid 2, van verordening (EG) nr. 715/2007 (2) betreffende typegoedkeuring, waarbij het voertuig door een in lidstaat B (in casu: Oostenrijk) woonachtige eiser is gekocht van een in lidstaat C (in casu: Duitsland) gevestigde derde, onder de plaats waar de schade is ingetreden moet worden verstaan:

a)

de plaats waar de overeenkomst is gesloten,

b)

de plaats waar de overdracht van het voertuig heeft plaatsgevonden of

c)

de plaats waar het materiële gebrek dat tot de schade heeft geleid is ingetreden, dat wil zeggen de plaats van het beoogde gebruik van het voertuig?


(1)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PB 2012, L 351, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB 2007, L 171, blz. 1).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/15


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberverwaltungsgericht des Landes Sachsen-Anhalt (Duitsland) op 15 februari 2023 — Landkreis Jerichower Land / A.

(Zaak C-85/23, Landkreis Jerichower Land)

(2023/C 179/25)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberverwaltungsgericht des Landes Sachsen-Anhalt

Partijen in het hoofdgeding

Appellant: Landkreis Jerichower Land

Geïntimeerde: A.

Prejudiciële vraag

Moet artikel 24, lid 1, onder i), van verordening (EG) nr. 1069/2009 (1), laatstelijk gewijzigd bij artikel 46 [van verordening (EU) 2019/1009 (2)], aldus worden uitgelegd dat het begrip “opslag” mede ziet op een onderbreking van het vervoer waarbij containers met dierlijke bijproducten van categorie 3 in een ander vervoermiddel worden overgebracht en daarin enkele uren — tot maximaal acht — worden geplaatst alvorens naar een verwerkingsinrichting te worden vervoerd, zonder dat het materiaal wordt behandeld of in andere containers wordt overgeladen?


(1)  Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB 2009, L 300, blz. 1).

(2)  Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten en tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009 en tot intrekking van verordening (EG) nr. 2003/2003 (PB 2019, L 170, blz. 1).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/16


Hogere voorziening ingesteld op 8 maart 2023 door Hecht Pharma GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 11 januari 2023 in zaak T-346/21, Hecht Pharma GmbH / Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

(Zaak C-142/23 P)

(2023/C 179/26)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Hecht Pharma GmbH (vertegenwoordigers: C. Sachs, Rechtsanwältin, en J. Sachs, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, Gufic BioSciences Ltd.

Conclusies

Indien de hogere voorziening wordt toegelaten, verzoekt rekwirante het Hof:

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 11 januari 2023, Hecht Pharma GmbH / EUIPO — Gufic BioSciences (Gufic), T-346/21, EU:T:2023:2, in zijn geheel te vernietigen wegens een onjuiste opvatting van de feiten;

de beslissing van de tweede kamer van beroep van 3 juni 2021 in zaak R 2738/2019-2 te vernietigen en Uniemerk nr. 8 613 044 “Gufic” ook voor waren van de klasse 5 “geneesmiddelen” vervallen te verklaren;

de zaak niet af te doen zonder mondelinge behandeling;

het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en de interveniërende partij voor het Gerecht, Gufic BioSciences, te verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure en in die van de voorafgaande procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante betoogt dat het in de hogere voorziening gaat om procedurefouten en vragen die de bestreden beslissing overstijgen en van fundamentele betekenis zijn, wat de uitlegging betreft van artikel 18, lid 1, van verordening 2017/1001 (1), rekening houdend met overweging 28 ervan, en de waren van klasse 5 “geneesmiddelen”.

Zij betoogt dat het publiek naar de letter van het begrip “geneesmiddel” een product verwacht die in staat is menselijke ziekten te voorkomen, verlichten en genezen.

Het Gerecht heeft volgens rekwirante zijn beoordeling niet gebaseerd op de betekenis van de vermelding “Ayurvedic Medicine” op de verpakking, maar heeft louter het begrip “Medicine” als “geneesmiddel” opgevat en heeft dan ook niet alle feiten en omstandigheden van de zaak in aanmerking te nemen.

Het Gerecht is op basis van de vermeldingen op de verpakking (Ayurvedic Medicine en de indicaties) tot de slotsom gekomen dat het product een geneesmiddel naar werking is. Rekwirante betoogt echter dat het in dat geval niet om een geneesmiddel in de letterlijke zin gaat, maar enkel als zodanig wordt voorgesteld. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat geneesmiddelen naar werking niet de werkzaamheid hebben die consumenten ervan mogen verwachten. Omdat zij geen effect hebben, wil het Hof consumenten beschermen tegen geneesmiddelen naar werking (arrest van 15 januari 2009, Hecht-Pharma, C-140/07, EU:C:2009:5, punt 25; arrest van 15 november 2007, Commissie/Duitsland, C-319/05, EU:C:2007:678, punt 61). Volgens rekwirante is een gebruik dat de aan het merk verbonden rechten in stand houdt uitgesloten bij geneesmiddelen naar werking, aangezien er uit hoofde van artikel 87 van richtlijn 2001/83/EG (2) geen reclame voor mag worden gemaakt.

Rekwirante voert aan dat een product dat slechts tot een bepaalde warencategorie lijkt te behoren, in principe geen aanleiding kan geven tot een gebruik dat de rechten in stand houdt. Wanneer het louter als zodanig wordt voorgesteld door vermeldingen op de verpakking, maar het product zelf niet de karakteristieken van de warencategorie heeft, voldoet het niet aan de voorwaarden van overweging 28 en artikel 18, lid 1, van verordening 2017/1001.

Bij de beoordeling of van het merk een normaal gebruik is gemaakt, moet rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de commerciële exploitatie ervan reëel is, inzonderheid de gebruiken die in de betrokken economische sector gerechtvaardigd worden geacht om voor de door het betrokken merk beschermde geneesmiddelen marktaandelen te behouden of te veroveren, de aard van die waren of diensten, de kenmerken van de markt en de omvang en de frequentie van het gebruik van het merk.

Het normaal gebruik van een merk kan verder niet worden aangenomen op basis van waarschijnlijkheden of vermoedens, maar moet worden aangetoond aan de hand van concrete en objectieve gegevens die een daadwerkelijk en afdoend gebruik van het merk op de betrokken markt aantonen.

Volgens overweging 28 en artikel 18, lid 1, van verordening 2017/1001 omvat het gebruik van algemene bewoordingen alleen de waren die onder de letterlijke betekenis van die algemene bewoordingen vallen.

Op de verpakking staat niet het begrip “geneesmiddel” maar wel “Ayurvedic Medicine” aangegeven. De door interveniënte overgelegde documenten omschrijven de waren als “Ayurvedic Medicine” en niet als geneesmiddel. Rekwirante betoogt dat het Gerecht er zich toe beperkt heeft het begrip “Medicine” als “geneesmiddel” op te vatten, waardoor het slechts een vermoeden heeft geuit maar zich niet heeft uitgesproken over de feitelijke vermelding “Ayurvedic Medicine”.

Rekwirante heeft niet louter verwezen naar de wetgeving uit Indië, het herkomstland van de waren, maar heeft ook het door ondervraging van een op de hoogte gebrachte vertegenwoordiger van de Indische federale autoriteit verkregen bewijs verschaft dat zelfs in Indië een onderscheid wordt gemaakt tussen geneesmiddelen en “Ayurvedic Medicine”.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de relevante rechterlijke en administratieve beslissingen de betrokken waar als “onschadelijk geneesmiddel” aanduidden. Het heeft geen rekening gehouden met de door rekwirante overgelegde documenten waaruit blijkt dat voor de betrokken waar in Duitsland geen toelating werd gegeven wegens aanzienlijke toxicologische effecten en dat die beslissing door een latere gerechtelijke procedure definitief is bevestigd.

Een standpunt van de overheid kan in Duitsland een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing niet opheffen. Het Gerecht gaat hier echter van uit.

Het Gerecht oordeelde dat een medisch voorschrift een aanwijzing is dat het om een geneesmiddel gaat en dat rekwirante dit niet betwistte. Rekwirante stelt dat dit niet klopt. Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van rekwirante uitdrukkelijk gesteld dat vanwege de therapeutische vrijheid in Duitsland, dokters zelfs levensmiddelen mogen voorschrijven. Het Gerecht veronderstelde dat consumenten op basis van de presentatie de waar zouden zien als geneesmiddel. Het hield geen rekening met de kennis in vakkringen die er zich zeer goed van bewust zijn dat waren die “Ayurvedic Medicine” zijn, ineffectief zijn en dat aan de waar in kwestie geen toelating werd gegeven.


(1)  Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (codificatie) (PB 2017, L 154, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB 2001, L 311, blz. 67).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 10 maart 2023 — Gestore dei Servizi Energetici SpA — GSA / Erg Eolica Ginestra Srl e a.

(Zaak C-148/23, Gestore dei Servizi Energetici)

(2023/C 179/27)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Gestore dei Servizi Energetici SpA — GSA

Verwerende partijen: Erg Eolica Ginestra Srl, Erg Eolica Campania SpA, Erg Eolica Fossa del Lupo Srl, Erg Eolica Amaroni Srl, Erg Eolica Adriatica Srl, Erg Eolica San Vincenzo Srl, Erg Eolica San Circeo Srl, Erg Eolica Faeto Srl, Green Vicari Srl, Erg Wind Energy Srl, Erg Wind Sicilia 3 Srl, Erg Wind Sicilia 6 Srl, Erg Wind 4 Srl, Erg Wind 6 Srl, Erg Wind Sicilia 5 Srl, Erg Wind 2000 Srl, Erg Wind Sicilia 2 Srl, Erg Wind Sardegna Srl, Erg Wind Sicilia 4 Srl, Erg Hydro Srl, Erg Power Generation SpA, Ministero dello Sviluppo Economico

Prejudiciële vraag

Moeten richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van richtlijn 2001/77/EG en richtlijn 2003/30/EG (1), in het bijzonder de overwegingen 8, 14, 25 en de artikelen 1 en 3, daarvan, alsmede artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gelezen in het licht van het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling als die van wetsbesluit nr. 28 van 3 maart 2011 en het ministerieel besluit van 6 juli 2012 — zoals uitgelegd in de vaste rechtspraak van de Consiglio di Stato — die aan de toekenning van stimulansen de voorwaarde verbindt dat een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten tussen GSE en de entiteit die verantwoordelijk is voor de installatie, die ook geldt voor installaties die met gebruikmaking van hernieuwbare energiebronnen elektriciteit opwekken die vóór 31 december 2012 in gebruik zijn genomen?


(1)  PB 2009, L 140, blz. 16.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Upravni sud u Zagrebu (Kroatië) op 20 maart 2023 — UP CAFFE d.o.o. / Ministarstvo financija Republike Hrvatske

(Zaak C-171/23, UP CAFFE)

(2023/C 179/28)

Procestaal: Kroatisch

Verwijzende rechter

Upravni sud u Zagrebu

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: UP CAFFE d.o.o.

Verwerende partij: Ministarstvo financija Republike Hrvatske

Prejudiciële vraag

Verplicht het Unierecht de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties om de belasting over de toegevoegde waarde vast te stellen (en niet om het verzoek om teruggaaf te weigeren) wanneer uit objectieve gegevens van de zaak blijkt dat btw-fraude is gepleegd door de oprichting van een nieuwe vennootschap, dat wil zeggen door het onderbreken van de continuïteit van de belastbare activiteit van de vorige vennootschap, wanneer de belastingplichtige wist of had moeten weten dat hij aan een dergelijke handeling deelnam en het nationale recht op het tijdstip waarop het belastbare feit plaatsvond niet in een dergelijke vaststelling voorzag?


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/19


Beroep ingesteld op 23 maart 2023 — Europese Commissie / Republiek Bulgarije

(Zaak C-186/23)

(2023/C 179/29)

Procestaal: Bulgaars

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: Gr. Koleva en J. Samnadda, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Bulgarije

Middelen en voornaamste argumenten

Bij richtlijn (EU) 2019/790 (1) van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (hierna: “richtlijn”) worden voorschriften vastgesteld die gericht zijn op verdere harmonisatie van het Unierecht met betrekking tot het auteursrecht en naburige rechten in het kader van de interne markt, met name rekening houdend met digitaal en grensoverschrijdend gebruik van beschermde content. Deze richtlijn bevat ook regels inzake uitzonderingen op en beperkingen van het auteursrecht en naburige rechten en inzake de bevordering van de licentieverlening, alsmede regels die erop gericht zijn te zorgen voor een goed werkende markt voor de exploitatie van werken en andere materialen. Volgens artikel 29, lid 2, “[delen d]e lidstaten […] de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen”.

Op 23 juni 2021 heeft de Commissie een ingebrekestelling naar de Republiek Bulgarije gestuurd. Op 19 mei 2022 heeft de Commissie een met redenen omkleed advies doen toekomen. Desondanks zijn de maatregelen ter omzetting van de richtlijn niet vastgesteld of althans niet aan de Commissie meegedeeld.

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Hof

1.

vast te stellen dat de Republiek Bulgarije haar verplichtingen uit hoofde van artikel 29 van richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG niet is nagekomen door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om aan de richtlijn te voldoen en door die bepalingen niet aan de Commissie mee te delen;

2.

de Republiek Bulgarije te veroordelen tot betaling aan de Commissie van een forfaitair bedrag dat overeenkomt met het hoogste van de volgende twee bedragen: 1) een bedrag per dag van 1 800 EUR, vermenigvuldigd met het aantal dagen die zijn verstreken vanaf de dag na afloop van de in de richtlijn bepaalde omzettingstermijn tot aan de dag waarop de niet-nakoming is geëindigd, of wanneer de niet-nakoming blijft voortduren, tot aan de dag waarop het arrest in de onderhavige zaak wordt gewezen; 2) een forfaitair minimumbedrag van 504 000 EUR;

3.

om de Republiek Bulgarije, voor het geval dat de in punt 1 genoemde niet-nakoming voortduurt tot aan de dag waarop het arrest in de onderhavige zaak wordt gewezen, te gelasten aan de Commissie een dwangsom van 10 800 EUR per dag te betalen voor elke dag vertraging vanaf de dag waarop het arrest in de onderhavige zaak wordt gewezen en zolang deze staat zijn verplichtingen uit hoofde van de richtlijn niet nakomt;

4.

de Republiek Bulgarije te verwijzen in de kosten.


(1)  PB 2019, L 130, blz. 92.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/20


Beroep ingesteld op 28 maart 2023 — Commissie/Polen

(Zaak C-201/23)

(2023/C 179/30)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Samnadda, B. Sasinowska, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Polen

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Polen, door niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (1) en door deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens artikel 29 van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

veroordeling van de Republiek Polen tot betaling aan de Commissie van een forfaitaire som van i) een bedrag van 13 700 EUR per dag vanaf de dag na het verstrijken van de termijn voor de omzetting van deze richtlijn tot de dag dat zij haar verplichtingen uit de richtlijn is nagekomen, of — mocht dat niet gebeuren — tot aan de dag van het arrest in de onderhavige zaak; of ii) een forfaitaire minimumsom ter hoogte van 3 836 000 EUR, als dat bedrag hoger is;

ingeval de in het eerste streepje vastgestelde niet-nakoming voortduurt tot de dag van uitspraak van het arrest in deze zaak: veroordeling van de Republiek Polen tot betaling aan de Commissie van een dwangsom van 82 200 EUR per dag vertraging vanaf de dag van uitspraak van het arrest in deze zaak tot de dag dat de Republiek Polen haar verplichtingen uit de richtlijn nakomt; en

verwijzing van de Republiek Polen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De termijn voor de omzetting van richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad is op 7 juni 2021 verstreken.

Bij richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad zijn voorschriften vastgesteld die gericht zijn op verdere harmonisatie van het Unierecht met betrekking tot het auteursrecht en naburige rechten in het kader van de interne markt, met name rekening houdend met digitaal en grensoverschrijdend gebruik van beschermde content. Deze richtlijn bevat ook regels inzake uitzonderingen op en beperkingen van het auteursrecht en naburige rechten en inzake de bevordering van de licentieverlening, alsmede regels die erop gericht zijn te zorgen voor een goed werkende markt voor de exploitatie van werken en andere materialen.

Artikel 29, lid 1, van de richtlijn bepaalt: „De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 7 juni 2021 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. Lid 2 bepaalt: “De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

De Commissie heeft de Republiek Polen aangemaand de niet-nakoming uiterlijk op 23 juli 2021 te verhelpen. Op 19 mei 2022 heeft de Commissie de Republiek Polen een met redenen omkleed advies doen toekomen. Desondanks heeft de Republiek Polen nog geen omzettingsmaatregelen genomen noch de Commissie daarover iets meegedeeld.


(1)  PB 2019, L 130, blz. 92.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/21


Beroep ingesteld op 31 maart 2023 — Europese Commissie/Portugese Republiek

(Zaak C-211/23)

(2023/C 179/31)

Procestaal: Portugees

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Samnadda en I. Melo Sampaio, gemachtigden)

Verwerende partij: Portugese Republiek

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Hof:

1)

vast te stellen dat de Portugese Republiek — door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (1), en door deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen — de krachtens artikel 29, leden 1 en 2, van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

2)

de Portugese Republiek te veroordelen tot betaling aan de Commissie van een vast bedrag dat overeenkomt met het hoogste van de volgende twee bedragen: i) een bedrag van 4 600 EUR per dag, vermenigvuldigd met het aantal dagen tussen de dag volgende op het verstrijken van de in richtlijn 2019/790 vastgestelde omzettingstermijn en de datum waarop de inbreuk is beëindigd of, indien de inbreuk niet is beëindigd, de datum van vaststelling van het arrest, of ii) het vaste minimumbedrag van 1 288 000 EUR;

3)

indien op de datum waarop het Hof zijn arrest vaststelt geen einde is gemaakt aan de krachtens punt 1 vastgestelde inbreuk, de Portugese Republiek te veroordelen tot betaling aan de Commissie van een dwangsom van 27 600 EUR per dag vertraging, tot op de datum waarop de lidstaat voldoet aan zijn verplichtingen krachtens richtlijn 2019/790;

4)

Republiek Portugal te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG actualiseert de auteursrechtelijke regels om rekening te houden met digitale technologieën die de wijze waarop creatieve content wordt geproduceerd, verspreid en toegankelijk gemaakt, hebben veranderd. In artikel 29, lid 1, van de richtlijn wordt 7 juni 2021 vastgesteld als uiterste datum voor de omzetting door de lidstaten. Volgens artikel 29, lid 2, van deze richtlijn “[delen de lidstaten] de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen”.

Op 23 juni 2021 heeft de Commissie de Portugese Republiek een aanmaningsbrief gestuurd. Op 19 mei 2022 heeft de Commissie deze lidstaat een met redenen omkleed advies toegezonden. De maatregelen voor de volledige omzetting van de richtlijn zijn echter nog niet vastgesteld of in ieder geval nog niet aan de Commissie meegedeeld.


(1)  PB 2019, L 130, blz. 92.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/22


Beroep ingesteld op 31 maart 2023 — Europese Commissie / Koninkrijk Denemarken

(Zaak C-214/23)

(2023/C 179/32)

Procestaal: Deens

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Samnadda en C. Vang, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk Denemarken

Conclusies

Verzoekende partij verzoekt het Hof

vast te stellen dat het Koninkrijk Denemarken zijn verplichtingen krachtens artikel 29 van richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (1) niet is nagekomen door niet uiterlijk op 7 juni 2021 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om aan deze richtlijn te voldoen of, althans, door deze wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen niet aan de Commissie mee te delen;

het Koninkrijk Denemarken te veroordelen tot betaling aan de Commissie van een forfaitaire som van 3 642 EUR per dag vanaf de dag volgend op de uiterste datum voor omzetting van de richtlijn, namelijk 8 juni 2021, tot de dag waarop de niet-nakoming wordt beëindigd of, indien deze niet wordt beëindigd, tot de dag waarop het arrest wordt uitgesproken in de onderhavige zaak, maar niet minder dan 1 456 000 EUR;

indien de onder het eerste streepje bedoelde niet-nakoming door het Hof wordt vastgesteld en voortduurt na de uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak, het Koninkrijk Denemarken te veroordelen tot betaling aan de Commissie van een dwangsom van 21 840 EUR per dag vertraging, te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het arrest tot de datum waarop het Koninkrijk Denemarken aan zijn verplichtingen uit hoofde van de richtlijn heeft voldaan;

het Koninkrijk Denemarken te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG actualiseert de auteursrechtelijke regels om rekening te houden met de digitale technologieën die de wijze waarop creatieve inhoud wordt geproduceerd, verspreid en geraadpleegd, hebben veranderd. Artikel 29, lid 1, van de richtlijn bepaalt dat de richtlijn uiterlijk op 7 juni 2021 in nationaal recht moet zijn omgezet en dat de lidstaten de Commissie daarvan onverwijld in kennis moeten stellen.

Het Koninkrijk Denemarken is deze verplichting niet nagekomen. Zo heeft Denemarken de Commissie op 24 juni 2021 in kennis gesteld van de omzetting van de artikelen 15 en 17 van de richtlijn, maar niet van de rest van de richtlijn. De Commissie heeft Denemarken daarom op 23 juli 2021 een aanmaningsbrief gestuurd. Op 24 september 2021 heeft de Deense regering op de aanmaningsbrief geantwoord en erkend dat de richtlijn niet volledig in Deens recht was omgezet. Op 19 mei 2022 stuurde de Commissie Denemarken een met redenen omkleed advies, waar de Deense regering op 30 juni 2022 op heeft geantwoord. In haar antwoord heeft zij gemeld dat de richtlijn nog steeds niet volledig in Deens recht was omgezet. De Deense regering heeft laatstelijk in maart 2023 te kennen gegeven dat het Koninkrijk Denemarken nog niet alle nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen had vastgesteld om aan de richtlijn te voldoen.

De richtlijn is vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure en de zaak valt derhalve binnen de werkingssfeer van artikel 260, lid 3, VWEU. Denemarken is de krachtens artikel 29 van de richtlijn op hem rustende verplichting om alle nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om uiterlijk op 7 juni 2021 om aan de richtlijn te voldoen en de Commissie daarvan onverwijld in kennis te stellen, niet nagekomen. Derhalve is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 260, lid 3, VWEU.

De Commissie verzoekt het Hof dan ook het Koninkrijk Denemarken overeenkomstig artikel 260, lid 3, VWEU te veroordelen tot betaling van een forfaitaire som en dwangsommen, en deze sancties vast te stellen overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende economische sancties in het kader van niet-nakomingsprocedures.


(1)  PB 2019, L 130, blz. 92


Gerecht

22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/24


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Hubei Xinyegang Special Tube / Commissie

(Zaak T-500/17 RENV) (1)

(“Dumping - Invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een buitendiameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit China - Instelling van een definitief antidumpingrecht - Causaal verband - Artikel 3, leden 6 en 7, van verordening (EU) 2016/1036 - Kennelijke beoordelingsfout”)

(2023/C 179/33)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Hubei Xinyegang Special Tube Co. Ltd (Huangshi, China) (vertegenwoordigers: E. Vermulst en J. Cornelis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Maxian Rusche en K. Blanck, gemachtigden)

Interveniëntes aan de zijde van verwerende partij: ArcelorMittal Tubular Products Roman SA (Roman, Roemenië), Válcovny trub Chomutov a.s. (Chomutov, Republiek Tsjechië), Vallourec Deutschland GmbH (Düsseldorf, Duitsland) (vertegenwoordiger: G. Berrisch, advocaat)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2017/804 van de Commissie van 11 mei 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer (ander dan gietijzer) of van staal (ander dan roestvrij staal), met een rond profiel, met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (JO 2017, L 121, blz. 3), voor zover deze handeling haar betreft.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Hubei Xinyegang Special Tube Co. Ltd zal haar eigen kosten en die van de Europese Commissie, ArcelorMittal Tubular Products Roman SA, Válcovny trub Chomutov a.s. en Vallourec Deutschland GmbH dragen in de procedure voor het Hof in zaak C-891/19 P en in de procedures voor het Gerecht in de zaken T-500/17 en T-500/17 RENV.


(1)  PB C 318 van 25.9.2017.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/24


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Universität Bremen/REA

(Zaak T-660/19 RENV) (1)

(“Onderzoek en technologische ontwikkeling - Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie “Horizon 2020” - Oproep tot het indienen van voorstellen H2020-SC6-Governance-2019 - Besluit van het REA houdende afwijzing van een voorstel - Feitelijke vergissing - Onjuiste toepassing van het recht - Kennelijk onjuiste beoordeling”)

(2023/C 179/34)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Universität Bremen (Universiteit Bremen, Duitsland) (vertegenwoordiger: C. Schmid, hoogleraar)

Verwerende partij: Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek (vertegenwoordigers: V. Canetti et S. Payan-Lagrou, gemachtigden, bijgestaan door C. Wagner en R. van de Hourt, advocaten)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van besluit Ares(2019) 4590599 van het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) van 16 juli 2019 houdende afwijzing van haar voorstel in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen H2020-SC6-Governance-2019.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Universität Bremen wordt verwezen in de kosten van de procedures bij het Gerecht. Het Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA) wordt verwezen in de kosten van de procedure in hogere voorziening bij het Hof.


(1)  PB C 399 van 25.11.2019.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/25


Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Tazzetti/Commissie

(Zaken T-825/19 en T-826/19) (1)

(Milieu - Verordening (EU) nr. 517/2014 - Gefluoreerde broeikasgassen - Elektronisch register van quota voor het op de markt brengen van fluorkoolwaterstoffen - Ondernemingen met dezelfde uiteindelijke begunstigde - Enige producent of invoerder - Bezwarende handeling - Procesbelang - Ontvankelijkheid - Verzoek tot aanpassing van het verzoekschrift - Niet-ontvankelijkheid - Exceptie van onwettigheid - Uitlegging van een uitvoeringsverordening in overeenstemming met de basisverordening - Uitvoeringsbevoegdheid van de Commissie)

(2023/C 179/35)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij in zaak T-825/19: Tazzetti SpA (Volpiano, Italië) (vertegenwoordigers: M. Condinanzi, E. Ferrero en C. Vivani, advocaten)

Verzoekende partij in zaak T-826/19: Tazzetti SA (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: M. Condinanzi, E. Ferrero en C. Vivani, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Gattinara en E. Sanfrutos Cano, gemachtigden)

Voorwerp

Met hun op 4 december 2019 krachtens artikel 263 VWEU ingestelde beroepen vorderen verzoekster in zaak T-825/19, Tazzetti SpA (hierna: “Italiaanse vennootschap”), en verzoekster in zaak T-826/19, Tazzetti SA (hierna: “Spaanse vennootschap”), nietigverklaring van — ten eerste — de besluiten vervat in drie brieven van 27 en 30 september 2019 en twee e-mails van 6 en 20 november 2019 van de Europese Commissie, genomen krachtens uitvoeringsverordening (EU) 2019/661 van de Commissie van 25 april 2019 betreffende het waarborgen van de vlotte werking van het elektronisch quotaregister voor het op de markt brengen van fluorkoolwaterstoffen [(hierna: “hfk’s”)] (PB 2019, L 112, blz. 11), en — ten tweede — uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1604 van de Commissie van 23 oktober 2020 tot vaststelling, ingevolge verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende gefluoreerde broeikasgassen, van referentiewaarden voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023 voor elke producent of invoerder die met ingang van 1 januari 2015 rechtmatig fluorkoolwaterstoffen in de Unie op de markt heeft gebracht, zoals gerapporteerd op grond van die verordening (PB 2020, L 364, blz. 1).

Dictum

1)

De zaken T-825/19 en T-826/19 worden gevoegd voor het arrest.

2)

De besluiten vervat in de tweede van de op 27 september 2019 door de Europese Commissie verzonden brieven, in de brief van de Commissie van 30 september 2019 en in de e-mail van de Commissie van 20 november 2019, voor zover deze is gericht aan Tazzetti SpA en Tazzetti SA, worden nietig verklaard.

3)

De beroepen worden verworpen voor het overige.

4)

De Commissie zal naast haar eigen kosten de kosten van Tazzetti SpA en Tazzetti SA dragen.


(1)  PB C 45 van 10.2.2020.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/26


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Nouryon Industrial Chemicals e.a./Commissie

(Zaak T-868/19) (1)

(“Reach - Beoordeling van registratiedossiers en nalevingscontrole van de door de registranten ingediende informatie - Verzoek om aanvullende onderzoeken voor het registratiedossier voor dimethylether - Onderzoek naar prenataleontwikkelingstoxiciteit - Uitgebreid onderzoek naar de giftigheid voor de voortplanting met één generatie - Voorafgaand dosisbereikonderzoek - Artikel 51, lid 7, van verordening (EG) nr. 1907/2006 - Dierproeven - Artikel 25 van verordening nr. 1907/2006 - Kennelijk onjuiste beoordeling - Evenredigheid”)

(2023/C 179/36)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Nouryon Industrial Chemicals BV (Amsterdam, Nederland), Knoell NL BV (Maarssen, Nederland), Grillo-Werke AG (Duisburg, Duitsland), PCC Trade & Services GmbH (Duisburg) (vertegenwoordigers: R. Cana, Z. Romata en H. Widemann, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: R. Lindenthal en K. Mifsud-Bonnici, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Koninkrijk Denemarken (vertegenwoordiger M. Søndahl Wolff, gemachtigde), Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigers: M. Bulterman, A. Hanje en J. Langer, gemachtigden), Koninkrijk Zweden (vertegenwoordigers: A. Runeskjöld, C. Meyer-Seitz, M. Salborn Hodgson, H. Shev, H. Eklinder, R. Shahsavan Eriksson en O. Simonsson, gemachtigden), Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) (vertegenwoordigers: M. Heikkilä, W. Broere, S. Mahoney en N. Herbatschek, gemachtigden)

Voorwerp

Met hun beroep krachtens artikel 263 VWEU vorderen verzoeksters de nietigverklaring van uitvoeringsbesluit C(2019) 7336 final van de Commissie van 16 oktober 2019 inzake de nalevingscontrole van de registratie van dimethylether, dat na verwijzing door het Europees Agentschap voor chemische stoffen op grond van artikel 51, lid 7, van verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) is vastgesteld.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Verzoeksters dragen naast hun eigen kosten ook de kosten van de Europese Commissie, daaronder begrepen die van de procedure in kort geding.

3)

Het Koninkrijk Denemarken, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Zweden en het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 68 van 2.3.2020.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/27


Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Satabank/ECB

(Zaak T-72/20) (1)

(“Economisch en monetair beleid - Prudentieel toezicht op kredietinstellingen - Verordening (EU) nr. 1024/2013 - Verordening (EU) nr. 468/2014 - Onder prudentieel toezicht staande entiteit - Samengestelde administratieve procedure - Weigering van toegang tot het dossier - Besluit 2004/258/EG - Toegang tot documenten van de ECB”)

(2023/C 179/37)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Satabank plc (St Julian’s, Malta) (vertegenwoordiger: O. Behrends, advocaat)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank (vertegenwoordigers: G. Buono, A. Lefterov en E. Koupepidou, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van het besluit van de Europese Centrale Bank (ECB) van 26 november 2019 waarbij de ECB haar verzoek om toegang tot het haar betreffende dossier heeft afgewezen.

Dictum

1)

Het besluit van de Europese Centrale Bank (ECB) van 26 november 2019 waarbij zij het verzoek van Satabank plc om toegang tot het haar betreffende dossier heeft afgewezen, wordt nietig verklaard.

2)

De ECB wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 129 van 20.4.2020.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/27


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Wizz Air Hungary/Commissie (Blue Air; COVID-19 en reddingssteun)

(Zaak T-142/21) (1)

(“Staatssteun - Roemeense luchtvervoermarkt - Steun van Roemenië aan Blue Air in het kader van de COVID-19-pandemie - Reddingssteun aan Blue Air - Door de Roemeense Staat gegarandeerde lening - Besluit om geen bezwaar te maken - Beroep tot nietigverklaring - Steunmaatregel tot herstel van de schade veroorzaakt door een buitengewone gebeurtenis - Artikel 107, lid 2, onder b), VWEU - Raming van de schade - Oorzakelijk verband - Reeds bestaande financiële moeilijkheden bij de begunstigde onderneming - Inaanmerkingneming van de vermijdbare kosten - Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden - Artikel 107, lid 3, onder c), VWEU - Bijdrage van de steun aan een doelstelling van gemeenschappelijk belang - Eenmalige reddingssteun - Beginsel van non-discriminatie - Vrijheid van dienstverrichting - Vrijheid van vestiging - Motiveringsplicht”)

(2023/C 179/38)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Wizz Air Hungary Légiközlekedési Zrt. (Wizz Air Hungary Zrt.) (Boedapest, Hongarije) (vertegenwoordigers: E. Vahida, S. Rating en I.-G. Metaxas-Maranghidis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Flynn, V. Bottka en I. Barcew, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van besluit C(2020) 5830 final van de Commissie van 20 augustus 2020 betreffende steunmaatregel SA.57026 (2020/N) — Roemenië — COVID-19: Steun aan Blue Air.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Wizz Air Hungary Légiközlekedési Zrt. (Wizz Air Hungary Zrt.) wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 148 van 26.4.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/28


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Plusmusic/EUIPO — Groupe Canal + (+music)

(Zaak T-344/21) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk +music - Ouder nationaal beeldmerk + - Relatieve weigeringsgrond - Geen verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 - Groter onderscheidend vermogen van het oudere merk door gebruik”)

(2023/C 179/39)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Plusmusic AG (Dietikon, Zwitserland) (vertegenwoordigers: M. Maier en A. Spieß, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Gája, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Groupe Canal + (Issy-les-Moulineaux, Frankrijk) (vertegenwoordigers: M. Georges-Picot en C. Cuny, advocaten)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 16 april 2021 (zaak R 1236/2020-5).

Dictum

1)

De beslissing van de kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 16 april 2021 (zaak R 1236/2020-5) wordt vernietigd voor zover daarin wordt geoordeeld dat er verwarringsgevaar bestaat voor de waren en diensten van de klassen 11, 25, 35, 37 en 42.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Plusmusic AG, het EUIPO en Groupe Canal + zullen hun eigen kosten dragen.


(1)  PB C 329 van 16.8.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/29


Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Coinbase/EUIPO — bitFlyer (coinbase)

(Zaak T-366/21) (1)

(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie - Woordmerk coinbase - Absolute nietigheidsgrond - Kwade trouw - Artikel 52, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 59, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”])

(2023/C 179/40)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Coinbase, Inc. (Oakland, Californië, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: A. Nordemann, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: E. Markakis, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: bitFlyer Inc. (Tokyo, Japan)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster de vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 29 april 2021 (zaak R 1751/2020-4).

Dictum

1)

De beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 29 april 2021 (zaak R 1751/2020-4) wordt vernietigd.

2)

Het EUIPO wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 338 van 23.8.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/29


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — ZR/EUIPO

(Zaak T-400/21) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Kennisgeving van vacature - Aanvraag tot overplaatsing naar een andere instelling - Artikel 8, eerste alinea, van het Statuut - Weigering van overplaatsing - Rangorde - Artikel 29, lid 1, van het Statuut - Gelijke behandeling - Motiveringsplicht - Kennelijk onjuiste beoordeling - Zorgplicht - Corrigendum”)

(2023/C 179/41)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: ZR (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en A. Champetier, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: G. Predonzani en K. Tóth, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar op artikel 270 VWEU gebaseerde verzoekschrift vordert verzoekster nietigverklaring van het besluit van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 8 september 2020 waarin het haar aanvraag tot overplaatsing naar het EUIPO heeft afgewezen.

Dictum

1.

Het beroep wordt verworpen.

2.

ZR wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 368 van 13.9.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/30


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products (Installaties voor vloeistofvoorziening)

(Zaak T-505/21) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft - Nietigheidsgrond - Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming - Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 - Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald - Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002”)

(2023/C 179/42)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tinnus Enterprises LLC (Plano, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: T. Wuttke en J. Lewandowski, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Ivanauskas, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Mystic Products Import & Export, SL (Badalona, Spanje)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging en herziening van de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 9 juni 2021 (zaak R 1003/2018-3).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tinnus Enterprises LLC draagt haar eigen kosten alsook de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).


(1)  PB C 401 van 4.10.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/30


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises LLC/EUIPO — Mystic Products (Installaties voor vloeistofvoorziening)

(Zaak T-535/21) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft - Nietigheidsgrond - Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming - Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 - Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald - Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002”)

(2023/C 179/43)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tinnus Enterprises LLC (Plano, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: T. Wuttke en J. Lewandowski, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Ivanauskas, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Mystic Products Import & Export, SL (Badalona, Spanje)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot vernietiging en herziening van de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 16 juni 2021 (zaak R 1004/2018-3).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tinnus Enterprises LLC draagt haar eigen kosten alsook de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).


(1)  PB C 431 van 25.10.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/31


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products (Installaties voor vloeistofvoorziening)

(Zaak T-545/21) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft - Nietigheidsgrond - Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming - Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 - Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald - Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002”)

(2023/C 179/44)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tinnus Enterprises LLC (Plano, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: T. Wuttke en J. Lewandowski, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Ivanauskas, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Mystic Products Import & Export, SL (Badalona, Spanje)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot vernietiging en herziening van de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 16 juni 2021 (zaak R 1011/2018-3).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tinnus Enterprises LLC draagt haar eigen kosten alsook de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).


(1)  PB C 431 van 25.10.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/32


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products (Installaties voor vloeistofvoorziening)

(Zaak T-555/21) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft - Nietigheidsgrond - Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming - Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 - Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald - Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002”)

(2023/C 179/45)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tinnus Enterprises LLC (Plano, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: T. Wuttke en J. Lewandowski, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Ivanauskas, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Mystic Products Import & Export, SL (Badalona, Spanje)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot vernietiging en herziening van de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 16 juni 2021 (zaak R 1007/2018-3).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tinnus Enterprises LLC draagt haar eigen kosten alsook de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO).


(1)  PB C 431 van 25.10.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/32


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products en Koopman International (Installaties voor vloeistofvoorziening)

(Zaak T-575/21) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft - Nietigheidsgrond - Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming - Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 - Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald - Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002”)

(2023/C 179/46)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tinnus Enterprises LLC (Plano, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: T. Wuttke en J. Lewandowski, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Ivanauskas, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Mystic Products Import & Export, SL (Badalona, Spanje)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Koopman International BV (Amsterdam, Nederland) (vertegenwoordigers: G. van den Bergh en B. Brouwer, advocaten)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot vernietiging en herziening van de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 1 juli 2021 (zaak R 1006/2018-3).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tinnus Enterprises LLC draagt haar eigen kosten alsook de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en van Koopman International BV.


(1)  PB C 462 van 15.11.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/33


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products en Koopman International (Installaties voor vloeistofvoorziening)

(Zaak T-576/21) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft - Nietigheidsgrond - Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming - Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 - Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald - Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002”)

(2023/C 179/47)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tinnus Enterprises LLC (Plano, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: T. Wuttke en J. Lewandowski, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Ivanauskas, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Mystic Products Import & Export, SL (Badalona, Spanje)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Koopman International BV (Amsterdam, Nederland) (vertegenwoordigers: G. van den Bergh, A. van Hoek en B. Brouwer, advocaten)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot vernietiging en herziening van de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 1 juli 2021 (zaak R 1005/2018-3).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tinnus Enterprises LLC draagt haar eigen kosten alsook de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en van Koopman International BV.


(1)  PB C 462 van 15.11.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/34


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products en Koopman International (Installaties voor vloeistofvoorziening)

(Zaak T-577/21) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft - Nietigheidsgrond - Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming - Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 - Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald - Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002”)

(2023/C 179/48)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tinnus Enterprises LLC (Plano, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: T. Wuttke en J. Lewandowski, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Ivanauskas, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Mystic Products Import & Export, SL (Badalona, Spanje)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Koopman International BV (Amsterdam, Nederland) (vertegenwoordigers: G. van den Bergh, A. van Hoek en B. Brouwer, advocaten)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot vernietiging en herziening van de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 5 juli 2021 (zaak R 1010/2018-3).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tinnus Enterprises LLC draagt haar eigen kosten alsook de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en van Koopman International BV.


(1)  PB C 462 van 15.11.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/34


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products en Koopman International (Installaties voor vloeistofvoorziening)

(Zaak T-578/21) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft - Nietigheidsgrond - Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming - Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 - Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald - Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002”)

(2023/C 179/49)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tinnus Enterprises LLC (Plano, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: T. Wuttke en J. Lewandowski, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Ivanauskas, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Mystic Products Import & Export, SL (Badalona, Spanje)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Koopman International BV (Amsterdam, Nederland- (vertegenwoordigers: G. van den Bergh, A. van Hoek en B. Brouwer, advocaten)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot vernietiging en herziening van de beslissing van de derde kamer ven beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 1 juli 2021 (zaak R 1009/2018-3).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tinnus Enterprises LLC draagt haar eigen kosten alsook de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en van Koopman International BV.


(1)  PB C 462 van 15.11.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/35


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Tinnus Enterprises/EUIPO — Mystic Products en Koopman International (Installaties voor vloeistofvoorziening)

(Zaak T-588/21) (1)

(“Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat installaties voor vloeistofvoorziening weergeeft - Nietigheidsgrond - Niet-naleving van de voorwaarden voor bescherming - Artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 - Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald - Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002”)

(2023/C 179/50)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Tinnus Enterprises LLC (Plano, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: T. Wuttke en J. Lewandowski, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Ivanauskas, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Mystic Products Import & Export, SL (Badalona, Spanje)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Koopman International BV (Amsterdam, Nederland) (vertegenwoordigers: G. van den Bergh, A. van Hoek en B. Brouwer, advocaten)

Voorwerp

Verzoek krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot vernietiging en herziening van de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom (EUIPO) van 12 juli 2021 (zaak R 1008/2018-3).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tinnus Enterprises LLC draagt haar eigen kosten alsook de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en van Koopman International BV.


(1)  PB C 471 van 22.11.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/36


Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — B&Bartoni/EUIPO — Hypertherm (Elektrode voor invoeging in een toorts)

(Zaak T-617/21) (1)

(Gemeenschapsmodel - Nietigheidsprocedure - Ingeschreven gemeenschapsmodel dat een elektrode voor invoeging in een toorts weergeeft - Nietigheidsgrond - Artikel 4, lid 2, van verordening (EG) nr. 6/2002 - Onderdeel van een samengesteld voortbrengsel)

(2023/C 179/51)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: B&Bartoni spol. s r.o. (Dolní Cetno, Tsjechische Republiek) (vertegenwoordiger: E. Lachmannová, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: J. Ivanauskas, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Hypertherm, Inc. (Hanover, New Hampshire, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: J. Day, solicitor, en T. de Haan, advocaat)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 16 juli 2021 (zaak R 2843/2019 3).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

B&Bartoni spol. s r.o. wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 471 van 22.11.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/36


Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Casa International/EUIPO — Interstyle (casa)

(Zaak T-650/21) (1)

(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Uniebeeldmerk casa - Absolute nietigheidsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EG) nr. 40/94 [thans artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EU) 2017/1001] - Geen onderscheidend vermogen verkregen door gebruik - Artikel 7, lid 3, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 3, van verordening 2017/1001)”)

(2023/C 179/52)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Casa International (Olen, België) (vertegenwoordigers: F. Cornette en T. Poels-Ryckeboer, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: K. Doherty en E. Markakis, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Interstyle BV (Utrecht, Nederland) (vertegenwoordiger: A. Verbeek, advocaat)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 13 juli 2021 (zaak R 1280/2020-2).

Dictum

1)

De beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 13 juli 2021 (zaak R 1280/2020-2) wordt vernietigd voor zover daarbij het door Casa International ingestelde beroep is verworpen met betrekking tot de volgende waren van klasse 16: “Papier, karton en hieruit vervaardigde producten voor zover niet begrepen in andere klassen; drukwerken; schrijfbehoeften; kleefstoffen voor kantoorgebruik of voor de huishouding; materiaal voor kunstenaars; penselen; schrijfmachines en kantoorartikelen (uitgezonderd meubelen); leermiddelen en onderwijsmateriaal (uitgezonderd toestellen); plastic materiaal voor verpakking (voor zover niet begrepen in andere klassen); drukletters, clichés”.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Elke partij draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 490 van 6.12.2021.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/37


Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Beauty Biosciences/EUIPO — Société de Recherche Cosmétique (BIO-BEAUTÉ)

(Zaak T-750/21) (1)

(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Uniewoordmerk BIO-BEAUTÉ - Absolute weigeringsgronden - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2017/1001] - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001] - Onderscheidend vermogen verkregen door gebruik - Artikel 7, lid 3, van verordening nr. 207/2009 (thans artikel 7, lid 3, van verordening 2017/1001) - Artikel 52, lid 1, onder a), en lid 2, van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 59, lid 1, onder a), en lid 2, van verordening 2017/1001] - Motiveringsplicht - Artikel 75, eerste volzin, van verordening nr. 207/2009 (thans artikel 94, lid 1, eerste volzin, van verordening 2017/1001)”)

(2023/C 179/53)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Beauty Biosciences LLC (Dallas, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: D. Mărginean, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: G. Sakalaitė-Orlovskienė en R. Raponi, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Société de Recherche Cosmétique SARL (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: P. Wilhelm, advocaat)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster de vernietiging en wijziging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 28 september 2021 (gevoegde zaken R 1871/2020-4 en R 1891/2020-4).

Dictum

1)

De beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 28 september 2021 (gevoegde zaken R 1871/2020-4 en R 1891/2020-4) wordt vernietigd voor zover deze betrekking heeft op “parfums, eaux de toilette, eau de cologne, etherische oliën, wierook, reukwater” en “tandreinigingsmiddelen”.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Elke partij draagt haar eigen kosten in de procedure voor het Gerecht.


(1)  PB C 51 van 31.1.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/38


Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Puma/EUIPO — Brooks Sports (Weergave van een chevron)

(Zaak T-5/22) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Internationale inschrijving met aanduiding van de Europese Unie - Beeldmerk dat een chevron weergeeft - Ouder Uniemerk en ouder nationaal merk dat een strook weergeeft - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 - Artikel 8, lid 5, van verordening 2017/1001 - Rechtszekerheid - Gelijke behandeling - Beginsel van behoorlijk bestuur”)

(2023/C 179/54)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Puma SE (Herzogenaurach, Duitsland) (vertegenwoordiger: P. González-Bueno Catalán de Ocón, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: R. Raponi, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Brooks Sports, Inc. (Seattle, Washington, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: C. Spintig en S. Pietzcker, advocaten)

Voorwerp

Beroep krachtens artikel 263 VWEU strekkende tot vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 29 oktober 2021 (zaak R 910/2021-4).

Dictum

1)

Op het beroep behoeft niet meer te worden beslist wat betreft de vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 29 oktober 2021 (zaak R 910/2021-4) voor zover die beslissing het beroep afwijst tegen de beslissing van de oppositieafdeling van 30 maart 2021 met betrekking tot andere waren dan “schoeisel”.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Puma SE wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 84 van 21.2.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/38


Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — NY / Commissie

(Zaak T-21/22) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Intern veiligheidsonderzoek bij de Commissie - Vermeend gewelddadig optreden door veiligheidsbeambten van de Commissie - Verbod op toegang tot de gebouwen - Inbeslagneming van de dienstkaart - Vordering tot schadevergoeding - Afwijzing van de vordering - Beginsel van behoorlijk bestuur - Recht op bescherming van de persoonlijke integriteit en waardigheid - Beoordelingsfout - Zorgplicht”)

(2023/C 179/55)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: NY (vertegenwoordigers: A. Champetier en S. Rodrigues, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: T. Lilamand en L. Vernier, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 270 VWEU vraagt verzoeker om nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie van 14 april 2021 waarbij zijn vordering tot schadevergoeding is afgewezen alsmede, voor zover nodig, nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 4 oktober 2021 waarbij zijn klacht is afgewezen.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Elke partij draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 95 van 28.2.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/39


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — CIMV/Commissie

(Zaak T-26/22) (1)

(“Onderzoek en technologische ontwikkeling - Subsidieovereenkomst binnen het bestek van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie “Horizon 2020” - Invordering van een schuldvordering - Gespreide terugbetaling - Materiële juistheid van de feiten - Kennelijk onjuiste beoordeling - Motiveringsplicht - Gewettigd vertrouwen - Recht om te worden gehoord - Evenredigheid”)

(2023/C 179/56)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Compagnie industrielle de la matière végétale (CIMV) (Neuilly-sur-Seine, Frankrijk) (vertegenwoordigers: B. Le Bret, R. Rard en P. Renié, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Ilkova en S. Romoli, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van besluit C(2021) 7932 final van de Commissie van 28 oktober 2021 tot terugvordering van een bedrag van 5 888 214,59 EUR, vermeerderd met vertragingsrente.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Compagnie industrielle de la matière végétale (CIMV) wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 109 van 7.3.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/39


Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Colombani / EDEO

(Zaak T-113/22) (1)

(“Openbare dienst - Ambtenaren - Psychisch geweld - Artikel 12 bis van het Statuut - Verzoek om bijstand - Afwijzing van het verzoek - Artikel 24 van het Statuut - Rechten van de verdediging - Beoordelingsfout - Misbruik van bevoegdheid - Minnelijke schikking - Wilsgebrek - Besluit tot bevordering met terugwerkende kracht”)

(2023/C 179/57)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Jean-Marc Colombani (Oudergem, België) (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocaat)

Verwerende partij: Europese Dienst voor extern optreden (vertegenwoordigers: R. Spáč en A. Ireland, gemachtigden, bijgestaan door M. Troncoso Ferrer, F.-M. Hislaire en L. Lence de Frutos, advocaten)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 270 VWEU vordert verzoeker ten eerste nietigverklaring van het besluit van 15 juni 2021 waarbij de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) het verzoek om bijstand dat hij op 18 februari 2021 krachtens artikel 24 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie had ingediend, gedeeltelijk heeft afgewezen, alsook nietigverklaring van de minnelijke schikking tussen partijen van 9 februari 2021 en van het vermeende impliciete besluit om hem met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2018 te bevorderen naar rang AD 14, zoals dat hem zou zijn meegedeeld door toezending van zijn salarisafrekening van mei 2021, en ten tweede vergoeding van de materiële en immateriële schade die hij zou hebben geleden door de handelwijze van EDEO.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Jean-Marc Colombani wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 165 van 19.4.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/40


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Perfetti Van Melle/EUIPO (Weergave van een cilindrische houder met golvende lijnen)

(Zaak T-199/22) (1)

(“Uniemerk - Aanvraag voor een Uniebeeldmerk dat een cilindrische houder met golvende lijnen weergeeft - Absolute weigeringsgrond - Geen onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 - Motiveringsplicht”)

(2023/C 179/58)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Perfetti Van Melle SpA (Lainate, Italië) (vertegenwoordigers: P. Testa en C. Pappalardo, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: R. Raponi, gemachtigde)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 10 februari 2022 (zaak R 1530/2021-5).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Perfetti Van Melle SpA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 222 van 7.6.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/41


Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — Fun Factory/EUIPO– I Love You (love you so much)

(Zaak T-306/22) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniewoordmerk love you so much - Ouder Uniebeeldmerk I LOVE YOU SINCE FOREVER - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001”)

(2023/C 179/59)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Fun Factory GmbH (Bremen, Duitsland) (vertegenwoordiger: K.-D. Franzen, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: T. Klee en T. Frydendahl, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: I Love You, Inc. (Lewes, Delaware, Verenigde Staten)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 22 maart 2022 (zaak R 1464/2021-4).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Iedere partij zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 284 van 25.7.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/41


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — celotec/EUIPO — Decotec Printing (DECOTEC)

(Zaak T-308/22) (1)

(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Uniewoordmerk DECOTEC - Absolute nietigheidsgrond - Geen beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009 (thans artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EU) 2017/1001)”)

(2023/C 179/60)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: celotec GmbH & Co. KG (Sendenhorst, Duitsland) (vertegenwoordigers: E. Warnke en J. Römelt, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: R. Raponi, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Decotec Printing, SA (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordiger: K. Guridi Sedlak, advocaat)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 21 maart 2022 (zaak R 1025/2021-5).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Celotec GmbH & Co. KG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 266 van 11.7.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/42


Arrest van het Gerecht van 22 maart 2023 — adp Merkur/EUIPO — psmtec (SEVEN SEVEN 7)

(Zaak T-408/22) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk SEVEN SEVEN 7 - Ouder Uniewoordmerk Seven - Relatieve weigeringsgronden - Artikel 8, lid 1, onder a) en b), van verordening (EU) 2017/1001 - Geen normaal gebruik - Artikel 47, lid 2, van verordening 2017/1001”)

(2023/C 179/61)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: adp Merkur GmbH (Espelkamp, Duitsland) (vertegenwoordiger: K. Mandel, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Söder en M. Eberl, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: psmtec GmbH (Illertissen, Duitsland)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging en wijziging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 26 april 2022 (zaak R 1498/2021-2).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Elke partij draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 318 van 22.8.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/42


Arrest van het Gerecht van 29 maart 2023 — Machková/EUIPO — Aceites Almenara (ALMARA SOAP)

(Zaak T-436/22) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk ALMARA SOAP - Ouder Uniewoordmerk ALMENARA - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 - Bewijs van het normale gebruik van het oudere merk - Artikel 47, lid 2, van verordening 2017/1001”)

(2023/C 179/62)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Veronika Machková (Šestajovice, Tsjechische Republiek) (vertegenwoordiger: M. Balcar, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: E. Śliwińska et D. Gája, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Aceites Almenara, SL (Puebla de Almenara, Spanje)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 25 april 2022 (zaak R 1613/2021-1).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Veronika Machková en het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 340 van 5.9.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/43


Beschikking van het Gerecht van 14 maart 2023 — Mariani/Parlement

(Zaak T-196/22) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Institutioneel recht - Lid van het Parlement - Besluit tot uitsluiting van deelname aan de verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Parlement tot het einde van het ambt - Handeling van interne organisatie van de werkzaamheden van het Parlement - Geen negatieve gevolgen voor de voorwaarden waaronder het parlementslid zijn ambt uitoefent - Niet voor beroep vatbare handeling - Kennelijke niet-ontvankelijkheid”)

(2023/C 179/63)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Thierry Mariani (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: F.-P. Vos, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: D. Moore en T. Lukácsi, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoeker de nietigverklaring van besluit D-301939 van de covoorzitters van de coördinatiegroep democratieondersteuning en verkiezingen van het Europees Parlement van 3 maart 2022, waarbij hij tot het einde van zijn ambt als lid van het Europees Parlement (2019-2024) wordt uitgesloten van elke deelname aan de verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Parlement.

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Thierry Mariani wordt verwezen in de kosten, daaronder begrepen die van de procedure in kort geding.


(1)  PB C 237 van 20.6.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/44


Beschikking van het Gerecht van 14 maart 2023 — Lacapelle/Parlement

(Zaak T-240/22) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Institutioneel recht - Lid van het Parlement - Verbod om deel uit te maken van verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Parlement tot aan het einde van het ambt - Handeling van interne organisatie van de werkzaamheden van het Parlement - Geen invloed op de voorwaarden voor de uitoefening van het mandaat van lid van het Parlement - Niet voor beroep vatbare handeling - Kennelijke niet-ontvankelijkheid”)

(2023/C 179/64)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Jean-Lin Lacapelle (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: F.-P. Vos, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: D. Moore en T. Lukácsi, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 263VWEU vordert verzoeker nietigverklaring van besluit D 301937 van de covoorzitters van de coördinatiegroep democratieondersteuning en verkiezingen van het Europees Parlement van 3 maart 2022, waarbij het hem tot aan het einde van zijn ambt als lid van het Parlement (2019-2024) wordt verboden om op enigerlei wijze deel uit te maken van verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Parlement.

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Jean-Lin Lacapelle wordt verwezen in de kosten, daaronder begrepen die van de procedure in kort geding.


(1)  PB C 244 van 27.6.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/44


Beschikking van het Gerecht van 14 maart 2023 — Juvin / Parlement

(Zaak T-241/22) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Institutioneel recht - Lid van het Parlement - Verbod om tot aan het einde van zijn ambt deel uit te maken van verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Parlement - Handeling betreffende de interne organisatie van de werkzaamheden van het Parlement - Geen invloed op de omstandigheden waaronder het parlementslid zijn mandaat uitoefent - Handeling waartegen geen beroep kan worden ingesteld - Kennelijke niet-ontvankelijkheid”)

(2023/C 179/65)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Hervé Juvin (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: F.-P. Vos, advocaat)

Verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: D. Moore en T. Lukácsi, gemachtigden)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoeker de nietigverklaring van besluit D 301936 van de covoorzitters van de coördinatiegroep democratieondersteuning en verkiezingen waarbij het hem tot aan het einde van zijn ambt als lid van het Europees Parlement (2019-2024) wordt verboden om op enigerlei wijze deel uit te maken van verkiezingswaarnemingsdelegaties van het Europees Parlement.

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Hervé Juvin wordt verwezen in de kosten, daaronder begrepen die van de procedure in kort geding.


(1)  PB C 244 van 27.6.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/45


Beschikking van het Gerecht van 14 maart 2023 –Mordalski/EUIPO — Anita Food (ANITA)

(Zaak T-254/22) (1)

(“Uniemerk - Nietigheidsprocedure - Uniemerk dat niet meer bestaat - Beroep dat kennelijk rechtens ongegrond is”)

(2023/C 179/66)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Grzegorz Mordalski (Działoszyn, Polen) (vertegenwoordiger: A. Korbela, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordigers: D. Hanf en J. Ivanauskas, gemachtigden)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO: Anita Food, SA (Lima, Peru)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoeker vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 3 maart 2022 (zaak R 1616/2021-4).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Elke partij draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 244 van 27.6.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/45


Beschikking van het Gerecht van 23 maart 2023 — Domaine Boyar International/EUIPO — Consorzio DOC Bolgheri e Bolgheri Sassicaia (BOLGARÉ)

(Zaak T-300/22) (1)

(“Uniemerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor Uniebeeldmerk BOLGARÉ - Oudere oorsprongsbenaming “Bolgheri” - Artikel 8, lid 4 bis, van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 6, van verordening (EU) 2017/1001] - Artikel 46, lid 1, onder d), van verordening 2017/1001 - Artikel 103, lid 2, onder b), van verordening (EU) nr. 1308/2013”)

(2023/C 179/67)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Domaine Boyar International EAD (Sofia, Bulgarije) (vertegenwoordiger: F. Bojinova, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Gája, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniërend voor het Gerecht: Consorzio per la tutela dei vini con denominazione di origine Bolgheri e Bolgheri Sassicaia (Consorzio DOC Bolgheri e Bolgheri Sassicaia) (Castagneto Carducci, Italië) (vertegenwoordigers: D. Caneva en N. Colombo, advocaten)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 21 maart 2022 (zaak R 2564/2019-2).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Domaine Boyar International EAD draagt haar eigen kosten en die van Consorzio per la tutela dei vini con denominazione di origine Bolgheri e Bolgheri Sassicaia (Consorzio DOC Bolgheri e Bolgheri Sassicaia).

3)

Het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) draagt zijn eigen kosten.


(1)  PB C 276 van 18.7.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/46


Beschikking van het Gerecht van 29 maart 2023 — Oxyzoglou / Commissie

(Zaak T-342/22) (1)

(“Openbaar ambt - Contractuele personeelsleden - Ouderdomspensioen - Pensioenrechten verworven vóór de indiensttreding bij de Unie - Overdracht aan de pensioenregeling van de Unie - Extra pensioenjaren - Beroep tot nietigverklaring - Vraag om terugbetaling van een gedeelte van het overgedragen kapitaal - Ongerechtvaardigde verrijking - Klachttermijn - Kennelijke niet-ontvankelijkheid - Verzoek tot het geven van een bevel - Kennelijke onbevoegdheid”)

(2023/C 179/68)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Despina Oxyzoglou (Brussel, België) (vertegenwoordigers: D. Grisay en A. Ansay, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Brauhoff en L. Radu Bouyon, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: J. Van Pottelberge en M. Windisch, gemachtigden), Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bauer en X. Chamodraka, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep op grond van 270 VWEU verzoekt verzoekster in wezen, primair om nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie van 11 maart 2022 waarbij haar klacht strekkende tot nietigverklaring van de kennisgeving van vaststelling van haar ouderdomspensioenrechten van 21 april 2020 is verworpen en voorts om terugverwijzing van haar dossier naar het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegde gezag om het bedrag te bepalen dat haar dient te worden teruggegeven, subsidiair, om veroordeling van de Commissie tot betaling van een bedrag van 30 439,50 EUR wegens ongerechtvaardigde verrijking en, uiterst subsidiair, om de Commissie te verzoeken haar berekeningsmethode toe te lichten en deze in casu toe te passen.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Despina Oxyzoglou wordt verwezen in haar kosten en in die van de Europese Commissie.

3)

Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 284 van 25.7.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/47


Beschikking van het Gerecht van 29 maart 2023 –Mozelsio / Commissie

(Zaak T-343/22) (1)

(“Openbaar ambt - Contractuele personeelsleden - Ouderdomspensioen - Pensioenrechten verworven vóór de indiensttreding bij de Unie - Overdracht aan de regeling van de Unie - Extra pensioenjaren - Beroep tot nietigverklaring - Vraag om terugbetaling van een deel van het overgedragen kapitaal - Ongerechtvaardigde verrijking - Klachttermijn - Kennelijke niet-ontvankelijkheid - Verzoek tot het geven van een bevel - Kennelijke onbevoegdheid”)

(2023/C 179/69)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Muriel Mozelsio (Edingen, België) (vertegenwoordigers: D. Grisay en A. Ansay, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Brauhoff en L. Radu Bouyon, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van de verwerende partij: Europees Parlement (vertegenwoordigers: J. Van Pottelberge en M. Windisch, gemachtigden), Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bauer en X. Chamodraka, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 270 VWEU verzoekt verzoekster in wezen, primair, om nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie van 11 maart 2022 waarbij haar klacht die ertoe strekte het advies van 16 juni 2021 tot vaststelling van haar ouderdomspensioenrechten nietig te verklaren, werd afgewezen, alsook om terugverwijzing van haar dossier naar het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag ter bepaling van het bedrag dat haar moet worden terugbetaald, subsidiair, om veroordeling van de Commissie tot betaling van het bedrag van 15 051,38 EUR op grond van ongerechtvaardigde verrijking en, uiterst subsidiair, om de Commissie te verzoeken haar berekeningsmethode te preciseren en in casu toe te passen.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Muriel Mozelsio draagt haar eigen kosten en die van de Europese Commissie.

3)

Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie zullen hun eigen kosten dragen.


(1)  PB C 284 van 25.7.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/47


Beschikking van het Gerecht van 31 maart 2023 — Thomas Henry/EUIPO (MATE MATE)

(Zaak T-482/22) (1)

(“Uniemerk - Aanvraag voor Uniewoordmerk MATE MATE - Absolute weigeringsgronden - Beschrijvend karakter - Geen onderscheidend vermogen - Misleidend karakter - Artikel 7, lid 1, onder b), c) en g), van verordening (EU) 2017/1001 - Beroep dat kennelijk rechtens ongegrond is”)

(2023/C 179/70)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Thomas Henry GmbH (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordigers: O. Spieker, D. Mienert en J. Si-Ha Selbmann, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (vertegenwoordiger: D. Walicka, gemachtigde)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) van 12 mei 2022 (zaak R 406/2021-1).

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Elke partij draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 359 van 19.9.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/48


Beschikking van het Gerecht van 30 maart 2023 — ATPN/Commissie

(Zaak T-567/22) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Milieu - Gedelegeerde verordening (EU) 2022/1214 - Kernenergie - Duurzame activiteit - Vereniging - Niet rechtstreeks geraakt - Niet-ontvankelijkheid”)

(2023/C 179/71)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Association Trinationale de Protection Nucléaire (ATPN) (Basel, Zwitserland) (vertegenwoordiger: C. Lepage, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. von Rintelen, A. Nijenhuis en C. Auvret, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar beroep krachtens artikel 263 VWEU vordert verzoekster nietigverklaring van gedelegeerde verordening (EU) 2022/1214 van de Commissie van 9 maart 2022 tot wijziging van gedelegeerde verordening (EU) 2021/2139 wat betreft economische activiteiten in bepaalde energiesectoren en gedelegeerde verordening (EU) 2021/2178 wat betreft specifieke openbaarmakingen voor die economische activiteiten (PB 2022, L 188, blz. 1).

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Op het verzoek tot interventie van de Franse Republiek hoeft niet meer te worden beslist.

3)

Verzoekster zal naast haar eigen kosten eveneens de kosten van de Europese Commissie dragen.

4)

De Franse Republiek zal haar eigen kosten dragen.


(1)  PB C 418 van 31.10.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/49


Beschikking van het Gerecht van 28 maart 2023 — Primicerj/Commissie

(Zaak T-612/22) (1)

(“Beroep tot nietigverklaring - Toegang tot documenten - Verordening (EG) nr. 1049/2001 - Aanvankelijke weigering van toegang - Niet voor beroep vatbare handeling - Niet-ontvankelijkheid - Verzoek tot het geven van een bevel - Onbevoegdheid”)

(2023/C 179/72)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Paola Primicerj (Rome, Italië) (vertegenwoordiger: E. Iorio, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: A. Spina, gemachtigde)

Voorwerp

Met haar verzoek krachtens artikel 263 VWEU verzoekt verzoekster om nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 2 augustus 2022 houdende afwijzing van haar verzoek om toegang tot de aanvullende aanmaningsbrief die de Commissie op 15 juli 2022 aan de Italiaanse Republiek heeft gezonden in het kader van inbreukprocedure 2016/4081, en die betrekking heeft op de verenigbaarheid met het Unierecht van de nationale regels inzake de dienstverlening door honoraire magistraten.

Dictum

1)

Het beroep wordt deels wegens kennelijke onbevoegdheid en deels wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid verworpen.

2)

Op het verzoek om toelating tot interventie van Gabriele Di Girolamo, Roberta Tesei en Associazione Nazionale Giudici di Pace (ANGDP) hoeft niet meer te worden beslist.

3)

Paola Primicerj wordt verwezen in de kosten.

4)

Di Girolamo, Tesei en ANGDP zullen hun eigen kosten dragen met betrekking tot hun verzoeken om toelating tot interventie.


(1)  PB C 432 van 14.11.2022.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/49


Beschikking van de president van het Gerecht van 22 maart 2023 — TP/Commissie

(Zaak T-776/22 R)

(“Kort geding - Overheidsopdrachten - Financieel Reglement - Uitsluiting, voor een duur van twee jaar, van uit de algemene begroting van de Unie en het EOF gefinancierde procedures voor het plaatsen van opdrachten - Verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging - Geen spoedeisendheid”)

(2023/C 179/73)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: TP (vertegenwoordigers: T. Faber, F. Bonke en I. Sauvagnac, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Moro, F. Behre en P. Rossi, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar verzoek op grond van de artikelen 278 en 279 VWEU vordert verzoekster opschorting van de tenuitvoerlegging van het besluit van de Europese Commissie van 1 oktober 2022 waarbij zij is uitgesloten van deelname aan toekenningsprocedures die vallen onder verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB 2018, L 193, blz. 1), van selectie voor de uitvoering van middelen van de Europese Unie, en van deelname aan toekenningsprocedures die vallen onder verordening (EU) 2018/1877 van de Raad van 26 november 2018 inzake het financieel reglement van toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds en tot intrekking van verordening (EU) 2015/323 (PB 2018, L 307, blz. 1).

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/50


Beschikking van de president van het Gerecht van 27 maart 2023 — Cogebi en Cogebi/Raad

(Zaak T-782/22 R)

(“Kort geding - Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen ten aanzien van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren - Verbod op de aankoop, invoer of overdracht, direct of indirect, in de Unie van goederen die aanzienlijke inkomsten genereren voor Rusland - Verzoek om opschorting van tenuitvoerlegging - Niet-inachtneming van de vormvoorschriften - Niet-ontvankelijkheid”)

(2023/C 179/74)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Cogebi (Beersel, België), Cogebi, a.s. (Tábor, Republiek Tsjechië) (vertegenwoordiger: H. over de Linden, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bishop en E. Nadbath, gemachtigden)

Voorwerp

Met hun op de artikelen 278 en 279 VWEU gebaseerde verzoekschrift vorderen verzoeksters opschorting van tenuitvoerlegging van bijlage VI bij verordening (EU) 2022/1904 van de Raad van 6 oktober 2022 tot wijziging van verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB 2022, L 259, blz. 3), voor zover die bijlage een wijziging aanbrengt in bijlage XXI bij verordening (EU) nr. 883/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB 2014, L 229, blz. 1), door GN-code 6814 op te nemen in de lijst van de in artikel 3 decies van verordening nr. 883/2014 bedoelde goederen en technologie.

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/51


Beschikking van de president van het Gerecht van 27 maart 2023 — Enmacc/Commissie

(Zaak T-1/23 R)

(“Kort geding - Overheidsopdrachten voor diensten - Diensten om de aggregatie van de vraag en de aanbestedingen voor gas te organiseren in het kader van het energieplatform van de Unie - Verzoek om voorlopige maatregelen - Belangenafweging”)

(2023/C 179/75)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Enmacc GmbH (München, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. von Bonin, A. Pliego Selie en T. van Helfteren, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Estrada de Solà, S. Romoli, G. Gattinara en T. Scharf, gemachtigden)

Voorwerp

Met haar verzoek op grond van de artikelen 278 en 279 VWEU vordert verzoekster in wezen de opschorting van de tenuitvoerlegging van het besluit van de Europese Commissie van 12 december 2022 om de aanbestedingsprocedure ENER/2022/NP/0041 in te leiden of verder te zetten via onderhandelingen zonder voorafgaande aankondiging van de opdracht en zonder dat zij dat zij werd uitgenodigd om deel te nemen, subsidiair opschorting van de gunning van de opdracht in het kader van de litigieuze aanbestedingsprocedure en meer subsidiair opschorting van de ondertekening van de overeenkomst in het kader van die procedure.

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/51


Beroep ingesteld op 9 januari 2023 — Koppers Denmark en andere/Commissie

(Zaak T-9/23)

(2023/C 179/76)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Koppers Denmark (Nyborg, Denemarken) en 9 andere (vertegenwoordigers: R. Cana, E. Mullier en H. Widemann, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

de bestreden verordening (1) nietig te verklaren in zoverre dat die voor het in de handel brengen van de behandelde voorwerpen beperkingen inhoudt;

de Commissie te verwijzen in de kosten van deze procedure, en;

elke andere maatregel te gelasten die rechtens noodzakelijk is.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Eerste middel: de Commissie heeft de artikelen 14, lid 4, en 58, leden 2 en 3, van de BPR (2) geschonden, ultra vires gehandeld, haar bevoegdheden overschreden en het gewettigd vertrouwen van verzoekers geschonden door beperkingen op de behandelde voorwerpen in te stellen.

2.

Tweede middel: de Commissie heeft kennelijke beoordelingsfouten gemaakt, het rechtzekerheidsbeginsel geschonden en is de motiveringsplicht niet nagekomen door beperkingen op de behandelde voorwerpen in te stellen.

3.

Derde middel: de Commissie heeft het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van gewettigd vertrouwen geschonden door het in de handel brengen van de behandelde voorwerpen te verbieden zonder het bestaan van een ,,belangrijk punt van zorg” te hebben aangetoond. Hierdoor wijkt zij af van haar eigen richtsnoeren.

4.

Vierde middel: de Commissie heeft artikel 1, lid 1, van de BPR en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie geschonden door beperkingen op de behandelde voorwerpen in te stellen.

5.

Vijfde middel: de Commissie heeft het rechtszekerheidsbeginsel geschonden en kennelijke feitelijke en beoordelingsfouten gemaakt door bij de invoering van een etiketteringsvoorschrift met betrekking tot de opslagvereisten van de behandelde voorwerpen in de bestreden verordening, geen rekening te houden met alle relevante informatie.

6.

Zesde middel: de Commissie heeft de artikelen 67, 68 en 129 en bijlage XVII, vermelding 31, bij de REACH-verordening (3) geschonden, geen rekening gehouden met alle relevante informatie en haar bevoegdheden onder artikel 14, lid 4, van de BPR overschreden toen zij de beperkingen in de bestreden verordening, die de bestaande restricties hoofde van de REACH-verordening beperken, heeft ingesteld.


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1950 van de Commissie van 14 oktober 2022 tot verlenging van de goedkeuring van creosoot als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 8 overeenkomstig verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB 2022, L 269, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, zoals gewijzigd (PB 2012, L 167, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie, zoals gewijzigd (PB 2006, L 396, blz. 1).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/52


Beroep ingesteld op 20 januari 2023 — Feport / Commissie

(Zaak T-17/23)

(2023/C 179/77)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Federation of European Private Port Operators (Feport) (Brussel, België) (vertegenwoordiger: B. Le Bret, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

te verklaren dat de Commissie nagelaten heeft om op te treden in zaak SA.33828 — Griekse tonnagebelastingregeling door geen formele procedure in te leiden tegen Griekenland, en in elk geval door niet overeenkomstig artikel 23 van de procedureverordening (1) en artikel 108 VWEU een duidelijk standpunt in te nemen;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep betoogt verzoekster dat in casu aan alle voorwaarden voor een beroep wegens nalaten krachtens artikel 265 VWEU is voldaan en dat die nalatigheid leidt tot verschillende inbreuken op de Unieverdragen, Unierechtelijke beginselen en afgeleid Unierecht. Zij voert daarbij vier middelen aan:

1.

Eerste middel: door geen formele procedure in te leiden tegen Griekenland heeft de Commissie verzuimd, aan haar conclusies in zaak SA.33828 — Griekse tonnagebelastingregeling gevolg te geven en haar richtsnoeren van 2003 betreffende staatssteun voor het zeevervoer (richtsnoeren zeevervoer) na te leven.

2.

Tweede middel: de Commissie heeft verordening (EU) nr. 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (procedureverordening, artikel 23) en artikel 108 VWEU geschonden door zeven jaar na de beslissing krachtens artikel 23 geen formele onderzoeksprocedure in te leiden. Voorts heeft zij de rechten van de belanghebbenden geschonden door in strijd met de procedureverordening (artikel 24), het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikel 41 en 47) en de Uniebeginselen (zoals het gewettigd vertrouwen) te weigeren dienaangaande een duidelijk standpunt in te nemen.

3.

Derde middel: de Commissie heeft het door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde beginsel van gelijke behandeling (artikel 20 en 21) en haar verplichting van loyale samenwerking (artikel 4, lid 3, VEU) geschonden door ad vitam aeternam te weigeren op grond van artikel 107 VWEU op te treden tegen de Griekse tonnagebelastingregeling, terwijl zij in een beperkte tijdsspanne wel overeenkomstige staatssteunregelingen aan havens in andere lidstaten heeft afgebouwd.

4.

Vierde middel: de Commissie heeft met betrekking tot de minimale belastingregels die vanaf 1 januari 2024 door alle lidstaten zullen moeten worden toegepast op grond van de overeenkomst van de tweede pijler van de OESO (december 2021) en van het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing van multinationale groepen in de Unie (december 2021), zoals in december 2022 door de Raad Ecofin overeengekomen, internationale belastingnormen alsook het belastingrecht en de fiscale verplichtingen van de Unie geschonden.


(1)  Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/53


Beroep ingesteld op 20 januari 2023 — Helleense Republiek/Commissie

(Zaak T-18/23)

(2023/C 179/78)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: E. Leftheriotou, A.-E. Vasilopoulou en O. Pastellas, gemachtigden)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

uitvoeringsbesluit C(2022) 8047 final van de Commissie van 15 november 2022 betreffende het boekhoudkundig beheer van de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw — afdeling Oriëntatie (EOGFL-Oriëntatie) gefinancierde uitgaven in verband met bepaalde onregelmatigheden in Griekenland in zijn geheel nietig te verklaren;

subsidiair, het bestreden besluit nietig te verklaren voor zover het betrekking heeft op het deel van het teruggevorderde bedrag dat overeenkomt met het bedrag dat door de nationale rechter in zaak 2014/10019 nietig is verklaard, dat wil zeggen het in die zaak terug te vorderen bedrag verlagen van 145 854,46 EUR tot 48 619,63 EUR;

verweerster te verwijzen in de kosten van de Helleense Republiek.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

De Commissie beschikte niet over een rechtsgrondslag om het bestreden besluit betreffende de boeking van het betwiste bedrag vast te stellen, aangezien verordening (EG) nr. 1681/1994 (1) is ingetrokken en niet langer van toepassing is op gevallen die betrekking hebben op de programmeringsperiode 1994-1999 en verordening (EU) nr. 1306/2013 (2) alleen van toepassing is op gevallen van onregelmatigheden in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo).

2.

De Commissie heeft de feiten onjuist beoordeeld door vast te stellen dat de Griekse autoriteiten niet de nodige zorgvuldigheid hebben betracht bij de behandeling van zaak 2014/10019. Bovendien is het bedrag van 145 854,46 EUR onevenredig.


(1)  Verordening (EG) nr. 1681/94 van de Commissie van 11 juli 1994 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het structuurbeleid en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied (PB 1994, L 178, blz. 43).

(2)  Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 549).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/54


Beroep ingesteld op 23 januari 2023 — Mead Johnson Nutrition (Asia Pacific) en anderen / Commissie

(Zaak T-37/23)

(2023/C 179/79)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Mead Johnson Nutrition (Asia Pacific) Pte Ltd (Singapore, Singapore), MJN Global Holdings BV (Amsterdam, Nederland), Mead Johnson Nutrition Co. (Chicago, Illinois, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: C. Quigley, KC, M. Whitehouse en P. Halford, Solicitors)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

besluit C(2022) 7665 final van de Commissie van 31 oktober 2022 in zaak SA.34914 (2013/C) — Vennootschapsbelastingregeling in Gibraltar (hierna: “bestreden besluit”) (1) nietig te verklaren; en

de Commissie te verwijzen in de kosten van verzoekende partijen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekende partijen drie middelen aan.

1.

Eerste middel: onbevoegdheid, voor zover de Commissie geen bevoegdheid heeft overeenkomstig artikel 92, lid 3, onder a), van het Akkoord inzake de terugtrekking van het VK uit de EU, aangezien het dossier SA.34914 en alle bijbehorende procedures zijn afgesloten en beëindigd door de vaststelling van het definitieve besluit (EU) 2019/700 van 19 december 2018 (2), en er niet vóór het einde van de overgangsperiode op 31 december 2020, noch daarna, een nieuw dossiernummer is toegekend aan het onderzoek van de Commissie betreffende MJN Holdings (Gibraltar) Limited.

2.

Tweede middel: schending van een wezenlijk vormvoorschrift, voor zover de Commissie artikel 6, lid 1, van procedureverordening (EU) 2015/1589 (3), dat bepaalt dat de Commissie in een besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden alle relevante feiten en rechtspunten waarover zij beschikt moet samenvatten, heeft geschonden door daarin niet de relevante informatie op te nemen die verzoekende partijen eerder hadden ingediend en die de Commissie in haar bezit had met betrekking tot het niet-voortzetten na 1 januari 2014 van de fiscale ruling MJN GibCo van 2012 en met betrekking tot de niet-belastbaarheid van de inkomsten uit royalty’s bij de juiste toepassing van het recht van Gibraltar. Bovendien had de Commissie, alvorens het besluit krachtens artikel 6, lid 1 (het bestreden besluit) vast te stellen, in het kader van haar voorlopige beoordeling en overeenkomstig het beginsel van behoorlijk bestuur in elk geval de eerder door verzoekende partijen verstrekte informatie met het Verenigd Koninkrijk moeten bespreken.

3.

Derde middel: schending van een rechtsregel betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 VWEU, doordat het bestreden besluit in strijd met het beginsel van behoorlijk bestuur na een volstrekt onredelijke termijn is vastgesteld.


(1)  PB 2023, C 52, blz. 10.

(2)  Besluit (EU) 2019/700 van de Commissie van 19 december 2018 inzake steunmaatregel SA.34914 (2013/C) die ten uitvoer is gelegd door het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot het vennootschapsbelastingstelsel in Gibraltar (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 7848) (PB 2019, L 119, blz. 151).

(3)  Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/55


Beroep ingesteld op 6 februari 2023 — FFPE afdeling Raad / Raad

(Zaak T-44/23)

(2023/C 179/80)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Fédération de la fonction publique européenne section Conseil (FFPE) (European Civil Service Federation, afdeling Raad) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: A. Champetier en S. Rodrigues, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren en, bijgevolg,

de bestreden handeling nietig te verklaren;

verwerende partij te veroordelen tot betaling van het symbolische bedrag van 1 EUR voor de door haar geleden immateriële schade;

verwerende partij te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep tot nietigverklaring van de nota van de Raad van 24 november 2022 waarbij verzoekende partij in kennis werd gesteld van de resultaten en de gevolgen van de verificatieprocedure die tegen haar is geopend bij toepassing van de overeenkomst van 28 maart 2006 tussen de Raad van de Europese Unie en de vak- of beroepsorganisaties van het personeel van het secretariaat-generaal van de Raad (hierna: “overeenkomst”) voert verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van de overeenkomst en van de machtigingsovereenkomst.

2.

Tweede middel: schending van de geest van loyale samenwerking die uit de overeenkomst voortvloeit, van het beginsel van behoorlijk bestuur en van het beginsel van uitvoering te goeder trouw van overeenkomsten.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/55


Beroep ingesteld op 16 februari 2023 — Pollinis France/Commissie

(Zaak T-94/23)

(2023/C 179/81)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Pollinis France (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordiger: A. Bailleux, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het besluit van de Commissie van 6 december 2022 tot afwijzing van verzoeksters verzoek om interne herziening van uitvoeringsverordening (EU) 2022/708 van de Commissie (1) (hierna: “bestreden besluit”), nietig te verklaren voor zover daarin de goedkeuringsperiode voor de werkzame stof boscalid is verlengd, en

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster vier middelen aan.

1.

Onwettige lezing van artikel 17 van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2).

Het bestreden besluit is gebaseerd op een lezing van artikel 17 die niet overeenstemt met de bepalingen en doelstellingen van verordening nr. 1107/2009, het voorzorgbeginsel en verscheidene bepalingen van primair recht [de artikelen 168 en 191 VWEU en de artikelen 35 en 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest”)].

Artikel 17 van verordening nr. 1107/2009 kan niet aldus worden uitgelegd dat het de Commissie een verplichting oplegt om een goedkeuring voor onbepaalde tijd te verlengen, ongeacht hoe vaak en voor hoe lang deze reeds is verlengd en ongeacht de risico’s van een dergelijke verlenging voor de menselijke gezondheid of het milieu.

In het specifieke geval van boscalid had de Commissie de goedkeuring ervan niet voor zoveel jaar mogen verlengen gezien het feit dat de verlengingsaanvraag een groot aantal vragen deed rijzen bij de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en dat verscheidene onderzoeken ernstige twijfel doen rijzen over de veiligheid van boscalid voor zowel de menselijke gezondheid als het milieu.

2.

Subsidiair, onrechtmatigheid van artikel 17 van verordening nr. 1107/2009.

Indien het Hof zou oordelen dat het bestreden besluit (en uitvoeringsverordening 2022/708 van de Commissie) gebaseerd zijn op een juiste lezing van artikel 17 van verordening (EG) nr. 1107/2009, zou deze wettelijke bepaling overeenkomstig artikel 277 VWEU niet-toepasselijk moeten worden verklaard voor de onderhavige procedure, omdat zij in strijd zou zijn met het voorzorgsbeginsel, de artikelen 168 en 191 VWEU en de artikelen 35 en 37 van het Handvest. Artikel 17 kan derhalve niet worden toegepast en kan niet dienen als gedegen juridische rechtvaardiging voor het bestreden besluit, dat dientengevolge nietig moet worden verklaard.

3.

Schending van de vereisten van artikel 17 van verordening nr. 1107/2009.

De Commissie heeft ten onrechte overwogen dat was voldaan aan de in artikel 17 van verordening nr. 1107/2009 gestelde voorwaarden voor verlenging:

de Commissie heeft ten onrechte overwogen dat de vertraging in het verlengingsproces niet kon worden toegerekend aan de aanvrager van de verlenging, zonder de rol die deze aanvrager bij die vertraging had gespeeld ook maar enigszins te onderzoeken;

de Commissie heeft ten onrechte overwogen dat de verlenging van de goedkeuringsperiode voor boscalid, voor het vijfde opeenvolgende jaar, noodzakelijk was om de verlengingsaanvraag te kunnen onderzoeken.

4.

Ontoereikende motivering.

De Commissie heeft uitvoeringsverordening 2022/708 van de Commissie ten onrechte als voldoende gemotiveerd beschouwd en heeft ten onrechte verzuimd om in het bestreden besluit redenen te geven voor de vertraging bij het heronderzoek.


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2022/708 van de Commissie van 5 mei 2022 tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur van de goedkeuring voor de werkzame stoffen 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, azijnzuur, aclonifen, aluminiumammoniumsulfaat, aluminiumfosfide, aluminiumsilicaat, beflubutamide, benthiavalicarb, boscalid, calciumcarbide, captan, cymoxanil, dimethomorf, dodemorf, ethefon, ethyleen, extract van theeboom, vetdestillatieresiduen, vetzuren C7 tot en met C20, fluoxastrobin, flurochloridone, folpet, formetanaat, gibberellinezuur, gibberellinen, gehydrolyseerde eiwitten, ijzersulfaat, magnesiumfosfide, metam, metamitron, metazachloor, metribuzin, milbemectine, fenmedifam, pirimifos-methyl, plantaardige oliën/kruidnagelolie, plantaardige oliën/raapzaadolie, plantaardige oliën/groenemuntolie, propamocarb, proquinazid, prothioconazool, pyrethrinen, kwartszand, visolie, op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/schapenvet, S-metolachloor, onvertakte vlinderferomonen, sulcotrione, tebuconazool en ureum (PB 2022, L 133, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB 2009, L 309, blz. 1).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/57


Beroep ingesteld op 21 februari 2023 — PAN Europe/Commissie

(Zaak T-104/23)

(2023/C 179/82)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Pesticide Action Network Europe (PAN Europe) (Brussel, België) (vertegenwoordiger: A. Bailleux, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het op 13 december 2022 aan haar meegedeelde besluit van de Commissie van 12 december 2022 — houdende gedeeltelijke afwijzing van een confirmatief verzoek dat overeenkomstig artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (1) werd ingediend, nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de instantie.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster één enkel middel aan, ontleend aan schending door het besluit van de Commissie van:

artikel 2, lid 1, Artikel 4, lid 2, tweede streepje, en artikel 4, lid 3, tweede alinea, van verordening nr. 1049/2001, en

artikel 6, lid 1, van verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2).

Meer bepaald moet het besluit van de Commissie nietig worden verklaard voor zover daarbij de toegang tot documenten wordt geweigerd op grond van een onrechtmatige toepassing van de uitzonderingen inzake de bescherming van gerechtelijke procedures (artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001) en van het besluitvormingsproces (artikel 4, lid 3, tweede alinea, van verordening nr. 1049/2001).


(1)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001 L 145, blz. 43).

(2)  Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende de toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB 2006 L 264, blz. 13).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/58


Beroep ingesteld op 28 februari 2023 — VB / ECB

(Zaak T-124/23)

(2023/C 179/83)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: VB (vertegenwoordigers: L. Levi en A. Champetier, advocaten)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank

Conclusies

Verzoeker verzoekt het Gerecht:

het besluit van 4 april 2022 waarbij hem wordt meegedeeld dat hij de dagvergoeding niet zal ontvangen, nietig te verklaren;

indien nodig, het besluit van 2 augustus 2022 tot afwijzing van zijn verzoek van 2 juni 2022 om administratieve herziening van voornoemd besluit waarbij is geweigerd hem de dagvergoeding toe te kennen, nietig te verklaren;

indien nodig, het besluit van 19 december 2022 tot afwijzing van zijn klacht van 30 september 2022 nietig te verklaren;

betaling te gelasten van het bedrag van 9 270 EUR (overeenstemmend met de dagvergoeding voor de periode van drie maanden), vermeerderd met intresten berekend aan de toepasselijke rentevoet (“rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties”) van de Europese Centrale Bank, vermeerderd met twee percent, voor de periode van 1 april 2022 tot de datum van de daadwerkelijke betaling van het gevorderde bedrag;

hem het symbolische bedrag van 1 EUR toe te kennen ter vergoeding van zijn immateriële schade;

verweerster te verwijzen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker de volgende middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van de artikelen 4.1.1 en 4.5.1 van de regels voor het personeel van de ECB en schending van de beginselen van rechtszekerheid en niet-terugwerkende kracht.

2.

Tweede middel: schending van het beginsel van gewettigd vertrouwen.

3.

Derde middel: schending van de zorgplicht.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/58


Beroep ingesteld op 13 maart 2023 — Nardi/ECB

(Zaak T-131/23)

(2023/C 179/84)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Anna Nardi (Napels, Italië) (vertegenwoordiger: M. De Siena, advocaat)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

vast te stellen en te verklaren dat de Europese Centrale Bank (ECB), vertegenwoordigd door haar president Christine Lagarde, niet-contractueel aansprakelijk is:

a)

omdat Christine Lagarde met betrekking tot de door verzoekster aangehouden effecten SI FTSE.COPERP een in het verzoekschrift voor het eerst in punt 2 van het hoofdstuk “Feiten” beschreven en gedocumenteerd koersverlies, te weten een kapitaalverlies van 626 134,29 EUR heeft veroorzaakt — wat neerkomt op een verlies van 81,54 % van het totale geïnvesteerde kapitaal van 767 856,16 EUR, doordat zij op 12 maart 2020, als president van de ECB de beroemde zin heeft uitgesproken: “Wij zijn hier niet om de spreads tussen de afzonderlijke landen te verkleinen, dat is niet de rol van de ECB”, hetgeen wereldwijd een aanzienlijke daling van de effectenbeurzen heeft teweeggebracht en de beurs van Milaan heeft doen dalen met het in de geschiedenis van deze instelling nooit eerder geziene percentage van 16,92 %, door met deze zin op een persconferentie wereldkundig te maken dat de ECB niet langer de waarde van de obligaties uitgegeven door landen in moeilijkheden zou ondersteunen, en aldus een volledige omslag aan te kondigen in het monetaire beleid dat de ECB had gevolgd onder het voorzitterschap van de vorige president, wiens ambtstermijn in november 2019 is geëindigd;

b)

omdat zij met deze gedragingen en vervolgens door de duizelingwekkende daling van de beurs van Milaan aan verzoekster materiële schade heeft toegebracht;

c)

omdat zij materiële schade van 626 134,29 EUR en een winstderving van 912 673,83 EUR heeft veroorzaakt;

d)

omdat zij verzoekster op die manier materiële schade heeft toegebracht voor een totaalbedrag van 1 538 808,12 EUR;

e)

omdat zij immateriële schade heeft veroorzaakt, die op 500 000,00 EUR wordt geraamd, in de vorm van psychisch leed voor verzoekster en haar gezin, aantasting van haar eer, reputatie en persoonlijke en professionele integriteit;

f)

omdat verzoekster schade heeft geleden door verlies van een kans.

de ECB, in de persoon van haar huidige president, te veroordelen tot vergoeding van de materiële schade als gevolg van het geleden verlies en de gederfde winst, de hierboven vermelde immateriële schade en de schade in verband met het verlies van een kans, begroot overeenkomstig de in de respectieve hoofdstukken en afdelingen van dit verzoekschrift uiteengezette criteria, door middel van de volgende betalingen ten gunste van verzoekster: 1) 1 538 808,12 EUR voor de materiële schade; 2) 500 000,00 EUR voor de immateriële schade; 3) oftewel een totaalbedrag van 2 038 808,12 EUR.

subsidiair, de ECB, in de persoon van haar huidige president, te veroordelen tot betaling aan verzoekster, voor de hierboven genoemde soorten schade, van de verschillende in de loop van het geding te bepalen individuele posten, voor zover deze door de rechter worden vastgesteld, onder meer aan de hand van een door het Gerecht bevolen deskundigenonderzoek in de zin van artikel 70 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht;

tot betaling van een bedrag dat het Gerecht passend acht ter vergoeding van het verlies van een kans;

tot betaling van vertragingsrente, te berekenen vanaf 12 maart 2020, de datum van het schadebrengende feit, tot de daadwerkelijke betaling van de schadevergoeding;

De verwerende partij te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zeven middelen aan.

In het eerste middel wordt aangevoerd dat de ECB krachtens artikel 340, lid 3, VWEU en artikel 2043 van het Italiaans burgerlijk wetboek aansprakelijk is voor de door verzoekster geleden materiële en immateriële schade, en wordt per soort geleden schade het bedrag vermeld.

Het tweede middel betreft de omvang van de materiële en immateriële schade en het verlies van een kans die verzoekster stelt te hebben geleden en de voor de begroting daarvan toegepaste beginselen;

Het derde middel is ontleend aan de beginselen van de rechtspraak van de Europese Unie, met name de arresten van 28 oktober 2021, Vialto Consulting/Commissie (C-650/19 P, EU:C:2021:879), 9 februari 2022, QI e.a./Commissie en ECB (T-868/16, EU:T:2022:58), en 21 januari 2014, Klein/Commissie (T-309/10, EU:T:2014:19).

Verzoekster licht de voorwaarden waaronder een Unieburger de niet-contractuele aansprakelijkheid van een Europese instelling kan inroepen toe en stelt — op basis van een vergelijking met het Unierecht inzake de ECB, de instellingen en hun respectieve taken — dat aan die voorwaarden is voldaan, zoals ook door de deskundige in de bij het verzoekschrift gevoegde beëdigde verklaring is bevestigd.

De president van de ECB heeft het primair en het afgeleid Unierecht geschonden en misbruik gemaakt van haar bevoegdheid.

De ECB, meer bepaald haar president, heeft op 12 maart 2020 inbreuk gemaakt op artikel 127 VWEU van hoofdstuk 2 (“Monetair beleid”), de artikelen 3, 10, 11, 12, 13 en 38 van de Statuten van het Stelsel van Europese Centrale Banken en van de ECB, en artikel 17, punten 17.2 en 17.3 van de bij besluit van de ECB van 19 februari 2004 (1) vastgestelde regels.

In het vierde middel wordt de materiële schade van verzoekster begroot, onderbouwd en gedocumenteerd (geleden schade en gederfde winst).

In het vijfde middel wordt de schade wegens psychisch lijden en aantasting van de reputatie en de persoonlijke en professionele integriteit begroot, onderbouwd en gedocumenteerd.

In het zesde middel wordt het verlies van een kans toegelicht, onderbouwd en bewezen aan de hand van vermoedens en kansberekeningen en wordt betaling ervan gevorderd op grond van billijkheid.

Het zevende middel zet de beginselen uiteen van de Unierechtspraak op het gebied van immateriële schade die door de Europese instellingen aan Unieburgers is toegebracht, zoals die met name voortvloeien uit het arrest van het Gerecht van 12 september 2007, Combescot/Commissie (T-250/04, EU:T:2007:262).


(1)  Besluit 2004/257/EG van de Europese Centrale Bank van 19 februari 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (ECB/2004/2) (PB 2004, L 80, blz. 33), zoals gewijzigd bij besluit ECB/2014/1 van de Europese Centrale Bank van 22 januari 2014 (PB 2014, L 95, blz. 56).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/60


Beroep ingesteld op 10 maart 2023 — Biogen Netherlands/Commissie

(Zaak T-137/23)

(2023/C 179/85)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Biogen Netherlands BV (Badhoevedorp, Nederland) (vertegenwoordiger: C. Schoonderbeek, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

besluit C(2022) 9544 final van de Europese Commissie van 12 december 2022 tot verlening van een vergunning krachtens verordening (EG) nr. 762/2004 (1) voor het in de handel brengen van “Dimethyl Fumarate Teva — dimethylfumaraat”, een geneesmiddel voor menselijk gebruik, nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

De Commissie heeft het stelsel van richtlijn 2001/83/EG (2) in verband met de regels inzake wettelijke gegevensbescherming — waaronder artikel 6, lid 1, van die richtlijn en de in artikel 10, lid 1, ervan opgenomen verplichtingen voor aanvragers van generieke geneesmiddelen — niet geëerbiedigd.

2.

De Commissie heeft niet de gevolgen erkend van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik van 11 november 2021 voor de vraag of de toestemming voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Fumaderm, het proces voor het verkrijgen van een algemene vergunning voor het in de handel brengen van het geneesmiddel Tecfidera kon inleiden overeenkomstig artikel 6, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2001/83/EG.


(1)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB 2004, L 136, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB 2001, L 311, blz. 67).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/61


Beroep ingesteld op 17 maart 2023 — VI/Commissie

(Zaak T-147/23)

(2023/C 179/86)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: VI (vertegenwoordiger: M. Velardo, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de volgende maatregelen nietig te verklaren:

besluit van 20 mei 2022 waarbij haar is meegedeeld dat zij 53 punten heeft behaald bij het Talent Screener assessement van vergelijkend onderzoek EPSO/AST/150/21 voor laboranten, terwijl de minimumscore voor toelating tot de volgende fase 57 punten bedraagt;

besluit ARES (2022) s.9324205 van het tot aanstelling bevoegde gezag van 8 december 2022 houdende afwijzing van de klacht die zij op 14 juni 2022 overeenkomstig artikel 90, II, van het Statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie had ingediend en die is geregistreerd onder nr. R/30/22.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1.

Kennelijk onjuiste beoordeling van de kwalificaties en de duur van de beroepservaring van verzoekster, die door de jury willekeurig is verminderd, alsmede schending van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek waardoor er geen nieuwe indeling van de duur van de beroepservaring binnen de verschillende criteria van de Talent Screener mogelijk was.

2.

Schending van artikel 1, lid 1, van bijlage III bij het Statuut doordat de jury niet bevoegd was om de wegingsfactoren vast te stellen.

3.

Schending van de artikelen 27 en 29 van het Statuut en van artikel 5, eerste alinea, van bijlage III bij het Statuut, doordat de jury de juistheid van de door de kandidaten in de Talent Screener opgegeven kwalificaties en beroepservaring niet heeft gecontroleerd alvorens de lijst van tot de volgende fase van het assessment toegelaten kandidaten op te stellen.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/62


Beroep ingesteld op 18 maart 2023 — VK/Commissie

(Zaak T-148/23)

(2023/C 179/87)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: VK (vertegenwoordiger: M. Velardo, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de volgende besluiten nietig te verklaren:

besluit van 12 mei 2022 van het Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten PMO/2 Pensioenen, houdende afwijzing van het verzoek om overdracht in de zin van artikel 11, leden 2 en 3, van bijlage VIII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie (Ref: PMO 2, TFT IN, 3426594500); en

besluit van het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegd gezag van 9 december 2002 houdende afwijzing van de klacht (nr. R/373/22) dat tegen het besluit van 12 mei 2022 is ingediend op grond van artikel 90, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Schending van het recht, aangezien de algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 77, lid 1, van het Statuut de in dit artikel gestelde grenzen niet in acht nemen. Verzoeker voert tegen deze uitvoeringsbepalingen een exceptie van onwettigheid krachtens artikel 277 VWEU aan op grond dat zij in strijd zijn met de hogere norm.

2.

Onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van het begrip overmacht en van de bepalingen van financiële aard, aangezien het begrip overmacht geen criterium voor de uitlegging van het recht is, maar een element dat van buitenaf werkt en de toepassing van bepaalde bepalingen inzake het verval van de uitoefening van een recht verhindert.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/62


Beroep ingesteld op 20 maart 2023 — MBDA France / Commissie

(Zaak T-154/23)

(2023/C 179/88)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: MBDA France (Le Plessis-Robinson, Frankrijk) (vertegenwoordigers: F. de Bure en A. Delors, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht:

het besluit van de Commissie van 10 januari 2023, waarbij krachtens artikel 8, lid 3, van verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (1), het door verzoekster overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze verordening ingediende confirmatief verzoek om toegang tot de documenten 2022/5127 — Ares(2023)593134 met betrekking tot de oproep tot het indienen van voorstellen EDF-2021-AIRDEF-D betreffende bescherming tegen luchtdreigingen met hoge snelheid van de Commissie (“EATMI-project”) is afgewezen (“bestreden besluit”), op grond van de artikelen 256 en 263 VWEU nietig te verklaren voor zover bij dit besluit wordt geweigerd verzoekster volledige toegang tot de gevraagde documenten te verlenen, behoudens de weglating van bepaalde persoonsgegevens, van informatie die de bescherming van het openbaar belang wat betreft de openbare veiligheid, defensie en militaire aangelegenheden daadwerkelijk zou kunnen ondermijnen, en van informatie waaruit de strategische intenties blijken van het consortium onder leiding van de Spaanse onderneming Sener Aerospacial Sociedad Anonima (“SENER-consortium”) of van de leden daarvan;

het onderhavige beroep tot nietigverklaring overeenkomstig artikel 68 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht te voegen met het beroep dat is ingesteld in zaak T-614/22, MBDA France / Commissie; en

verweerster te verwijzen in de kosten van verzoekster in de onderhavige zaak.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van artikel 4, lid 1, onder a) en b), van verordening nr. 1049/2001. Verzoekster is met name van mening dat

de Commissie niet heeft aangetoond dat de mededeling van de gevraagde documenten aan MBDA France waarschijnlijk de bescherming van het openbaar belang wat betreft de openbare veiligheid, defensie en militaire aangelegenheden in de zin van artikel 4, lid 1, onder a) concreet en daadwerkelijk zal ondermijnen;

het bestreden besluit blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting aangezien de Commissie op grond van artikel 4, lid 1, onder b), van verordening nr. 1049/2001 niet kan weigeren om de namen en de functies mee te delen van de personen die deel uitmaken van de beoordelingscomités.

2.

Tweede middel: schending door het bestreden besluit van artikel 4, lid 2, eerste en tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001. Verzoekster is met name van mening dat

de toepassing in het bestreden besluit van de uitzondering voorzien in artikel 4, lid 2, eerste streepje, van verordening nr. 1049/2001 blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting aangezien (i) de mededeling van sommige van de gevraagde documenten betrekking heeft op haar eigen voorstel in antwoord op het EATMI-project, (ii) het heel onwaarschijnlijk lijkt dat de informatie in de andere documenten die beweerdelijk onder deze uitzondering vallen de bescherming van de commerciële belangen van de leden van het SENER-consortium kan ondermijnen, en, (iii) de Commissie in ieder geval niet kon weigeren om mee te delen welke scores waren toegekend aan het voorstel van het SENER-consortium;

de toepassing in het bestreden besluit van de uitzondering waarin artikel 4, lid 2, tweede streepje, van verordening nr. 1049/2001 voorziet, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting aangezien geen van de gevraagde documenten het juridische standpunt voor intern gebruik van de Commissie bevat betreffende de rechtmatigheid van het besluit waartegen beroep is ingesteld in zaak T-614/22, MBDA France / Commissie.

3.

Derde middel: schending door het bestreden besluit van artikel 4, lid 3, van verordening nr. 1049/2001. Verzoekster betoogt met name dat

de Commissie niet uitlegt om welke redenen de mededeling van de gevraagde documenten haar besluitvormingsproces concreet en daadwerkelijk ernstig zou ondermijnen;

de Commissie haar wegering niet rechtsgeldig kan motiveren op grond van de uitzondering waarin artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 1049/2001 voorziet, aangezien de procedure waarop de gevraagde documenten betrekking hebben, reeds is afgesloten.

4.

Vierde middel: schending van artikel 4, lid 6, en artikel 1, onder a), van verordening nr. 1049/2001. Verzoekster stelt met name dat de Commissie, door niet na te gaan of zij gedeeltelijk toegang tot de gevraagde documenten kon verlenen, haar verplichtingen om waar mogelijk gedeeltelijk toegang te verlenen en een zo ruim mogelijke toegang tot documenten te waarborgen, niet is nagekomen.


(1)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001 L 145, blz. 43).


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/64


Beroep ingesteld op 23 maart 2023 — Columbani/EDEO

(Zaak T-158/23)

(2023/C 179/89)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Jean-Marc Columbani (Oudergem, België) (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocaat)

Verwerende partij: Europese Dienst voor extern optreden

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

verzoekers jaarlijkse beoordelingsrapport 2021 van 13 juli 2022 nietig te verklaren;

indien nodig — voor zover het beoordelingsrapport erdoor wordt aangevuld — het besluit van de hoge vertegenwoordiger en de vicevoorzitter van de Commissie van 20 december 2022 tot afwijzing van klacht R/394/2022 die verzoeker op 19 augustus 2022 heeft ingediend tegen zijn beoordelingsrapport 2021, nietig te verklaren;

de verwerende partij te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker twee middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van de regels van de beoordelingsprocedure, van de artikelen 11bis, 12bis en 24 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, misbruik van bevoegdheid en handelen in strijd met de objectiviteit en onpartijdigheid die bij beoordelingsprocedures in acht moeten worden genomen.

2.

Tweede middel: kennelijk onjuiste beoordeling en misbruik van bevoegdheid.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/64


Beroep ingesteld op 24 maart 2023 — VN/Commissie

(Zaak T-159/23)

(2023/C 179/90)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: VN (vertegenwoordiger: A. Champetier en S. Rodrigues, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

dit beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

en bijgevolg,

het besluit van de Commissie van 6 juli 2022 waarin is vastgesteld dat verzoeker op 10 juni 2022 arbeidsgeschikt en dus ongeoorloofd afwezig was waardoor zijn salaris voor 1 kalenderdag is ingehouden, nietig te verklaren;

voor zover nodig, het besluit van de Commissie van 14 december 2022 waarbij de klacht van verzoeker van 16 augustus 2022 wordt afgewezen, nietig te verklaren;

de Commissie ertoe te veroordelen om verzoekers immateriële schade te vergoeden door hem twee maandsalarissen, inclusief toelagen te betalen;

de Commissie te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vier middelen aan.

1.

Gebrek aan onafhankelijkheid van de controlerende arts die verantwoordelijk was voor het consult van 10 juni 2022 en niet-nakoming van de onpartijdigheidsplicht.

2.

Niet-nakoming van de motiveringsplicht.

3.

Kennelijke beoordelingsfouten en overmacht.

4.

Niet-nakoming van de zorgplicht.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/65


Beroep ingesteld op 24 maart 2023 — Fritz Egger en anderen/ECHA

(Zaak T-163/23)

(2023/C 179/91)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Fritz Egger GmbH & Co. OG (St. Johann in Tirol, Oostenrijk) en 7 andere (vertegenwoordiger: M. Ahlhaus, advocaat)

Verwerende partij: Europees Agentschap voor chemische stoffen

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het besluit van verweerder van 16 december 2022, gepubliceerd op 17 januari 2023, nietig te verklaren, voor zover melamine (hierna: “de stof” of “melamine”) als zeer zorgwekkende stof (hierna: “,SVHC”) in de kandidaatslijst van autorisatieplichtige stoffen is opgenomen, in overeenstemming met artikel 57 van verordening (EG) nr. 1907/2006 (hierna: “REACH”)(hierna:“bestreden besluit”);

verweerder te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Eerste middel: het bestreden besluit schendt het beginsel van goede administratieve praktijken. De aanmerking van melamine als SVHC in overeenstemming met artikel 57, onder f), REACH in het bestreden besluit en de onderliggende motivering wijkt af van de vaste richtsnoeren. Daarom is het moeilijk om een specifieke wetenschappelijke basis aan te duiden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat er sprake is van een even zorgwekkend risico. Voorts voldoet de in het bestreden besluit en onderliggende motivering aangevoerde, onduidelijke en incoherente benadering niet aan de vereisten die zijn neergelegd in artikel 57, onder f), REACH. Het bestreden besluit schendt in zoverre het beginsel van goede administratie vanwege de incoherentie van het onderliggende gedrag van de administratie en de schending van het gewettigd vertrouwen van verzoekers met betrekking tot de procedure, de onderliggende beoordeling en het besluitvormingsproces.

2.

Tweede middel: verweerder heeft nagelaten om in overeenstemming met de vereisten neergelegd in artikel 57, onder f), REACH vast te stellen dat melamine ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens of voor het milieu kan hebben die even zorgwekkend zijn als die van de stoffen die zijn vermeld in artikel 57, onder a) tot en met e), REACH aangezien het bestreden besluit is vastgesteld op basis van gevolgen die niet voortvloeien uit de intrinsieke eigenschappen van melamine, en die dus buiten beschouwing moeten worden gelaten in verband met de aanmerking van melamine als zeer zorgwekkende stof.

3.

Derde middel: schending van artikel 57, onder f), REACH aangezien verweerder het bestreden besluit heeft vastgesteld zonder op basis van voldoende wetenschappelijk bewijs vast te stellen dat melamine waarschijnlijk ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens of voor het milieu kan hebben die even zorgwekkend zijn als die van de stoffen die zijn vermeld in artikel 57, onder a), tot en met onder e), REACH zodat het bestreden besluit op een kennelijke beoordelingsfout berust.

4.

Vierde middel: verzoekers stellen dat het bestreden besluit verzoekers’ recht om te worden gehoord schendt en hun recht om opmerkingen te maken over nieuw bewijsmateriaal dat alleen werd voorgelegd aan het Comité lidstaten. Verzoekers stellen in wezen dat zij niet werden gehoord over alle relevante feitelijke en juridische elementen op basis waarvan het bestreden besluit werd vastgesteld en dat verweerder kennelijk in de fout ging door rekening te houden met overeenkomstig nieuw bewijsmateriaal.

5.

Vijfde middel: verzoekers betogen dat het bestreden besluit de beginselen van evenredigheid, voorzienbaarheid, bescherming van het gewettigd vertrouwen en rechtszekerheid schendt door melamine te identificeren als SVCH waardoor de stof onder regelgevingstoezicht komt te staan, hoewel melamine wordt beschouwd als een geschikt alternatief voor andere stoffen waarvoor reeds een strengere regeling onder REACH geldt. De identificatie van melamine als SVCH kan daarnaast niet worden beschouwd als een passende maatregel in het licht van het algemene doel van de identificatie als SVHC zoals aangevoerd door verweerder.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/66


Beroep ingesteld op 27 maart 2023 — Drinks Prod/EUIPO — Wolff en Illg (IGISAN)

(Zaak T-164/23)

(2023/C 179/92)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Drinks Prod SRL (Păntășești, Roemenië) (vertegenwoordiger: I. Speciac, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partijen in de procedure voor de kamer van beroep: Siegfried Wolff (Berlijn, Duitsland), Matthias Illg (Berlijn)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij in de procedure voor het Gerecht

Betrokken merk: aanvraag voor Uniebeeldmerk IGISAN — inschrijvingsaanvraag nr. 18 329 332

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 19 januari 2023 in zaak R 982/2022-2

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing van de kamer van beroep te vernietigen, het beroep dat door verzoekster tegen de beslissing van de oppositieafdeling werd ingesteld, toe te wijzen en vervolgens het EUIPO te gelasten de inschrijvingsprocedure voor het betrokken merk voort te zetten voor alle gevraagde waren en diensten van de klassen 3 en 5.

Aangevoerd middel

Schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/67


Beroep ingesteld op 28 maart 2023 — Arkema France / Commissie

(Zaak T-165/23)

(2023/C 179/93)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Arkema France (Colombes, Frankrijk) (vertegenwoordigers: S. Dumon-Kappe en D. Todorova, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

en bijgevolg,

uitvoeringsverordening (EU) 2023/111 van de Commissie van 18 januari 2023 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op vetzuur van oorsprong uit Indonesië nietig te verklaren;

de Commissie hoe dan ook te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van artikel 9, lid 1, en artikel 21, lid 1, van verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016, betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie. Dit middel bestaat uit drie onderdelen.

In het eerste onderdeel wordt betoogd dat verwerende partij door haar besluit om ondanks de intrekking van de klacht het onderzoek naar de invoer van vetzuur van oorsprong uit Indonesië voort te zetten, geen rekening heeft gehouden met alle belangen van de Unie en met het verzet van verschillende Europese actoren.

In het tweede onderdeel wordt betoogd dat verwerende partij door haar besluit tot instelling van antidumpingrechten op de invoer van vetzuur van oorsprong uit Indonesië blijk heeft gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling van de belangen van de gebruikers.

In het derde onderdeel wordt betoogd dat de Commissie de algemene beginselen van gelijke behandeling en gewettigd vertrouwen heeft geschonden door te weigeren het antidumpingonderzoek te beëindigen zonder maatregelen op te leggen.

2.

Tweede middel: schending van artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 6, van verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016, betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie.

Verzoekende partij voert in dit verband aan dat verwerende partij de nadelige gevolgen van de invoer van vetzuur van oorsprong uit Indonesië, die de Europese industrie geen materiële schade heeft toegebracht, heeft overschat.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/68


Beroep ingesteld op 24 maart 2023 — Borealis Agrolinz Melamine Deutschland en Cornerstone/ECHA

(Zaak T-167/23)

(2023/C 179/94)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Borealis Agrolinz Melamine Deutschland GmbH (Lutherstadt Wittenberg, Duitsland), Cornerstone Chemical Co. (Metairie, Lousiana, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: R. Cana, E. Mullier en Z. Romata, advocaten)

Verwerende partij: Europees Agentschap voor chemische stoffen

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

het besluit van verweerder van 16 december 2022, gepubliceerd op 17 januari 2023, nietig te verklaren, voor zover melamine (hierna: “de stof” of “melamine”) als zeer zorgwekkende stof (hierna: “SVHC”) in de kandidaatslijst van autorisatieplichtige stoffen is opgenomen, in overeenstemming met artikel 59 van verordening (EG) nr. 1907/2006 (hierna: “REACH”)(hierna: “bestreden besluit”);

verweerder te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Eerste middel: verzoekers stellen dat verweerder artikel 57, onder f), REACH heeft geschonden en blijk heeft gegeven van een kennelijk onjuiste beoordeling. Verweerder heeft nagelaten om, volgens de in artikel 57, onder f), REACH opgelegde standaard, vast te stellen dat de stof ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens of voor het milieu kan hebben die even zorgwekkend kunnen zijn als die van de stoffen die zijn vermeld in artikel 57, onder a) tot en met e), REACH. Meer in het bijzonder heeft verweerder kennelijke fouten gemaakt met betrekking tot de verschillende aspecten van de volgens artikel 57, onder f), REACH opgelegde wettelijke standaard waardoor de algemene conclusie op een onjuiste rechtsopvatting berust.

2.

Tweede middel: verzoekers stellen dat verweerder heeft nagelaten om zijn stelling te motiveren dat de stof even zorgwekkende en waarschijnlijk ernstige gevolgen heeft.

3.

Derde middel: verzoekers betwisten dat het bestreden besluit evenredig is. Zij stellen dat het niet aan de met de autorisatieregeling van de REACH nagestreefde doelstellingen voldoet aangezien voor het overgrote aantal gevallen waarin de stof wordt gebruikt, geen autorisatie is vereist. Er bestaan doeltreffendere maatregelen om de doelstelling van oplegging van informatievereisten met betrekking tot de vermeende eigenschappen van de stof te verwezenlijken, zelfs wanneer de identificatie van de stof als SVHC als een doel op zich wordt nagestreefd.

4.

Vierde middel: verzoekers betwisten dat verweerder zich kan beroepen op het voorzorgsbeginsel om de conclusie te staven dat de stof voldoet aan de vereisten die zijn neergelegd in artikel 57, onder f). Artikel 57, onder f), is op zichzelf al een uitdrukking van het voorzorgsbeginsel en kan niet rechtvaardigen dat gebruik wordt gemaakt van onbetrouwbare gegevens of kennelijk onjuiste vermoedens.

5.

Vijfde middel: schending van verzoekers’ recht om te worden gehoord tijdens de procedure die tot de vaststelling van het bestreden besluit heeft geleid.

6.

Zesde middel: verweerder heeft ultra vires gehandeld en artikel 59, lid 8, REACH geschonden door het bestreden besluit vast te stellen zonder dat het Comité lidstaten van ECHA een unaniem akkoord had bereikt, welk akkoord een wezenlijk vormvoorschrift is aangezien vier lidstaten zich van stemming hebben onthouden.

7.

Zevende middel: machtsmisbruik van verweerder aangezien zij de SVHC-identificatieprocedure heeft gebruikt teneinde wettelijke erkenning te bereiken van criteria waarvoor de stof een testcase zou zijn in plaats van de door de wetgever gestelde doelstelling na te streven.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/69


Beroep ingesteld op 29 maart 2023 — Amstel Brouwerij/EUIPO — Anheuser-Busch (ULTRA)

(Zaak T-170/23)

(2023/C 179/95)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Amstel Brouwerij BV (Amsterdam, Nederland) (vertegenwoordiger: T. Cohen Jehoram, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Anheuser-Busch LLC (St. Louis, Missouri, Verenigde Staten)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: Uniebeeldmerk ULTRA — Uniemerk nr. 2 895 258

Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 24 januari 2023 in zaak R 2088/2021-5

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te vernietigen;

het EUIPO te verwijzen in de kosten.

Aangevoerd(e) middel(en)

Schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/69


Beroep ingesteld op 30 maart 2023 — Dendiki/EUIPO — D-Market (hepsiburada)

(Zaak T-172/23)

(2023/C 179/96)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Dendiki BV (Roosendaal, Nederland) (vertegenwoordigers: N. Ruyters en A. Klompt, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: D-Market Elektronik Hizmetler ve Ticaret Anonim Sirketi (Istanbul, Turkije)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: verzoekster

Betrokken merk: Uniewoordmerk hepsiburada — Uniemerk nr. 17 151 796

Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 24 januari 2023 in zaak R 639/2021-4

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te vernietigen;

het EUIPO en de andere partij, mocht zij in de procedure interveniëren, te verwijzen in de kosten.

Aangevoerd middel

schending van artikel 52, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/70


Beroep ingesteld op 31 maart 2023 — Simpson Performance Products/EUIPO — Freundlieb (BANDIT)

(Zaak T-173/23)

(2023/C 179/97)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Simpson Performance Products, Inc. (New Braunfels, Texas, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: J. Götz, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Andreas Freundlieb (Berlijn, Duitsland)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: aanvraag voor Uniewoordmerk BANDIT — inschrijvingsaanvraag nr. 18 179 533

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 19 januari 2023 in zaak R 784/2022-2

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te vernietigen;

Uniemerkaanvraag nr. 18 179 533 BANDIT af te wijzen;

subsidiair, de procedure terug te verwijzen naar een andere kamer van beroep van het EUIPO voor een nieuw onderzoek en afdoening van de zaak;

het EUIPO te verwijzen in de kosten.

Aangevoerde middelen

Schending van artikel 107 van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad juncto artikel 3, lid 1, en artikel 20, lid 3, van de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland;

Schending van artikel 94, lid 1, tweede zin, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/71


Beroep ingesteld op 31 maart 2023 — Hong Kong NetEase Interactive Entertainment/EUIPO — Medion (LifeAfter)

(Zaak T-175/23)

(2023/C 179/98)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Hong Kong NetEase Interactive Entertainment Ltd (Sheung Wan, Hong Kong, China) (vertegenwoordiger: J. Carbonell Callicó, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Medion AG (Essen, Duitsland)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij in de procedure voor het Gerecht

Betrokken merk: aanvraag voor het Uniewoordmerk LifeAfter — inschrijvingsaanvraag nr. 17 992 446

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 20 december 2022 in zaak R 557/2022-5

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te vernietigen en uitdrukkelijk de inschrijving van het Uniemerk nr. 17 992 446 toe te staan;

het EUIPO en interveniënte, Medion AG, te verwijzen in alle kosten van het geding voor het Gerecht, met inbegrip van de kosten van de procedure voor het EUIPO.

Aangevoerd middel

Schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/71


Beroep ingesteld op 31 maart 2023 — PT Musim Mas/Commissie

(Zaak T-176/23)

(2023/C 179/99)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: PT Musim Mas (Medan, Indonesië) (vertegenwoordigers: B. Servais en V. Crochet, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

uitvoeringsverordening (EU) 2023/111 van de Commissie van 18 januari 2023 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op vetzuur van oorsprong uit Indonesië nietig te verklaren, voor zover deze betrekking heeft op verzoekster, en;

de Commissie en elke partij die in de loop van de procedure wordt toegelaten tot interventie aan de zijde van de Commissie te verwijzen in de kosten van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

1.

Eerste middel: de Commissie heeft het beginsel van goede administratie en de motiveringsplicht geschonden door het onderzoek niet te beëindigen na de intrekking van de klacht.

2.

Tweede middel: de Commissie heeft de artikelen 21, lid 1, en 9, lid 4, van de basisverordening geschonden door niet tot de slotsom te komen dat het niet in het belang van de Unie was om maatregelen in te stellen.

3.

Derde middel: de Commissie heeft de artikelen 2, leden 3 en 6, en 9, lid 4, van de basisverordening geschonden door een onredelijke en verkeerd berekende winstmarge te gebruiken om de normale waarde van de productcontrolenummers (PCNs), die door verzoekster in niet-representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werden verkocht, te berekenen.

4.

Vierde middel: de Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de normale waarde van vijf PCNs die in het geheel niet door verzoekster waren verkocht op de binnenlandse markt, te berekenen op grond van artikel 2, lid 3, van de basisverordening, zonder dat zij eerst heeft vastgesteld of het mogelijk was om de normale waarde van deze vijf PCNs te berekenen op grond van artikel 2, lid 1, tweede alinea, van de basisverordening.

5.

Vijfde middel: de Commissie heeft artikel 9, lid 4, van de basisverordening geschonden door een antidumpingrecht in te stellen dat hoger is dan de dumpingmarge, aangezien een onjuiste wisselkoers werd toegepast bij de omzetting van de netto factuurwaarde en kosten, verzekeringen en vrachten van bepaalde transacties van ICOF Europe.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/72


Beroep ingesteld op 3 april 2023 –Lacroix/EUIPO — Xingyu Safety Tech (ADAMAS)

(Zaak T-177/23)

(2023/C 179/100)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Nathalie Lacroix (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordigers: E. Sugrañes Coca en C. Sotomayor Garcia, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Xingyu Safety Tech Co. Ltd (Gaomi, China)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij in de procedure voor het Gerecht

Betrokken merk: aanvraag voor Uniebeeldmerk ADAMAS — inschrijvingsaanvraag nr. 18 387 424

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de tweede kamer van beroep van het EUIPO van 25 januari 2023 in zaak R 2004/2022-2

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de herziening van de bestreden beslissing te gelasten in die zin dat Uniemerkaanvraag nr. 18 387 424 voor “sportkleding; schoenen” van klasse 25 wordt ingeschreven aangezien er na ruime overweging van alle relevante omstandigheden van de zaak geen verwarringsgevaar tussen de handelsmerken kan worden vastgesteld.

het EUIPO te verwijzen in de kosten.

Subsidiair, indien het Gerecht de eerste vordering afwijst:

de bestreden beslissing te vernietigen voor zover daarbij bescherming wordt geweigerd aan aanvraag nr. 18 387 424 voor waren van klasse 25;

het EUIPO te verwijzen in de kosten.

Aangevoerd middel

Schending van artikel 8, lid 1, onder b), van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/73


Beroep ingesteld op 5 april 2023 — FFPE afdeling Raad / Raad

(Zaak T-179/23)

(2023/C 179/101)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Fédération de la fonction publique européenne section Conseil (FFPE) (European Civil Service Federation, afdeling Raad) (Brussel, België) (vertegenwoordigers: A. Champetier en S. Rodrigues, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren en, bijgevolg,

de bestreden handeling nietig te verklaren;

verwerende partij te veroordelen tot betaling van het symbolische bedrag van 1 EUR voor de door haar geleden immateriële schade;

verwerende partij te verwijzen in alle kosten

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep tot nietigverklaring van de nota van de Raad van 3 april 2023 waarbij verzoekende partij in kennis werd gesteld van de resultaten en de gevolgen van de verificatieprocedure die tegen haar is geopend bij toepassing van de overeenkomst van 28 maart 2006 tussen de Raad van de Europese Unie en de vak- of beroepsorganisaties van het personeel van het secretariaat-generaal van de Raad (hierna: “overeenkomst”) voert verzoekende partij drie middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van de overeenkomst en van de machtigingsovereenkomst.

2.

Tweede middel: schending van de geest van loyale samenwerking die uit de overeenkomst voortvloeit, van het beginsel van behoorlijk bestuur en van het beginsel van uitvoering te goeder trouw van overeenkomsten.

3.

Derde middel: schending van het grondrecht op vakverenigingsvrijheid.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/74


Beroep ingesteld op 5 april 2023 — L'Oréal/EUIPO — Samar't Pharma (Bl blue pigment)

(Zaak T-180/23)

(2023/C 179/102)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: L'Oréal (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: T. de Haan en S. Vandezande, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Samar't Pharma, SL (Vilamalla, Spanje)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: verzoekende partij

Betrokken merk: aanvraag voor Uniebeeldmerk Bl blue pigment — inschrijvingsaanvraag nr. 18 338 656

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 17 januari 2023 in zaak R 1102/2022-4

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te vernietigen;

het EUIPO en interveniënte te verwijzen in de kosten, met inbegrip van verzoeksters kosten van de procedure voor de vierde kamer van beroep van het EUIPO.

Aangevoerd middel

Schending van artikel 8, lid 1, onder b) van verordening (EU) nr. 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/74


Beroep ingesteld op 10 april 2023 — Dermavita Company/EUIPO — Allergan Holdings France (JUVÉDERM)

(Zaak T-181/23)

(2023/C 179/103)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Dermavita Company S.a.r.l. (Beirut, Libanon) (vertegenwoordiger: D. Todorov, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Allergan Holdings France SAS (Courbevoie, Frankrijk)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: Uniewoordmerk “JUVÉDERM” — Uniemerk nr. 5 807 169

Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de vierde kamer van beroep van het EUIPO van 1 februari 2023 in zaak R 904/2022-4

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te vernietigen;

de verwerende partij en de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep te verwijzen in hun eigen kosten en in de kosten die voor verzoekster zijn opgekomen in elke fase van de procedure tot nietigverklaring van het betrokken merk, daaronder begrepen de kosten van de procedures voor het EUIPO en het Gerecht.

Aangevoerd middel

schending van artikel 95, lid 1, artikel 97, lid 1 en artikel 107 van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/75


Beroep ingesteld op 11 april 2023 — Puma/EUIPO — Société d'équipements de boulangerie pâtisserie (BERTRAND PUMA La griffe boulangère)

(Zaak T-184/23)

(2023/C 179/104)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Puma SE (Herzogenaurach, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. Schunke en P. Trieb, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Société d'équipements de boulangerie pâtisserie (Portes-Lès-Valence, Frankrijk)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Aanvrager van het betrokken merk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken merk: aanvraag voor Uniebeeldmerk BERTRAND PUMA La griffe boulangère — inschrijvingsaanvraag nr. 18 046 533

Procedure voor het EUIPO: oppositieprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de eerste kamer van beroep van het EUIPO van 23 januari 2023 in zaak R 2420/2020-1

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden beslissing te vernietigen;

verweerder te verwijzen in de kosten, met inbegrip van de kosten voor de kamer van beroep.

Aangevoerd middel

schending van artikel 8, lid 5, van verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/76


Beroep ingesteld op 11 april 2023 — PT Permata Hijau Palm Oleo en PT Nubika Jaya / Commissie

(Zaak T-187/23)

(2023/C 179/105)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: PT Permata Hijau Palm Oleo (Medan, Indonesië), PT Nubika Jaya (Medan, Indonesië) (vertegenwoordigers: F. Graafsma en J. Cornelis, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

uitvoeringsverordening (EU) 2023/111 van de Commissie van 18 januari 2023 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op vetzuur van oorsprong uit Indonesië (1), nietig te verklaren; en

de Europese Commissie te verwijzen in de kosten van verzoekende partijen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters twee middelen aan.

1.

Eerste middel: schending van artikel 17, lid 3, van verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (“basisverordening”), doordat het verzoek van verzoeksters om een individueel onderzoek van de dumpingmarge is afgewezen.

2.

Tweede middel: schending van artikel 3, lid 2, artikel 9, lid 1, artikel 9, lid 2, artikel 9, lid 4, en artikel 21, lid 1, van de basisverordening, en van de artikelen 5.7 en 5.8 van de WTO-antidumpingovereenkomst, doordat het onderzoek is voortgezet en rechten zijn opgelegd ondanks de intrekking van de klacht.


(1)  PB 2023, L 18, blz. 1.


22.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/76


Beschikking van het Gerecht van 28 maart 2023 — Félix / Commissie

(Zaak T-784/21) (1)

(2023/C 179/106)

Procestaal: Frans

De president van de Vijfde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 73 van 14.2.2022.


Top