EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0163R(01)

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan uitbreidings- en nabuurschapspartners in de context van de crisis van de COVID-19-pandemie

COM/2020/163 final/2

Brussel, 22.4.2020

COM(2020) 163 final

2020/0065(COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan uitbreidings- en nabuurschapspartners in de context van de crisis van de COVID-19-pandemie

{SWD(2020) 63 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De COVID-19-pandemie is nu verspreid over de hele wereld. Meer dan twee miljoen mensen zijn besmet en bijna 140 000 mensen met een bevestigde besmetting zijn aan het virus bezweken (volgens WHO-gegevens per 17 april). Bij de initiële respons ligt overal ter wereld het zwaartepunt bij het redden van levens. Dat gebeurt door uiteenlopende maatregelen te nemen om de verspreiding van het virus in te dijken en de gezondheidszorg te versterken. Veel van deze maatregelen hebben samenlevingen en economieën doen stilvallen, maar er kan geen afruil zijn tussen levens redden en banen redden. Integendeel, het virus onder controle krijgen is een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame — economische of sociale — ontwikkeling.

Maatregelen worden ook snel uitgerold om de economische fall-out van de crisis te beperken. Ondanks deze maatregelen stevenen de meeste, zo niet alle, uitbreidings- en nabuurschapspartners dit jaar af op een recessie, omdat er daarnaast de gevolgen van een wereldwijde recessie zijn en de financiële markten zwaar onder druk komen te staan. Ook al is de oorzaak voor deze crisis bij hen dezelfde, toch kan de duur en de ernst ervan verschillen, afhankelijk van hun economische structuur en hun mogelijkheden om met beleid krachtig tegen te sturen. Door de recessie zakt niet alleen de handel in en verschuift de risicoaversie doorgaans weg van opkomende markten, maar ook de betalingsbalans van deze landen komt acuut onder druk te staan. Afhankelijk van de verspreiding van het virus en van de economische gevolgen daarvan, bestaat er ook een duidelijk en onmiddellijk risico met betrekking tot de maatschappelijke stabiliteit en veiligheid, met mogelijke overloopeffecten binnen de regio en daarbuiten.

Tegen deze achtergrond komt de Europese Commissie met het voorstel om macrofinanciële bijstand (hierna ook “MFB” genoemd) in te zetten om tien partners in de buurlanden te steunen in de context van de COVID-19-crisis.

Macrofinanciële bijstand is een van de instrumenten van de EU om te reageren op externe crises. Deze wordt, in combinatie met een uitbetalingsprogramma van het IMF dat afhankelijk wordt gesteld van een overeengekomen programma van economische hervormingen, gebruikt als antwoord op betalingsbalanscrises. In deze uitzonderlijke omstandigheden stelt de Commissie ook programma’s voor macrofinanciële bijstand voor in het geval van partners die noodfinanciering van het IMF ontvangen; deze programma’s kunnen er komen zonder voorafgaande maatregelen en/of conditionaliteit, via onder meer het Rapid Financing Instrument (hierna “RFI” genoemd). Deze “crisis-MFB’s” zullen dus een kortere looptijd hebben (12 maanden in plaats van 2,5 jaar) en omvatten maar twee uitbetalingen. De eerste uitbetaling wordt vrijgegeven zodra het besluit inzake macrofinanciële bijstand is vastgesteld en, daarmee samenhangend, met elk van de begunstigden overeenstemming is bereikt over een memorandum van overeenstemming. De tweede uitbetaling wordt vrijgegeven wanneer de voorwaarden zijn vervuld die in de memoranda van overeenstemming nader zullen worden bepaald. Zoals bij alle macrofinanciële bijstand is deze conditionaliteit specifiek voor elke partner, zodat deze volledig adequaat is om, binnen het raamwerk van het instrument van macrofinanciële bijstand: macro-economische stabiliteit te stimuleren en tegelijk het algemene macro-economische management te verbeteren, de economische governance en transparantie te versterken en de voorwaarden voor duurzame groei te verbeteren. Bovendien zal deze conditionaliteit zodanig moeten worden geformuleerd dat deze valt te implementeren, rekening houdende met de beperktere tijdspannes en de context van huidige pandemie.

De Europese Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in om tien partners voor een totaalbedrag van 3 miljard EUR macrofinanciële bijstand toe te kennen. De bijstand zou in de vorm van leningen op middellange termijn verlopen.

De voorgestelde macrofinanciële bijstand van de EU moet partners helpen om een deel te dekken van hun dringende behoeften aan externe financiering in het kader van IMF-programma’s die momenteel lopen. Dit moet hun economie op het gebied van de betalingsbalans op korte termijn minder kwetsbaar maken in verband met de COVID-19-crisis. Met de voorgestelde bijstand zou externe stabilisatie worden ondersteund en zouden de autoriteiten zo beleidsruimte krijgen om maatregelen uit te rollen die de economische fall-out van de COVID-19-crisis tegengaan. Tegelijk zou dit ook een aanmoediging zijn om hervormingen uit te voeren die gericht zijn op het verbeteren van het algemene macro-economische management, de economische governance en transparantie, en de voorwaarden voor hernieuwde duurzame groei.

De voorgestelde macrofinanciële bijstand sluit aan bij de doelstellingen van de uitbreidings- en nabuurschapsstrategieën van de EU. Dit zou voor de partners in de regio een signaal zijn dat de EU klaar staat om hen te steunen in deze tijd van een ongekende crisis. In deze context is de Commissie van oordeel dat is voldaan aan de politieke en economische randvoorwaarden voor een macrofinanciële-bijstandsoperatie van het voorgestelde bedrag en de voorgestelde aard.

De voorstelde macrofinanciële bijstand betreft de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, Georgië, het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, Kosovo 1*, de Republiek Moldavië, Montenegro, de Republiek Noord-Macedonië, de Republiek Tunesië en Oekraïne. De situatie is echter nog volop in beweging en de COVID-19-crisis begint ook in andere landen steeds meer een uitdaging worden. Macrofinanciële bijstand blijft ook beschikbaar voor andere in aanmerking komende landen waar zich later betalingsbalansmoeilijkheden zouden voordoen. De Commissie zal ook een discussie op gang brengen over de reikwijdte van het instrument macrofinanciële bijstand en hoe dit aanhaakt bij andere beleidslijnen van het externe beleid van de Unie.

Het bedrag aan macrofinanciële bijstand is gebaseerd op een voorlopige raming van de resterende externe financieringsbehoeften van de partners en houdt rekening met hun mogelijkheden om zichzelf te financieren uit eigen middelen, in het bijzonder de internationale reserves die zij ter beschikking hebben, maar ook uit middelen die het IMF en de Wereldbank verstrekken. Bij de vaststelling van het bijstandsbedrag wordt ook rekening gehouden met het gegeven dat de lasten billijk tussen de Unie en andere donoren moeten worden verdeeld, met de reeds bestaande inzet van andere externe financieringsinstrumenten van de Unie, en met de meerwaarde van de totale inbreng van de Unie.

Uitbreidingspartners

Albanië is als gevolg van zijn nauwe economische banden met bepaalde EU-lidstaten die sterk worden getroffen, het belang van toerisme en zijn grote financieringsbehoeften bijzonder kwetsbaar voor de economische fall-out van de pandemie. De beperkte capaciteit van de gezondheidssector en de schade door de aardbeving van november 2019, waardoor de beperkte beschikbare begrotingsruimte al is gebruikt, maken de situatie alleen maar erger. Desondanks is het kabinet snel een beleid gaan voeren van ondersteunende maatregelen ten belope van rond 2 % van het bbp ten behoeve van getroffen bedrijven en huishoudens en de gezondheidssector. Volgens de herziene begroting zal in 2020 het begrotingstekort uitkomen op 4 % van het bbp en zou de overheidsschuld kunnen oplopen tot meer dan 69 % van het bbp, al lijkt dit optimistisch. Volgens de prognoses van internationale instellingen zal het reële bbp dit jaar met rond 5 % terugvallen. Naast het begrotingstekort moet het kabinet ook de terugbetaling van 545 miljoen EUR buitenlandse schulden herfinancieren (3,8 % van het bbp). Aanvankelijk was het plan om dit gedeeltelijk te dekken door een euro-obligatie van 500 tot 600 miljoen EUR uit te geven, maar onder de huidige omstandigheden lijkt het vooruitzicht om een zo hoog bedrag op de markt op te halen, hoogst onzeker. Het financieringstekort zou, na aftrek van RFI-steun van het IMF, van leningen van de Wereldbank en van subsidies van het EU-instrument voor pretoetredingssteun (IPA), 2,5 % van het bbp kunnen bedragen of rond 350 miljoen EUR. In deze situatie is macrofinanciële bijstand ten belope van 180 miljoen EUR gerechtvaardigd.

In Bosnië en Herzegovina heeft de uitbraak van de COVID-19-pandemie de economische vertraging die al bezig was, nog acuter gemaakt, waarbij vooral het vervoer en het toerisme worden getroffen, maar ook overdrachten van werkenden, die goed zijn voor zo’n 5 % van het bbp en die een belangrijke reddingslijn zijn, met name voor huishoudens met een lager inkomen. In de recentste prognoses voor 2020 wordt gerekend met een daling van de economische activiteit met zo’n 10 %, die gepaard gaat met een scherpe stijging van de werkloosheid. Ondanks vrij stevige nominale begrotingscijfers zijn de mogelijkheden van het land om op korte termijn de nodige begrotingsruimte te creëren, zeer beperkt. De Bosnische autoriteiten hebben het IMF al om noodfinanciering gevraagd, tot een bedrag van 330 miljoen EUR (bijna 2 % van het bbp). De economische vertraging zal een sterke daling in de ontvangsten en een scherpe stijging van de overdrachten veroorzaken, hetgeen de financieringsbehoeften sterk zal doen toenemen. De huidige ramingen geven voor 2020 een resterend financieringstekort te zien van zo’n 500 miljoen EUR (2,8 % van het bbp), na aftrek van bijdragen van het IMF (tot 330 miljoen EUR of bijna 2 % van het bbp) en de Wereldbank (rond 20 miljoen EUR of 0,1 % van het bbp). Door zijn zwakke kredietrating heeft het land zeer beperkte toegang tot internationale financiële markten, terwijl de eigen financiële markten te klein zijn om de resterende financieringsbehoeften op te vangen. In deze situatie is macrofinanciële bijstand ten belope van 250 miljoen EUR gerechtvaardigd.

De uitbraak van de COVID-19-pandemie en de daarmee samenhangende shutdown hebben een drastisch effect op de Kosovaarse economie doordat handel en financiële stromen worden ontwricht. Overmakingen, die goed zijn voor meer dan 10 % van het bbp, financieren een substantieel deel van de particuliere consumptie, terwijl de dienstenuitvoer naar de diaspora (in hoofdzaak toerisme) een zeer groot tekort op de goederenbalans (meer dan 40 % van het bbp) mitigeert. Een ander kwetsbaar punt van de Kosovaarse economie is de broze particuliere sector, die wordt gedomineerd door micro-ondernemingen met beperkte liquiditeitsbuffers. Tegen deze achtergrond zal het reële bbp in 2020 naar verwachting met rond 5 % krimpen. Ondanks vrij stevige nominale begrotingscijfers in 2019 is de begrotingsruimte zeer beperkt. Kosovo heeft (bij gebreke van een kredietrating) geen toegang tot internationale financiële markten, en bijna tweede derde van zijn totale schuld is in handen van een smalle beleggersbasis: 38 % wordt gehouden door het Kosovo Pension Savings Trust (KPST) en 23 % door de centrale bank. De combinatie van kelderende overheidsontvangsten met grote basisbetalingen en de maatregelen voor crisisrespons vormen een acuut liquiditeitsrisico. De overheidsontvangsten zullen volgens de ramingen van het IMF in april-juni met 50 tot 60 % (jaarmutatie) dalen, terwijl het demissionaire kabinet een noodpakket van 180 miljoen EUR heeft goedgekeurd. De overheidsdeposito’s bij de centrale bank die al onder de wettelijk vastgelegde 4,5 % van het bbp zijn gedaald, zullen in 2020 naar verwachting verder verslechteren tot 2,5 % van het bbp. Kosovo heeft het IMF om 51,6 miljoen EUR noodliquiditeitssteun via het RFI verzocht en de raad van bestuur van het IMF heeft deze aanvraag op 10 april 2020 goedgekeurd. Volgens de huidige prognoses wordt het nog resterende financieringstekort op zo’n 210 miljoen EUR geraamd. In deze situatie is macrofinanciële bijstand ten belope van 100 miljoen EUR gerechtvaardigd.

Montenegro is bijzonder kwetsbaar voor de economische fall-out van de pandemie door zijn sterke afhankelijkheid van de toeristische sector en zijn grote behoeften aan externe financiering. Montenegro stevent in 2020 af op een diepe recessie, waarbij internationale instellingen een reële krimp van de economie met 9 % voorspellen. Toerisme, een van de zwaarst getroffen sectoren, is goed voor meer dan 20 % van het bbp en is een belangrijke bron van vreemde valuta, werkgelegenheid en begrotingsontvangsten. Door maatregelen om het coronavirus in te dijken, zijn het toerisme en het reisverkeer stilgevallen net op het moment dat voor deze activiteiten het hoogseizoen zou beginnen. Ondanks beperkte begrotingsruimte is het kabinet snel een beleid gaan voeren van ondersteunende maatregelen van rond 2 % van het bbp dat de economie moet helpen om te gaan met de gevolgen van de pandemie. Bij deze maatregelen gaat het met name om betalingsuitstel voor belastingen en sociale premies, een moratorium op aflossingen van leningen en op betalingen van huurgelden voor overheidsvastgoed, alsmede subsidies voor bedrijven en werknemers. In voorlopige ramingen van het ministerie van Financiën wordt ermee gerekend dat in 2020 het begrotingstekort zal oplopen tot meer dan 7 % van het bbp en dat de overheidsschuld met 2,6 procentpunt extra zal stijgen tot 82 % van het bbp, de hoogste cijfers in de regio. Het financieringstekort zou, na aftrek van leningen van het IMF en de Wereldbank en van EU-subsidies, kunnen uitkomen op rond 120 miljoen EUR. In deze situatie is macrofinanciële bijstand ten belope van 60 miljoen EUR gerechtvaardigd.

In Noord-Macedonië is de economie zwaar verstoord, nu de verruimde maatregelen voor sociale onthouding een stevige impact hebben op de productie en de werkgelegenheid, en de externe handelsactiviteit in de flank wordt geraakt. Actuele prognoses geven voor 2020 een daling van het reële bbp van rond 4 % te zien. Het kabinet heeft snel verregaande maatregelen genomen om in de maanden april en mei de liquiditeit van het mkb en de werkgelegenheid te stutten in de zwaarst getroffen sectoren. De begrotingsruimte om de sociaal-economische fall-out van de crisis op te vangen, is echter beperkt. In een bestcasescenario rekent het kabinet voor 2020 met 20 % minder ontvangsten dan in de oorspronkelijke begroting en wil het uitgaven anders toewijzen, zonder het plafond te verhogen. Op basis van het bbp in 2019 zou dit neerkomen op een tekort van rond 8 %. Particuliere overmakingen vanuit het buitenland, zoals overmakingen van werkenden, maar ook inkomende stromen van buitenlandse directe investeringen zullen naar verwachting sterk teruglopen, waardoor de reserves minder dekking bieden. Bovendien staan het kabinet en de overheidsbedrijven in 2020–2021 voor bijzondere hoge binnenlandse en buitenlandse herfinancieringsbehoeften — voor in totaal 1,65 miljard EUR (voor elk van beide jaren rond 7,3 % van het bbp in 2019). Daarbij gaat het om de terugbetaling van 500 miljoen EUR voor de euro-obligatie van 2014, delen van de euro-obligatie van 2015 en de beleidsondersteunende garantie van de Wereldbank uit 2013, alsmede de terugbetaling van grote buitenlandse commerciële leningen aan het overheidsbedrijf voor openbare wegen, dat belast is met de bouw van grote infrastructuurprojecten in het wegvervoer. Het kabinet heeft het IMF om bijstand via het RFI verzocht, voor een bedrag van 177 miljoen EUR, en de Wereldbank om een lening. Volgens de huidige ramingen blijft er een financieringstekort over van 330 miljoen EUR, na aftrek van subsidies door het IMF, de Wereldbank en de EU. In deze situatie is macrofinanciële bijstand ten belope van 160 miljoen EUR gerechtvaardigd.

Oostelijk nabuurschap

Georgië zou dit jaar een diepe recessie ingaan, tegen een achtergrond van stijgende financieringsbehoeften. De economie van Georgië wordt zwaar getroffen door de coronacrisis. Recente ramingen waarin de impact van het virus is meegenomen, wijzen voor 2020 op een economische krimp van rond 4 %. Door de kostprijs van maatregelen om de impact van de crisis te dempen, door hogere uitgaven in de gezondheidszorg en door lagere ontvangsten zal het begrotingstekort in 2020 naar verwachting oplopen tot zo’n 8 % van het bbp. De betalingsbalans van Georgië zal ook verslechteren door lagere inkomsten uit de dienstenuitvoer (met name het toerisme), een lagere instroom van overmakingen, waarschijnlijk lagere instromen van buitenlandse directe investeringen en een uitstroom van portfoliokapitaal. Het externe financieringstekort wordt door het IMF voor 2020–2021 voorzichtig op rond 1,6 miljard USD geraamd, en Georgië zal bijstand van zijn internationale partners moeten krijgen om dit tekort te dichten. Op 14 april 2020 hebben de autoriteiten met het IMF op technisch niveau overeenstemming bereikt over een verhoging van het huidige (bijna volledig uitgekeerde) programma van de uitgebreide financieringsfaciliteit (EFF) met ongeveer 375 miljoen USD, waarvan 308 miljoen USD in 2020 zal worden uitgekeerd. Met de Wereldbank, ADB, AFD, KfW en EIB lopen onderhandelingen over het verhogen van hun beleidsondersteunende leningen. Georgië heeft momenteel een programma voor macrofinanciële bijstand lopen waarvan de laatste tranche van 25 miljoen EUR naar verwachting in het tweede kwartaal van 2020 zal worden uitbetaald. Voorwaarde is wel de uitvoering van de overeengekomen beleidsvoorwaarden; aan de meeste daarvan is al voldaan. In totaal moet, op basis van actuele informatie, voor dit jaar nog een financieringstekort van naar raming zo’n 900 miljoen USD worden gedicht. Aangezien er goede vooruitzichten zijn voor de bijdragen van andere crediteuren, lijkt een nieuw programma voor macrofinanciële bijstand van 150 miljoen EUR gerechtvaardigd.

Het effect van de maatregelen om de verspreiding van het COVID-19-virus een halt toe te roepen en de fall-out van de wereldwijde recessie zullen de economie van de Republiek Moldavië (hierna kortweg “Moldavië” genoemd) in 2020 naar verwachting hard raken. De belangrijkste transmissiekanalen van de crisis zijn overmakingen (die goed zijn voor 15 % van het bbp in Moldavië) en de handel met landen die door de crisis worden getroffen, met name EU-lidstaten. De Moldavische economie zal in 2020 naar verwachting in een recessie terechtkomen, terwijl de betalingsbalans en de overheidsfinanciën door de crisis zwaar onder druk zullen komen te staan. Het externe financieringstekort wordt voor 2020 voorzichtig op 800 miljoen USD (rond 7 % van het bbp) geraamd, terwijl het budgettaire financieringstekort op 10,5 miljard MDL (rond 550 miljoen USD) wordt geraamd. Moldavië heeft enige beleidsruimte om de schokken op te vangen, omdat zowel de overheidsschuld als de internationale reserves de voorbije jaren op een positief traject zaten dankzij ondersteuning van een EFF/ECF-programma over drie jaar van het IMF, maar niet voor langere tijd en duidelijk binnen bepaalde marges. Het IMF is bereid om rond 240 miljoen USD (220 miljoen EUR) noodsteun aan Moldavië toe te kennen om de economische effecten van de COVID-19-crisis te mitigeren. Moldavië heeft een programma voor macrofinanciële bijstand lopen waarbij, indien aan de voorwaarden is voldaan, de tweede en de derde tranche van in totaal 70 miljoen EUR kan worden uitbetaald voordat het programma in juli 2020 afloopt. Daarnaast zouden de reeds aangekondigde 200 miljoen EUR Russische kredieten voor 2020, die in hoofdzaak voor infrastructuurinvesteringen bestemd waren, een nieuwe bestemming kunnen krijgen om de gevolgen van de crisis op te vangen. Omdat Moldavië echter beperkte toegang tot internationale kapitaalmarkten heeft, zou het aanvullende bijstand nodig hebben om het externe financieringstekort te dekken. Tegen deze achtergrond is een nieuw programma voor macrofinanciële bijstand ten belope van 100 miljoen EUR gerechtvaardigd.

In Oekraïne is de macrofinanciële stabiliteit dit jaar opnieuw onder druk komen te staan, zeker na de plotse kabinetsherschikking begin maart, die samenviel met de uitbraak van de wereldwijde coronacrisis. De situatie op de financiële markten is medio maart sterk verslechterd, toen het rendement op in euro uitgegeven overheidsobligaties eerst bijna verdrievoudigde om dan te stabiliseren op rond 8 % (tegenover 4,4 % eind januari). Een negatief vertrouwenseffect, aangejaagd door verwachtingen van een forse krimp (met prognoses die uiteenlopen van 4 % tot 9 % in 2020), resulteerde in een toegenomen vraag naar vreemde valuta. De centrale bank van Oekraïne moest in de tweede helft van maart het equivalent van 2,2 miljard USD verkopen, waardoor zij haar officiële internationale reserves met meer dan 8 % zag slinken (tegenover de 27 miljard USD die eind februari 2020 was gemeld). De herziene begroting voor 2020, die op 13 april 2020 door het Parlement is goedgekeurd, bevat een coronafonds van 2,5 miljard EUR voor onmiddellijke maatregelen om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. In het licht van de verwachte verslechtering van de overheidsfinanciën als gevolg van de recessie en bijkomende crisisuitgaven is het totale begrotingstekort voor 2020 bijgesteld tot 7,5 % van het bbp, of het equivalent van 11 miljard USD. Hoewel een deel van het begrotingstekort binnenlands kan worden gefinancierd, heeft de overheid ook nog 5 miljard USD externe schulden die in 2020 moeten worden terugbetaald. Het IMF raamt het totale externe financieringstekort voor 2020 op rond 12 miljard USD. Tegen deze achtergrond heeft het IMF ermee ingestemd om de omvang van zijn recentelijk via onderhandelingen tot stand gekomen driejaarsprogramma op te trekken van 5,5 miljard USD naar 10 miljard USD, waarvan 3,5 miljard USD dit jaar beschikbaar zou komen. Samen met een lening van de Wereldbank en de resterende tranche van 500 miljoen EUR van het bestaande EU-programma voor macrofinanciële bijstand, waarvan de voorwaarden zijn vervuld en dat naar verwachting in het tweede kwartaal van 2020 wordt uitbetaald (zodra de voorafgaande maatregelen voor het nieuwe IMF-programma zijn uitgevoerd), is rond 5 miljard USD financiering beschikbaar. Het resterende tekort van 12 miljard USD zou moeten worden gedekt via aanvullende officiële financiering of door het opnemen van officiële internationale reserves. In deze context is een nieuw programma voor macrofinanciële bijstand met een totaal budget van 1,2 miljard EUR gerechtvaardigd.

Zuidelijk nabuurschap

Een recessie valt niet te vermijden in Jordanië, nu de betalingsbalans onder toenemende druk komt te staan, hetgeen laat zien hoe beperkt de beleidsruimte van het land is. De uitbraak van het coronavirus zal naar verwachting een aanzienlijk effect hebben op de Jordaanse economie door de ontwrichtende effecten ervan op handelsstromen, mondiale waardeketens en het toerisme. Door zijn krappe begrotingsruimte heeft Jordanië tot dusver in hoofdzaak monetaire beleidsmaatregelen ingezet om de schade voor de economie in te dijken. Een veralgemeende lockdown heeft de slagkracht van dergelijke maatregelen echter verminderd. Waarschijnlijk zal de economie nu in 2020 een recessie doormaken met ernstige gevolgen voor het al hoge werkloosheidspeil (van rond 19 % eind 2019). Het begrotingstekort zal verder toenemen tot meer dan 5 % van het bbp, met name als gevolg van een verwachte daling van belastingontvangsten. Zodoende zal de bruto-overheidsschuld in 2020 waarschijnlijk boven 100 % van het bbp uitkomen. Om de rentelasten laag en de schuld houdbaar te houden, zal het van cruciaal belang zijn om het begrotingstekort met concessionele kredieten gefinancierd te krijgen. Zelfs vóór de uitbraak van het coronavirus stond Jordanië al voor aanzienlijke externe financieringsbehoeften. Tegen deze achtergrond heeft de EU in januari 2020 een macrofinanciële-bijstandsoperatie van 500 miljoen EUR goedgekeurd. Met de COVID-19-crisis zijn deze behoeften alleen maar toegenomen. Het tekort op de lopende rekening zal toenemen als gevolg van een steile daling van het toerisme, terwijl de aanzienlijke rentestijgingen waarmee opkomende economieën op financiële markten worden geconfronteerd, een risico kunnen vormen voor het doorrollen van een euro-obligatie van 1,25 miljard USD die in oktober 2020 vervalt Volgens actuele informatie moet voor dit jaar nog een financieringstekort van naar raming 1,5 miljard USD worden gedicht en is aanvullende macrofinanciële bijstand van 200 miljoen EUR gerechtvaardigd. Zo zal de totale bijstand, gecombineerd met het bestaande programma voor macrofinanciële bijstand, uitkomen op 700 miljoen EUR 2 .

Aanzienlijke financieringsbehoeften in Tunesië pleiten voor internationale steun in een toenemende economische crisis. Tunesië dreigt in 2020 in een recessie terecht te komen, nu economische activiteiten sterk worden getroffen door de terugval van de wereldwijde vraag en door het effect van inperkingsmaatregelen die medio maart zijn ingevoerd om de verspreiding van het coronavirus een halt toe te roepen. Hoewel monetaire en budgettaire maatregelen zijn genomen om de economische impact van de crisis te mitigeren, houden macro-economische onevenwichtigheden aan, blijft de beleidsruimte beperkt en zullen de externe financieringsbehoeften dit jaar naar verwachting verder toenemen. De neergang zal de werkgelegenheid en de maatschappelijke stabiliteit zwaar onder druk zetten. Hierdoor zal ook de begroting sterk verslechteren, waardoor de ontvangsten teruglopen en uitgaven om de economie en de gezondheidszorg te stutten, verder onder druk zullen komen te staan. Als gevolg daarvan valt te verwachten dat het begrotingstekort in 2020 aanzienlijk toeneemt en dat de overheidsschuld oploopt. Het kabinet rekent met een hoger dan verwacht begrotingstekort (4,3 % van het bbp), waarvoor ongeveer 1 miljard USD (of 2,6 % van het bbp) aan aanvullende externe financiering nodig zou zijn. De nood wat betreft de betalingsbalans zal zelfs nog groter zijn (rond 4,7 % van het bbp), gelet op de verwachte fall-out van de pandemie voor de particuliere sector en diens toegang tot externe financiering. De scherpe daling van overmakingen en het toerisme (meer 7 % van het bbp) zal, ondanks lagere olieprijzen, ook leiden tot een tekort aan ontvangsten in vreemde valuta. Het kabinet zal zijn financieringsbehoeften in 2020 waarschijnlijk niet kunnen dekken op binnenlandse en internationale markten en heeft het IMF om noodbijstand gevraagd voor het equivalent van 753 miljoen USD (100 % van het quotum). Dit jaar heeft het kabinet rond 3,5 miljard USD aan externe financiering nodig, nu de liquiditeit onder druk staat door terugbetalingspieken in april en juni. Daarbij komt dat de financieringsbehoeften samen met het begrotingseffect van en de respons op COVID-19 naar verwachting nog verder zullen toenemen, terwijl de toegang tot financiële markten dit jaar een grote uitdaging zal blijven en de geplande marktuitgifte van 1,1 miljard USD niet langer vanzelfsprekend is. Volgens actuele informatie moet voor dit jaar nog een geraamd financieringstekort van ongeveer 2,5 miljard EUR worden gedicht en is een programma voor macrofinanciële bijstand van 600 miljoen EUR gerechtvaardigd.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde macrofinanciële-bijstandsoperatie vindt plaats onder zeer bijzondere omstandigheden van hoogdringendheid in verband met de wereldwijde coronaviruspandemie. De voorgestelde macrofinanciële bijstand strookt met de toezegging van de EU om de uitbreidings- en toetredingspartners bij hun acute economische moeilijkheden te ondersteunen. De voorgestelde macrofinanciële bijstand strookt ook met de leidende beginselen voor het gebruik van dit instrument, zoals het uitzonderlijke karakter ervan, politieke randvoorwaarden, complementariteit, conditionaliteit en financiële discipline. Zolang de macrofinanciële-bijstandsoperaties lopen, zal de Commissie blijven monitoren en toetsen of aan deze criteria is voldaan. In nauwe samenwerking met de Europese Dienst voor extern optreden zal zij daarbij onder meer evalueren of de politieke randvoorwaarden zijn vervuld.

Bij de uitvoering van de bijstand zal de Commissie toezien op coherentie met recente en lopende macrofinanciële-bijstandsoperaties, met name operaties in het kader van de volgende besluiten inzake macrofinanciële bijstand:

·Besluit (EU) 2016/1112 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot toekenning van verdere macrofinanciële bijstand aan Tunesië;

·Besluit (EU) 2017/1565 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan de Republiek Moldavië;

·Besluit (EU) 2018/598 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 tot toekenning van verdere macrofinanciële bijstand aan Georgië;

·Besluit (EU) 2018/947 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot toekenning van verdere macrofinanciële bijstand aan Oekraïne;

·Besluit (EU) 2020/33 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2020 tot toekenning van verdere macrofinanciële bijstand aan het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De EU mobiliseert alle beschikbare instrumenten en coördineert nauw met de lidstaten en Europese financiële instellingen om een doeltreffende externe respons op te zetten voor de COVID-19-crisis — onder de vlag van “Team Europa”. De macrofinanciële bijstand van de EU is een onderdeel van deze aanpak voor de uitbreidings- en nabuurschapsregio’s en is een aanvulling op in totaal 3,87 miljard EUR aan subsidies die worden vrijgemaakt in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun en het Europees nabuurschapsinstrument, met onder meer blending en bijdragen aan financiële instrumenten via het investeringsplatform voor het nabuurschap en het investeringsforum voor de Westelijke Balkan. Daarnaast zullen nog steeds leningen voor investeringen in de publieke en private sector worden verstrekt in het kader van het extern leenmandaat van de Europese Investeringsbank. De buurlanden zullen ook een beroep kunnen doen op investeringsprogramma’s die worden afgedekt door 0,5 miljard EUR aan garanties van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling, waarvan het grootste deel naar mkb-financiering zal gaan.

Door autoriteiten te steunen bij de totstandbrenging van een passend kader voor het macro-economische beleid op korte termijn en structurele hervormingen, zal de macrofinanciële bijstand van de EU de meerwaarde en de doelmatigheid van alle financiële interventies van de EU — ook via andere financiële instrumenten — ten goede komen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 212 van het VWEU. In de huidige noodsituatie kan ook artikel 213 VWEU als rechtsgrondslag voor dit voorstel dienen. Niettemin heeft de Commissie besloten om het voorstel in te dienen op grond van artikel 212 VWEU, om zo de gewone wetgevingsprocedure te kunnen volgen zodat het Europees Parlement er ten volle bij betrokken kan worden. De Commissie rekent op de medewerking van het Europees Parlement en de Raad om dit voorstel snel goedgekeurd te krijgen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel betreft een gebied dat niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU valt. Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover de doelstelling om de macro-economische stabiliteit op korte termijn van de begunstigde te herstellen, onvoldoende kan worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen en derhalve beter door de Europese Unie kan worden verwezenlijkt. De belangrijkste redenen zijn meer schaalgrootte en betere donorcoördinatie om de doeltreffendheid van de bijstand zo groot mogelijk te maken.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het blijft beperkt tot hetgeen minimaal vereist is om de doelstellingen van macro-economische stabiliteit op korte termijn te verwezenlijken door het risico op een eventuele wanbetaling te dempen, en gaat niet verder dan voor dat doel nodig is.

Gelet op de omvang van de externe financieringsbehoeften van de begunstigde in 2020 en 2021, zal het bedrag van de bijstand slechts met een betrekkelijk beperkt deel van die behoeften overeenstemmen. Gezien de bijstand die door andere bilaterale en multilaterale donoren en crediteuren aan de begunstigden is toegezegd, wordt dit als een passend niveau van lastendeling voor de EU beschouwd.

Keuze van het instrument

Projectfinanciering of technische bijstand zou niet geschikt of afdoende zijn voor de verwezenlijking van deze macro-economische doelstellingen. De belangrijkste meerwaarde van macrofinanciële bijstand in vergelijking met andere EU-instrumenten is dat deze snel kan worden uitgerold om de acute externe financiële druk op de begunstigden te verlichten, maar ook kan helpen een stabiel macro-economisch kader tot stand te brengen, onder meer door de bevordering van een houdbare betalingsbalanspositie en begrotingssituatie, en een geschikt kader voor structurele hervormingen te faciliteren. Doordat de totstandkoming van een passend algemeen raamwerk voor macro-economisch en structureel beleid wordt gefaciliteerd, kan macrofinanciële bijstand de maatregelen die in het kader van andere financieringsinstrumenten van de EU met een nauwere focus bij de begunstigden worden gefinancierd, doeltreffender maken.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Alle macrofinanciële-bijstandsoperaties zijn onderworpen aan een ex-postevaluatie, die doorgaans wordt uitgevoerd binnen twee jaar na afloop van de beschikbaarheidsperiode die is bepaald in het wetgevingsbesluit waarmee de bijstand wordt toegekend. De doelstelling is tweeledig: i) het onderzoeken van het effect van macrofinanciële bijstand op de economie van de begunstigde en met name op de houdbaarheid van zijn externe positie, en ii) het beoordelen van de meerwaarde van het optreden van de EU.

De conclusie van de evaluaties die tot dusver zijn uitgevoerd, is dat macrofinanciële-bijstandsoperaties een bijdrage leveren tot een betere houdbaarheid van de externe positie van de begunstigde, macro-economische stabiliteit en de totstandbrenging van structurele hervormingen. Macrofinanciële-bijstandsoperaties hebben een positief effect gehad op de betalingsbalans van de begunstigde en hebben bijgedragen om verlichting te brengen in de begrotingsmoeilijkheden. Ook hebben zij geleid tot een iets hogere economische groei.

Uit alle evaluaties blijkt ook duidelijk dat, vergeleken met alternatieve financieringsbronnen, een belangrijk aspect van de macrofinanciële bijstand van de EU de sterk concessionele voorwaarden ervan zijn, d.w.z. betrekkelijke lage rentetarieven, lange looptijden en lange aflossingsvrije perioden. Dit creëert begrotingsruimte en draagt bij aan de houdbaarheid van de overheidsschuld.

De ex-postevaluaties bevestigen ook dat vroegere macrofinanciële-bijstandsoperaties doelmatig zijn uitgevoerd en goed zijn gecoördineerd met andere EU-programma’s en met programma’s van andere donoren (met name het IMF en de Wereldbank). De beleidsconditionaliteit van macrofinanciële bijstand staat los van de IMF-conditionaliteit, maar vult deze wel aan en/of versterkt deze. Recente ervaring leert dat de aanwezigheid van twee onafhankelijke, maar gecoördineerde programma’s de mogelijkheden versterkt om met resultaten te komen, dankzij aanvullende conditionaliteit en gecombineerde financiële middelen.

In de evaluaties worden ook de tekortkomingen van iedere macrofinanciële-bijstandsoperatie aangestipt. De meest voorkomende daarvan zijn een gebrek aan zichtbaarheid en het soms lange onderhandelingsproces. In een op stapel staande evaluatie van de operaties tijdens de periode 2010–2020 die volgens de planning in 2020 van start zal gaan, zal de Commissie de geconstateerde beperkingen verder onderzoeken. Deze evaluatie kan ook een goede basis vormen voor verdere reflectie over de reikwijdte en andere aspecten van het instrument macrofinanciële bijstand en over de wijze waarop dit aanhaakt bij andere beleidslijnen van het extern beleid van de Unie.

Alle eindverslagen van voltooide ex-postevaluaties van macrofinanciële-bijstandsoperaties zijn bekendgemaakt op https://ec.europa.eu/info/evaluation-reports-economic-and-financial-affairs-policies-and-spending-activities_en

Raadpleging van belanghebbenden

Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt als integrerend onderdeel van de EU-respons en de ruimere internationale respons in verband met de COVID-19-crisis. Bij het uitwerken van dit voorstel voor macrofinanciële bijstand hebben de diensten van de Commissie overlegd met het Internationaal Monetair Fonds, dat doende is aanzienlijke financieringsprogramma’s op stapel te zetten, en met andere multilaterale en bilaterale crediteuren en donoren. De Commissie heeft ook regelmatig contact gehad met de nationale autoriteiten van potentiële begunstigden.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

In verband met de urgentie van het goedkeuringsproces zal de Commissie, indien nodig bijgestaan door externe deskundigen, een operationele beoordeling van de kwaliteit en betrouwbaarheid van de financiële en administratieve procedures van de begunstigde uitvoeren.

Effectbeoordeling

De macrofinanciële bijstand van de EU is een noodinstrument dat het risico op wanbetaling en een instorting van de economie van partners moet verlichten door de externe financieringsbehoeften van begunstigden op korte termijn te lenigen en tegelijk de beleidsmaatregelen te ondersteunen die erop gericht zijn de betalingsbalans en de begrotingspositie te versterken en de hernieuwde duurzame groei te ondersteunen. Dit voorstel voor macrofinanciële bijstand is dus vrijgesteld van het vereiste dat een effectbeoordeling moet worden verricht overeenkomstig de richtsnoeren inzake betere regelgeving van de Commissie (SWD(2015) 111 final), omdat het politiek noodzakelijk is dat in een noodsituatie snel wordt gereageerd.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De geplande bijstand zou worden verstrekt in de vorm van leningen en worden gefinancierd met behulp van een lening die de Commissie namens de EU zal opnemen. Het effect van de bijstand voor de begroting zal gelijk zijn aan het bedrag van de voorziening in het Garantiefonds voor externe acties van de EU dat overeenstemt met 9 % van de uitbetaalde bedragen. In de veronderstelling dat de leningen in 2020 zullen worden uitbetaald, zullen de voorzieningsbedragen volgens de regels waaraan het Garantiefondsmechanisme is onderworpen 3 , in de begroting voor n+2 worden opgenomen, waarbij “n” het jaar van uitbetaling is. Het effect van in 2020 uitbetaalde leningen zal dus ten laste vallen van de begroting voor 2022, voor een bedrag van maximaal 270 miljoen EUR. Indien de leningen voor een deel in 2021 zouden worden uitbetaald, zullen de overeenkomstige voorzieningsbedragen in de begroting voor 2023 worden opgenomen.

De Commissie is van mening dat de bedragen die in het Garantiefonds zijn gereserveerd, een afdoende buffer vormen om de EU-begroting te beschermen tegen voorwaardelijke verplichtingen met betrekking tot deze MFB-leningen. Het valt evenwel niet uit te sluiten dat de huidige macro-economische omstandigheden en de eventuele concentratie van blootstellingen aan kredietrisico de noodzaak kunnen doen toenemen om aanvullende begrotingsmiddelen te reserveren gedurende de looptijd van deze leningen.

De Commissie is van oordeel dat de gevolgen voor de begroting van de voorgestelde macrofinanciële-bijstandsoperaties binnen het voorstel van de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader kunnen worden opgevangen.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Europese Unie stelt aan partners macrofinanciële bijstand beschikbaar voor een totaalbedrag van 3 miljard EUR in de vorm van leningen op middellange tot lange termijn, hetgeen hun externe financieringsbehoeften in 2020-2021 zal helpen te dekken.

Op basis van een voorlopige inschatting van de financieringsbehoeften zullen de aan macrofinanciële bijstand beschikbaar te stellen bedragen als volgt aan de begunstigden worden uitgekeerd:

·180 miljoen EUR voor de Republiek Albanië

·250 miljoen EUR voor Bosnië en Herzegovina

·150 miljoen EUR voor Georgië

·200 miljoen EUR voor het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië

·100 miljoen EUR voor Kosovo

·100 miljoen EUR voor de Republiek Moldavië

·60 miljoen EUR voor Montenegro

·160 miljoen EUR voor de Republiek Noord-Macedonië

·600 miljoen EUR voor de Republiek Tunesië

·1,2 miljard EUR voor Oekraïne.

Het is de bedoeling dat de bijstand in twee leningstranches wordt uitbetaald. De uitbetaling van de eerste tranche zal naar verwachting plaatsvinden tegen medio 2020. De tweede tranche zou kunnen worden uitbetaald in het vierde kwartaal van 2020 of in de eerste helft van 2021, op voorwaarde dat de aan deze tranche gekoppelde beleidsmaatregelen tijdig zijn uitgevoerd.

De bijstand zal door de Commissie worden beheerd. Daarbij zijn met het Financieel Reglement strokende specifieke bepalingen ter preventie van fraude en andere onregelmatigheden van toepassing.

De Commissie en de autoriteiten van elk van de partners afzonderlijk zullen een memorandum van overeenstemming overeenkomen, waarin de hervormingsmaatregelen die met de voorgestelde macrofinanciële-bijstandsoperatie gepaard moeten gaan, onder meer qua timing en volgorde, worden vastgelegd. Zoals doorgaans voor macrofinanciële bijstand zouden de uitbetalingen bovendien onder meer afhankelijk worden gesteld van bevredigende vooruitgang bij het IMF-programma en van de voorwaarde dat de partner een beroep blijft doen op middelen van het IMF.

Het voorstel bevat een vervalbepaling. De voorgestelde macrofinanciële bijstand zou beschikbaar worden gesteld gedurende twaalf maanden vanaf de eerste dag na de inwerkingtreding van het memorandum van overeenstemming.

De Commissie zal jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar. Voorts zal het realiseren van de doelstellingen van de bijstand worden beoordeeld door de Commissie, onder meer in het kader van een ex-postevaluatieverslag dat de Commissie uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de beschikbaarheidsperiode van de bijstand bij het Europees Parlement en de Raad zal indienen.

2020/0065 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan uitbreidings- en nabuurschapspartners in de context van de crisis van de COVID-19-pandemie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De huidige COVID-19-crisis heeft bijzonder schadelijke gevolgen voor de economische en financiële stabiliteit in de uitbreidings- en nabuurschapsregio’s. Partners zien zich momenteel geconfronteerd met een zwakke en snel verslechterende betalingsbalans en begrotingspositie, nu hun economie op een recessie afstevent. Voor snel en krachtdadig handelen van de EU om die economieën te stutten, valt dus veel te zeggen. Dit voorstel voor de macrofinanciële bijstand van de Unie ziet bijgevolg op tien partners: de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo 4 *, Montenegro en de Republiek Noord-Macedonië in de uitbreidingsregio; Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne in het oostelijke nabuurschap en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië en de Republiek Tunesië in het zuidelijke nabuurschap (hierna “partner” of “partners” genoemd).

(2)De hoogdringendheid van de bijstand houdt verband met de onmiddellijke behoefte van de partners aan middelen — naast de middelen die via andere EU-instrumenten en door internationale financiële instellingen, EU-lidstaten en andere bilaterale donoren zullen worden verschaft — om op korte termijn beleidsruimte te creëren zodat de autoriteiten maatregelen kunnen uitrollen om de economische fall-out van de COVID-19-crisis te bestrijden.

(3)De autoriteiten van elk van de partners en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) hebben overeenstemming bereikt, of zullen dat op korte termijn doen, over een programma dat zal worden ondersteund door een financieringsovereenkomst met het IMF.

(4)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een uitzonderlijk financieringsinstrument zijn van ongebonden en niet-toegewezen betalingsbalanssteun, gericht op het lenigen van de onmiddellijke externe financieringsbehoeften van de begunstigde, in combinatie met een uitbetalingsovereenkomst met het IMF die afhankelijk wordt gesteld van een overeengekomen programma voor economische hervormingen. In het kader van de COVID-19-crisis moet de macrofinanciële bijstand van de Unie ook beschikbaar zijn voor partners die noodfinanciering van het IMF ontvangen; deze kan er komen zonder voorafgaande maatregelen en/of conditionaliteit, zoals via het Rapid Financing Instrument (RFI). Deze bijstand moet dus over een kortere periode lopen, beperkt blijven tot twee uitbetalingen en moet dienen ter ondersteuning van de uitvoering van een beleidsprogramma met een beperkt aantal hervormingsmaatregelen.

(5)Financiële steun van de Unie voor de partners strookt met het Uniebeleid zoals dat is uitgezet in het uitbreidings- en nabuurschapsbeleid.

(6)Aangezien de partners ofwel (pre)toetredingslanden zijn of onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, komen zij in aanmerking om macrofinanciële bijstand van de Unie te ontvangen.

(7)Aangezien te verwachten valt dat de dramatisch verslechterende externe financieringsbehoeften van de partners de door het IMF en andere multilaterale instellingen verstrekte middelen te boven zullen gaan, wordt de toekenning van macrofinanciële bijstand door de Unie aan de partners, onder de huidige uitzonderlijke omstandigheden, beschouwd als een passende reactie op de verzoeken van partners om hun financiële stabilisatie te ondersteunen. De macrofinanciële bijstand van de Unie zou de economische stabilisatie ondersteunen en een aanvulling vormen op de middelen die in het kader van de financiële overeenkomst met het IMF beschikbaar worden gesteld.

(8)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet zijn gericht op het helpen te herstellen van een houdbare externe financieringspositie voor de partners, waardoor hernieuwde economische en sociale ontwikkeling worden ondersteund.

(9)Het bedrag aan macrofinanciële bijstand van de Unie is gebaseerd op een voorlopige raming van de resterende externe financieringsbehoeften van elk van de partners, en bij de bepaling ervan is rekening gehouden met het vermogen van de partner om zichzelf te financieren met eigen middelen, in het bijzonder de internationale reserves die deze ter beschikking heeft. De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een aanvulling vormen op de programma’s van het IMF en de Wereldbank en de door hen verstrekte middelen. Bij de vaststelling van het bijstandsbedrag wordt ook rekening gehouden met het gegeven dat de lasten billijk tussen de Unie en andere donoren moeten worden verdeeld, met de reeds bestaande inzet van andere externe financieringsinstrumenten van de Unie, en met de meerwaarde van de totale inbreng van de Unie.

(10)De Commissie moet ervoor zorgen dat de macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en materieel verenigbaar is met de voornaamste beginselen en doelstellingen van de verschillende onderdelen van het extern optreden en het relevante beleid van de Unie op andere terreinen, alsook met de in het kader daarvan genomen maatregelen.

(11)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet haar externe beleid ten aanzien van de partners ondersteunen. De diensten van de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden moeten gedurende de hele macrofinanciële-bijstandsoperatie nauw samenwerken om het externe beleid van de Unie te coördineren en de samenhang ervan te waarborgen.

(12)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet de inspanningen van de partners ondersteunen om met de Unie gedeelde waarden, zoals de democratie, de rechtsstaat, goed bestuur, eerbiediging van de mensenrechten, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, na te leven, en om het beginsel van open, op regels gebaseerde en eerlijke handel toe te passen.

(13)Eerbiediging door de partners van doeltreffende democratische mechanismen, waaronder een parlementair stelsel met meerdere partijen en de rechtsstaat, alsook de mensenrechten moet een randvoorwaarde zijn voor de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Bovendien moeten de specifieke doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie de efficiëntie, de transparantie en de verantwoording inzake de beheersystemen voor de overheidsfinanciën in de partnerlanden bevorderen en bijdragen aan structurele hervormingen die gericht zijn op de bevordering van duurzame groei en begrotingsconsolidatie. De Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden moeten er regelmatig op toezien dat aan de randvoorwaarden is voldaan en dat die doelstellingen worden verwezenlijkt.

(14)Met het oog op een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie in het kader van de macrofinanciële bijstand van de Unie moeten de partners passende maatregelen nemen voor de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot deze bijstand. Daarnaast moet erin worden voorzien dat de Commissie controles verricht, de Rekenkamer audits uitvoert en het Europees Openbaar Ministerie zijn bevoegdheden uitoefent.

(15)De uitkering van de macrofinanciële bijstand van de Unie laat de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad (als begrotingsautoriteit van de Unie) onverlet.

(16)De bedragen van de voorziening voor de macrofinanciële bijstand moeten stroken met de in het meerjarig financieel kader vastgestelde begrotingskredieten.

(17)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet door de Commissie worden beheerd. Om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en de Raad de uitvoering van dit besluit kunnen volgen, moet de Commissie hen regelmatig inlichten over ontwikkelingen met betrekking tot de bijstand en hun relevante documenten daarover verstrekken.

(18)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 5 .

(19)De macrofinanciële bijstand van de Unie moet zijn onderworpen aan economische beleidsvoorwaarden, die in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgelegd. Omwille van de efficiëntie en om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering te waarborgen, moet de Commissie worden gemachtigd om met de autoriteiten van de partners onderhandelingen over deze voorwaarden te voeren onder toezicht van het comité van vertegenwoordigers van de lidstaten waarin Verordening (EU) nr. 182/2011 voorziet. Krachtens die verordening moet in alle andere gevallen dan die waarin die verordening voorziet, in de regel de raadplegingsprocedure worden gebruikt. Gezien de mogelijk belangrijke gevolgen van bijstand van meer dan 90 miljoen EUR, is het passend dat de onderzoeksprocedure wordt gebruikt voor verrichtingen boven die drempel. Gezien het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie aan elk van de partners moet de raadplegingsprocedure worden toegepast op de vaststelling van het memorandum van overeenstemming met Montenegro, terwijl de onderzoeksprocedure moet worden toegepast op de vaststelling van het memorandum van overeenstemming met de overige partners waarop dit besluit ziet, en dienovereenkomstig voor het verlagen, opschorten of annuleren van de bijstand,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.De Unie stelt de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, Georgië, het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, Kosovo*, de Republiek Moldavië, Montenegro, de Republiek Noord-Macedonië, de Republiek Tunesië en Oekraïne (hierna “partner” of “partners” genoemd) macrofinanciële bijstand (hierna “de macrofinanciële bijstand van de Unie” genoemd) beschikbaar voor een maximumbedrag van in totaal 3 miljard EUR, teneinde de economische stabilisatie van de partners en een substantiële hervormingsagenda te ondersteunen. De bijstand draagt bij aan het lenigen van dringende betalingsbalansbehoeften van de partners die in het kader van het door het IMF ondersteunde programma zijn vastgesteld, en wordt als volgt beschikbaar gesteld:

(a)180 miljoen EUR voor de Republiek Albanië;

(b)250 miljoen EUR voor Bosnië en Herzegovina;

(c)150 miljoen EUR voor Georgië;

(d)200 miljoen EUR voor het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië;

(e)100 miljoen EUR voor Kosovo;

(f)100 miljoen EUR voor de Republiek Moldavië;

(g)60 miljoen EUR voor Montenegro;

(h)160 miljoen EUR voor de Republiek Noord-Macedonië;

(i)600 miljoen EUR voor de Republiek Tunesië;

(j)1,2 miljard EUR voor Oekraïne.

2.Het volledige bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt in de vorm van leningen aan elk van de partners verstrekt. De Commissie is bevoegd om namens de Unie de nodige financiële middelen te lenen op de kapitaalmarkten of van financiële instellingen teneinde de middelen vervolgens aan de partner door te lenen. De leningen hebben een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.

3.De uitkering van de macrofinanciële bijstand van de Unie wordt door de Commissie beheerd op een wijze die strookt met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en de partner. De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad regelmatig in over de ontwikkelingen met betrekking tot de macrofinanciële bijstand van de Unie, met inbegrip van de uitbetalingen daarvan, en verstrekt die instellingen tijdig de relevante documenten.

4.De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt voor een periode van twaalf maanden beschikbaar gesteld, die ingaat op de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 3, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming.

5.Indien de financieringsbehoeften van een partner tijdens de periode van uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie aanzienlijk verminderen ten opzichte van de oorspronkelijke prognoses, gaat de Commissie, handelend volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, over tot vermindering van het bedrag van de bijstand, dan wel tot schorsing of annulering van de bijstand.

Artikel 2

1.Eerbiediging door de partner van doeltreffende democratische mechanismen, waaronder een parlementair stelsel met meerdere partijen en de rechtsstaat, alsook de mensenrechten moet een randvoorwaarde zijn voor de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie.

2.De Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden zien tijdens de volledige duur van de macrofinanciële bijstand van de Unie erop toe dat aan die randvoorwaarde is voldaan.

3.De leden 1 en 2 van dit artikel worden toegepast overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad 6 .

Artikel 3

1.De Commissie bereikt, volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, met de autoriteiten van elk van de partners overeenstemming over duidelijk bepaalde voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden, gericht op structurele hervormingen en gezonde overheidsfinanciën, waaraan de macrofinanciële bijstand van de Unie onderworpen is en die worden vastgelegd in een memorandum van overeenstemming (hierna “het memorandum van overeenstemming” genoemd), dat een tijdschema bevat voor het voldoen aan die voorwaarden. De in het memorandum van overeenstemming vastgelegde voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden stroken met de in artikel 1, lid 3, bedoelde overeenkomsten of afspraken, met inbegrip van de programma’s voor macro-economische aanpassing en structurele hervorming die door de partner met steun van het IMF worden uitgevoerd.

2.De in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn er in het bijzonder op gericht de efficiëntie, de transparantie en de verantwoording inzake de beheerssystemen voor de overheidsfinanciën in de partnerlanden te bevorderen, met inbegrip van de systemen voor het gebruik van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Bij het vaststellen van de beleidsmaatregelen wordt ook naar behoren rekening gehouden met vooruitgang op het gebied van het wederzijds openstellen van markten, de ontwikkeling van op regels gebaseerde en eerlijke handel, en andere prioriteiten in het kader van het externe beleid van de Unie. De Commissie ziet regelmatig toe op de vooruitgang die bij het bereiken van die doelstellingen is geboekt.

3.De financiële voorwaarden van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden in detail vastgelegd in een tussen de Commissie en de autoriteiten van elk van de partners afzonderlijk te sluiten leningsovereenkomst.

4.De Commissie onderzoekt op gezette tijden of de in artikel 4, lid 3, bedoelde voorwaarden vervuld blijven, onder meer of het economische beleid van de partner verenigbaar is met de doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie. De Commissie werkt daarbij nauw samen met het IMF en de Wereldbank en, indien nodig, met het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 4

1.De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt, onder de in lid 3 bedoelde voorwaarden, door de Commissie beschikbaar gesteld in twee leningstranches. De omvang van elke tranche wordt in het in artikel 3 bedoelde memorandum van overeenstemming vastgelegd.

2.Voor de bedragen van de macrofinanciële bijstand van de Unie worden, indien nodig, voorzieningen aangelegd overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad 7 .

3.De Commissie besluit tot uitkering van de tranches mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)de in artikel 2 vastgestelde randvoorwaarde;

(b)constante bevredigende vorderingen bij de uitvoering van een niet uit voorzorg getroffen kredietregeling met het IMF;

(c)de bevredigende uitvoering van de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde voorwaarden inzake economisch beleid en financiële voorwaarden.

De tweede tranche wordt in beginsel niet vroeger dan drie maanden na de uitkering van de eerste tranche uitgekeerd.

4.Indien de in lid 3, eerste alinea, genoemde voorwaarden niet zijn vervuld, wordt de uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Unie tijdelijk geschorst of geannuleerd door de Commissie. In die gevallen licht zij het Europees Parlement en de Raad in over de redenen voor die schorsing of annulering.

5.De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt aan de centrale bank van de partner uitbetaald. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, onder andere betreffende een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoeften, kunnen de middelen van de Unie aan het ministerie van Financiën als eindbegunstigde worden overgemaakt.

Artikel 5

1.De op de macrofinanciële bijstand van de Unie betrekking hebbende transacties tot het opnemen en verstrekken van leningen worden uitgevoerd in euro, worden met dezelfde valutadatum afgesloten, en mogen de Unie niet betrekken bij enige looptijdtransformatie, of haar blootstellen aan enig valuta- of renterisico, of enig ander commercieel risico.

2.Indien de omstandigheden dit mogelijk maken en indien de partner daarom verzoekt, kan de Commissie de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat in de leningsvoorwaarden een clausule inzake vervroegde aflossing wordt opgenomen en dat in de voorwaarden verbonden aan de opgenomen leningen een overeenkomstige clausule voorkomt.

3.Indien de omstandigheden een gunstigere rente op de verstrekte lening mogelijk maken en indien de partner daarom verzoekt, kan de Commissie besluiten de oorspronkelijk door haar opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk te herfinancieren of de overeenkomstige financiële voorwaarden te herstructureren. De herfinancieringen of herstructureringen geschieden onder de in de leden 1 en 4 vastgestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de looptijd van de betrokken opgenomen leningen en evenmin tot een verhoging van het op de datum van deze herfinancieringen of herstructureringen nog uitstaande bedrag.

4.Alle kosten die de Unie met betrekking tot de uit hoofde van dit besluit opgenomen of verstrekte leningen maakt, komen ten laste van de partner.

5.De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad in over de ontwikkelingen met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde verrichtingen.

Artikel 6

1.De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad 8 .

2.De macrofinanciële bijstand van de Unie wordt in direct beheer uitgevoerd.

3.De in artikel 3, lid 3, bedoelde leningsovereenkomst bevat bepalingen die het volgende verzekeren:

(a)de partner gaat regelmatig na of de uit de Uniebegroting verstrekte financiering naar behoren is gebruikt, neemt passende maatregelen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude, en onderneemt zo nodig gerechtelijke stappen om de uit hoofde van dit besluit verstrekte middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven, terug te vorderen;

(b)de financiële belangen van de Unie worden beschermd, in het bijzonder met specifieke maatregelen met het oog op de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de macrofinanciële bijstand van de Unie, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 9 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 10 en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 11 en, voor de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking met betrekking tot het Europees Openbaar Ministerie, Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 12 . Daartoe wordt het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) uitdrukkelijk gemachtigd tot het verrichten van onderzoeken, waaronder met name controles en inspecties ter plaatse met inbegrip van digitale forensische onderzoeken en gesprekken;

(c)de Commissie of haar vertegenwoordigers worden uitdrukkelijk gemachtigd tot het uitvoeren van controles, waaronder controles en inspecties ter plaatse;

(d)de Commissie en de Rekenkamer worden uitdrukkelijk gemachtigd om tijdens en na de periode dat de macrofinanciële bijstand van de Unie beschikbaar is gesteld, audits uit te voeren, met inbegrip van documentaudits en audits ter plaatse, zoals onder meer operationele beoordelingen;

(e)de Unie heeft recht op vervroegde aflossing van de lening, indien is vastgesteld dat de partner met betrekking tot het beheer van de macrofinanciële bijstand van de Unie fraude, corruptie of enige andere onwettige activiteit heeft gepleegd die de financiële belangen van de Unie schaadt;

(f)alle kosten die de Unie met betrekking tot financiële bijstand heeft gemaakt, worden door de partner gedragen.

4.Vóór de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie beoordeelt de Commissie, door middel van een operationele beoordeling, de deugdelijkheid van de voor deze bijstand geldende financiële regelingen, administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van de partner.

Artikel 7

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing op de macrofinanciële bijstand van de Unie voor Montenegro, terwijl artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing is op de macrofinanciële bijstand van de Unie voor de overige partners waarop dit besluit ziet.

Artikel 8

1.De Commissie dient jaarlijks, uiterlijk op 30 juni, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar, met inbegrip van een evaluatie van die uitvoering. In dit verslag:

(a)wordt de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van de macrofinanciële bijstand van de Unie onderzocht;

(b)worden de economische situatie en vooruitzichten van de partner, alsook de bij de uitvoering van de in artikel 3, lid 1, bedoelde beleidsmaatregelen geboekte vooruitgang beoordeeld;

(c)wordt het verband gespecificeerd tussen de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde voorwaarden inzake economisch beleid, de actuele economische en budgettaire prestaties van de partner en de besluiten van de Commissie tot uitkering van de tranches van de macrofinanciële bijstand van de Unie.

2.Uiterlijk twee jaar na het verstrijken van de in artikel 1, lid 4, vastgestelde beschikbaarheidsperiode dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een ex-postevaluatieverslag in met een beoordeling van de resultaten en de efficiëntie van de voltooide macrofinanciële bijstand van de Unie en van de mate waarin die tot de doelstellingen van de bijstand heeft bijgedragen.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Macrofinanciële bijstand aan uitbreidings- en nabuurschapspartners in de context van de crisis van de COVID-19-pandemie

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 13  

Beleidsterrein:    Economische en Financiële Zaken

Activiteit:    Internationale economische en financiële zaken

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

X Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 14  

X  Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

“Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen: het bevorderen van welvaart buiten de EU”

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstelling nr.

“Het bevorderen van welvaart buiten de EU”

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

De voor DG ECFIN relevante activiteiten hebben betrekking op:

a)    het ondersteunen van macrofinanciële stabiliteit en het stimuleren van groeibevorderende hervormingen buiten de EU, inclusief via regelmatige economische dialogen met sleutelpartners en door het verlenen van macrofinanciële bijstand (MFB); en

b)    het ondersteunen van het uitbreidingsproces en de tenuitvoerlegging van het EU-uitbreidings- en nabuurschapsbeleid en van de verwezenlijking van EU-prioriteiten bij partners door het uitvoeren van economische analyses en door het verstrekken van beleidsbeoordelingen en -advies.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

·Bijdragen aan het dekken van externe financieringsbehoeften van de partner in de context van een aanzienlijke verslechtering van zijn externe rekeningen als gevolg van de huidige COVID-19-crisis.

·De budgettaire financieringsbehoeften van de partner helpen te verlichten.

·Ondersteunen van de budgettaire consolidatie-inspanning en van de externe stabilisatie in de context van het voorziene IMF-programma.

·Ondersteunen van structurele hervormingen ter verbetering van het algemene macro-economische management, ter versterking van de economische governance en transparantie, en ter verbetering van de voorwaarden voor duurzame groei.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

De autoriteiten van de partners zullen op regelmatige basis aan de diensten van de Commissie verslag moeten uitbrengen over een aantal economische indicatoren en een uitgebreid verslag moeten verstrekken inzake de naleving van de overeengekomen beleidsvoorwaarden, voordat de tranches van de bijstand worden uitbetaald.

De diensten van de Commissie zullen ook na de operationele beoordeling van de financiële en administratieve procedures in de partnerlanden, toezicht op het beheer van de overheidsfinanciën blijven houden. De EU-delegatie in de partnerlanden brengt ook periodieke verslagen uit over zaken die relevant zijn voor het toezicht op de bijstand. De diensten van de Commissie onderhouden nauwe contacten met het IMF en de Wereldbank om te profiteren van hun inzichten naar aanleiding van hun lopende activiteiten in het betrokken partnerland.

Het voorstel voor een wetgevingsbesluit voorziet in een jaarlijks bij de Raad en het Europees Parlement in te dienen verslag waarin een evaluatie van de tenuitvoerlegging van deze maatregel is opgenomen. Een onafhankelijke ex-postevaluatie van de bijstand zal binnen twee jaar na afloop van de uitvoeringsperiode worden uitgevoerd.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De uitbetaling van de bijstand zal afhankelijk worden gesteld van de vervulling van de politieke randvoorwaarden en bevredigende vorderingen bij de tenuitvoerlegging van een financieringsovereenkomst tussen de partner en het IMF. Daarnaast komen de Commissie en de autoriteiten van de partner specifieke beleidsvoorwaarden overeen die in een memorandum van overeenstemming worden vastgelegd.

Het is de bedoeling dat de bijstand in twee leningstranches wordt uitbetaald. De uitbetaling van de eerste tranche zal naar verwachting medio 2020 plaatsvinden. De tweede tranche zou kunnen worden uitbetaald in het vierde kwartaal van 2020 of in de eerste helft van 2021, op voorwaarde dat de aan elke tranche gekoppelde beleidsmaatregelen tijdig zijn uitgevoerd.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Het instrument van macrofinanciële bijstand is een beleidsinstrument ter verlichting van de externe financiële behoeften op korte en middellange termijn. In de context van de huidige COVID-19-crisis zal macrofinanciële bijstand helpen de autoriteiten beleidsruimte te geven om een krachtige economische respons op de crisis te bieden. Door de partner te helpen de economische moeilijkheden te overwinnen die door de COVID-19-crisis worden versterkt, zal de voorgestelde macrofinanciële bijstand de macro-economische en politieke stabiliteit in de partnerlanden helpen te bevorderen. De macrofinanciële bijstand zal een aanvulling vormen op de middelen die door de internationale financiële instellingen, bilaterale donoren en andere financiële instellingen van de EU beschikbaar zijn gesteld. Daardoor zal deze bijdragen tot de globale doeltreffendheid van de financiële steun door de internationale gemeenschap, maar ook van andere vormen van financiële bijstand van de EU, waaronder begrotingssteunmaatregelen.

Naast het financiële effect van de macrofinanciële bijstand zal het voorgestelde programma de hervormingsinspanningen van de regeringen versterken en hen verder aanmoedigen in hun streven naar nauwere betrekkingen met de EU. Dit resultaat zal onder meer worden verwezenlijkt door de uitbetaling van de bijstand van passende voorwaarden afhankelijk te stellen. In een ruimere context zal het programma een signaal zijn dat de EU bereid is steun te verlenen aan partners wanneer zij het economisch moeilijk hebben.

1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Macrofinanciële-bijstandsoperaties in partnerlanden zijn onderworpen aan ex-postevaluaties. Volgens de evaluaties die tot dusver (van voltooide programma’s) zijn uitgevoerd, leveren macrofinanciële-bijstandsoperaties een positieve, zij het soms bescheiden en indirecte bijdrage tot een betere houdbaarheid van de externe positie, de macro-economische stabiliteit en de totstandbrenging van structurele hervormingen in het partnerland. In de meeste gevallen hebben de macrofinanciële-bijstandsoperaties een positief effect gehad op de betalingsbalans van de partner en verlichting gebracht van de begrotingsmoeilijkheden. Ook hebben ze tot een enigszins hogere economische groei geleid.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De EU is een van de belangrijkste donoren van de Westelijke Balkan en het zuidelijke en oostelijke nabuurschap en biedt ondersteuning aan economische, structurele en institutionele hervormingen en aan het maatschappelijk middenveld. In deze context vormt macrofinanciële bijstand een aanvulling op andere externe acties of instrumenten van de EU die ter ondersteuning van de partners worden gebruikt. Macrofinanciële bijstand is ook afgestemd op het integrale steunkader waarin de aandachtsgebieden van de bilaterale steun in het kader van het Europees nabuurschapsinstrument en het instrument voor pretoetredingssteun voor 2014-2020 zijn vastgesteld.

De grootste meerwaarde van macrofinanciële bijstand in vergelijking met andere EU-instrumenten is dat hiermee de totstandkoming wordt gefaciliteerd van een stabiel macro-economisch kader, onder meer door een houdbare betalingsbalanspositie en begrotingssituatie te bevorderen, alsmede van een passend kader om structurele hervormingen te stimuleren. Macrofinanciële bijstand is geen regelmatige financiële steun en moet worden beëindigd zodra de partner weer een houdbare externe financiële positie heeft.

Voorts vormt macrofinanciële bijstand een aanvulling op interventies van de internationale gemeenschap, in het bijzonder de door het IMF en de Wereldbank ondersteunde aanpassings- en hervormingsprogramma’s.

1.6.Duur en financiële gevolgen

X Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf juni 2020 tot en met mei 2021

   Financiële gevolgen vanaf 2022 tot en met 2023

 Voorstel/initiatief met onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 15

X Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

door de uitvoerende agentschappen;

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De uit hoofde van dit besluit te financieren acties zullen in direct beheer door de Commissie worden uitgevoerd op het hoofdkantoor, met steun van de delegaties van de Unie.

De bijstand in kwestie is van macro-economische aard en sluit qua opzet aan bij het door het IMF ondersteunde programma. Het toezicht op de actie door de diensten van de Commissie zal plaatsvinden op basis van de vorderingen bij de tenuitvoerlegging van de IMF-overeenkomst en de uitvoering van specifieke hervormingsmaatregelen die met de autoriteiten van de partners in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgelegd (zie ook punt 1.4.4), met een frequentie die strookt met het aantal tranches.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico’s

Aan de voorgestelde macrofinanciële-bijstandsoperaties zijn fiduciaire, beleidsmatige en politieke risico’s verbonden.

Er bestaat een risico dat de macrofinanciële bijstand op frauduleuze wijze zou kunnen worden aangewend. Aangezien macrofinanciële bijstand niet wordt toegewezen aan specifieke uitgaven (wat bijvoorbeeld wel het geval is bij projectfinanciering), hangt dit risico samen met factoren zoals de algemene kwaliteit van beheerssystemen in de centrale bank en het ministerie van Financiën van de partner, administratieve procedures, controle- en toezichtfuncties, beveiliging van IT-systemen en de geschiktheid van interne en externe controlemogelijkheden.

Een tweede risico hangt samen met de kans dat de partner niet in staat zou zijn de uit de voorgestelde MFB-leningen voortvloeiende financiële verplichtingen jegens de EU na te komen (wanbetalings- of kredietrisico). Een dergelijke situatie kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door een aanmerkelijke verdere verslechtering van de begrotingssituatie en betalingsbalanspositie van de partner.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

De macrofinanciële bijstand zal worden onderworpen aan verificatie-, controle- en auditprocedures onder de verantwoordelijkheid van de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en van de Europese Rekenkamer, zoals bepaald in artikel 129 van het Financieel Reglement.

Vooraf: Beoordeling door de Commissie van de beheers- en controlesystemen in de partnerlanden. Voor elke partner verricht de Commissie, indien nodig met technische ondersteuning door consultants, vooraf een operationele beoordeling van de financiële procedures en de controleomgeving. Er wordt een analyse van de boekhoudprocedures, de scheiding van taken en de interne/externe audit van de centrale bank en het ministerie van Financiën verricht om een redelijke mate van zekerheid te verkrijgen over goed financieel beheer. Als zwakke punten worden vastgesteld, moeten in verband daarmee voorwaarden worden gesteld, die moeten worden uitgevoerd voordat de bijstand wordt uitbetaald. Zo nodig worden ook specifieke regelingen voor betalingen (bv. afgeschermde rekeningen) ingesteld.

Tijdens de uitvoering: Controles van de Commissie van periodieke verklaringen van de partner. De betaling wordt onderworpen aan 1) toezicht door personeelsleden van DG ECFIN, in nauwe samenwerking met de EU-delegaties en met externe belanghebbenden, zoals het IMF, op de uitvoering van de overeengekomen conditionaliteiten, en 2) de normale controleprocedure waarin de door DG ECFIN gevolgde financiële procedure (model 2) voorziet, waaronder de verificatie door de financiële eenheid van de naleving van de hierboven vermelde voorwaarden die voor de uitbetaling van de bijstand zijn gesteld. De uitbetaling van macrofinanciële-bijstandsoperaties kan afhankelijk worden gesteld van aanvullende onafhankelijke ex-postverificaties (van documenten of ter plaatse) door ambtenaren van het ex-postcontroleteam van het DG. Die verificaties kunnen ook plaatsvinden op verzoek van de verantwoordelijke gesubdelegeerd ordonnateur. Zo nodig kunnen onderbrekingen en opschortingen van betalingen, (door de Commissie uitgevoerde) financiële correcties of terugvorderingen plaatsvinden (wat tot dusver nog niet voorgekomen is): de financieringsovereenkomsten met de partners voorzien uitdrukkelijk in die mogelijkheid.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

De ingevoerde controlesystemen, zoals de operationele beoordelingen vooraf of de ex-postbeoordelingen, hebben gezorgd voor een effectief foutenpercentage voor de betalingen van macrofinanciële bijstand van 0 %. Er zijn geen gevallen bekend van fraude, corruptie of onwettige activiteit. De macrofinanciële-bijstandsoperaties hebben een duidelijke interventielogica, waardoor de Commissie hun effect kan evalueren. Door de controles kan zekerheid worden verkregen en kan worden nagegaan of de beleidsdoelstellingen en -prioriteiten zijn gehaald.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Om de risico’s van frauduleus gebruik van de middelen te voorkomen, zijn meerdere maatregelen getroffen en zullen nog andere maatregelen worden getroffen.

Om te beginnen zal de leningsovereenkomst een aantal bepalingen bevatten met betrekking tot inspectie, fraudepreventie, controles en terugvordering van middelen in geval van fraude of corruptie. Het is voorts de bedoeling dat aan de bijstand een aantal specifieke beleidsvoorwaarden, met name op het gebied van het beheer van de overheidsfinanciën, zal worden verbonden ter bevordering van de efficiëntie, de transparantie en de verantwoordingsplicht. Daarnaast zal de bijstand worden uitbetaald op een speciaal daarvoor bedoelde rekening van de centrale bank van de partner.

Overeenkomstig de vereisten van het Financieel Reglement zullen de diensten van de Commissie bovendien, indien nodig, een operationele beoordeling van de financiële en administratieve procedures van de partner uitvoeren om zich ervan te vergewissen dat de bestaande procedures voor het beheer van programmabijstand, met inbegrip van macrofinanciële bijstand, voldoende garanties bieden. Die beoordeling zal betrekking hebben op gebieden zoals de opstelling en uitvoering van de begroting, interne financiële controle bij de overheid, interne en externe controle, aanbestedingen en het beheer van contanten en de staatsschuld, alsook de onafhankelijkheid van de centrale bank. De EU-delegatie in het betrokken partnerland zullen nauwlettend toezicht blijven houden op de ontwikkelingen op dat gebied. De Commissie gebruikt ook begrotingssteunmaatregelen om de betrokken partners te helpen hun beheerssystemen voor de overheidsfinanciën te verbeteren, en die inspanningen worden ook door andere donoren ondersteund.

Ten slotte zal de bijstand worden onderworpen aan verificatie-, controle- en auditprocedures onder de verantwoordelijkheid van de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en de Europese Rekenkamer, zoals bepaald in artikel 129 van het Financieel Reglement.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

2014-2020

Begrotingsonderdeel

Soort  
uitgave

Bijdrage

GK/NGK 16

van EVA-landen 17

van kandidaat-lidstaten 18

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement

4

01 03 02

Macrofinanciële bijstand 

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

4

01 03 06

Voorziening van het Garantiefonds 

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

·01 03 06 — Volgens het voorstel van de Commissie vindt de voorziening van het Garantiefonds plaats overeenkomstig garantiefondsverordening, Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad, uit de kredieten onder begrotingsonderdeel 01 03 06 (“Voorziening van het Garantiefonds”). De desbetreffende stortingen moeten overeenstemmen met 9 % van het uitstaande bedrag in hoofdsom van het totaal van de verplichtingen. Aan het begin van het jaar “n” wordt het te storten bedrag berekend: dit is het verschil tussen het streefbedrag en de waarde van de nettoactiva van het Fonds aan het einde van het jaar “n–1”. Dit voorzieningsbedrag wordt in het jaar “n” in het ontwerp van begroting van het jaar “n+1” opgenomen en aan het begin van het jaar “n+1” in één keer overgemaakt uit begrotingsonderdeel 01 03 06 (“Voorziening van het Garantiefonds”). Voor de berekening van de storting in het Fonds wordt dus 9 % van het daadwerkelijk uitgekeerde bedrag als streefbedrag aan het einde van het jaar “n-1” in aanmerking genomen.

·N.B. In het kader van het nieuwe meerjarig financieel kader 2021–2027 zal er een nieuwe begrotingsnomenclatuur zijn, die nog niet is aangenomen. De gevolgen voor de begroting zullen dus vallen op de begrotingsonderdelen die de opvolger zijn.

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële  
kader

4

De EU als mondiale partner

DG: ECFIN

2020

2021

2022

2023

TOTAAL

•Beleidskredieten

Begrotingsonderdeel 01 03 06 Voorziening van het Garantiefonds

Vastleggingen

(1)

270,0

270,0

Betalingen

(2)

270,0

270,0

Begrotingsonderdeel 01 03 02 Macrofinanciële bijstand (operationele beoordeling en ex-postevaluatie)

Vastleggingen

(3 a)

0,350

0,450

0,800

Betalingen

(4 a)

0,350

0,450

0,800

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 19  

-

-

-

-

TOTAAL kredieten  
voor RUBRIEK 4 
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=1+3

0,350

270,0

0,450

270,8

Betalingen

=2+4

0,350

270,0

0,450

270,8





Rubriek van het meerjarige financiële  
kader

5

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2020

2021

2022

2023

TOTAAL

DG: ECFIN

• Personele middelen

1,614

-

0,007

0,009

1,630

• Andere administratieve uitgaven

0,240

-

-

-

0,240

TOTAAL DG ECFIN

Kredieten

1,854

-

0,007

0,009

1,870

TOTAAL kredieten 
voor RUBRIEK 5 
van het meerjarige financiële kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2020

2021

2022

2023

TOTAAL

TOTAAL kredieten  
voor RUBRIEKEN 1 tot en met 5 
van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

2,204

270,007

0,459

272,670

Betalingen

2,204

270,007

0,459

272,670

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

2020

2021

2022

2023

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 20

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 21

- Output

Operationele beoordeling

5

0,350

- Output

Voorziening van het Garantiefonds

1

270,0

- Output

Ex-postevaluatie

3

0,450

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

TOTALE KOSTEN

0,350

270,0

0,450

270,8

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2020

2021

2022

2023

TOTAAL

RUBRIEK 5 
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

1,614

-

0,007

0,009

1,630

Andere administratieve uitgaven

0,240

-

-

-

0,240

Subtotaal RUBRIEK 5 
van het meerjarige financiële kader

1,854

-

0,007

0,009

1,870

Buiten RUBRIEK 5 22  
van het meerjarige financiële kader 

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal  
buiten RUBRIEK 5 
van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

X Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

2020

2021

2022

2023

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

7,5

0,03

0,04

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 23

XX 01 02 01 (AC, END, SNE van de “totale financiële middelen”)

5,75

0,03

0,03

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj  24

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

13,25

0,06

0,07

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

ECFIN Directeur dir. D: toezicht houden op en beheren van de operatie, contacten onderhouden met de Raad en het Parlement voor de vaststelling van het besluit en de goedkeuring van het memorandum van overeenstemming, met de autoriteiten van de begunstigde onderhandelen over het memorandum, verslagen beoordelen, inspectiebezoeken leiden en vorderingen bij het naleven van de voorwaarden beoordelen.

ECFIN Eenheidshoofd/adjunct-eenheidshoofd dir. D: de directeur bijstaan bij het beheren van de operatie, het onderhouden van contacten met de Raad en het Parlement voor de vaststelling van het besluit en de goedkeuring van het memorandum van overeenstemming, met de autoriteiten van de begunstigde onderhandelen over het memorandum en de leningsfaciliteitovereenkomst (samen met dir. L), het beoordelen van verslagen en van de vorderingen bij het naleven van de voorwaarden.

ECFIN Deskeconomen, sector macrofinanciële bijstand (dir. D): het besluit en het memorandum van overeenstemming voorbereiden, contacten onderhouden met de autoriteiten en de internationale financiële instellingen, evaluatiebezoeken verrichten, voorbereiden van verslagen van de diensten van de Commissie en van Commissieprocedures voor het beheer van de bijstand, contacten onderhouden met externe deskundigen voor de operationele evaluatie en de ex-postevaluatie.

BUDG Directoraat E (eenheden E1, E2 en E3 onder toezicht van de directeur): de leningsfaciliteitovereenkomst voorbereiden, erover onderhandelen met de autoriteiten van de begunstigde en ervoor zorgen dat die wordt goedgekeurd door de bevoegde diensten van de Commissie en door beide partijen wordt ondertekend. Toezicht houden na de inwerkingtreding van de leningsfaciliteitovereenkomst. De besluiten van de Commissie inzake de leningtransactie(s) voorbereiden, de indiening van de verzoeken om middelen follow-up geven, de banken selecteren en de financieringstransactie(s) voorbereiden en uitvoeren, en de middelen aan de begunstigde uitbetalen. De administratieve activiteiten verrichten voor de follow-up van de terugbetaling van de lening(en). De bijbehorende verslagen opstellen.

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

X    Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

X Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

 

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 25

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden “toegewezen”, vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1) *     Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
(2)    Op voorwaarde dat het omnibus-besluit voor macrofinanciële bijstand snel wordt vastgesteld, is het plan van de Commissie om de uitvoering van dit besluit inzake macrofinanciële bijstand voor Jordanië te combineren met het besluit over 500 miljoen EUR macrofinanciële bijstand dat in januari 2020 is vastgesteld. Dit zou betekenen dat een overeenkomst met Jordanië wordt bereikt over één memorandum van overeenstemming, waarbij in de eerste en de tweede uitkering delen van leningen uit de beide besluiten worden gecombineerd, terwijl de derde uitkering uitsluitend van het besluit van januari 2020 zou komen. De beschikbaarheidsperiode in het kader van de beide besluiten zou in acht worden genomen.
(3)    Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 10).
(4) *     Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
(5)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(6)    Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).
(7)    Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 10).
(8)    Verordening (EU, EURATOM) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(9)    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(10)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(11)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(12)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(13)    ABM: activity-based management ABB: activity-based budgeting.
(14)    In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(15)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(16)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(17)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(18)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(19)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(20)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(21)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)…”
(22)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(23)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(24)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(25)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.
Top