Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020DC0288

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER GECONSOLIDEERDE JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE VOOR HET BEGROTINGSJAAR 2019

COM/2020/288 final

Brussel, 26.6.2020

COM(2020) 288 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE VOOR HET BEGROTINGSJAAR 2019


INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD    

POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EUROPESE UNIE, GOVERNANCE, EN REKENING EN VERANTWOORDING    

NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN    

MARKANTE FEITEN BETREFFENDE HET BEGROTINGSJAAR 2019    

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ    

BALANS    

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN    

KASSTROOMOVERZICHT    

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA    

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN    

FINANCIËLE STATEN — BESPREKING EN ANALYSE    

VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ     120

VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST    

LIJST VAN AFKORTINGEN    

 

VOORWOORD

Het is mij een genoegen de jaarrekening 2019 van de Europese Unie voor te stellen. Deze rekening geeft een compleet overzicht van de financiën van de EU en van de uitvoering van de EU-begroting voor het afgelopen jaar, inclusief informatie over de voorwaardelijke verplichtingen, de financiële vastleggingen en andere verplichtingen die de Unie is aangegaan. Conform het meerjarige karakter van de activiteiten van de Unie, worden toelichtingen verstrekt bij de financiële kerngegevens en de ontwikkeling ervan. De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie maakt deel uit van het geïntegreerde pakket financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie en is een essentieel onderdeel van het sterk ontwikkelde systeem van financiële verantwoording.

De EU-begroting heeft andermaal bewezen dat zij een meerwaarde vormt voor burgers, ondernemingen en regio’s. Ondanks haar beperkte omvang – ongeveer 2 % van alle overheidsuitgaven in de Unie – vult zij de nationale begrotingen aan en ondersteunt zij onze gemeenschappelijke politieke prioriteiten.

De begroting 2019 was de voorlaatste van het huidige meerjarig financieel kader (MFK). Nagenoeg alle programma’s zaten op kruissnelheid, behalve de nieuwe programma’s zoals het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP) of acties waarvoor het wetgevingsproces pas onlangs is afgerond. Met de uitvoering van de EU-begroting was een bedrag gemoeid van in totaal 178,8 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 159,1 miljard EUR aan betalingskredieten.

Zoals de Commissie in mei 2018 had voorgesteld, ging een wezenlijk deel van de begroting in 2019 naar programma’s om de werkgelegenheid te stimuleren, in het bijzonder voor jongeren, en om groei, strategische investeringen en convergentie te ondersteunen. Ook de inspanningen om zowel binnen de EU als daarbuiten het migratievraagstuk op een doeltreffende manier aan te pakken, werden door de EU verder ondersteund.

Maatregelen om de economische groei te bevorderen en de economische kloof tussen de regio’s te verkleinen, waren voor bijna de helft van de vastgelegde middelen goed. De EU-begroting droeg 12,4 miljard EUR bij aan onderzoek en innovatie in het kader van Horizon 2020, onder meer op het gebied van high-performance computing. Ook op andere terreinen heeft de begroting laten zien dat zij een investering in de toekomst is: de uitgaven voor onderwijs en opleiding via Erasmus+ zijn verhoogd met 20 % ten opzichte van 2018 en die voor de Connecting Europe Facility, die vervoers- en digitale infrastructuur aanmoedigt, met 37 %. Voor landbouw en plattelandsgebieden bleven de uitgaven met 57,9 miljard EUR op een stabiel niveau. De steun was onder meer gericht op het tegengaan van klimaatverandering en op het bevorderen van duurzame groei.

De begroting 2019 bood de nodige flexibiliteit voor de aanpak van het interne aspect van migratievraagstukken, middels 1,2 miljard EUR steun uit het Fonds voor asiel, migratie en integratie, naast 533 miljoen EUR voor grensbeheer en veiligheid uit het Fonds voor interne veiligheid. In totaal ging 5 miljoen EUR naar de oprichting van het nieuwe Europees Openbaar Ministerie, dat zich gaat bezighouden met de vervolging van strafbare feiten die ten koste gaan van de EU-begroting, zoals fraude, witwaspraktijken en corruptie.

Reeds vóór de crisis van het coronavirus bewees de EU-begroting 2019 het belang van een functionerend meerjarig financieel kader dat in de nodige middelen en flexibiliteit voorziet om uitdagingen proactief en reactief aan te pakken. Ook in het volgende meerjarig financieel kader, dat de kern vormt van het herstelplan voor Europa, zal deze flexibiliteit een belangrijke rol spelen.

De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie wordt opgesteld overeenkomstig de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (International Public Sector Accounting Standards — IPSAS). Om aan deze normen te voldoen, verbetert de Commissie voortdurend haar regels en procedures, organisatiestructuur en flexibiliteit. Een consequente en effectieve rapportage is niet alleen een wettelijke verplichting, maar versterkt ook de verantwoording van de EU-uitgaven. Zij draagt bij tot de dialoog met de burgers en andere stakeholders en tot het op peil houden van het vertrouwen in de Europese Unie.

Johannes Hahn

Commissaris voor Begroting en Personeelszaken

POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EUROPESE UNIE, GOVERNANCE, EN REKENING EN VERANTWOORDING

De Europese Unie (EU) is een Unie waaraan de lidstaten bevoegdheden verlenen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

1.HET POLITIEK EN FINANCIEEL KADER

EU-Verdragen

De overkoepelende doelstellingen en beginselen van de Unie en de Europese instellingen zijn vastgelegd in de Verdragen. De Unie en de EU-instellingen mogen alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die door de Verdragen zijn toegekend om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en moeten dit doen

in overeenstemming met de beginselen 1 van subsidiariteit en evenredigheid. Om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren, voorziet de Unie zich van de nodige financiële middelen. De Commissie is verantwoordelijk voor de bevordering van het algemeen belang van de Unie, wat de uitvoering van de begroting en het beheer van de programma’s in samenwerking met de lidstaten en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer omvat.

De EU streeft de doelstellingen die worden genoemd in het Verdrag na met behulp van een aantal instrumenten, waaronder de begroting van de EU. Andere voorbeelden van instrumenten zijn een gemeenschappelijk wettelijk kader of gezamenlijke beleidsstrategieën.


Politieke prioriteiten van de Commissie

De politieke prioriteiten van de Commissie zijn vastgelegd in de politieke richtsnoeren van de voorzitter van de Commissie. De Commissie-Von der Leyen, die op 1 december 2019 is aangetreden, heeft de volgende zes grote ambities:

6 GROTE AMBITIES

Een Europese Green Deal

– Ernaar streven het eerste klimaatneutrale continent ter wereld te worden

Een economie die werkt voor de mensen

– Werken aan sociale rechtvaardigheid en welvaart

Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk

– Mensen meer kansen geven met een nieuwe generatie technologieën

Bevordering van onze Europese levenswijze

– Bouwen aan een Unie waarin iedereen gelijke kansen heeft

Een sterker Europa in de wereld

– Europa moet grotere ambities koesteren door het verantwoorde mondiale leiderschap, dat ons zo kenmerkt,
te versterken

Een nieuwe impuls voor de Europese democratie

– Onze democratie koesteren, beschermen en versterken

De vorige Commissie legde de klemtoon op de tien prioriteiten van voormalig voorzitter Jean-Claude Juncker die aansloten bij Europa 2020, de toenmalige Europese strategie voor groei op lange termijn:

·Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen

·Een connectieve digitale eengemaakte markt

·Een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatbeleid

·Een diepere, billijkere interne markt met een versterkte industriële basis

·Een diepere en billijkere economische en monetaire unie


·Een evenwichtig en progressief handelsbeleid om de globalisering in goede banen te leiden

·Een op wederzijds vertrouwen gebaseerde ruimte van recht en grondrechten

·Naar een nieuw beleid op het gebied van migratie

·Een krachtiger rol op het wereldtoneel

·Een Unie van democratische verandering

Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling

De Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en zijn 17 duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen, die in september 2015 door de Verenigde Naties werden goedgekeurd, hebben een nieuwe impuls gegeven aan de wereldwijde inspanningen om duurzame ontwikkeling te bereiken. De EU heeft een belangrijke rol gespeeld bij het vormgeven van de Agenda 2030,

benadrukkend dat duurzame ontwikkeling van oudsher een centraal thema van het Europese project is. De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen zijn stevig verankerd in de EU-Verdragen en maken deel uit van alle beleid en initiatieven van de EU. De EU-begroting speelt een wezenlijke rol bij de aanpak van heel wat duurzaamheidsuitdagingen, zoals armoede, jeugdwerkloosheid, de vergrijzing, de klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, duurzame energie en migratie.

Meerjarig financieel kader en uitgavenprogramma’s

Het door de EU-begroting ondersteunde beleid wordt ten uitvoer gelegd in overeenstemming met het meerjarig financieel kader (MFK) en sectorale wetgeving waarbij de uitgavenprogramma’s worden vastgesteld. Deze programma’s vertalen de politieke prioriteiten van de EU in financiële middelen, en dit over een periode die lang genoeg is om effectief te zijn en

een coherente langetermijnvisie te bieden aan de begunstigden van EU-middelen en de medefinancierende nationale autoriteiten. Er worden jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) vastgesteld voor de EU-uitgaven in hun totaliteit en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. Het meerjarig financieel kader wordt unaniem aangenomen, om aan te geven dat alle lidstaten het eens zijn met de doelstellingen en de hoogte van de uitgaven (maxima van vastleggings- en betalingskredieten), en met instemming van het Europees Parlement. Het lopende MFK bestrijkt de periode 2014-2020.

Interinstitutioneel Akkoord

Het MFK wordt aangevuld door het Interinstitutioneel Akkoord 2 ; het betreft een politiek akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het doel van dit akkoord, dat in 2013 is gesloten in overeenstemming met artikel 295 van het Verdrag

betreffende de werking van de Europese Unie is de begrotingsdiscipline toe te passen en het verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied te verbeteren, evenals een goed financieel beheer te waarborgen.

Jaarlijkse begroting

De jaarlijkse begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het Europees Parlement en de Raad volgens de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten)

voor een bepaald begrotingsjaar.

De belangrijkste financieringsbronnen van de EU zijn ontvangsten uit eigen middelen, aangevuld door andere ontvangsten. Er zijn drie soorten eigen middelen: de traditionele eigen middelen (o.a. douanerechten en suikerheffingen), de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) bedragen gewoonlijk minder dan 10 % van de totale ontvangsten. Het totale bedrag van de vereiste eigen middelen om de begroting te financieren wordt bepaald door de totale uitgaven min de overige ontvangsten. In het huidige MFK mag het totale bedrag aan eigen middelen niet meer bedragen dan 1,20 % van het totale bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten.

Beheersvormen

De EU-begroting wordt uitgevoerd aan de hand van drie beheersvormen, die bepalen hoe de gelden worden uitbetaald en beheerd:

·Gedeeld beheer: een groot deel van de begroting wordt beheerd volgens het systeem van gedeeld beheer van de Commissie met de lidstaten, met name op het gebied van de structuurfondsen en landbouw.

·Direct beheer: de Commissie verzorgt ook zelf het beheer van programma’s of zij kan de uitvoering van welbepaalde programma’s delegeren aan uitvoerende agentschappen.

·Indirect beheer: daarnaast kunnen besluiten om uitgaven te doen op indirecte wijze worden beheerd middels andere organen binnen de EU of daarbuiten. In het Financieel Reglement en/of delegatieovereenkomsten wordt vastgelegd welke controle- en verslagleggingsmechanismen door deze entiteiten in acht moeten worden genomen en welk toezicht door de Commissie wordt uitgeoefend wanneer begrotingsuitvoeringstaken worden toevertrouwd aan nationale agentschappen, de Europese Investeringsbankgroep, derde landen, internationale organisaties (bv. de Wereldbank of de Verenigde Naties) en andere entiteiten (bv. gedecentraliseerde agentschappen van de EU, gemeenschappelijke ondernemingen).

Financieel Reglement

Het Financieel Reglement (FR)  3 van toepassing op de algemene begroting is een cruciale tekst in het regelgevingskader voor de EU-financiën. Het stelt gedetailleerde financiële regels vast voor de uitvoering van de EU-begroting en omschrijft de rol van de verschillende actoren die ervoor moeten zorgen dat het geld goed wordt beheerd en

dat de gestelde doelen worden bereikt.

2.GOVERNANCE, EN REKENING EN VERANTWOORDING

2.1.INSTITUTIONELE STRUCTUUR

De EU beschikt over een institutioneel kader, dat ertoe strekt haar waarden uit te dragen, haar doelstellingen na te streven, haar belangen en de belangen van haar burgers en van de lidstaten te dienen, en de samenhang, de doeltreffendheid en de continuïteit van haar beleid en haar optreden te verzekeren. De organisatiestructuur omvat instellingen, agentschappen en andere EU-organen die in de geconsolideerde rekeningen van de EU worden opgenomen voor zover aan de consolidatiecriteria van het Financieel Reglement en de toepasselijke boekhoudregels (zie toelichting 9 voor de lijst van entiteiten die binnen het consolidatiebereik vallen).

Het Europees Parlement oefent samen met de Raad de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. De Commissie is politiek verantwoordelijk tegenover het Europees Parlement. De Raad vervult tevens beleidsbepalende en coördinerende taken binnen de algemene politieke koers en de prioriteiten van de Unie die door de Europese Raad zijn uitgezet.

De Commissie is verantwoordelijk voor het plannen, voorbereiden en voorstellen van wetgeving, voor het beheer van het EU-beleid, met inbegrip van het toezicht op de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving en de handhaving ervan, voor de toewijzing van EU-begrotingsmiddelen en het beheer van de financieringsprogramma’s, en voor het vertegenwoordigen van de EU op internationaal vlak.

De Commissie voert de begroting uit, grotendeels in samenwerking met de lidstaten 4 . Samen waken zij erover dat de kredieten worden gebruikt volgens de beginselen van goed financieel beheer. De met de uitvoering van de begroting verband houdende controle- en auditverplichtingen van de lidstaten wanneer zij medeverantwoordelijk zijn voor uitvoering van de begroting en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden worden vastgesteld in verordeningen. Deze bepalen ook de verantwoordelijkheden van en de gedetailleerde regels voor iedere instelling wat betreft haar eigen uitgaven.

2.2.DE GOVERNANCESTRUCTUUR VAN DE COMMISSIE

De Commissie heeft een uniek governancesysteem, met een duidelijk onderscheid tussen politieke en administratieve toezichtsstructuren en duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden en verplichtingen inzake financiële verantwoording 5 .

De interne werking van de Commissie is gebaseerd op een aantal hoofdbeginselen van goed bestuur: duidelijke taken en verantwoordelijkheden, een sterke inzet voor resultaten en naleving van het wettelijke kader, duidelijke verantwoordingsmechanismen, een hoogwaardig en inclusief regelgevingskader, openheid en transparantie, en hoge ethische normen.

De Commissie vervult haar taken op gezag van het College van commissarissen, dat de prioriteiten stelt en de algemene politieke verantwoordelijkheid draagt voor de werkzaamheden van de Commissie. De voorzitter beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden. De interne regelingen creëren een structuur van robuuste controle- en beheersinstrumenten op grond waarvan het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich kan nemen voor de werkzaamheden van de Commissie, namelijk de besluiten die zij neemt en de coördinerende, uitvoerende en beheersfuncties, zoals vastgelegd in de Verdragen.

De operationele uitvoering van de begroting en het financieel beheer wordt door het College gedelegeerd aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die bovenaan de administratieve structuur van de Commissie staan 6 . Deze decentrale aanpak zorgt voor een bestuurscultuur die ambtenaren aanmoedigt om verantwoordelijkheid te nemen voor activiteiten waarover zij controle hebben en vereist dat zij zekerheid verschaffen over de activiteiten waarvoor zij aansprakelijk zijn.

De centrale diensten ondersteunen de directeuren-generaal en diensthoofden bij de uitoefening van hun taken. In het bijzonder de Corporate Management Board (bestuursraad) zorgt voor coördinatie van, toezicht op, advies over en strategische oriëntaties voor het management van de organisatie, onder andere wat betreft het beheer van de financiële en personele middelen, risicobeheer, prestatiebeheer, IT-governance, cyber- en persoonlijke veiligheid, bedrijfscontinuïteit, communicatie en informatiebeheer 7 .

Dit governancesysteem is gebaseerd op de Verdragen en de structuur heeft zich aangepast aan een veranderende omgeving en om in overeenstemming te blijven met de goede werkmethoden zoals die zijn neergelegd in de relevante internationale normen 8 . Bij de verdere stroomlijning en versterking van de in 2018 geïntroduceerde regelingen 9 is rekening gehouden met de auditwerkzaamheden van de Europese Rekenkamer 10 en de dienst Interne Audit van de Commissie. Zoals voorgeschreven door het Financieel Reglement (artikel 247), bevat het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag inzake de EU-begroting informatie over de belangrijkste governanceregelingen in de Commissie.

2.3.HET PRESTATIEKADER VAN DE EU-BEGROTING

De inachtneming van solide prestatiekaders is van essentieel belang voor een krachtige focus op resultaten, een meerwaarde van het Europese niveau en goed beheer van de EU-programma’s. Het prestatiekader van de EU-begroting is sterk ontwikkeld en scoort hoger dan dat van eender welk individueel land dat wordt beoordeeld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in haar gestandaardiseerde index voor kaders voor prestatiegerichte budgettering.

Het EU-begrotingsprestatiekader omvat rapportering over verschillende soorten en niveaus van strategische doelen, doelstellingen en indicatoren. Het houdt eveneens rekening met de complementariteit en mainstreaming van beleid (zoals de aanpak van de klimaatverandering of gendergelijkheid) en programma’s en met de cruciale rol van de lidstaten bij de uitvoering van de EU-begroting.

·De rechtsgrondslagen van de programma’s bevatten doelstellingen, indicatoren en streefcijfers en de Commissie brengt er jaarlijks verslag over uit in de programmaverklaringen die de ontwerpbegroting vergezellen. Deze bevatten de nodige informatie om klaar te zien in de programma-uitvoering en de prestaties te meten: de financiële vastleggingen op langere termijn binnen het meerjarig financieel kader, de vertrekniveaus voor de programmaprestaties (de beginsituatie bij beleidsmaatregelen), de einddoelen (te bereiken op het einde van de meerjarige programmeringsperiode) en de tussentijdse ijkpunten.

·Opdat middelen aan prioriteiten worden toegewezen en elke actie uitstekende resultaten en een hoge toegevoegde waarde oplevert, bevordert de Commissie een prestatiegerichte cultuur. Bovendien heeft zij de afgelopen jaren een aanpak ontwikkeld waarbij naar een beter evenwicht tussen compliance en performance wordt gestreefd.

·Het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting geeft een uitgebreid overzicht van de uitvoering, het beheer en de bescherming van de EU-begroting. Daarin wordt toegelicht hoe de politieke prioriteiten van de Europese Unie door de EU-begroting zijn ondersteund, welke resultaten met de EU-begroting zijn behaald en op welke wijze de Commissie de hoogste normen op het gebied van budgettair en financieel beheer heeft aangehouden.

Met al deze elementen beschikt de begrotingsautoriteit over een solide basis om met prestatie-informatie rekening te houden tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure.

2.4.HET FINANCIEEL BEHEER VAN DE COMMISSIE

Binnen de Commissie worden de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van financieel beheer duidelijk afgebakend (bv. door het Financieel Reglement en de interne regels 11 ) en navenant uitgeoefend. Als gedelegeerd ordonnateur zijn de directeuren-generaal en diensthoofden van de Commissie verantwoordelijk voor een goed financieel beheer van de EU-middelen, de naleving van de voorschriften van het Financieel Reglement, het risicobeheer en de vaststelling van een passend internecontrolekader.

De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel standpunt als dat van een goed financieel beheer. Taken kunnen verder worden gedelegeerd aan directeuren, eenheidshoofden en anderen, die zodoende gesubdelegeerd ordonnateur worden. Elke gedelegeerd ordonnateur kan het risicobeheer en de interne controle toevertrouwen aan één of twee directeuren om toezicht te houden op de implementatie van de internecontrolesystemen.

De centrale diensten van de Commissie geven richtsnoeren en advies, en bevorderen goede werkmethoden, onder andere via de werkzaamheden van de Corporate Management Board.

Krachtens het Financieel Reglement dient elke ordonnateur een jaarlijks activiteitenverslag (AAR) op te stellen over de bereikte resultaten en over de interne controle en het financieel beheer in de loop van het jaar. Het AAR bevat een verklaring dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en controleprocedures zijn ingesteld die de nodige garanties bieden wat betreft de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Op het niveau van de Commissie is het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting het belangrijkste instrument waarmee het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich neemt voor het begrotingsbeheer.

De rekenplichtige van de Commissie is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen en de terugvorderingsprocedures, stelt de boekhoudregels vast op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen en methodes voor de overheidssector, valideert de boekhoudsystemen en stelt de rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde jaarrekening van de EU op. Daarnaast dient de rekenplichtige de jaarrekening af te tekenen en daarbij te verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom van de Unie geeft. De jaarrekening wordt vastgesteld door het College van commissarissen. De rekenplichtige oefent zijn taak op onafhankelijke wijze uit en draagt een grote verantwoordelijkheid voor de financiële verslaglegging door de Commissie.

De intern controleur van de Commissie bekleedt eveneens een onafhankelijke functie op centraal niveau en verstrekt onafhankelijke raadgevingen, adviezen en aanbevelingen over de kwaliteit en de werking van de internecontrolesystemen van de Commissie, de agentschappen van de EU en andere autonome organen. 

Het Comité follow-up interne audit waarborgt de onafhankelijkheid van de intern controleur, monitort de kwaliteit van de interneauditwerkzaamheden en gaat na welk gevolg door de Commissie wordt gegeven aan interne en externe auditaanbevelingen, alsook aan de kwijtingsbevindingen en -aanbevelingen van de Europese Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de geconsolideerde rekeningen van de EU. De adviezen van het comité dragen bij aan de algehele verdere verbetering van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Commissie bij het behalen van haar doelstellingen en faciliteren het toezicht van het College op de governance, het risicobeheer en de internecontrolepraktijken van de Commissie.

2.5.FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

De verslaglegging over de EU-begroting geschiedt via het geïntegreerde pakket financiële en verantwoordingsverslagen, waarin uitvoerige informatie wordt samengebracht over de uitvoering, de prestaties, de resultaten, het financieel beheer en de bescherming van de EU-begroting. Het bestaat uit de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie, het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting (dat een evaluatie van de financiën van de Unie op basis van de bereikte resultaten bevat), het jaarlijks verslag over de resultaten van de interne controle, een langetermijnraming van toekomstige in- en uitstromen voor de volgende vijf jaar en het verslag over de follow-up van de kwijting. Het geïntegreerde pakket financiële en verantwoordingsverslagen verschaft het publiek jaarlijks een alomvattend beeld van de financiële en operationele situatie van de EU-begroting.

De geconsolideerde jaarrekening van de EU verstrekt financiële informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU, zowel bezien vanuit het oogpunt van de boekhouding op transactiebasis als vanuit begrotingsoogpunt. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten.

De geconsolideerde jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke, maar aan elkaar gekoppelde delen:

·de geconsolideerde financiële staten, alsmede

·verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin die begrotingsuitvoering in haar totaliteit wordt beschreven.

De geconsolideerde jaarrekening van de EU gaat bovendien vergezeld van een sectie „Financiële staten — bespreking en analyse“, waarin belangrijke veranderingen en trends in de financiële staten beknopt worden beschreven en aanzienlijke risico’s en onzekerheden waarmee de EU is geconfronteerd en die zij in de toekomst moet aanpakken, worden toegelicht.

Verslaglegging en verantwoording in de Commissie:

Geïntegreerd pakket financiële en verantwoordingsverslagen
Artikel 247 FR

·Geconsolideerde jaarrekening van de EU

·Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting (incl. een evaluatie van de EU-financiën)

·Jaarlijks verslag over de resultaten van de interne controle

·Een langetermijnraming van toekomstige in- en uitstromen voor 5 jaar

·Verslag over de follow-up van de kwijting

Andere verslagen

·Communicatiepakket ter gelegenheid van de toespraak over de Staat van de Unie

·Algemeen verslag over de werkzaamheden van de EU

·De jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal

·Verslag over het begrotings- en financieel beheer

2.6.EXTERNE CONTROLE EN KWIJTINGSPROCEDURE

Overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer moeten de middelen op een effectieve, efficiënte en zuinige manier worden beheerd. Er bestaat een verantwoordingskader op basis van uitgebreide rapportage, externe controles en politieke controle om redelijke zekerheid te bieden dat EU-middelen goed en op de juiste wijze worden besteed.

Elk jaar onderzoekt de Europese Rekenkamer op een systematische en grondige manier de betrouwbaarheid van de rekeningen, de wettigheid en regelmatigheid van alle ontvangsten en uitgaven, alsmede de deugdelijkheid van het financieel beheer en de kwaliteitsaspecten van de begrotingsuitvoering, met inbegrip van het prestatieaspect. De publicatie van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer is het startpunt voor de kwijtingsprocedure. De controleurs stellen ook speciale verslagen op over specifieke uitgaven of beleidsterreinen, of over begrotings- of beheerskwesties.

Het Europees Parlement besluit, na een aanbeveling van de Raad, om al dan niet zijn definitieve goedkeuring te verlenen – "verlenen van kwijting" genoemd – aan de wijze waarop de Commissie de EU-begroting in een bepaald jaar heeft uitgevoerd. De jaarlijkse kwijtingsprocedure staat er garant voor dat de Commissie politiek verantwoording aflegt voor de uitvoering van de EU-begroting.

Het kwijtingsbesluit is ook gebaseerd op de geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie, op hoorzittingen met de commissarissen en op de antwoorden op schriftelijke vragen aan de Commissie.

NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2019 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 246, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel XIII van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, regels en methoden.

Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.

Rosa Aldea Busquets

Rekenplichtige van de Europese Commissie

18 juni 2020

 

MARKANTE FEITEN BETREFFENDE HET BEGROTINGSJAAR 2019

Uitvoering van de Uniebegroting 2019

De EU-begroting speelt een belangrijke rol in de ondersteuning van het beleid en de verwezenlijking van de prioriteiten van de Unie. Ondanks haar beperkte omvang – ongeveer 2 % van alle overheidsuitgaven in de Unie – vult zij de nationale begrotingen aan, met een duidelijke focus op investeringen en toegevoegde waarde. Binnen het brede scala van Europees beleids- en regelgevingsinstrumenten is zij een cruciaal onderdeel voor de uitvoering van de beleidsprioriteiten die door alle EU-lidstaten zijn onderschreven en die zijn vertaald in een meerjarig financieel kader dat de verschillende programma’s omvat en uitgavenplafonds vaststelt.

De EU-begroting 2019, zoals goedgekeurd op 12 december 2018, bewijst dat het geld van de EU terechtkomt waar het nodig is. Zoals de Commissie in mei 2018 had voorgesteld, werd het grootste deel van de middelen in 2019 gebruikt om de werkgelegenheid te stimuleren, in het bijzonder voor jongeren, en om groei, strategische investeringen en convergentie te ondersteunen. Ook de inspanningen om zowel binnen de EU als daarbuiten het migratievraagstuk op een doeltreffende manier aan te pakken, werden door de EU verder ondersteund.

De goedgekeurde begroting 2019 droeg bij tot de kracht en de veerkracht van de Europese economie en het bevorderen van de solidariteit en veiligheid, zowel binnen de EU als daarbuiten. De begroting 2019 was de voorlaatste van het huidige meerjarig financieel kader (MFK). Nagenoeg alle programma’s zaten op kruissnelheid, behalve de nieuwe programma’s zoals het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (EDIDP) of acties waarvoor het wetgevingsproces pas onlangs is afgerond.

Met de uitvoering van de EU-begroting in 2019 was een bedrag gemoeid van in totaal 178,8 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 159,1 miljard EUR aan betalingskredieten. De uitvoering was bevredigend en in de loop van het jaar hoefden slechts beperkte bijstellingen te worden gedaan. Na overdrachten naar 2020 bedroeg de uitvoering 99,4 % wat betreft de vastleggingskredieten en 99,5 % wat betreft de betalingskredieten.

Maatregelen om de economische groei te bevorderen en de economische kloof tussen de regio’s te verkleinen, waren voor bijna de helft van de vastgelegde middelen goed. De EU-begroting droeg 12,4 miljard EUR bij aan onderzoek en innovatie in het kader van Horizon 2020, onder meer op het gebied van high-performance computing. Er waren grotere budgetten voor onderwijs en opleiding (20 % meer ten opzichte van 2018 voor Erasmus+) en voor vervoers- en digitale infrastructuurde (37 % meer voor de Connecting Europe Facility). Voor landbouw en plattelandsgebieden bleven de uitgaven met 57,9 miljard euro op een stabiel niveau. De steun was onder meer gericht op het tegengaan van klimaatverandering en op het bevorderen van duurzame groei.

De begroting 2019 bood de nodige flexibiliteit voor de aanpak van het interne aspect van migratievraagstukken, middels in totaal 1,2 miljard EUR steun uit het Fonds voor asiel, migratie en integratie, naast 533 miljoen EUR voor grensbeheer en veiligheid uit het Fonds voor interne veiligheid. In totaal ging 5 miljoen EUR naar de oprichting van het nieuwe Europees Openbaar Ministerie, dat zich gaat bezighouden met de vervolging van strafbare feiten die ten koste gaan van de EU-begroting, zoals fraude, witwaspraktijken en corruptie.

Financiële staten – markante feiten

Balans

·Onder “Vaste bedrijfsmiddelen”: de vier in 2018 gelanceerde satellieten hebben in 2019 de tests in de omloopbaan met succes doorstaan. Zij zijn in 2019 aan de operationele constellatie toegevoegd, wat het totaal op 26 satellieten brengt (zie toelichting 2.2).

·De voor verkoop beschikbare financiële activa namen toe met 3,0 miljard EUR in verband met de verdere financiering van de garantiefondsen voor het EFSI & EFDO en financieringsinstrumenten voor Horizon 2020. De verstrekte leningen namen af met 1,3 miljard EUR na de terugbetaling van betalingsbalansleningen door Roemenië en Letland. Anderzijds werden enige nieuwe MFB-leningen verstrekt (zie toelichting 2.4).

·De voorfinancieringen (d.w.z. aan begunstigden van EU-middelen betaalde voorschotten) stegen lichtjes met 1,5 miljard EUR tot 51,4 miljard EUR (zie toelichting 2.5).

·De totale vorderingen en verhaalbare bedragen bleven als geheel op eenzelfde niveau als vorig jaar, namelijk 24,0 miljard EUR (zie toelichting 2.6).

·Een daling van de langetermijnrente gebruikt voor de waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen (de zogenaamde disconteringsvoet), die voor het eerst negatief werd, leidde tot een significante toename van de verplichtingen op het einde van het jaar met 17,2 miljard EUR (zie toelichting 2.9).

·De terugbetaling van 1,5 miljard EUR aan opgenomen BB-leningen deed de financiële verplichtingen afnemen, maar werd enigszins geneutraliseerd door nieuwe leningen die werden opgenomen om MFB-leningen te verstrekken (zie toelichting 2.11).

·Crediteuren en overlopende posten bleven op hetzelfde niveau als 2018 met 94,1 miljard EUR (zie toelichtingen 2.12 en 2.13).

Staat van de financiële resultaten

·Aan de ontvangstenzijde vielen de bni-ontvangsten 3,0 miljard EUR hoger uit wegens aanpassingen van bedragen uit het verleden (hoofdzakelijk voor de jaren 2012 tot en met 2017) als gevolg van bijwerking van de bni-grondslagen aan de hand van de werkelijke gegevens. De ontvangsten uit geldboeten bedroegen 4,3 miljard EUR in 2019 (zie toelichtingen 3.1/3.4).

·De uitgaven onder gedeeld beheer namen toe met 4,8 miljard EUR, dankzij een betere uitvoering van programma’s van het EFRO en het Cohesiefonds naarmate het huidige MFK vordert (zie toelichting 3.9).

Voorwaardelijke verplichtingen

·De begrotingsgaranties stegen met 2,7 miljard EUR als gevolg van het aangaan van nieuwe, door de EU-begroting gegarandeerde EFSI- en ELM-verrichtingen in 2019 (zie toelichting 4.1.1).

EUROPESE UNIE

BEGROTINGSJAAR 2019

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ

Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

INHOUDSOPGAVE

BALANS    

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN    

KASSTROOMOVERZICHT    

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA    

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN    

1.    BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING    

2.    TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS    

3.    TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN    

4.    VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA    

5.    VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN    

6.    FINANCIEEL RISICOBEHEER    

7.    INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN    

8.    GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM    

9.    CONSOLIDATIEBEREIK    

 

BALANS

miljoen EUR

Toelichting

31.12.2019

31.12.2018

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

Immateriële activa

2.1

515

446

Vaste bedrijfsmiddelen

2.2

11 380

11 185

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

2.3

591

591

Financiële activa

2.4

66 714

65 231

Voorfinanciering

2.5

26 240

26 006

Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

2.6

3 607

416

109 047

103 875

VLOTTENDE ACTIVA

Financiële activa

2.4

4 514

4 168

Voorfinanciering

2.5

25 206

23 968

Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

2.6

20 367

24 248

Voorraden

2.7

68

73

Geldmiddelen en kasequivalenten

2.8

19 745

18 113

69 900

70 570

TOTAAL ACTIVA

178 947

174 444

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

Pensioenen en andere personeelsbeloningen

2.9

(97 659)

(80 456)

Voorzieningen

2.10

(3 710)

(3 281)

Financiële verplichtingen

2.11

(53 071)

(53 289)

(154 440)

(137 025)

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

Voorzieningen

2.10

(1 116)

(852)

Financiële verplichtingen

2.11

(1 446)

(2 617)

Crediteuren

2.12

(27 241)

(32 227)

Overlopende posten

2.13

(67 227)

(63 186)

(97 030)

(98 882)

TOTAAL PASSIVA

(251 470)

(235 907)

NETTOACTIVA

(72 523)

(61 463)

Reserves

2.14

5 037

4 961

Bij de lidstaten op te vragen bedragen*

2.15

(77 560)

(66 424)

NETTOACTIVA

(72 523)

(61 463)

*    Het Europees Parlement heeft op 4 december 2019 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2020 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Aanvullend waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.

 

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

miljoen EUR

Toelichting

2019

2018

ONTVANGSTEN

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

Bni-middelen

3.1

108 820

105 780

Traditionele eigen middelen

3.2

21 235

22 767

Btw-middelen

3.3

18 128

17 624

Geldboeten

3.4

4 291

6 740

Teruggevorderde uitgaven

3.5

2 627

2 215

Overige

3.6

2 072

3 312

157 174

158 438

Ontvangsten uit ruiltransacties

Financiële ontvangsten

3.7

1 817

3 115

Overige

3.8

1 298

1 379

3 116

4 494

Totale ontvangsten

160 289

162 932

UITGAVEN

Uitgevoerd door de lidstaten

3.9

Europees Landbouwgarantiefonds

(43 951)

(43 527)

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en

andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

(13 541)

(13 149)

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

(35 178)

(30 230)

Europees Sociaal Fonds

(11 218)

(11 935)

Overige

(2 608)

(2 826)

Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen

3.10

(18 942)

(17 551)

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen

3.11

(3 131)

(3 396)

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

3.11

(4 085)

(4 016)

Uitgevoerd door andere entiteiten

3.11

(2 875)

(3 569)

Personeels- en pensioenkosten

3.12

(11 366)

(10 929)

Financieringskosten

3.13

(1 491)

(1 677)

Overige uitgaven

3.14

(7 109)

(6 208)

Totale uitgaven

(155 493)

(149 014)

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

4 796

13 918

 

KASSTROOMOVERZICHT

miljoen EUR

2019

2018

Resultaat begrotingsjaar

4 796

13 918

Operationele activiteiten

Afschrijving

107

104

Waardevermindering

1 022

998

(Toename)/afname leningen

1 255

1 041

(Toename)/afname voorfinanciering

(1 472)

(947)

(Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

691

(12 299)

(Toename)/afname voorraden

5

222

Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen

17 203

7 334

Toename/(afname) voorzieningen

693

594

Toename/(afname) financiële verplichtingen

(1 389)

(1 007)

Toename/(afname) crediteuren

(4 985)

(6 821)

Toename/(afname) in overlopende posten

4 041

(716)

Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten

(1 803)

(556)

Herwaardering van verplichtingen voor personeelsbeloningen (non-cash mutatie niet opgenomen in de staat van de financiële resultaten)

(14 164)

(4 396)

Overige non-cash mutaties

111

(71)

Investeringsactiviteiten

(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

(1 392)

(1 583)

(Toename)/afname beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

(1)

(9)

(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa

(2 964)

(1 811)

(Toename)/afname financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

(121)

7

NETTOKASSTROOM

1 633

(5 998)

Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

1 633

(5 998)

Geldmiddelen en kasequivalenten bij het begin van het jaar

18 113

24 111

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

19 745

18 113

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

miljoen EUR

Bij de lidstaten op te vragen bedragen Cumulatief overschot/(tekort)

Andere reserves

Reëlewaarde-reserve

Nettoactiva

SALDO OP 31.12.2017

(75 234)

4 598

278

(70 359)

Mutatie in reserve Garantiefonds

(186)

186

Mutaties reële waarde

(47)

(47)

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

(4 396)

(4 396)

Overige

30

(54)

(24)

Begrotingsresultaat 2017 gecrediteerd aan de lidstaten

(556)

(556)

Resultaat begrotingsjaar

13 918

13 918

SALDO OP 31.12.2018

(66 424)

4 730

231

(61 463)

Mutatie in reserve Garantiefonds

(21)

21

Mutaties reële waarde

160

160

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

(14 164)

(14 164)

Overige

56

(105)

(49)

Begrotingsresultaat 2018 gecrediteerd aan de lidstaten

(1 803)

(1 803)

Resultaat begrotingsjaar

4 796

4 796

SALDO OP 31.12.2019

(77 560)

4 646

391

(72 523)

 

 

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN

 

1.BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

2.RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS

De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1), hierna „het Financieel Reglement“ (FR) genoemd.

Overeenkomstig artikel 80 van het Financieel Reglement heeft de EU haar financiële staten voorbereid op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (Ipsas). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen om te verzekeren dat de geconsolideerde rekeningen van de EU intern consistent zijn.

Toepassing van nieuwe en gewijzigde boekhoudregels van de Europese Unie (EAR)

Nieuwe EAR van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2019 aanvangen

De volgende door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde EAR is verplicht toe te passen voor jaarperioden die op of na 1 januari 2019 aanvangen:

·EAR 20, die gebaseerd is op IPSAS 40 „Public Sector Combinations“, voorziet in de vereisten voor de classificatie, verantwoording en meting van publiekrechtelijke combinaties, d.w.z. de samenvoeging van verschillende operaties in één publiekrechtelijke entiteit.

De standaard onderscheidt twee soorten combinaties van de publieke sector: fusies en overnames. Een fusie is een publiekrechtelijke combinatie waarin ofwel geen van de partijen in de combinatie de zeggenschap verkrijgt over één of meerdere operaties, ofwel, in het geval dat één partij in de combinatie de zeggenschap verkrijgt, er bewijs is dat de combinatie economisch gezien een fusie vormt (de standaard voorziet in verschillende indicatoren voor de beoordeling en de besluitvorming om tot dat oordeel te komen). Een overname is een publiekrechtelijke combinatie waarin één partij in de combinatie de zeggenschap verkrijgt over één of meerdere operaties en er bewijs is dat de combinatie geen fusie vormt.

Combinaties van de publieke sector die als fusie worden ingedeeld, worden geboekt volgens de gewijzigde methode van de pooling van belangen, die voorschrijft dat de resulterende entiteit de identificeerbare activa, passiva en eventuele minderheidsbelangen van de combinatie verwerkt tegen de boekwaarde met een overeenkomstige vermeerdering of afname van de nettoactiva (d.w.z. zonder aanleiding te geven tot goodwill).

Combinaties van de publieke sector die als overname worden ingedeeld, worden geboekt volgens de overnamemethode, die voorschrijft dat de verworven identificeerbare activa en overgenomen passiva worden verwerkt tegen de reële waarde op de verwervingsdatum, en dat eventuele minderheidsbelangen in de overgenomen operatie worden opgenomen in verhouding tot hun aandeel in de identificeerbare nettoactiva van de overgenomen operaties. In tegenstelling tot een fusie geeft een overname aanleiding tot goodwill (gemeten als het eventuele bedrag waarmee de overgedragen vergoeding en eventuele minderheidsbelangen het nettosaldo van de op de verwervingsdatum vastgestelde bedragen van de verworven identificeerbare activa en aangegane verplichtingen overtreft).

De standaard voorziet in verschillende openbaarmakingsvereisten om de gebruikers van de financiële staten van de EU in staat te stellen de aard en de financiële gevolgen van fusies of overnames te beoordelen, evenals de financiële gevolgen van in de lopende verslagperiode verwerkte aanpassingen betreffende dergelijke transacties die hebben plaatsgevonden gedurende deze of voorafgaande verslagperioden.

   Omdat er gedurende de verslagperiode geen publiekrechtelijke combinaties zijn geweest, heeft de nieuwe standaard geen invloed op de financiële staten voor 2019.

Nieuwe EAR vastgesteld, maar nog niet van kracht op 31 december 2019

Er zijn geen nieuwe EAR vastgesteld maar nog niet van kracht op 31 december 2019.

3.BOEKHOUDBEGINSELEN

De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 1 over de financiële staten en zijn dezelfde als die welke in IPSAS 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie.

De kwalitatieve kenmerken van de financiële verslaggeving zijn relevantie, betrouwbaarheid, begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en verifieerbaarheid.

4.CONSOLIDATIE

Consolidatiebereik

De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, gezamenlijke overeenkomsten en geassocieerde deelnemingen. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 9. Zij telt thans 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en één geassocieerde deelneming. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn onder andere de instellingen van de EU (met inbegrip van de Commissie, maar niet de Europese Centrale Bank) en de agentschappen van de EU (met uitzondering van die van de vroegere 2e pijler, d.w.z. het gemeenschappelijk en buitenlands veiligheidsbeleid). Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend. De enige geassocieerde deelneming van de EU is het Europees Investeringsfonds (EIF).

Entiteiten die onder de consolidatie vallen maar niet materieel zijn voor de geconsolideerde financiële EU-staten als geheel, moeten niet worden geconsolideerd of verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode indien dit disproportioneel veel tijd of middelen van de EU zou vergen. Deze entiteiten worden aangeduid als „kleine entiteiten“ en afzonderlijk vermeld in toelichting 9. In 2019 zijn 7 entiteiten ingedeeld als dergelijke kleine entiteiten.

Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend

Voor de bepaling van het consolidatiebereik wordt het begrip “zeggenschap” gehanteerd. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, omvatten alle entiteiten waarop de EU een blootstelling heeft of het recht op veranderlijke voordelen die uit haar betrokkenheid voortvloeien, en het vermogen om de aard en het bedrag van die voordelen te beïnvloeden vanwege haar zeggenschap over de andere entiteit. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn en betrekking hebben op de activiteiten van de entiteit. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.

De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.

Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

Gezamenlijke overeenkomsten

Een gezamenlijke overeenkomst is een overeenkomst waarover de EU en een of meer partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het afgesproken delen van de zeggenschap over een overeenkomst door middel van een bindende overeenkomst, waarvan slechts sprake is wanneer besluiten over de relevante activiteiten unanieme instemming vereisen van de partijen die de zeggenschap delen. Gezamenlijke overeenkomsten kunnen gemeenschappelijke ondernemingen of gezamenlijke operaties zijn. Een gemeenschappelijke onderneming is een gezamenlijke overeenkomst die in een afzonderlijk vehikel is gestructureerd en waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4). Een gezamenlijke operatie is een gezamenlijke overeenkomst waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de activa en aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die verband houden met de overeenkomst. Deelnemingen in gezamenlijke operaties worden verwerkt door opneming in de financiële staten van de EU van de desbetreffende activa en verplichtingen, ontvangsten en uitgaven, en het aandeel in de gezamenlijk aangehouden of aangegane activa, verplichtingen, ontvangsten en uitgaven.

Geassocieerde deelnemingen

Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen exclusieve of gezamenlijke zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4).

Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert

De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.

5.OPSTELLINGSGRONDSLAG

De financiële staten zijn per jaar. Het boekjaar start op 1 januari en eindigt op 31 december.

6.Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Functionele en rapporteringsvaluta

De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, tenzij anders bepaald, aangezien de euro de functionele munteenheid van de EU is.

Verrichtingen en saldi

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta’s en uit de omrekening per jaareinde van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.

Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.

De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB).

Wisselkoersen met de euro

Valuta

31.12.2019

31.12.2018

Valuta

31.12.2019

31.12.2018

BGN

1,9558

1,9558

PLN

4,2568

4,3014

CZK

25,4080

25,7240

RON

4,783

4,6635

DKK

7,4715

7,4673

SEK

10,4468

10,2548

GBP

0,8508

0,8945

CHF

1,0854

1,1269

HRK

7,4395

7,4125

JPY

121,9400

125,8500

HUF

330,5300

320,9800

USD

1,1234

1,145

7.Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, financiële risico's verbonden aan vorderingen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen, toegerekende baten en lasten, voorzieningen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen, de realiseerbare nettowaarde van voorraden, voorwaardelijke activa en verplichtingen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden, indien de verandering alleen betrekking heeft op die periode, of in die periode en toekomstige perioden, indien de verandering op beide betrekking heeft.

8.BALANS

9.Immateriële activa

Een immaterieel actief is een identificeerbaar, niet-monetair actief zonder fysieke vorm. Een actief is identificeerbaar als het afscheidbaar is (d.w.z. als het kan worden afgescheiden of losgemaakt van de entiteit, bv. door te worden verkocht, overgedragen, in licentie gegeven, gehuurd of geruild, hetzij individueel, hetzij samen met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting, ongeacht of de entiteit voornemens is dit te doen), of voortvloeit uit contractuele of andere juridische rechten, ongeacht of deze rechten overdraagbaar zijn aan of gescheiden kunnen worden van de entiteit of van andere rechten en verplichtingen.

Aangekochte immateriële activa worden geboekt tegen de historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en de kosten uitsluitend betrekking hebben op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer zij zich voordoen.

Immateriële activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (3 tot 11 jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst.

10.Vaste bedrijfsmiddelen

Alle vaste bedrijfsmiddelen worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.

De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.

Op terreinen worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

Type actief

Lineair afschrijvingspercentage

Gebouwen

4 % tot 10 %

Ruimte-objecten

8 % tot 25 %

Materieel en apparatuur

10 % tot 25 %

Meubilair en wagenpark

10 % tot 25 %

Computerhardware

25 % tot 33 %

Overige

10 % tot 33 %

Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Zij worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Leaseovereenkomsten

Een leaseovereenkomst is een overeenkomst waarbij de lessor in ruil voor een betaling of een reeks betalingen het gebruiksrecht van een actief voor een overeengekomen periode overdraagt aan de lessee. Leaseovereenkomsten worden geclassificeerd als financiële lease of als operationele lease.

Financiële leases zijn leases waarbij in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen worden overgedragen aan de lessee. De lessee die een financiële lease aangaat, neemt de verworven activa in de boeken op als activa en de met de lease samenhangende verplichtingen als passiva vanaf het begin van de leaseperiode. De activa en passiva worden opgenomen tegen de reële waarde van het geleasede goed of, indien deze lager is, de contante waarde van de minimale leasebetalingen, beide waarden bepaald bij het aangaan van de lease. Gedurende de leaseperiode worden de via financiële lease verkregen activa afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is. De minimale leasebetalingen worden gesplitst in een deel financiële vergoeding (het rentebestanddeel) en een deel aflossing van de uitstaande verplichting (het kapitaalelement). De financiële vergoeding wordt gedurende de leaseperiode toegerekend aan elke termijn zodat een constante periodieke rente op het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen; deze wordt naargelang het geval als kortlopend/langlopend opgenomen. Voorwaardelijke leasebetalingen worden als lasten verwerkt in de perioden waarin ze zijn uitgevoerd.

Operationele leases zijn lease waarbij, anders dan bij financiële leases, de verhuurder in wezen alle risico’s en voordelen behoudt die verbonden zijn aan eigendom van een actief. De lessee die een operationele lease aangaat, neemt de leasebetalingen gedurende de leaseperiode lineair als uitgaven op in de resultatenrekening; het geleasede actief noch de leaseverplichtingen worden in de balans opgenomen.

11.Waardevermindering van niet-financiële activa

Een waardevermindering is een verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van een actief, bovenop de gewone erkenning van het verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van het actief door afschrijving. Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; zij worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijving wordt toegepast, worden onderzocht op waardevermindering wanneer er op de verslagdatum aanwijzingen zijn dat de waarde van het actief is verminderd. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.

De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

12.Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode worden de eerste keer opgenomen tegen kostprijs, waarbij de initiële boekwaarde vervolgens wordt verhoogd of verlaagd in verhouding tot nieuwe bijdragen, het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming, en eventuele waardeverminderingen en dividenden. De boekwaarde van de belegging in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties. Het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in vermogensmutaties van de deelneming in de reserves onder de nettoactiva. Uitkeringen die op een belegging worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.

Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een belegging verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode gelijk is aan of groter is dan haar belang in de belegging, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op („verborgen verliezen”). Nadat het belang van de EU tot nul is afgeboekt, worden additionele verliezen voorzien en wordt er een verplichting opgenomen, uitsluitend voor zover de EU wettelijke of feitelijke verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft gedaan namens de entiteit.

Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.

Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.

Geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen ingedeeld als kleine entiteiten (zie toelichting 1.3) worden niet verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. EU-bijdragen aan deze entiteiten worden geboekt als uitgave van de periode.

13.Financiële activa

Indeling

De EU deelt haar financiële activa in als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort, leningen en kortlopende vorderingen, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.

(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

Financiële activa worden in categorie “gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort” ingedeeld als zij hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als zij als zodanig door de entiteit zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie weergegeven. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat zij binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd.

(II)Leningen en kortlopende vorderingen

Leningen en vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU geld, goederen of diensten rechtstreeks aan een debiteur verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen, of indien de EU is gesubrogeerd in de rechten van de oorspronkelijke kredietverstrekker na een betaling door de EU in het kader van een garantieovereenkomst. Betalingen die verschuldigd zijn binnen 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als vlottende activa. Betalingen die verschuldigd zijn binnen meer dan 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als niet-vlottende (vaste) activa. Leningen en kortlopende vorderingen omvatten termijndeposito’s met een oorspronkelijke looptijd van meer dan drie maanden.

(III)Tot einde looptijd aangehouden beleggingen

Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.

(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa

Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Ze worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen. Investeringen in entiteiten die noch geconsolideerd, noch verwerkt worden volgens de vermogensmutatiemethode en andere investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen), worden ook ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa.

Eerste opname en waardering

Aan- en verkopen van financiële activa ingedeeld als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer geld wordt gedeponeerd bij een financiële instelling of uitbetaald aan de ontlener. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding), tenzij de reële waarde van dat instrument wordt gestaafd door een vergelijking met andere waarneembare actuele markttransacties in hetzelfde instrument, of op basis van een waarderingstechniek waarvan de variabelen alleen uit gegevens van waarneembare markten bestaan (bijvoorbeeld in het geval van sommige derivatencontracten). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.

Leningen die worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende:

·De „marktomgeving“ waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten. Zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de „optie“ van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.

·Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme of betalingsbalans of van soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.

·Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-backverrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.

Waardering na eerste opname

a)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie „financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort“ worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen.

b)Leningen en kortlopende vorderingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-backverrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

c)Tot einde looptijd aangehouden activa worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. De EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen.

d)Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve, behalve voor omrekeningsverschillen op monetaire activa die worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Wanneer activa die als voor verkoop beschikbare financiële activa zijn ingedeeld, worden uitgeboekt of in waarde worden verminderd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld.

De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten en OTC-derivaten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.

Investeringen in durfkapitaalfondsen, ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa, die geen genoteerde marktprijs op een actieve markt hebben, worden gewaardeerd tegen de toerekenbare intrinsieke waarde, die moet worden beschouwd als een equivalent van hun reële waarde.

Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.



Waardevermindering van financiële activa

De waarde van een financieel actief is verminderd en een verlies wordt opgenomen als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief. De EU gaat op elke verslagdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is.

(a)Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

(b)Activa geboekt tegen reële waarde

In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het cumulatieve verlies — gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa — uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

14.Voorraden

Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.

15.Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt teruggestort. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Aangezien de EU de zeggenschap over de voorfinanciering behoudt en het niet-subsidiabele gedeelte aan haar wordt teruggestort, worden de bedragen als activa opgevoerd.

Voorfinancieringen worden voor het eerst op de balans opgenomen wanneer kasmiddelen aan de begunstigde worden overgemaakt. Zij worden gewaardeerd tegen het bedrag van de tegenprestatie. Voorfinanciering wordt in daaropvolgende perioden gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans min subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.

Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van „financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer“) worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgevoerd. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.

De EU-bijdragen aan de trustfondsen van het Europees Ontwikkelingsfonds of andere niet-geconsolideerde entiteiten worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren in het kader van de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage min subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, door het trustfonds gedaan tijdens de verslagperiode en toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.

16.Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

De boekhoudregels van de EU vereisen dat ruiltransacties en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven. Om het onderscheid te maken, wordt de term “vorderingen” gebruikt voor ruiltransacties en “verhaalbare bedragen” voor niet-ruiltransacties, d.w.z. waarbij de EU van een andere entiteit een waardebedrag ontvangt zonder rechtstreeks een gelijkwaardig bedrag in ruil te geven (bv. op lidstaten verhaalbare bedragen uit hoofde van eigen middelen).

Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie toelichting 1.5.5). De in de toelichting op de financiële instrumenten vermelde informatie over vorderingen op ruiltransacties bevat overlopende posten van ruiltransacties omdat zij niet materieel zijn. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast.

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen de reële waarde op de verwervingsdatum (gecorrigeerd voor rente en boeten) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen op niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als vorderingen op niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden vorderingen op niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen op ruiltransacties opgevoerd.



17.Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s en andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

18.Personeelsbeloningen

De EU biedt haar personeelsleden een aantal prestaties (salarissen en sociale verzekering). Voor boekhoudkundige doeleinden moeten deze worden ingedeeld in kortetermijn- en langetermijnbeloningen.

Kortetermijnpersoneelsbeloningen

Kortetermijnpersoneelsbeloningen zijn die welke moeten worden afgewikkeld binnen twaalf maanden na het einde van de verslagperiode waarin personeelsleden de dienst hebben verricht, zoals salarissen, jaarlijks en betaald ziekteverlof, en andere kortetermijnvergoedingen. Kortetermijnpersoneelsbeloningen worden opgenomen als uitgave op het moment waarop de betrokken dienst wordt verricht. Er wordt een verplichting opgenomen voor het bedrag dat naar verwachting zal worden betaald indien de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke betalingsverplichting heeft wegens in het verleden door het personeelslid verrichte diensten en de verplichting betrouwbaar kan worden geraamd.

Vergoedingen na uitdiensttreding

Personeelsleden van de EU genieten een aantal prestaties na uitdiensttreding, zoals ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen in het kader van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren en vergoeding van ziektekosten in het kade van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSVZ) (zie toelichting 2.9). Deze prestaties zijn gebaseerd op één enkel plan, uitgesplitst in twee regelingen, en moeten gelijk worden behandeld om een getrouw beeld van de situatie te geven en de economische realiteit te weerspiegelen.

I.Pensioenregeling van de Europese ambtenaren („de pensioenregeling“): de onder deze notioneel gefinancierde 12 regeling toegekende prestaties omvatten ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen, gezinstoelagen, uitkeringen bij overlijden vóór de pensionering van personeelsleden die werken of gewerkt hebben bij de instellingen en ander organen van de EU of die nabestaanden zijn van overleden ambtenaren of gepensioneerden. Personeelsleden dragen een derde van de verwachte kosten van deze prestaties bij uit hun salaris.

II.ii. Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSVZ): via dit stelsel biedt de EU gezondheidszorgdekking aan personeelsleden van de Europese Commissie, de instellingen en andere organen van de EU door middel van vergoeding van medische kosten. De prestaties die worden toegekend aan „inactieven“ (gepensioneerden, wezen, enz.), worden als „personeelsbeloningen na uitdiensttreding“ ingedeeld.

De EU biedt ook voordelen na uitdiensttreding aan de leden van de EU-instellingen via afzonderlijke pensioenregelingen. Deze worden onder de rubriek „Andere pensioenstelsels“ opgenomen. De desbetreffende regelingen gelden voor de leden van de Commissie, het Hof van Justitie en het Gerecht van de EU, de Rekenkamer, de Raad, het Europees Parlement, de Ombudsman, de Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken. De leden van de EU-instellingen zijn verzekerd tegen medische kosten via het GSZV.

Al deze prestaties na uitdiensttreding vormen voor de EU verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten en worden op elke verslagdatum berekend door middel van raming van het bedrag van de toekomstige rechten die personeelsleden in de lopende en voorgaande perioden hebben verworven, verdiscontering en aftrek van de reële waarde van planactiva. De verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten worden jaarlijks berekend volgens de methode op basis van opgebouwde rechten („projected unit credit method“). De contante waarde van de verplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin de prestatie zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.

De vergoedingen na uitdiensttreding van EU-personeelsleden zijn ondergebracht in één enkel plan dat zowel een pensioenregeling als een ziektekostenverzekering (GSZV) omvat, waarbij het recht op dekking door het GSZV afhankelijk is van het verworven hebben van pensioenrechten. Volgens de planvoorwaarden, zoals bepaald in het Statuut, zijn sommige rechten, zoals het recht op een uitgesteld en verlaagd pensioen overeenkomstig de pensioenregeling, verworven na tien dienstjaren. De rechten die personeelsleden voor de dienstjaren daarna verwerven, zijn wezenlijk hoger dan die oorspronkelijke rechten zoals uit de daaropvolgende jaarlijks opgebouwde pensioenrechten blijkt.

Daarom, teneinde de economische realiteit van de onderliggende transactie te weerspiegelen overeenkomstig het kwalitatieve vereiste van getrouwe weergave van de financiële verslaglegging dat zowel in EAR 1 als in het IPSAS Conceptual Framework is neergelegd, worden de kosten lineair toegerekend voor de hele geraamde actieve periode van het personeelslid, d.w.z. de periode vanaf de datum waarop de dienstverrichting door het personeelslid de eerste planvoordelen oplevert (ongeacht of die voordelen afhankelijk zijn van verdere dienstverrichtingen) tot de datum waarop verdere dienstverrichtingen geen verdere planvoordelen van materiële betekenis, andere dan salarisverhogingen, opleveren. Deze benadering wordt consequent toegepast op de voordelen waarin het enkel plan voorziet.

Herwaarderingen van de nettoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omvatten actuariële winsten en verliezen en de opbrengst van planactiva, en worden direct onder de nettoactiva opgenomen.

De EU neemt de netto rentelasten (baten) en andere kosten in verband met de toegezegdpensioenregelingen op in de staat van de financiële resultaten, onder de post „Personeels- en pensioenkosten“.

Wanneer de toe te kennen vergoedingen worden gewijzigd of gekort, worden de desbetreffende mutatie die verband houdt met verrichtingen van verstreken diensttijd, dan wel de winsten of verliezen van de korting, onmiddellijk opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Winsten en verliezen bij afwikkeling worden opgenomen wanneer de afwikkeling plaatsvindt. De kosten van verstreken diensttijd worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij personeelsleden gedurende een bepaalde periode in dienst moeten blijven voordat de veranderingen effectief worden.

19.Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke uitkomsten te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

Voorzieningen voor verlieslatende contracten worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte kosten om de overeenkomst te beëindigen of de verwachte nettokosten om de overeenkomst voort te zetten, afhankelijk van welk bedrag het laagst is.

20.Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in overschot of tekort, als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn of als financiële verplichtingen in verband met garanties.

Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Financiële verplichtingen die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeverminderingen in overschot of tekort omvatten derivaten wanneer de reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).

Financiële verplichtingen in verband met garanties worden een eerste keer opgenomen tegen de reële waarde, zijnde de waarde van de ontvangen premie. Op latere balansdata worden de financiële verplichtingen in verband met garanties geherwaardeerd tegen de verwachte verliezen of het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen, afhankelijk van wat het hoogste is, in voorkomend geval verminderd met de cumulatieve afschrijvingen. De EU neemt een financiële verplichting in verband met een garantie op wanneer het een tegenprestatie tegen marktvoorwaarden ontvangt voor het verstrekken van de garantie of de reële waarde van de garantie op betrouwbare wijze kan worden gemeten. Wanneer er geen actieve markt voor gelijkwaardige garantieovereenkomsten bestaat, vermeldt de EU de verstrekte garantie als voorwaardelijke verplichting (zie toelichting 1.7.2) of — wanneer het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen — neemt de EU een voorziening op (zie toelichting 1.5.11).

Financiële verplichtingen worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt.

EU-trustfondsen beschouwd als deel uitmakend van de operationele activiteiten van de Commissie worden opgenomen in de boeken van de Commissie en vervolgens geconsolideerd in de jaarrekening van de EU. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld als financiële passiva totdat aan de voorwaarden voor de bijdragen is voldaan d.w.z. de subsidiabele uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen. Voor verslagleggingsdoeleinden worden de netto-uitgaven toegerekend aan de bijdragen van andere donors in verhouding tot de nettobijdragen per 31 december. Deze toerekening van bijdragen is louter indicatief. Bij de afwikkeling van het trustfonds wordt over de precieze verdeling van de resterende middelen beslist door de raad van beheer van het trustfonds.

21.Crediteuren

Een aanzienlijk bedrag van de post crediteuren van de EU betreft onvereffende kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Zij worden geregistreerd als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.

Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.

22.Overlopende posten

Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Naar analogie zal voor vooruitbetaling van goederen en diensten die nog niet zijn ontvangen, de uitgave worden uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode worden geboekt.

23.STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

24.Ontvangsten

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op niet-ruiltransacties:

Bni- en btw-middelen

De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Zij worden gewaardeerd tegen het „opgevraagde bedrag“. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.

Traditionele eigen middelen

De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse Aboekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende baten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.

Geldboeten

Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, hebben ondernemingen twee maanden de tijd om:

a)hetzij het besluit te aanvaarden, waarna zij de geldboete binnen de gestelde termijn moeten betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;

b)hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat zij beroep instellen op grond van de EU-wetgeving.

Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). De ontvangen geldsom wordt gebruikt om de vordering af te wikkelen. De onderneming kan met instemming van de rekenplichtige van de Commissie echter een bankgarantie voor het bedrag geven. In dat geval blijft de boete als vordering in de boeken. Indien er geen geldsom noch een bankgarantie is ontvangen en er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen.

Indien de onderneming in beroep gaat tegen het besluit en de boete reeds provisorisch heeft betaald, wordt het bedrag als voorwaardelijke verplichting opgenomen, of indien de kans bestaat dat het Gerecht van eerste aanleg zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist.

De cumulatieve rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke verplichtingen worden evenredig verhoogd.

Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten.

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico’s en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

Rentebaten en lasten

Rentebaten en lasten worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of lasten toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.

Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.

Dividendinkomsten

Inkomsten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.

25.Uitgaven

De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

26.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

27.Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt vermeld wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is geworden.

28.Voorwaardelijke verplichtingen

Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen zal worden bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald. Een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen tenzij een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen zeer onwaarschijnlijk is.

29.KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruikgemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de exploitatieactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met investerings- of financieringskasstromen.

Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens exploitatieactiviteiten en investeringsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).

Exploitatieactiviteiten zijn de activiteiten van de EU die geen investeringsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als investerings- of financieringsactiviteiten, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarom van de dagelijkse activiteiten van de EU.

Investeringsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere beleggingen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de investeringsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.

30.TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

ACTIVA

 

31.IMMATERIËLE ACTIVA

miljoen EUR

Brutoboekwaarde op 31.12.2018

1 073

Toevoegingen

178

Vervreemdingen

(20)

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige mutaties

(1)

Brutoboekwaarde op 31.12.2019

1 230

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2018

(627)

Afschrijvingskosten voor het jaar

(107)

Teruggeboekte afschrijving

0

Vervreemdingen

19

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige mutaties

0

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2019

(715)

Nettoboekwaarde op 31.12.2019

515

Nettoboekwaarde op 31.12.2018

446

Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.

32.VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

De categorie ruimteobjecten omvat operationele vaste activa met betrekking tot de twee ruimteprogramma’s van de EU: de wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) — Galileo en Egnos, en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. Activa van de ruimtesystemen die nog niet operationeel zijn, zijn opgenomen onder de activa in aanbouw.

Voor Galileo hebben de vier in 2018 gelanceerde satellieten in 2019 de tests in de omloopbaan met succes doorstaan.Zij zijn in 2019 aan de operationele constellatie toegevoegd, wat het totaal op 26 satellieten brengt. De operationele vaste activa van Galileo, bestaande uit satellieten en installaties op de grond, werden op 31 december 2019 gewaardeerd op 2 489 miljoen EUR na cumulatieve afschrijvingen (2018: 2 410 miljoen EUR). Het totaal van de resterende activa in aanbouw bedraagt 1 361 miljoen EUR (2018: 1 324 miljoen EUR). De ontwikkeling van het Galileosysteem gaat door totdat het systeem zijn volledige operationele capaciteit heeft bereikt. De voltooide Galileoconstellatie zal 30 satellieten tellen (waarvan 6 reservesatellieten).

Voor Copernicus zijn in 2019 geen nieuwe satellieten in bedrijf genomen. De totale waarde van de operationele vaste activa van Copernicus bedraagt 1 153 miljoen EUR (2018: 1 455 miljoen EUR) na cumulatieve afschrijvingen. Nog eens 1 453 miljoen EUR in verband met Copernicus-satellieten is geboekt als activa in aanbouw (2018: 1 207 miljoen EUR).

Vaste activa in verband met grondinfrastructuur van het European Geostationary Navigation Overlay System (Egnos) zijn voor 37 miljoen EUR (2018: 52 miljoen EUR) eveneens onder de rubriek ruimteobjecten geboekt. De Egnos-activa in aanbouw bedragen 238 miljoen EUR (2018: 130 miljoen EUR).

De activa in verband met de ruimteprogramma’s van de EU worden gebouwd met assistentie van het Europees Ruimteagentschap (ESA).

Vaste bedrijfsmiddelen

miljoen EUR

Grond en gebouwen

Ruimte-objecten

Installaties en uitrusting

Meubilair en wagenpark

Computer-hardware

Overige

Financiële leasing

Activa in aanbouw

Totaal

Brutoboekwaarde op 31.12.2018

5 626

5 259

641

270

634

327

2 620

3 199

18 575

Toevoegingen

117

10

24

14

60

21

118

941

1 306

Vervreemdingen

(1)

(0)

(117)

(28)

(58)

(29)

(3)

(236)

Overdrachten tussen categorieën van activa

154

411

(7)

3

7

7

(98)

(477)

0

Overige mutaties

(0)

0

(0)

0

(0)

(10)

(10)

Brutoboekwaarde op 31.12.2019

5 895

5 680

542

259

644

325

2 638

3 653

19 635

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2018

(3 279)

(1 342)

(540)

(198)

(521)

(255)

(1 257)

(7 390)

Afschrijvingskosten voor het jaar

(190)

(659)

(31)

(17)

(64)

(27)

(94)

(1 083)

Teruggeboekte afschrijving

0

39

7

14

0

(0)

61

Vervreemdingen

1

0

67

17

43

26

3

157

Overdrachten tussen categorieën van activa

(35)

7

(2)

(5)

0

35

(0)

Overige mutaties

0

(0)

0

(0)

0

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2019

(3 503)

(2 001)

(457)

(194)

(533)

(255)

(1 313)

(8 255)

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2019

2 392

3 679

85

65

110

70

1 325

3 653

11 380

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2018

2 347

3 917

101

72

113

72

1 363

3 199

11 185

33.BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE

Het belang van de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het verstrekken van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het EIF is gevestigd in Luxemburg en werkt als publiek-privaat partnerschap, met de Europese Investeringsbank (EIB), de EU en een groep van financiële instellingen als partners. Op 31 december 2019 had de EU een belang van 29,7 % in het EIF (2018: 29,7 %) en 29,7 % van de stemrechten (2018: 29,7 %). Overeenkomstig de statuten moet het EIF ten minste 20 % van zijn jaarlijks nettoresultaat in een verplichte reserve storten totdat de reserve in totaal 10 % van het geplaatste kapitaal bedraagt. Deze reserve is niet uitkeerbaar.

miljoen EUR

Europees Investeringsfonds

Belang op 31.12.2018

591

Bijdragen

Ontvangen dividenden

(3)

Aandeel van het nettoresultaat

53

Aandeel in de nettoactiva

(49)

Belang op 31.12.2019

591

De volgende bedragen kunnen aan de EU worden toegerekend op basis van het percentage van haar participatie:

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Totaal EIF

Totaal EIF

Activa

2 965

2 662

Verplichtingen

(975)

(674)

Ontvangsten

337

291

Uitgaven

(161)

(167)

Overschot/(tekort)

176

124

De aansluiting van de hierboven samengevatte financiële informatie met de boekwaarde van het belang in het EIF is als volgt:

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Nettoactiva van de geassocieerde deelneming

1 990

1 988

Belang EC in EIF

29,70 %

29,70 %

Boekwaarde

591

591

De EU, vertegenwoordigd door de Commissie, heeft op 31 december 2019 20 % van haar belang in het EIF-kapitaal gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg:

miljoen EUR

Totaal kapitaal EIF

EU-inschrijving

Totaal aandelenkapitaal

4 500

1 337

Volgestort

(900)

(267)

Niet-opgevraagd

3 600

1 070

 

34.FINANCIËLE ACTIVA

miljoen EUR

Toelichting

31.12.2019

31.12.2018

Langlopend

Voor verkoop beschikbare financiële activa

2.4.1

15 211

13 657

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2

134

14

Verstrekte leningen

2.4.3

51 368

51 560

66 714

65 231

Kortlopend

Voor verkoop beschikbare financiële activa

2.4.1

3 196

1 786

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2

3

2

Verstrekte leningen

2.4.3

1 316

2 380

4 514

4 168

Totaal

71 228

69 398

35.Voor verkoop beschikbare financiële activa

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

BUFI-beleggingen

1 863

1 888

EGKS in liquidatie

1 459

1 506

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

188

188

EDEO pensioenregeling voor plaatselijk personeel

75

3 585

3 582

Garantiefondsen voor garanties uit de begroting:

EFSI-garantiefonds

6 654

5 000

Garantiefonds voor externe acties

2 545

2 465

EFDO-garantiefonds

595

9

9 794

7 474

Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd:

Horizon 2020

2 455

2 031

Connecting Europe Facility

699

540

Financieringsfaciliteit met risicodeling

597

679

EU eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb

507

464

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

166

115

Verrichtingen met risicodragend kapitaal

112

113

Financieringsfaciliteit voor energie-efficiëntie

105

101

Overige

387

343

5 028

4 386

Totaal

18 407

15 443

Langlopend

15 211

13 657

Kortlopend

3 196

1 786

Op een totaal van 18 407 miljoen EUR heeft de EU voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van schuldtitels (zoals obligaties) ten belope van 14 998 miljoen EUR (2018: 13 993 miljoen EUR), eigenvermogensinstrumenten van 1 801 miljoen EUR(2018: 1 365 miljoen EUR) en beleggingen in geldmarktfondsen (zoals het EIB Unitary Fund) van 608 miljoen EUR (2018: 85 miljoen EUR).



BUFI-beleggingen

Voorlopig geïnde geldboeten in mededingingszaken worden in een speciaal fonds (BUFI — „Budget Fines“) gestort en door de Commissie belegd in schuldinstrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.

EGKS in liquidatie

Alle voor verkoop beschikbare financiële activa betreffende de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in liquidatie zijn schuldtitels in euro die genoteerd zijn op actieve markten.

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

De EU heeft een financiële participatie in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) die op 31 december 2019 bestond uit 90 044 aandelen (2018: 90 044) oftewel 3 % van het totaal geplaatste aandelenkapitaal. De EU heeft ingeschreven voor een totaal bedrag van 900 miljoen EUR, waarvan tot op heden 713 miljoen EUR niet opgevraagd is. Overeenkomstig de oprichtingsovereenkomst van de EBWO gelden voor de aandeelhouders enkele contractuele beperkingen: zo zijn de aandelen niet overdraagbaar en is de terugbetaling beperkt tot de oorspronkelijke aanschaffingskosten.

De EU waardeert het belang in de EBWO tegen de reële waarde. De oorspronkelijke aanschaffingskosten worden beschouwd als de beste raming van de reële waarde, met name gelet op de contractuele beperkingen waarnaar hierboven is verwezen. Hoewel de EBWO-aandelen op geen enkele aandelenbeurs genoteerd zijn, zijn er recentelijk transacties geweest (uitgifte van aandelen a pari) die aantonen dat de aanschaffingskosten de beste raming van de reële waarde opleveren in deze omstandigheden.

GARANTIEFONDSEN VOOR BEGROTINGSGARANTIES

EFSI-garantiefonds

Volgens de EFSI-verordening (Verordening (EU) 2015/2017) moet het EFSI-garantiefonds voor een liquiditeitsbuffer zorgen tegen mogelijke verliezen van de EIB op haar financierings- en investeringsverrichtingen die op grond van de EFSI-overeenkomst in aanmerking komen voor de EU-EFSI-garantie (zie toelichting 4.1.1). Het EFSI-garantiefonds wordt gefinancierd met bijdragen uit de EU-begroting. Het wordt ook gevuld met de opbrengsten van belegde middelen van het garantiefonds, inkomsten die de EU op grond van de EFSI-overeenkomst als vergoeding voor de garantie ontvangt, alsook door de EIB uit hoofde van eerdere garantie-aanspraken van in gebreke blijvende debiteuren gevorderde bedragen. Eind 2019 bedroegen de activa van het EFSI-garantiefonds 6 688 miljoen EUR (2018: 5 452 miljoen EUR), waarvan 6 654 miljoen EUR was belegd in voor verkoop beschikbare financiële activa (2018: 5 000 miljoen EUR), terwijl nog eens 1 879 miljoen EUR (2018: 2 688 miljoen EUR) is vastgelegd, maar nog niet in het fonds gestort en opgenomen in de budgettaire RAL en ook zijn vermeld als nog betaalbaar te stellen verplichtingen in toelichting 5.1. Het fonds zal progressief worden gevoed tot een bedrag van 9,1 miljard EUR, zijnde 35 % de totale EU-EFSI-garantieverplichtingen.

Garantiefonds voor externe acties

Het Garantiefonds voor externe acties dekt de door de EU-begroting gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de EIB buiten de EU, gefinancierd uit de eigen middelen van de EIB, alsmede leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU (zie toelichting 4.1.1). Het fonds wordt beheerd door de EIB en is bedoeld om de door de EU gegarandeerde leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, te dekken. Het fonds wordt gevoed met betalingen uit de EU-begroting, met de rente op de belegging van de beschikbare middelen van het fonds en met de bij de in gebreke gebleven debiteuren teruggevorderde bedragen voor wie het fonds tot uitbetaling heeft moeten overgaan in verband met een afgegeven garantie. Het streefdoel voor het Garantiefonds voor externe acties is een fonds van 9 % van de per jaareinde uitstaande gegarandeerde leningen. Het verschil tussen het streefbedrag en de waarde van de activa van het fonds aan het einde van het jaar wordt gedekt uit de EU-begroting in jaar n+2; eventuele overschotten worden teruggestort aan de EU-begroting.



EFDO-garantiefonds

Zoals bepaald in de EFDO-verordening (Verordening (EU) 2017/1601), is het EFDO-garantiefonds opgericht om te voorzien in een liquiditeitsbuffer voor het geval dat de garantie van de Unie wordt aangesproken overeenkomstig de EFDO-garantieovereenkomsten. Het EFDO-garantiefonds wordt gefinancierd met bijdragen uit de EU-begroting, bijdragen uit het 11e EOF aan de EU-begroting en vrijwillige bijdragen van lidstaten en andere contribuanten. Het wordt ook gevuld met de opbrengsten van belegde middelen, bij in gebreke blijvende schuldenaren teruggevorderde bedragen, inkomsten en andere betalingen die de EU op grond van de EFDO-garantieovereenkomsten ontvangt. Per 31 december 2019 was in totaal 600 miljoen EUR aan betalingen voor het garantiefonds ontvangen, waarvan 595 miljoen EUR is belegd in voor verkoop beschikbare financiële activa, terwijl nog eens 95 miljoen EUR (2018: 325 miljoen EUR) is vastgelegd, maar nog niet betaald, en is opgenomen in het bedrag van de “RAL” in toelichting 5.1. Het EFDO-garantiefonds zal progressief worden voorzien van middelen tot een bedrag van 750 miljoen EUR, zijnde 50 % van de totale toekomstige EFDO-garantieverplichtingen die de EU-begroting zal dekken, en kan verder worden verhoogd met andere bijdragen.

FINANCIERINGSINSTRUMENTEN DIE UIT DE EU-BEGROTING WORDEN GEFINANCIERD

Horizon 2020

Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld om de toegang tot financiering te verbeteren voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn: de InnovFin Leningen- en garantiedienst voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarmee de Commissie een deel van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een portefeuille nieuwe, door de EIB aangegane financieringsoperaties op zich neemt; de InnovFin-garantieregeling voor kmo’s, met inbegrip van het instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het kmo-initiatief (SIUGI) – door het EIF beheerde faciliteiten voor het verstrekken van garanties en tegengaranties aan financiële intermediairs voor nieuwe portefeuilles leningen (via SIUGI deelt de Commissie het financiële risico verbonden aan de garantie met de lidstaten, het EIF en de EIB); en de InnovFin eigenvermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie, die belegt in risicokapitaalfondsen en beheerd wordt door het EIF.

Risicodelende financieringsfaciliteit

De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de EU in het MFK 2007-2013 tot 1 miljard EUR uitgetrokken voor de RSFF. In het MFK 2014-2020 zijn er geen nieuwe RSFF-bijdragen uit de begroting meer gepland. Omdat een wezenlijk deel van de uitstaande RSFF-verrichtingen reeds is terugbetaald, gaf de EIB in 2019 de EU-garantie gedeeltelijk vrij, waardoor de voorwaardelijke verplichtingen van de EU zoals opgenomen in toelichting 4.1.3 afnamen.

Connecting Europe Facility

Zoals in Verordening (EU) nr. 2013/1316 is bepaald, heeft de Connecting Europe Facility (CEF) tot doel het vinden van financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken. De faciliteit wordt beheerd door de EIB op grond van een overeenkomst met de EU. Het CEF-financieel schuldinstrument is de voortzetting van het leninggarantie-instrument voor TENT-projecten (LGTT) en van de proeffase van het initiatief inzake projectobligaties (PBI). Het biedt risicodeling voor schuldfinanciering aan in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van projectobligaties. Na 19 juni 2019, toen de eerste wijziging van de delegatieovereenkomst met de EIB in werking trad, zijn alle door de EIB uitgevoerde CEF-transacties ondergebracht in een van de volgende twee portefeuilles: de schuldportefeuille en de portefeuille niet-securitiseerbare financieringen, waarvoor een nieuwe portefeuillegebaseerde risicodelingsbenadering is ingevoerd.

EU eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb

Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die worden gefinancierd door de programma’s Cosme, CIP en MAP en het proefproject technologieoverdracht, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van kleine en middelgrote ondernemingen in de EU in de begin- (start-up) en groeifase door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.

36.Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Soort derivaat

Notionele waarde

Reële waarde

Notionele waarde

Reële waarde

Termijncontracten in vreemde valuta

393

3

476

2

Garantie op de aandelenportefeuille

1 439

134

674

14

Totaal

1 832

137

1 150

16

Langlopend

1 439

134

674

14

Kortlopend

393

3

476

2

De EU sluit valutatermijncontracten af ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds. Overeenkomstig de valutatermijncontracten levert de EU het contractueel overeengekomen notionele bedrag in vreemde valuta („pay leg“), zoals weergegeven in de bovenstaande tabel, en ontvangt zij het notionele bedrag in EUR („receive leg“) op de vervaldatum. Deze derivatencontracten worden gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum en ingedeeld als financiële activa of financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort al naargelang hun reële waarde positief of negatief uitvalt.

De rubriek Garantie op de aandelenportefeuille omvat garanties van de EU aan financiële instellingen op portefeuilles eigenvermogensinvesteringen die zijn ingedeeld als afgeleid financieel instrument en geboekt als financieel actief of financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort. Het totaal bestaat voornamelijk uit EFSI-garanties van de EU aan de EIB-groep voor onderliggende eigenvermogensinvesteringen van de EIB en het EIF ten bedrage van 1 420 miljoen EUR (2018: 674 miljoen EUR). De reële waarde van de EU-garantie op de EFSI-eigenvermogensportefeuilles bedroeg in totaal 134 miljoen EUR (2018: 14 miljoen EUR).

Reëlewaardehiërarchie van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

15 482

13 993

Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

1 543

275

Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

1 518

1 191

Totaal

18 544

15 459

Er hebben in de verslagperiode geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 plaatsgevonden.

Aansluiting van financiële activa, gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)

miljoen EUR

Beginbalans op 1.1.2019

1 191

Aan- en verkopen, uitgiften en afwikkelingen

173

Winsten of verliezen over de periode in financiële inkomsten of financieringskosten

90

Baten en verliezen die in de nettoactiva zijn opgenomen

71

Overdrachten naar niveau 3

Overdrachten vanuit niveau 3

Overige

(8)

Eindbalans op 31.12.2019

1 518

37.Verstrekte leningen

miljoen EUR

Toelichting

31.12.2019

31.12.2018

Leningen voor financiële bijstand

2.4.3.1

52 564

53 873

Overige leningen

2.4.3.2

121

67

Totaal

52 684

53 939

Langlopend

51 368

51 560

Kortlopend

1 316

2 380

38.Leningen voor financiële bijstand

miljoen EUR

EFSM

BB

MFB

Euratom

EGKS in liquidatie

Totaal

Totaal op 31.12.2018

47 400

1 734

4 388

254

98

53 873

Nieuwe leningen

420

420

Aflossingen

(1 500)

(52)

(40)

(97)

(1 689)

Wisselkoersverschillen

5

5

Veranderingen in boekwaarde

(6)

(33)

(1)

(0)

(6)

(45)

Afwaardering

Totaal op 31.12.2019

47 394

201

4 754

214

0

52 564

Langlopend

46 800

200

4 112

178

51 290

Kortlopend

594

1

643

35

1 273

De totale nominale waarde van de leningen voor financiële bijstand was op 31 december 2019 51 941 miljoen EUR (2018: 53 206 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.

Het EFSM maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 bedragen de middelen van de faciliteit ten hoogste 60 miljard EUR, maar bij wettelijke bepaling wordt het uitstaande bedrag aan leningen of kredietlijnen beperkt tot de marge die beschikbaar is onder het plafond van de eigen middelen. De leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Er zijn geen plannen waarbij het EFSM nieuwe financieringsprogramma’s zou aangaan of nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten zou sluiten.

De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt de lidstaten van de EU die niet voor de euro hebben gekozen financiële bijstand op middellange termijn. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. De leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden door de EU-begroting gewaarborgd. In 2019 heeft Roemenië de resterende 1 miljard EUR van zijn uitstaande lening terugbetaald en Letland 500 miljoen EUR van het uitstaande bedrag van 700 miljoen EUR.

MFB is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden die een de betalingsbalanscrisis doormaken. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Die leningen zijn gewaarborgd door het Garantiefonds voor externe maatregelen. Tijdens het op 31 december 2019 afgesloten jaar zijn verdere MFB-leningen verstrekt voor een totaalbedrag van 420 miljoen EUR, namelijk 300 miljoen EUR aan Tunesië, 100 miljoen EUR aan Jordanië en 20 miljoen EUR aan Moldavië (zie ook toelichting 4.1.2).

De Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom, vertegenwoordigd door de Commissie) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten, alsook aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Er is 214 miljoen EUR (2018: 254 miljoen EUR) aan garanties van derde partijen ontvangen ter dekking van Euratomleningen (zie toelichting 4.1.2).

De leningen EGKS in liquidatie zijn geen leningen voor financiële bijstand, maar promessen om de kasstromen gelijk te houden met de opgenomen leningen. Naar analogie van de leningen voor financiële bijstand zijn zij overeenkomstig de artikelen 54 en 56 van het EGKS-Verdrag uit geleende middelen verstrekt voor projectfinanciering. De laatste promessen zijn in 2019 volledig terugbetaald.

Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

31.12.2019

31.12.2018

Macrofinanciële bijstand (MFB)

0 % - 3,82 %

0 % - 3,82 %

Euratom

0,08 % - 5,76 %

0,08 % - 5,76 %

Betalingsbalans

2,88 %

2,88 % - 3,38 %

Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

0,50 % - 3,75 %

0,50 % - 3,75 %

EGKS in liquidatie

5,23 % - 5,81 %

39.Overige leningen

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Leningen met bijzondere voorwaarden

73

64

Door de EGKS in liquidatie verstrekte woningleningen

1

2

Termijndeposito’s

46

0

Totaal

121

67

Langlopend

78

38

Kortlopend

42

28

De totale nominale waarde van overige leningen bedroeg op 31 december 2019 728 miljoen EUR (2018: 617 miljoen EUR).

Leningen met bijzondere voorwaarden omvatten voornamelijk leningen met een speciale rentevoet die in het kader van de samenwerking met niet-lidstaten zijn verstrekt.

Termijndeposito’s omvatten voornamelijk bedragen met een looptijd tussen drie en twaalf maanden die niet onder de definitie van kasequivalenten vallen.

Waardevermindering op andere leningen

miljoen EUR

31.12.2018

Toe-voegingen

Terug-nemingen

Af-

schrijving

Overige

31.12.2019

Leningen met bijzondere voorwaarden

8

2

10

Gesubrogeerde leningen

579

75

4

658

Totaal

587

77

4

668

Gesubrogeerde leningen zijn oninbare leningen die werden verstrekt door de EIB en gewaarborgd door de EU-begroting, en waarvoor alle rechten zijn gesubrogeerd aan de EU na betaling uit het Garantiefonds voor externe acties of het EFSI-garantiefonds. Deze leningen zijn volledig afgeschreven voor een bedrag van 658 miljoen EUR (2018: 579 miljoen EUR). De garantieclaims zijn gedeeltelijk gedekt door in eerdere jaren aangelegde financiële voorzieningen. Volgens de desbetreffende overeenkomsten tussen de EU en de EIB stelt deze laatste namens de EU de procedures in om alle verschuldigde sommen terug te vorderen.



40.VOORFINANCIERING

miljoen EUR

Toelichting

31.12.2019

31.12.2018

Langlopend

Voorfinanciering

2.5.1

22 135

21 814

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

4 045

4 122

Bijdragen aan trustfondsen

60

71

26 240

26 006

Kortlopend

Voorfinanciering

2.5.1

22 314

21 572

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

2 892

2 396

25 206

23 968

Totaal

51 446

49 974

Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit.

41.Voorfinanciering

miljoen EUR

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Nettobedrag op 31.12.2019

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Nettobedrag op 31.12.2018

Gedeeld beheer

Elfpo en andere instrumenten

voor plattelandsontwikkeling

3 193

3 193

3 743

3 743

EFRO & CF

17 985

(3 540)

14 444

18 088

(3 461)

14 627

ESF

6 830

(1 530)

5 301

6 548

(1 147)

5 401

Overige

3 549

(1 463)

2 086

4 684

(2 498)

2 186

31 557

(6 533)

25 024

33 063

(7 105)

25 958

Direct beheer

Uitgevoerd door:

Commissie

12 839

(8 344)

4 495

12 531

(8 262)

4 269

Uitvoerende agentschappen van de EU

16 522

(10 339)

6 184

15 012

(9 540)

5 472

Trustfondsen

858

(665)

194

585

(433)

152

30 219

(19 347)

10 872

28 127

(18 234)

9 893

Indirect beheer

Uitgevoerd door:

andere EU-agentschappen & organen

1 162

(678)

484

762

(207)

555

Derde landen

1 491

(861)

630

1 546

(879)

667

Internationale organisaties

8 289

(5 317)

2 972

7 684

(5 053)

2 631

Andere entiteiten

10 570

(6 104)

4 467

9 107

(5 426)

3 681

21 513

(12 960)

8 553

19 099

(11 565)

7 534

Totaal

83 289

(38 840)

44 449

80 289

(36 904)

43 386

Langlopend

22 135

22 135

21 814

21 814

Kortlopend

61 154

(38 840)

22 314

58 476

(36 904)

21 572

Bij voorfinanciering wordt geld uitbetaald, wat betekent dat er betalingskredieten worden gebruikt. Zoals wordt verduidelijkt in toelichting 1.5.7, betreft het voorschotten die nog niet als uitgave worden geboekt. Voorfinancieringen verminderen dus de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL — zie toelichting 5.1), maar vertegenwoordigen in de staat van de financiële resultaten nog te erkennen uitgaven.

Wat gedeeld beheer betreft, hebben nagenoeg alle voorfinancieringen betrekking op de lopende programmeringsperiode. Er is een eerste voorfinanciering die niet zal worden vereffend (d.w.z. niet opgenomen in de staat van de financiële resultaten) vóór het einde van de programmeringsperiode en als langlopend wordt geboekt. Er is ook een jaarlijkse voorfinanciering die jaarlijks wordt vereffend en als kortlopend wordt geboekt. In 2019 is voor 10,5 miljard EUR nieuwe voorfinanciering uitbetaald. Het bedrag van de voorfinancieringen onder gedeeld beheer is stabiel ten opzichte van 2018, met uitzondering van een afname voor het Elfpo die betrekking heeft op de resterende voorfinanciering van de vorige programmeringsperiode. Deze is in de loop van het jaar afgewikkeld.

Wat direct beheer betreft, heeft het leeuwendeel van de voorfinancieringen betrekking op Onderzoek (hoofdzakelijk Horizon 2020, uitgevoerd door door de Commissie en uitvoerende agentschappen van de EU), ten belope van 7,8 miljard EUR (2018: 6,8 miljard EUR). De stijging is het gevolg van de overeenkomsten die in 2019 zijn gesloten en waarvoor voorfinancieringen zijn uitbetaald.

De voorfinancieringen onder indirect beheer betreffen voornamelijk programma’s van intern beleid zoals Erasmus, Galileo en Egnos, naast instrumenten van het extern beleid zoals het ENI (Europees nabuurschapsinstrument), DCI (instrument voor ontwikkelingssamenwerking) en het pretoetredingsinstrument. De toename van de voorfinanciering aan internationale organisaties heeft voornamelijk betrekking op de bovengenoemde instrumenten van het externe beleid. Bij de toename van de voorfinanciering aan andere entiteiten gaat het voornamelijk om het door nationale agentschappen uitgevoerde Erasmusprogramma waarvoor nieuwe overeenkomsten in 2019 van start zijn gegaan.

Ontvangen garanties op voorfinanciering

Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Voor dit soort garantie moeten twee waarden worden opgenomen: de „nominale waarde“ en de „lopende waarde“. Voor de „nominale“ waarde hangt het ontstaansfeit samen met het bestaan van de waarborg. Voor de „lopende” waarde is het ontstaansfeit voor de waarborg de betaling van voorfinanciering tegen waarborg, verminderd met latere verrekeningen. Op 31 december 2019 beliep de “nominale waarde” van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 492 miljoen EUR en de “lopende waarde” van die garanties 406 miljoen EUR (in 2018: respectievelijk 516 miljoen EUR en 420 miljoen EUR).

Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van Horizon 2020 worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het Garantiefonds voor deelnemers is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico’s te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7 en Horizon 2020. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % van de totale ontvangen som bij aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers.

Op 31 december 2019 bedroegen de door het Garantiefonds voor de deelnemers gedekte voorfinancieringen in totaal 2,1 miljard EUR (2018: 2 miljard EUR). De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het Garantiefonds voor de deelnemers, maar het Fonds is eigendom van de deelnemers.

Per jaareinde bedroegen de activa van het Garantiefonds in totaal 2,2 miljard EUR (2018: 2,1 miljard EUR). Deze activa omvatten ook financiële activa die door de Commissie worden beheerd. Omdat het Garantiefonds voor de deelnemers een aparte entiteit is, worden de activa van het fonds niet in deze EU-jaarrekening geconsolideerd.



42.Overige voorschotten voor de lidstaten

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

3 304

3 675

Steunregelingen

3 634

2 843

Totaal

6 937

6 518

Langlopend

4 045

4 122

Kortlopend

2 892

2 396

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

In het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) is het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (d.w.z. leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn evenwel eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief in de balans van de EU opgenomen.

Periode 2014-2020:

M.b.t. het cohesiebeleid wordt geschat dat van het uitbetaalde bedrag van 7 146 miljoen EUR, er op 31 december 2019 3 247 miljoen EUR niet was gebruikt. Dit omvat de bijdrage van de lidstaten aan het initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat is opgezet om de kredietverstrekking door de banksector aan het mkb aan te zwengelen (1 198 miljoen EUR uitbetaald, exclusief voorfinancieringen, waarvan naar schatting 324 miljoen EUR ongebruikt is).

Voor plattelandsontwikkeling bleef per jaareinde 54 miljoen EUR nog ongebruikt.

Periode 2007-2013:

Alle bedragen betreffende het cohesiebeleid worden geacht te zijn geïmplementeerd of herschikt ten behoeve van andere maatregelen, zodat op 31 december 2019 geen activa op de balans overblijven. Er zij vermeld dat de daadwerkelijke implementatie via de verschillende instrumenten zal worden onderzocht in het kader van het afsluitingsproces van de programma’s in de komende jaren.

Steunregelingen

Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF of investeringsmaatregelen van het Elfpo) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa (voorschotten) opgenomen in de balans van de Commissie. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubrieken steunregelingen hierboven.

Periode 2014-2020:

De op het einde van het jaar ongebruikte bedragen werden geraamd op 2 044 miljoen EUR voor het cohesiebeleid en 1 460 miljoen EUR voor het landbouwbeleid en plattelandsontwikkeling.

Periode 2007-2013:

Geraamd wordt dat 130 miljoen EUR voor plattelandsontwikkeling eind 2019 ongebruikt is gebleven.

 

43.VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE

miljoen EUR

Toelichting

31.12.2019

31.12.2018

Langlopend

Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

2.6.1

2 422

397

Vorderingen op ruiltransacties

2.6.2

1 185

19

3 607

416

Kortlopend

Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

2.6.1

19 328

22 212

Vorderingen op ruiltransacties

2.6.2

1 038

2 036

20 367

24 248

Totaal

23 974

24 664

44.Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

miljoen EUR

Toelichting

31.12.2019

31.12.2018

Langlopend

Lidstaten

2.6.1.1

2 422

397

2 422

397

Kortlopend

Lidstaten

2.6.1.1

6 180

10 900

Mededingingsboeten

2.6.1.2

11 301

9 727

Overlopende posten

2.6.1.3

1 788

1 511

Andere verhaalbare bedragen

59

74

19 328

22 212

Totaal

21 750

22 609

45.Op de lidstaten verhaalbare bedragen

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

TEM vastgesteld in de A-boekhouding

5 478

5 609

TEM vastgesteld in de specifieke boekhouding

1 591

1 612

Te ontvangen eigen middelen

7

2 758

Afwaardering

(931)

(991)

Overige

86

Verhaalbare bedragen eigen middelen

6 145

9 075

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

1 722

1 708

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

879

954

Afwaardering

(822)

(788)

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

1 779

1 875

Terugvordering van voorfinanciering

443

145

Betaalde en terugvorderbare btw

44

45

Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen

191

158

Totaal

8 602

11 297

Langlopend

2 422

397

Kortlopend

6 180

10 900

Het grootste bedrag onder “langlopend” heeft betrekking op door de lidstaten verschuldigde bedragen en de grote toename op de inbreukzaak betreffende het Verenigd Koninkrijk (VK)(zie toelichting hierna); vorig jaar was dit bedrag van 2,1 miljard EUR opgenomen onder “kortlopend”. Ook opgenomen onder “langlopend”, zoals in voorgaande jaren, zijn de bedragen in verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). De desbetreffende bedragen worden in jaarlijkse tranches teruggevorderd.

De bovenvermelde mutatie van kortlopend naar langlopend verklaart ook de belangrijke afname van de op de lidstaten verhaalbare bedragen. Dat er in 2019 in tegenstelling tot 2018 geen eigen middelen te ontvangen waren als gevolg van een gewijzigde begroting (zie hieronder), verklaart eveneens deze afname.

Verhaalbare bedragen eigen middelen

De „A-boekhouding“ is de term gebruikt voor de maandelijkse overzichten waarmee de lidstaten de vastgestelde, maar nog niet geïnde traditionele eigen middelen (TEM) aan de Commissie meedelen. De TEM omvatten de douanerechten en suikerheffingen, geïnd door de lidstaten namens de Commissie.

De A-boekhouding staat gewoonlijk op ongeveer 3 miljard EUR per jaareinde. Zowel in 2018 als in 2019 bevatte het saldo echter aanvullende TEM-bedragen in verband met de Britse inbreukzaak (hierna toegelicht) en andere TEM-inspectieverslagen. Omdat er achterstandsrente van 1,2 miljard EUR van toepassing is (2018: 1,3 miljard EUR), worden die bedragen ook in deze jaarrekening vermeld (zie toelichtingen 2.6.2 en 3.7).

In het geval van de inbreukzaak, zond de Europese Commissie het Verenigd Koninkrijk op 8 maart 2018 een ingebrekestelling (Inbreuk nr. 2018/2008) omdat het verzuimde het correcte bedrag aan traditionele eigen middelen af te dragen aan de EU-begroting, zoals het EU-recht voorschrijft. Omdat het VK geen bevredigend antwoord gaf, noch op de ingebrekestelling noch op het met redenen omklede advies van 24 september 2018, bevestigde de Commissie op 6 maart 2019 haar besluit de zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie van de EU en diende zij op 7 maart 2019 een verzoekschrift in. De zaak vond haar oorsprong in een verslag van OLAF uit 2017, waarin werd vastgesteld dat importeurs in het VK een groot bedrag aan douanerechten ontdoken met behulp van fictieve en valse facturen en onjuiste aangiften inzake de douanewaarde bij invoer. Volgens een door OLAF en het JRC ontwikkelde methode raamt de Commissie dat de EU-begroting als gevolg van de inbreuk op de EU-wetgeving door het VK in de periode van november 2011 tot oktober 2017 2,1 miljard EUR aan inkomsten is misgelopen (netto, d.w.z. na aftrek van inningskosten die het VK mag inhouden op het brutobedrag van 2,7 miljard EUR). Het VK betwist de door de Commissie gebruikte taxatiemethode. De lopende gerechtelijke procedure en de tot dusver beschikbare informatie wijzen erop dat de zaak lang zal aanslepen. Daarom zijn zowel de hoofdsom van 2,1 miljard EUR en de geschatte achterstandsrente van 1,1 miljard EUR tot eind 2019 (eind 2018: cumulatieve en geboekte rente van 0,7 miljard EUR) opgenomen als langlopende activa.

Voorts heeft de Commissie in de rekeningen op basis van de meest recente informatie een vordering van 0,2 miljard EUR voor vastgestelde douanerechten en achterstandsrente opgenomen. Het oorspronkelijk in 2018 opgenomen bedrag van 0,7 miljard EUR is naar beneden bijgesteld na nieuwe informatie die de Britse autoriteiten in 2019 hebben verstrekt (zie toelichtingen 2.6.2 en 3.7).

„Specifieke boekhouding“ is de term die wordt gebruikt voor de vastgestelde rechten die niet in de „Aboekhouding“ zijn opgenomen, omdat zij nog niet zijn ingevorderd door lidstaten en er geen zekerheid voor is gesteld (of die, als er wel zekerheid voor is gesteld, worden betwist). Op deze rechten wordt een afwaardering toegepast op basis van informatie die jaarlijks door de lidstaten wordt verstrekt. Zoals eerder gezegd, bevinden deze bedragen zich doorgaans op hetzelfde niveau aan het einde van elk jaar.

„Te ontvangen eigen middelen“ in 2018 zijn verhaalbare bedragen die voortvloeien uit gewijzigde begroting nr. 6/2018 van 12 december 2018. De bedragen werden door de lidstaten geboekt op de eerste werkdag in januari 2019. Er is geen overeenkomstig bedrag voor 2019.

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december 2019 verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober 2019 door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de te ontvangen bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2019 ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.

46.Verhaalbare bedragen in verband met mededingingsboeten

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Verhaalbaar brutobedrag uit geldboeten

14 606

13 022

Voorlopige betalingen

(3 125)

(3 131)

Afwaardering

(180)

(164)

Totaal

11 301

9 727

Langlopend

Kortlopend

11 301

9 727

De voorlopige betalingen betreffen voornamelijk ontvangsten van ondernemingen die niettemin bezwaar hebben aangetekend of nog de mogelijkheid hebben in beroep te gaan tegen het boetebesluit bij het gerecht van de EU. Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de betrokken bedragen aan de ondernemingen te kunnen terugbetalen (zie toelichting 4.1.4).

Beboete ondernemingen die bezwaar hebben aangetekend of voornemens zijn dat te doen, kunnen ofwel een voorlopige betaling doen, ofwel een bankgarantie aan de Commissie verstrekken. Voor 11 133 miljoen EUR (2018: 9 354 miljoen EUR) per jaareinde onbetaalde boetes heeft de Commissie financiële garanties aanvaard.

De wegens afwaardering afgeschreven bedragen weerspiegelen het oordeel van de Commissie over elke niet-geïnde of niet door een garantie gedekte boete die zij als oninbaar beschouwt.

De toename van de verhaalbare bedragen in verband met mededingingsboeten is hoofdzakelijk toe te schrijven aan één grote boete (1 494 miljoen EUR), die de betrokken onderneming heeft afgedekt met een bankgarantie die door de Commissie is aanvaard. De rest van de toename als gevolg van andere gedurende het jaar opgelegde mededingingsboeten (2 597 miljoen EUR) werd grotendeels gecompenseerd door boeten die in 2019 definitief werden geïnd (zie toelichting 2.8.1).

47.Overlopende posten

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Toegerekende baten

1 502

1 240

Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties

286

272

Totaal

1 788

1 511

Langlopend

Kortlopend

1 788

1 511

Toegerekende baten omvat 1,4 miljard EUR (2018: 1,1 miljard EUR) die de Commissie verwacht te zullen terugvorderen van de lidstaten op het gebied van het cohesiebeleid. De terugvordering zal plaatsvinden naar aanleiding van het onderzoek en de goedkeuring van de jaarrekeningen die de lidstaten begin 2020 indienen. Deze procedure voor de goedkeuring van de jaarrekeningen van de lidstaten is op het gebied van het cohesiebeleid geïntroduceerd voor de programmeringsperiode 2014-2020.



48.Vorderingen op ruiltransacties

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Langlopend

Achterstandsrente

1 137

Andere vorderingen

48

19

1 185

19

Kortlopend

Afnemers

269

232

Waardevermindering van vorderingen op afnemers

(153)

(143)

Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties

238

243

Overige

684

1 704

1 038

2 036

Totaal

2 223

2 055

De post “Achterstandsrente” onder “Langlopend” betreft de inbreukzaak in toelichting 2.6.1.1. In 2018 was deze rente opgenomen onder “Kortlopend”.

De overige kortlopende vorderingen hebben hoofdzakelijk betrekking op achterstandsrente. De afname in 2019 is voornamelijk het gevolg van de indeling als “langlopend” van de rente betreffende de inbreukzaak en de neerwaartse bijstelling in verband met TEM-inspectieverslagen (zie toelichting 2.6.1.1).

49.VOORRADEN

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Wetenschappelijk materieel

47

52

Overige

21

21

Totaal

68

73

 

50.GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN

miljoen EUR

Toelichting

31.12.2019

31.12.2018

Rekeningen bij schatkisten en centrale banken

15 519

12 932

Rekeningen-courant

91

79

Gelden ter goede rekening

7

5

Transfers (geld in omloop)

0

0

Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering

2.8.1

15 617

13 017

Geldmiddelen van financieringsinstrumenten

2.8.2

1 567

2 377

Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten

2.8.3

1 258

1 438

Geldmiddelen met betrekking tot andere instellingen, agentschappen en organen

1 208

1 167

Geldmiddelen van trustfondsen

97

114

Totaal

19 745

18 113



51.Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering

Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen. Het kassaldo per jaareinde 2019 is hoofdzakelijk te wijten aan de volgende factoren:

·het kassaldo per jaareinde omvat ook 2,6 miljard EUR door de Commissie wegens inbreuk op de mededingingsregels opgelegde geldboeten, definitief geïnd in 2019 en nog niet in een gewijzigde begroting opgenomen.

·Daarnaast omvat het kassaldo ook nog niet gebruikte bestemmingsontvangsten en andere betalingskredieten van de begroting 2019 ten belope van 9,7 miljard EUR.

52.Geldmiddelen van financieringsinstrumenten

De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma’s met financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, en geldmiddelen en kasequivalenten aangehouden in de garantiefondsen in verband met begrotingsgaranties (zie toelichting 2.4.1). De tot financieringsinstrumenten behorende geldmiddelen kunnen alleen worden gebruikt voor het betrokken programma.

53.Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten

Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als voorwaardelijke verplichting in toelichting 4.1.4.

Sinds 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in het BUFI-fonds en belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie toelichting 2.4.1).

VERPLICHTINGEN

 

54.PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN

Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen

miljoen EUR

Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren

Andere pensioen-stelsels

Gemeenschap-pelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

Totaal op 31.12.2019

Totaal op 31.12.2018

Verplichtingen uit hoofde van op vaste toezeggingen gebaseerde regelingen

83 842

2 149

12 071

98 062

80 871

Fondsbeleggingen

n.v.t.

(94)

(309)

(403)

(415)

Netto-verplichtingen

83 842

2 055

11 762

97 659

80 456

De toename van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is vooral toe te schrijven aan de stijging van de nettoverplichtingen voor de belangrijkste regeling, de pensioenregeling van de Europese ambtenaren. De pensioenverplichtingen zijn voornamelijk toegenomen wegens actuariële verliezen als gevolg van veranderingen in de financiële aannamen door een scherpe daling van de nominale disconteringsvoet. Doordat de nominale disconteringsvoet voor inflatie wordt gecorrigeerd om de reële disconteringsvoet te verkrijgen, was deze laatste dit jaar voor het eerst negatief, wat betekent dat de huidige waarde van alle bedragen groter is dan de toekomstige: hierdoor nemen de verplichtingen aan het einde van het jaar aanzienlijk toe (zie toelichting 2.9.3). De lagere disconteringsvoet heeft een gelijkaardig effect op de andere, kleinere regelingen.

Bovendien zijn de rechten tijdens het jaar opgebouwd wegens dienstprestaties groter dan de uitbetalingen. Tevens is er een toename als gevolg van de jaarlijkse rentelasten (actualisering van de verplichting) en actuariële verliezen uit ervaringsaanpassingen.

55.Pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Deze verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is de contante waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden. Omdat de regeling doorlopend is, worden alle uit hoofde ervan in een gegeven jaar te verrichten betalingen in de EU-jaarbegroting opgenomen.

Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Er is voor deze regeling geen kapitaaldekking en de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Op het basissalaris van actieve personeelsleden wordt een verplichte pensioenbijdrage ingehouden die momenteel 9,7 % bedraagt. Deze bijdragen worden behandeld als begrotingsontvangsten van het jaar en dragen bij aan de financiering van de EU-uitgaven in het algemeen (zie ook toelichting 3.6).

De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal begunstigden van de regeling (actieve personeelsleden, gepensioneerden, voormalige personeelsleden op invaliditeit en nabestaanden van overleden personeelsleden) op 31 december 2019 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van IPSAS 39 (en daarom ook boekhoudregel EAR 12 van de EU).

56.Andere pensioenstelsels

Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van bepaalde Parlementsleden.

57.Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen). Zoals gezegd in toelichting 1.5.10, wordt voor de berekening van deze verplichting rekening gehouden met de volledige periode in actieve dienst, waarbij het gehele vergoedingsplan voor personeelsleden na uitdiensttreding (zowel de pensioenregeling als de ziektekostenverzekering) consequent in aanmerking wordt genomen. Gelet op het vereiste van zowel de EAR als de IPSAS om een getrouw beeld te geven van de economische realiteit van de onderliggende situatie, hebben wij de IPSAS 39 niet in engere zin geïnterpreteerd bij de toerekening van de vergoedingen aan de dienstperioden. De volledige toerekening van de kosten van het GSZV over een periode van tien jaar voor alle ambtenaren, in plaats van de periode van actieve dienst van het personeelslid, zou meebrengen dat de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten per jaareinde 4,3 miljard EUR hoger uitvalt. Deze engere benadering zou evenwel, zoals eerder aangegeven, niet sporen met het kwalitatieve kenmerk van een getrouw beeld en bijgevolg niet worden geacht betrouwbare informatie te verstrekken zoals voorgeschreven door EAR 1 en het IPSAS Conceptual Framework. Deze raming is heel erg afhankelijk van de ontwikkeling van de administratieve status van het huidige personeel (in het bijzonder het aantal personeelsleden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dat in de toekomst vaste ambtenaar zou worden).

Mutatie in contante waarde van de brutoverplichting personeelsbeloningen

De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de verdisconteerde waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden.

De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:

miljoen EUR

Pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Andere pensioenstelsels

Gemeenschap-pelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2018

70 017

1 865

8 990

80 871

Opgenomen in de staat van de financiële resultaten

Aan het dienstjaar toegerekende kosten

2 824

84

277

3 185

Rentelasten

1 339

30

180

1 549

Pensioenkosten van verstreken diensttijd

(60)

(60)

Opgenomen onder de nettoactiva

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

Actuariële (winsten)/verliezen

uit ervaringsaanpassingen

1 910

77

(339)

1 648

Actuariële (winsten)/verliezen

i.v.m. demografische veronderstellingen

0

0

Actuariële (winsten)/verliezen

i.v.m. financiële veronderstellingen

9 339

220

3 065

12 625

Overige

Betaalde uitkeringen

(1 587)

(67)

(101)

(1 756)

Actuele waarde op 31.12.2019

83 842

2 149

12 071

98 062

De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in het lopende jaar.

Rentelasten verwijst naar de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.

Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen betreffen de gevolgen van verschillen tussen de verwachtingen op basis van de actuariële veronderstellingen van vorig jaar voor 2019 en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in 2019.

Actuariële winsten en verliezen in verband met de actuariële veronderstellingen (demografische variabelen zoals personeelsverloop en sterfte, en financiële variabelen zoals disconteringsvoeten en verwachte loonsverhogingen) doen zich voor wanneer de veronderstellingen worden geactualiseerd ter weerspiegeling van veranderingen in de onderliggende omstandigheden.

Uitkeringen (bv. pensioenen of vergoeding van medische kosten) vinden plaats gedurende het jaar volgens de regels van het stelsel. Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten.

Fondsbeleggingen

miljoen EUR

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2018

119

296

415

Nettomutatie van fondsbeleggingen

(25)

14

(12)

Actuele waarde op 31.12.2019

94

309

403

Actuariële veronderstellingen — personeelsbeloningen

De belangrijkste actuariële veronderstellingen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU, worden in de tabel hierna weergegeven:

Pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

2019

Nominale disconteringsvoet

1,1 %

1,2 %

Verwacht inflatiepercentage

1,3 %

1,3 %

Reële disconteringsvoet

(0,2)%

(0,1)%

Verwacht percentage van loonsverhogingen

1,8 %

1,8 %

Trend van de medische kosten

n.v.t.

3,0 %

Pensioengerechtigde leeftijd

63/64/66

63/64/66

2018

Nominale disconteringsvoet

1,9 %

2,0 %

Verwacht inflatiepercentage

1,4 %

1,5 %

Reële disconteringsvoet

0,5 %

0,5 %

Verwacht percentage van loonsverhogingen

1,9 %

1,8 %

Trend van de medische kosten

n.v.t.

3,0 %

Pensioengerechtigde leeftijd

63/64/66

63/64/66

Sterftecijfers voor 2018 en 2019 gebaseerd op de EU Civil Servants Life Table — EULT 2018.

De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 22 jaar, in december 2019, voor het pensioenstelsel van de Europese ambtenaren en een looptijd van 26 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). De inflatie is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode. Zij moet empirisch worden vastgesteld, gebaseerd op de voorspelde waarde zoals deze tot uiting komt in aan een index gekoppelde obligaties op de Europese financiële markten. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.

Een daling van de reële disconteringsvoet, d.w.z. het verschil tussen de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage, deed zich ook de voorbije jaren voor, maar veel minder uitgesproken dan in 2019. Deze scherpe daling van de reële disconteringsvoet is voornamelijk te wijten aan de daling van de nominale disconteringsvoet, in lijn met de trend die wereldwijd op de financiële markten wordt waargenomen. Omdat het verwachte inflatiepercentage slechts lichtjes is verminderd, werd de daling van de nominale disconteringsvoet niet gecompenseerd en vertaalde zij zich in een belangrijke daling van de reële disconteringsvoet, die daardoor voor het eerst negatief werd en bijdroeg aan het significante actuariële verlies in verband met financiële veronderstellingen.

Gevoeligheidsanalyse

De gevoeligheidsanalyse berust op simulaties waarbij – ceteris paribus – de waarde van de betrokken veronderstellingen wordt gewijzigd en wordt bekeken hoe het model reageert.

Gevoeligheid van het Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Een verandering van tien basispunten in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische verzorging zou het volgende effect hebben:

miljoen EUR

2019

2018

Stijging 0,1%

Daling 0,1%

Stijging 0,1%

Daling 0,1%

Het totaal van de componenten “aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten” en “rentelasten” van de nettoperiodekosten voor medische verzorging na uitdiensttreding

8

(8)

12

(12)

Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten

352

(341)

253

(246)

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:

miljoen EUR

2019

2018

Stijging 0,1%

Daling 0,1%

Stijging 0,1%

Daling 0,1%

Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten

(311)

322

(219)

226

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:

miljoen EUR

2019

2018

Stijging 0,1%

Daling 0,1%

Stijging 0,1%

Daling 0,1%

Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten

(30)

29

(26)

25

Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:

miljoen EUR

2019

2018

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten

(363)

383

(91)

54



Gevoeligheid van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:

miljoen EUR

2019

2018

Stijging 0,1%

Daling 0,1%

Stijging 0,1%

Daling 0,1%

Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten

(1 797)

1 854

(1 434)

1 478

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:

miljoen EUR

2019

2019

Stijging 0,1%

Daling 0,1%

Stijging 0,1%

Daling 0,1%

Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten

1 774

(1 724)

1 427

(1 388)

Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:

miljoen EUR

2019

2018

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten

(620)

771

(573)

645

58.VOORZIENINGEN

miljoen EUR

Bedrag per 31.12.2018

Aanvullen-de voor-zieningen

Terug-geboekte onge-bruikte bedragen

Gebruikte bedragen

Over-drachten tussen categorieën van activa

Wijziging in raming

Bedrag per 31.12.2019

Rechtszaken:

Landbouw

270

439

(269)

0

441

Overige

100

4

(8)

(6)

12

1

103

Ontmanteling kerninstallaties

1 933

(34)

233

2 132

Financiële voorzieningen

1 551

587

(1)

(206)

0

7

1 938

Overige

278

31

(34)

(24)

(12)

(27)

211

Totaal

4 132

1 061

(43)

(539)

0

214

4 826

Langlopend

3 281

871

(17)

(278)

(362)

215

3 710

Kortlopend

852

190

(27)

(261)

362

(2)

1 116

Voorzieningen zijn betrouwbaar geraamde bedragen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en die waarschijnlijk in de toekomst uit de EU-begroting zullen moeten worden betaald.

Rechtszaken

Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken. De bedragen onder “Landbouw” betreffen gerechtelijke procedures van lidstaten tegen conformiteitsgoedkeuringsbesluiten voor het ELGF.

Ontmanteling kerninstallaties

In 2017 is het uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de bijgewerkte JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer („D&WMP — Updated in 2017“). De herziening van de strategie, alsmede van de budgettaire en personele behoeften, is uitgevoerd in samenwerking met de onafhankelijke D&WMP-groep van deskundigen. Het is de best beschikbare raming van de budgettaire en personele behoeften voor de voltooiing van de ontmanteling van de JRC-sites van Ispra, Geel, Karlsruhe en Petten.

In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de euro). Op 31 december 2019 resulteerde dat in een voorziening van 2 132 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2020 zal worden betaald (31 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (2 101 miljoen EUR). De stijging ten opzichte van 2018 is voornamelijk het gevolg van de dalende disconteringsvoet die op de geraamde toekomstige kosten wordt toegepast.

Er zij op gewezen dat belangrijke onzekere factoren die inherent zijn aan de langetermijnplanning van de ontmanteling van kerninstallaties een effect kunnen hebben op deze raming, die in de toekomst aanzienlijk zou kunnen toenemen. De belangrijkste bronnen van onzekerheid betreffen de eindtoestand van de ontmantelde site, de nucleaire materialen, de aspecten afvalbeheer en verwijdering, de onvolledigheid van de nationale regelgevingskaders, de complexe en tijdrovende vergunningsprocedures en de toekomstige ontwikkeling van de markt voor ontmanteling van nucleaire installaties.

Financiële voorzieningen

Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de voor diverse financieringsinstrumenten verstrekte garanties, waarbij de met de uitvoering belaste entiteiten bevoegd zijn om in eigen naam, maar namens en voor rekening van de EU, garanties te verstrekken. Het financiële risico van de EU in verband met de garanties is begrensd en worden geleidelijk voorzieningen aangelegd om toekomstige garantieclaims af te dekken. Deze post omvat ook voorzieningen voor uitstaande leningen die door de EIB aan Syrië zijn verstrekt conform haar mandaat voor externe leningen en die bijgevolg gewaarborgd zijn door de EU via het Garantiefonds voor extern optreden. Langlopende financiële voorzieningen worden omgerekend naar hun netto contante waarde.

De toename van de financiële voorzieningen houdt verband met de toename van het volume gegarandeerde verrichtingen in het kader van financieringsinstrumenten van H2020 en Cosme.

59.FINANCIELE VERPLICHTINGEN

miljoen EUR

Toelichting

31.12.2019

31.12.2018

Langlopend

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

53 062

53 281

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

2.11.2

9

7

53 071

53 289

Kortlopend

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

1 423

2 602

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

2.11.2

4

15

Financiële verplichtingen in verband met garanties

2.11.3

20

1 446

2 617

Totaal

54 517

55 906

60.Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

miljoen EUR

Toelichting

31.12.2019

31.12.2018

Opgenomen leningen voor financiële bijstand

2.11.1.1

52 564

53 872

Andere financiële verplichtingen

2.11.1.2

1 921

2 012

Totaal

54 485

55 884

Langlopend

53 062

53 281

Kortlopend

1 423

2 602

61.Opgenomen leningen voor financiële bijstand

miljoen EUR

EFSM

BB

MFB

Euratom

EGKS in liquidatie

Totaal

Totaal op 31.12.2018

47 400

1 734

4 388

254

97

53 872

Nieuwe leningen

420

420

Aflossingen

(1 500)

(52)

(40)

(97)

(1 689)

Wisselkoersverschillen

5

5

Veranderingen in boekwaarde

(6)

(33)

(1)

(5)

(44)

Totaal op 31.12.2019

47 394

201

4 754

214

0

52 564

Langlopend

46 800

200

4 112

178

51 290

Kortlopend

594

1

643

35

1 273

De leningen omvatten voornamelijk de in een waardepapier belichaamde schulden, die 52 433 miljoen EUR belopen (2018: 53 725 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.

De terugbetaling van de leningen wordt in laatste instantie gegarandeerd door de EU-begroting (zie toelichting 4.1.2), en bij uitbreiding door elke lidstaat.



Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

31.12.2019

31.12.2018

Macrofinanciële bijstand (MFB)

0 % - 3,82 %

0 % - 3,82 %

Euratom

0 % - 5,68 %

0 % - 5,68 %

Betalingsbalans

2,88 %

2,88 % - 3,38 %

Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

0,50 % - 3,75 %

0,50 % - 3,75 %

EGKS in liquidatie

6,91 % - 8,97 %

62.Andere financiële verplichtingen

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Langlopend

Financiëleleaseschulden

1 244

1 331

Gebouwen betaald in termijnen

385

314

Overige

144

115

1 772

1 760

Kortlopend

Financiëleleaseschulden

97

93

Gebouwen betaald in termijnen

36

29

Terug te betalen geldboeten

125

Overige

17

5

149

252

Totaal

1 921

2 012

Financiëleleaseschulden

miljoen EUR

In de toekomst te betalen bedragen

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal verplichtingen

Terreinen en gebouwen

91

332

788

1 211

Overige vaste activa

5

124

129

Totaal op 31.12.2019

97

456

788

1 340

Rentebestanddeel

54

189

157

400

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2019

150

644

946

1 741

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2018

153

654

1 089

1 896

De bovenstaande bedragen voor leasing en gebouwen zijn te financieren uit toekomstige begrotingen.

63.Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

miljoen EUR

Soort derivaat

31.12.2019

31.12.2018

Notionele waarde

Reële waarde

Notionele waarde

Reële waarde

Garantie op de aandelenportefeuille

752

10

536

20

FX-optie (put spread)

13

2

11

2

Totaal

765

12

546

22

Langlopend

148

9

82

7

Kortlopend

617

4

464

15

Garantie op de aandelenportefeuille

Garanties op de aandelenportefeuille zijn ingedeeld als financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omdat zij niet aan de definitie van financiële verplichting in verband met een garantie voldoen (zie toelichting 1.5.12). Op 31 december 2019 betreft deze post een garantie die de EU voor financieringsinstrumenten onder H2020 (zie toelichting 2.4.1) heeft afgegeven aan de EIB-groep voor portefeuilles eigenvermogensverrichtingen. De financiële verplichting voor de EU is gewaardeerd op basis van de waarde van de onderliggende investeringen.

Valutaoptie

Per 31 december 2019 heeft de EU een afgeleid financieel instrument (een valutaoptie van het type „put spread“) waarmee het zich indekt tegen devaluatie van de vreemde munt (UHA) in verband met leningen verstrekt door financiële instellingen aan kmo’s in Oekraïne om hun toegang tot financiering te verbeteren en de kredietvoorwaarden in Oekraïne aantrekkelijker te maken. Overeenkomstig het contract geeft de EU voor elke in aanmerking komende lening haar partners een call-optie tot maximaal 30 % voor een EU-bijdrage in geval van een devaluatie van de UHA tegenover de euro.

Reëlewaardehiërarchie van financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

2

2

Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

10

20

Totaal

12

22

64.Financiële verplichtingen in verband met garanties

De EFSI-garantie op de schuldportefeuille verstrekt door de EIB voor het innovatie- en infrastructuurgedeelte (IIW) van het EFSI, alsook de garantie voor het mandaat voor externe leningen (ELM) voor de EIB-leningen die in het kader van het EIB-veerkrachtinitiatief (ERI) zijn verstrekt, zijn opgenomen als financiële verplichting in verband met garanties. Op 31 december 2019 bedraagt de financiële garantieverplichting van het EFSI nul EUR (2018: nul EUR) omdat de verwachte ontvangsten uit deze garantie de verwachte verliezen overtreffen; de financiële garantieverplichting voor het ELM-ERI bedraagt 20 miljoen EUR (zie toelichting 4.1.1).



65.CREDITEUREN

miljoen EUR

Brutobedrag

Aan-passingen

Nettobedrag op 31.12.2019

Brutobedrag

Aan-passingen

Nettobedrag op 31.12.2018

Kosten-declaraties & facturen ontvangen van:

Lidstaten

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

21

(0)

21

247

247

EFRO & CF

8 068

(2 437)

5 631

10 761

(1 724)

9 037

ESF

2 882

(558)

2 325

5 195

(496)

4 699

Overige

852

(45)

807

632

(75)

557

Particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten

1 562

(180)

1 381

1 461

(179)

1 282

Totaal aan ontvangen kosten-declaraties en facturen

13 384

(3 220)

10 165

18 296

(2 475)

15 821

ELGF

16 255

n.v.t.

16 255

14 772

n.v.t.

14 772

Schulden uit eigen middelen

n.v.t.

769

n.v.t.

769

Diverse crediteuren

539

n.v.t.

539

570

n.v.t.

570

Overige

283

n.v.t.

283

294

n.v.t.

294

Totaal

30 462

(3 220)

27 241

34 701

(2 475)

32 227

De post Crediteuren omvat per jaareinde ontvangen, maar nog niet betaalde kostendeclaraties en facturen. Zij worden voor het eerst opgenomen voor de gevraagde bedragen wanneer de facturen/kostendeclaraties worden ontvangen. De post wordt vervolgens aangepast om enkel de bedragen weer te geven die zijn aanvaard na een onderzoek van de kosten en de geraamde, subsidiabele bedragen. De niet-subsidiabel geachte bedragen worden opgenomen in de kolom „Aanpassingen“. De grootste bedragen betreffen de structurele maatregelen.

Voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorziet de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB) die van toepassing zijn op de structuurfondsen (EFRO en ESF), het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) in bescherming van de EU-begroting door middel van een systematische inhouding van 10 % op de tussentijdse betalingen. Tegen februari volgend op het einde van het VGB-boekjaar (1 juli-30 juni) is de controlecyclus voltooid, zowel via beheersverificaties door de beheersautoriteiten als audits door de controle-autoriteiten. De Commissie onderzoekt de assurance-documentatie en rekeningen die door de betreffende autoriteiten in de lidstaten worden ingediend. De betaling/invordering van het eindsaldo wordt pas verricht nadat deze beoordeling is afgerond en de rekeningen zijn aanvaard. Het volgens de regels ingehouden bedrag bedroeg per jaareinde 2019 7,6 miljard EUR. Een deel van dit bedrag (2 miljard EUR) is niet-subsidiabel geoordeeld op basis van informatie afkomstig van rekeningen van de lidstaten en eveneens opgenomen in de kolom „Aanpassingen“. Het laatste onderdeel van de „Aanpassingen“ bestaat uit bedragen in verband met andere per jaareinde nog te betalen voorschotten aan lidstaten (0,5 miljard EUR) (zie toelichting 2.5.2).

De post Crediteuren betreffende het cohesiebeleid (EFRO, CF en ESF) is afgenomen. De vorderingen voor de periode 2007-2013 zijn verder gedaald tot 1,9 miljard EUR (2018: 3,5 miljard EUR), aangezien de Commissie de door de lidstaten ingediende definitieve kostendeclaraties voor deze periode heeft gevalideerd en betaald. Tegelijkertijd zijn de vorderingen in verband met de periode 2014-2020 gedaald tot 5,8 miljard EUR (2018: 10 miljard EUR) omdat op 31 december ten opzichte van vorig jaar minder kostendeclaraties voor betalingen werden ontvangen. De uitvoering van de programma’s vordert evenwel (zie uitgaven EFRO en CF, toelichting 3.9) zoals kan worden opgemaakt uit het feit dat de totale verplichtingen voor het EFRO en CF stabiel zijn (zie de stijging van de toegerekende lasten, toelichting 2.13).

De toename van de betaalbaar te stellen bedragen voor het ELGF heeft te maken met de verdeling van de totale ELGF-verplichtingen over de posten crediteuren en toegerekende lasten (overlopende posten). De totale ELGF-verplichtingen blijven stabiel op 44 448 miljoen EUR, tegenover 44 159 miljoen EUR vorig jaar. In 2019 zijn de bedragen waarvoor een declaratie was gediend per jaareinde (geboekt als schuld) evenwel hoger dan in 2018.

Verzoeken om voorfinanciering

In aanvulling op de bovenstaande bedragen, is eind 2019 voor 0,5 miljard EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen die nog niet waren betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.

Schulden uit eigen middelen

Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de aan het einde van het jaar terug te storten bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting. Gewijzigde begrotingen worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening nr. 609/2014. Het bedrag per 31 december 2018 was het gevolg van de goedkeuring van gewijzigde begroting nr. 6/2018 op 12 december 2018. Overeenkomstig de bovenvermelde bepaling zijn de betrokken bedragen aan de lidstaten teruggestort op de eerste werkdag van januari 2019. Dit jaar was er geen dergelijke gewijzigde begroting en dus geen schuld.

66.OVERLOPENDE POSTEN

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

Toegerekende lasten

66 860

62 877

Uitgestelde baten

251

96

Overige

116

213

Totaal

67 227

63 186

De toegerekende lasten zijn als volgt uitgesplitst:

miljoen EUR

31.12.2019

31.12.2018

ELGF

28 193

29 387

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

18 583

18 687

EFRO en CF

9 525

5 863

ESF

3 016

2 321

Overige

7 542

6 619

Totaal

66 860

62 877

Toegerekende lasten betreffen geboekte uitgaven waarvoor de Commissie nog kostendeclaraties moet ontvangen. Bij het cohesiebeleid wordt de toename van de toegerekende lasten voor het EFRO en CF (naarme de uitvoering van de programma’s vordert) gecompenseerd door een afname van de Crediteuren, wat resulteert in een stabiel bedrag voor de totale verplichtingen tegenover de lidstaten (15 156 miljoen EUR, tegenover 14 900 miljoen EUR in het voorgaande jaar). Voor het ESF is de totale verplichting verminderd tot 5 341 miljoen EUR (2018:7 020 miljoen EUR) in navolging van de trend in de ESF-uitgaven. Voor de daling bij het ELGF, zie toelichting 2.12 hierboven.

NETTOACTIVA

67.RESERVES

miljoen EUR

Toelichting

31.12.2019

31.12.2018

Reëlewaardereserve

2.14.1

391

231

Reserve Garantiefonds

2.14.2

2 870

2 849

Andere reserves

2.14.3

1 776

1 881

Totaal

5 037

4 961

68.Reëlewaardereserve

Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.

Mutaties in de reëlewaardereserve tijdens de verslagperiode