EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018DC0523

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tweede verslag over de toepassing van Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC)

COM/2018/523 final

Brussel, 6.7.2018

COM(2018) 523 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Tweede verslag over de toepassing van Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC)


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Tweede verslag over de toepassing van Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC)

1.Inleiding

Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur 1 (hierna "de ERIC-verordening" genoemd) werd in 2009 aangenomen om de oprichting en exploitatie van grote Europese onderzoeksinfrastructuren tussen meerdere lidstaten en geassocieerde landen te vergemakkelijken door een nieuw rechtsinstrument te creëren: het Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC).

De ERIC-verordening werd in december 2013 2 gewijzigd om meer recht te doen aan de bijdragen van de geassocieerde landen aan ERIC's door hun wat stemrechten betreft in de bestuursorganen van ERIC's een positie te geven die overeenkomt met die van de lidstaten, met het oog op de vestiging van ERIC's in geassocieerde landen.

Het eerste verslag over de toepassing van de ERIC-verordening werd op 14 juli 2014 3 door de Commissie aangenomen en overeenkomstig artikel 19 van de ERIC-verordening bij de Raad en het Europees Parlement ingediend. Het werd ook ingediend bij het Europees Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

In zijn conclusies van 5 december 2014 gaf de Raad aan ingenomen te zijn met "de voortgang waarvan de Commissie spreekt in haar eerste verslag over de uitvoering van de ERIC-verordening" en verzocht hij de Commissie "het volgende verslag over de uitvoering van ERIC tegen 2017 in te dienen".

Tevens verzocht de Raad de Commissie en de lidstaten om "passende maatregelen te nemen die het gebruik van het ERIC-instrument vergemakkelijken, en investeringen in infrastructuren van ERIC en andere ESFRI-routekaart-infrastructuren te stimuleren, bijvoorbeeld waar het gaat om bijdragen in natura".

Naar aanleiding van dit verzoek van de Raad heeft de Commissie het tweede verslag over de toepassing van de ERIC-verordening opgesteld.

2.Achtergrond

De ERIC-verordening biedt een oplossing voor een van de voornaamste geconstateerde problemen bij het opzetten van nieuwe Europese onderzoeksinfrastructuren, afgezien van een tekort aan middelen en de complexiteit van de technische en organisatorische aspecten, namelijk het ontbreken van een adequaat, door alle landen aanvaard rechtskader dat het mogelijk maakt gepaste samenwerkingsverbanden met partners uit verschillende landen op te zetten.

De ERIC-verordening maakt het eenvoudiger om Europese onderzoeksinfrastructuren snel op te zetten. Tijd die verloren ging door herhaaldelijke onderhandelingen, elk project opnieuw, om de beste rechtsvorm voor de betreffende internationale onderzoeksorganisaties en de voor- en nadelen daarvan te bespreken, kon worden bespaard, evenals de tijd die de nationale parlementen besteden aan de debatten over de goedkeuring van de internationale overeenkomst die vereist zou zijn in afwezigheid van de ERIC-verordening.

De ERIC-verordening komt ook tegemoet aan het Europese politieke streven om een Europese onderzoeksruimte te creëren als oplossing voor de bestaande problemen (bv. de internationalisering van onderzoek, het bereiken van kritieke massa, de ontwikkeling van verspreide voorzieningen en de ontwikkeling van referentiemodellen). De verordening draagt bovendien bij aan de ontwikkeling van een EU-identiteit rondom toonaangevende wetenschappelijke voorzieningen, die het positieve imago van de Europese Unie op internationaal niveau zou versterken door internationale tegenhangers één enkele rechtspersoon te bieden waarvan zij lid kunnen worden of waarmee zij kunnen samenwerken en eventuele partnerschappen kunnen aangaan.

De juridische structuur van ERIC's wordt gebruikt voor de oprichting en exploitatie van verschillende soorten onderzoeksinfrastructuren, hetzij op één locatie of verspreid over verschillende locaties. Verspreide onderzoeksinfrastructuren kunnen uiteenlopen van onderzoeksinfrastructuren met voorzieningen op verschillende locaties die door één juridische entiteit worden geëxploiteerd, tot onderzoeksinfrastructuren die zijn opgezet als een centrale "hub" van waaruit de exploitatie wordt gecoördineerd van verspreide faciliteiten, die hun eigen rechtspersoonlijkheid kunnen behouden. Bijna alle ERIC's die tot nu toe zijn opgericht, exploiteren verspreide onderzoeksinfrastructuren.

3.Juridische kenmerken van het ERIC

De ERIC-verordening biedt een gemeenschappelijk rechtskader gebaseerd op artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) als aanvulling op nationale en intergouvernementele regelingen voor de oprichting van transnationale onderzoeksinfrastructuren.

Volgens de ERIC-verordening is een ERIC een juridische entiteit met rechtspersoonlijkheid en volledige rechtsbevoegdheid die in alle lidstaten wordt erkend. Er moeten ten minste drie landen aan deelnemen: een lidstaat en twee andere landen die of een lidstaat of een geassocieerd land zijn. De leden kunnen lidstaten, geassocieerde landen, derde landen die geen geassocieerd land zijn en intergouvernementele organisaties zijn. Zij dragen gezamenlijk bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van een ERIC, met name de oprichting en exploitatie van een onderzoeksinfrastructuur van Europees belang. Lidstaten, geassocieerde landen, derde landen die geen geassocieerd land zijn en intergouvernementele organisaties kunnen ook waarnemers zonder stemrecht zijn.

De interne governancestructuur van ERIC's is flexibel, waardoor leden de mogelijkheid hebben om in de statuten hun rechten en verplichtingen, de organen en hun bevoegdheden en andere interne voorschriften vast te leggen. De ERIC-verordening bepaalt dat de lidstaten en geassocieerde landen gezamenlijk de meerderheid van de stemrechten bezitten in de ledenvergadering. De aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van een ERIC kan worden beperkt tot hun respectieve bijdragen; er wordt echter flexibiliteit geboden om in de statuten andere aansprakelijkheidsregelingen te kunnen opnemen, die boven die limiet gaan. Het toepasselijke recht met betrekking tot bepaalde administratieve, veiligheids- en technische aspecten is het Unierecht en het recht van de staat waar het ERIC zijn statutaire zetel heeft of waar de activiteiten worden verricht. De statuten en de uitvoeringsvoorschriften ervan moeten voldoen aan het toepasselijke recht.

Een ERIC wordt beschouwd als een internationale instelling of organisatie in de zin van de richtlijnen betreffende belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen, en kan dus profiteren van btw- en accijnsvrijstelling. Aangezien ERIC's ook als internationale organisatie worden aangemerkt in de zin van de richtlijn betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten, kunnen zij hun eigen gunningsregels vaststellen.

Een ERIC wordt opgericht bij een uitvoeringsbesluit van de Commissie op basis van uitvoeringsbevoegdheden die haar door de Raad worden toegekend. De Commissie besluit op grond van een verzoek dat door de lidstaten, landen en intergouvernementele organisaties die als oprichtende leden van een ERIC willen optreden, wordt ingediend. De procedure voor de goedkeuring van het besluit door de Commissie omvat een beoordeling door onafhankelijke deskundigen, met name op het gebied van de voorgenomen activiteiten van het ERIC. De Commissie vraagt ook advies aan het bij artikel 20 van de ERIC-verordening ingestelde beheerscomité (ERIC-comité), dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en geassocieerde landen.

4.Uitvoering van de ERIC-verordening

Op het moment dat het eerste verslag over de tenuitvoerlegging van de ERIC-verordening werd opgesteld, waren er zeven ERIC's opgericht, te weten SHARE-ERIC (Survey of Health, Aging and Retirement in Europe) 4 , waarbij in eerste instantie Nederland als gastlidstaat optrad, en later Duitsland, CLARIN-ERIC (Common Language Resources and Technology Infrastructure) 5 en EATRIS-ERIC ((European Advanced Translational Research Infrastructure in Medicine) 6 , waarbij Nederland in beide gevallen als gastlidstaat optreedt, ESS-ERIC (European Social Survey) 7 , waarbij het Verenigd Koninkrijk als gastlidstaat optreedt, BBMRI-ERIC (Biobanking and Biomolecular Resources Research Infrastructure) 8 , waarbij Oostenrijk als gastlidstaat optreedt, ECRIN-ERIC (European Clinical Research Infrastructure Network) 9 en Euro-Argo ERIC 10 , waarbij Frankrijk in beide gevallen als gastlidstaat optreedt.

Na dat moment zijn er nog twaalf ERIC's opgericht, namelijk CERIC-ERIC 11 (Central European Research Infrastructure Consortium), waarbij Italië als gastlidstaat optreedt, DARIAH-ERIC 12 (Digital Research Infrastructure for the Arts and Humanities), waarbij Frankrijk als gastlidstaat optreedt, JIV- ERIC 13 (Joint Institute for Very Long Baseline Interferometry), waarbij Nederland als gastlidstaat optreedt, the European Spallation Source ERIC 14 , waarbij Zweden als gastlidstaat optreedt, ICOS-ERIC 15 (Integrated Carbon Observation System), waarbij Finland als gastlidstaat optreedt, EMSO-ERIC 16 (European Multidisciplinary Seafloor and Water Column Observatory), waarbij Italië als gastlidstaat optreedt, LifeWatch ERIC 17 (e-Science and Technology European Infrastructure for Biodiversity and Ecosystem Research), waarbij Spanje als gastlidstaat optreedt, CESSDA ERIC 18 (Consortium of European Social Science Data Archives) en ECCSEL ERIC 19 (European Carbon Dioxide Capture and Storage Laboratory, waarbij Noorwegen in beide gevallen als gastland optreedt, INSTRUCT-ERIC (Integrated Structural Biology), waarbij het Verenigd Koninkrijk als gastlidstaat optreedt 20 , EMBRC-ERIC 21 (European Marine Biological Resource Centre), waarbij Frankrijk als gastlidstaat optreedt en EU-OPENSCREEN ERIC 22 (European Infrastructure of Open Screening Platforms for Chemical Biology), waarbij Duitsland als gastlidstaat optreedt.

Met uitzondering van CERIC-ERIC en JIV-ERIC, twee Europese onderzoeksinfrastructuren die nooit een aanvraag hebben ingediend om te worden opgenomen in de routekaart van het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (ESFRI), maken alle ERIC's deel uit van de ESFRI-routekaart. Twee ERIC's (SHARE-ERIC en ESS ERIC) zijn opgericht voor het ontwerpen, ontwikkelen en uitvoeren van Europees onderzoeken. Zestien andere ERIC's zijn opgericht voor de ontwikkeling en het opzetten van verspreide onderzoeksinfrastructuren op het gebied van biologische en medische wetenschappen, natuurkunde, energiewetenschappen, milieuwetenschappen en sociale en geesteswetenschappen. Het European Spallation Source ERIC is het eerste ERIC dat is opgericht op het gebied van de natuurwetenschappen en verantwoordelijk is voor de bouw en daaropvolgende exploitatie van de krachtigste neutronenbron ter wereld. ECCSEL ERIC is het eerste ERIC dat is opgericht op het gebied van energie.

De ERIC-verordening is rechtstreeks van toepassing in alle lidstaten en hoeft niet te worden omgezet, maar lidstaten hebben wel passende administratieve maatregelen en procedures moeten vaststellen om als gastlidstaat te kunnen optreden of lid te kunnen worden van een ERIC en om in overeenstemming met de ERIC-verordening btw- en accijnsvrijstelling te kunnen verlenen. Ook moet het ERIC als een nieuw soort juridische entiteit worden geïntegreerd in de nationale regelgevende en administratieve systemen en moeten er vele praktische zaken worden geregeld door zowel de diensten van de Commissie als de lidstaten voordat ERIC's volledig operationeel kunnen worden. Deze kwesties houden bijvoorbeeld verband met de vraag in welke nationale registers (bijvoorbeeld de kamer van koophandel of een register voor verenigingen) de ERIC's moeten worden opgenomen, hetgeen van invloed is op de status van het personeel van een ERIC. Als er geen (nationale) registratie is voorzien, rijzen er bovendien operationele vragen, bijvoorbeeld over hoe bankrekeningen kunnen worden geopend en notariële aktes kunnen worden uitgevoerd. Een ander voorbeeld is dat er binnen de administratieve systemen van de Commissie geen speciale categorie voor het ERIC als juridische entiteit is, hetgeen vragen oproept over hun publieke of private karakter en hun financiële draagkracht, aangezien al deze ERIC's recent zijn opgericht.

Met betrekking tot geassocieerde landen en andere derde landen waarop de ERIC-verordening niet van toepassing is: deze moeten een verklaring overleggen waarin zij de rechtspersoonlijkheid en de voorrechten van een ERIC erkennen indien zij als gastlidstaat willen optreden (in het geval van geassocieerde landen) of lid van een specifieke ERIC willen worden. Er werd een aanzienlijke sprong voorwaarts gemaakt voor de EER-landen toen de ERIC-verordening ook van toepassing werd in de EER bij een besluit van het Gemengd Comité van maart 2015 23 . Hierdoor kon in het bijzonder Noorwegen optreden als gastland voor twee ERIC's 24 .

De administratieve en procedurele maatregelen die de autoriteiten van de lidstaten en geassocieerde landen hebben genomen, de informatie die tijdens de regelmatige bijeenkomsten van het ERIC-comité is uitgewisseld en de toelichting die de verschillende diensten van de Commissie hebben verstrekt naar aanleiding van vragen van lidstaten en de vertegenwoordigers van geassocieerde landen, hebben aanzienlijk bijgedragen aan het vergemakkelijken van de tenuitvoerlegging van de ERIC-verordening, hetgeen duidelijk wordt uit de aanzienlijke stijging van het aantal opgerichte ERIC's in de afgelopen drie jaar.

Bovendien hebben de zes bijeenkomsten van het informele, op initiatief van de Commissie gestarte ERIC-netwerk, waarin ERIC's, vertegenwoordigers van ministeries en vertegenwoordigers van de Commissie beste praktijken en veelvoorkomende uitdagingen bespreken, het werk van de ERIC-exploitanten, ministeries en diensten van de Commissie vergemakkelijkt. Het ERIC-netwerk is nu overgegaan in het ERIC-forum, dat een meer institutionele opzet heeft en wordt geleid door de ERIC's. Dit is wederom een stap in de uitbreiding van de eigen verantwoordelijkheid van ERIC's, waardoor zij zelf collectieve antwoorden kunnen vaststellen en ontwikkelen op gezamenlijke uitdagingen en hun zichtbaarheid, impact en duurzaamheid kunnen vergroten.

Ondanks deze positieve ontwikkelingen belemmert een aantal niet-opgeloste kwesties die al in het eerste verslag over de tenuitvoerlegging werden genoemd, nog steeds dat het volledige potentieel van de ERIC-verordening wordt benut. Op deze kwesties zal in de volgende paragrafen worden ingegaan.

5.Uitdagingen voor de uitvoering van de ERIC-verordening

De ERIC-verordening wordt ten uitvoer gelegd op een moment waarop de lidstaten en geassocieerde landen bezuinigingsmaatregelen hebben getroffen om de overheidstekorten terug te dringen. De bundeling van middelen op de lange termijn, die noodzakelijk is voor de oprichting en exploitatie van een goede Europese onderzoeksinfrastructuur, vormt daarom een grote uitdaging en wordt nog complexer als gevolg van de verschillende tijdschema's die de afzonderlijk betrokken lidstaten en geassocieerde landen hanteren voor de besluitvormingsprocedures over de begrotingen. Als gevolg hiervan is de voorbereidingstijd om de minimale financiering voor de oprichting van Europese onderzoeksinfrastructuren rond te krijgen relatief lang, hetgeen vragen oproept over hun duurzaamheid op de lange termijn. Dit geldt niet alleen voor het ERIC, maar voor alle Europese onderzoeksinfrastructuren 25 . Een betere synchronisatie en meer transparantie en onderlinge afstemming tussen de lidstaten, geassocieerde landen en andere derde landen die zijn betrokken bij de voorbereiding van het opzetten van nieuwe Europese onderzoeksinfrastructuren zouden het uitvoeringsproces aanzienlijk versnellen en ook de duurzaamheid van deze onderzoeksinfrastructuren kunnen verbeteren wanneer zij de operationele fase bereiken en hun diensten beginnen aan te bieden.

Indien vertegenwoordigers van het ministerie en de financieringsorganen vanaf het allereerste begin betrokken zouden zijn bij de voorbereiding van de oprichting van ERIC's, zouden onnodige vertragingen later in de voorbereidingsfase kunnen worden voorkomen, wanneer de locatie, de financiële bijdragen en de verplichtingen van de partners moeten worden vastgelegd voordat een formeel ERIC-verzoek kan worden ingediend. In de ERIC-verordening wordt geen uiterste termijnen bepaald voor het aanvraagproces, maar dergelijke vertragingen kunnen wel negatieve gevolgen hebben voor de duurzaamheid, aangezien de begrotingsprocedures van de verschillende toekomstige leden nog meer complexiteit kunnen toevoegen aan de oprichting van het ERIC op het moment dat potentiële leden steun kunnen toekennen.

Bovendien leidt het horizontale karakter van veel Europese onderzoeksinfrastructuren in diverse gevallen tot een complexer besluitvormingsproces bij de toekomstige leden, aangezien daarbij verschillende ministeries en financieringsorganen moeten worden betrokken, bijvoorbeeld op gebieden als gezondheidszorg, onderzoek en innovatie, mariene aangelegenheden, milieu en energie.

De bepalingen uit de btw- en accijnsrichtlijnen en de richtlijn betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten waarnaar wordt verwezen in de ERIC-verordening vereisen de facto dat in de lidstaten, geassocieerde landen en andere betrokken derde landen meerdere ministers, waaronder die van financiën en buitenlandse zaken, worden betrokken bij het opstellen en de goedkeuring van het ERIC-verzoek. De ervaringen die zijn opgedaan met de oprichting van de negentien ERIC's laten zien dat lidstaten en geassocieerde landen zich bewuster zijn geworden van deze complexiteit en interne besluitvormingsprocedures hebben opgezet om het interne goedkeuringsproces beter te structureren en te versnellen.

Ten slotte heeft het Verenigd Koninkrijk tijdens de verslagperiode op 29 maart 2017 ingevolge artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kennisgeving gedaan van zijn voornemen zich uit de Unie terug te trekken. Dit betekent dat de Verdragen niet meer van toepassing zullen zijn op het Verenigd Koninkrijk vanaf de datum dat het terugtrekkingsakkoord in werking treedt of, indien dat niet gebeurt, twee jaar na de kennisgeving, tenzij de Raad, in overleg met het Verenigd Koninkrijk, besluit deze periode te verlengen.

Bijgevolg zullen de uitvoeringsbesluiten van de Commissie tot oprichting van ERIC's, onverminderd eventuele bepalingen van het terugtrekkingsakkoord, slechts van toepassing zijn totdat het Verenigd Koninkrijk geen lidstaat meer is. Sinds de kennisgeving van het Verenigd Koninkrijk is een overeenkomstige formulering opgenomen in de preambule van uitvoeringsbesluiten van de Commissie tot oprichting van ERIC's waarbij het Verenigd Koninkrijk als gastlidstaat optreedt of lid is 26 .

6.De rol van de diensten van de Commissie

De diensten van de Commissie blijven het uitvoeringsproces van de ERIC-verordening vergemakkelijken door de vergaderingen van het ERIC-comité, die drie tot vier keer per jaar worden gehouden, te organiseren en voor te zitten. Behalve voor adviesverlening over formele ERIC-verzoeken ingevolge de ERIC-verordening dienen deze bijeenkomsten om informatie te verstrekken en uit te wisselen over lopende ERIC-verzoeken alsmede over de interne maatregelen die lidstaten en geassocieerde landen hebben ingevoerd met betrekking tot het besluitvormingsproces over ERIC-lidmaatschap. Daarnaast worden lidstaten en geassocieerde landen door het comité op de hoogte gebracht van de tijdschema's voor het oprichten van individuele ERIC's, de te verwachten schaal van financiering, de diensten en andere activiteiten die moeten worden ontwikkeld en de mogelijkheden voor deelname. Ten slotte begon het ERIC-comité in 2017 presentaties te ontvangen van bestaande ERIC's over hun resultaten met betrekking tot wetenschap en technologische ontwikkeling en de impact die zij hebben op gemeenschappen van wetenschappelijke gebruikers en beleidsmakers. Ook wordt in deze presentaties beschreven hoe zij de uitdagingen het hoofd hebben geboden die samenhangen met de exploitatie van de ERIC's in de nationale administratieve systemen waarbinnen deze functioneren.

In 2015 zijn herziene praktische ERIC-richtsnoeren gepubliceerd op basis van de ervaring die is opgedaan sinds 2009, toen de ERIC-verordening werd aangenomen, en de lessen die zijn geleerd. Deze richtsnoeren zullen in 2018 worden geactualiseerd zodat zij de laatste ontwikkelingen weerspiegelen.

De diensten van de Commissie blijven duidelijkheid verschaffen met betrekking tot een brede reeks vragen van lidstaten, bestaande en toekomstige ERIC-exploitanten en andere belanghebbenden over de bepalingen van de ERIC-verordening, zoals de juridische aard van de aansprakelijkheid van de leden, btw- en accijnsvrijstellingen, het creëren van spin-offs, het toepasselijke recht, met name in het geval van verspreide infrastructuren met knooppunten en personeel in verschillende landen, de liquidatie van een ERIC en de rol van de nationale rechter in dat proces.

De diensten van de Commissie hebben in 2013 de modellen beschikbaar gesteld die nodig zijn voor verklaringen van erkenning van ERIC's door derde landen en intergouvernementele organisaties, waardoor het proces om gastlidstaat (alleen voor geassocieerde landen) of lid van een ERIC te worden, werd verduidelijkt en vereenvoudigd. Tot nu toe hebben twee landen, Israël en Servië, een dergelijke verklaring van erkenning, die nodig is om lid te worden van een ERIC, verstrekt.

De diensten van de Commissie blijven een actieve rol spelen bij de voorbereiding van ERIC-verzoeken door deel te nemen aan sommige vergaderingen van de raad van bestuur en andere voorbereidende vergaderingen van lidstaten en geassocieerde landen, waarbij zij mogelijke oplossingen aandragen en compromissen voorstellen tijdens discussies tussen de toekomstige partners. Deze punten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de governancestructuur van het ERIC, het beleid op het gebied van intellectueel eigendomsrecht of personele middelen en andere onderwerpen die ter sprake komen tijdens de afronding van de bepalingen van de statuten van het ERIC.

Nadat een ERIC is opgericht, vervullen de diensten van de Commissie een beperktere rol in de activiteiten van het ERIC, aangezien deze wordt bestuurd en aangestuurd door de ERIC-leden binnen de grensvoorwaarden van de ERIC-verordening en de statuten en uitvoeringsvoorschriften. De diensten van de Commissie mogen alleen optreden naar aanleiding van informatie over problemen die de verwezenlijking van de taak van het ERIC ernstig in gevaar zouden brengen of op verzoek van de leden van een ERIC, alsook op grond van het jaarlijkse verslag van het ERIC aan de Commissie, waarin is voorzien in de ERIC-verordening.

7.Voorlopige conclusies

De ERIC-verordening heeft bewezen dat het inderdaad de kloof tussen de traditionele, op verdragen gebaseerde internationale organisaties en de nationale juridische entiteiten bij de oprichting van Europese onderzoeksinfrastructuren heeft overbrugd.

Doordat de bepalingen van de statuten van de ERIC's betreffende bijvoorbeeld de toetreding, de besluitvorming en de behandeling van kwesties als aansprakelijkheid veel elementen gemeen hebben, heeft de ERIC-verordening de mogelijkheden voor de lidstaten, geassocieerde landen en derde landen om samenwerking of toetreding tot deze Europese onderzoeksinfrastructuren te overwegen sterk verruimd.

De aanvraagprocedure voor de ERIC-status en het gebruiksgemak van de consortia zijn verbeterd, maar kunnen nog verder worden geoptimaliseerd. De lidstaten, de wetenschappelijke gemeenschap en de diensten van de Commissie bevinden zich nog steeds in een leerproces waarin zij de praktische implicaties proberen te begrijpen van dit relatief nieuwe rechtsinstrument.

Er moet echter aandacht worden besteed aan een aantal terugkerende en beleidskwesties, zodat het juridische ERIC-instrument daadwerkelijk succesvol kan zijn in de ondersteuning van het Europees onderzoek. Op deze kwesties wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan.

8.Terugkerende kwesties en volgende stappen

Op basis van de ervaring die is opgedaan met het aanvraagproces voor de oprichting van een ERIC en naar aanleiding van het stijgende aantal ERIC's dat wordt opgericht, moeten de lidstaten en de diensten van de Commissie een aantal terugkerende kwesties aanpakken. Deze hebben betrekking op de werkwijzen van de Commissie en de lidstaten, bijvoorbeeld de vraag hoe ERIC's in de nationale juridische en administratieve systemen of in andere registers kunnen worden geregistreerd, zodat een ERIC, bij deelname als begunstigde of coördinator van subsidies, door de diensten van de Commissie naar behoren kan worden erkend en in de lidstaten bankrekeningen kan openen en terugbetaling van btw- en accijnzen kan aanvragen. Aangezien ERIC's een vorm van publiek-private samenwerking zijn, moet daarnaast de status van hun personeel worden verduidelijkt in de nationale administratieve systemen, omdat deze van invloed is op loonschalen, aspecten van de inkomstenbelasting en de personeelskosten van het ERIC.

Een andere terugkerende kwestie houdt verband met mogelijke btw-vrijstellingen voor bijdragen in natura aan het ERIC, aangezien leden van een ERIC er in veel gevallen de voorkeur aan geven hun bijdrage aan het ERIC deels in natura te doen in plaats van in de vorm van geldbijdragen. Het Comité voor de belasting over de toegevoegde waarde heeft verscheidene malen gesproken over de kwestie van btw-vrijstelling voor ERIC's, wat heeft geleid tot richtsnoeren die tijdens de 101e bijeenkomst van het comité op 20 oktober 2014 27 zijn aangenomen. In de richtsnoeren wordt bepaald dat geen btw-vrijstelling wordt toegekend voor goederen en diensten die worden verworven door vertegenwoordigende entiteiten 28 , zelfs niet als die goederen of diensten worden verworven om ze aan het ERIC te doneren als bijdrage in natura. Tegelijkertijd heeft de Raad Concurrentievermogen in zijn conclusie van 5 december 2014 de Commissie en de lidstaten verzocht passende maatregelen te nemen om het gebruik van het ERIC-instrument te vergemakkelijken en investeringen in ERIC's en andere infrastructuren in het kader van de ESFRIroutekaart te stimuleren, bijvoorbeeld door middel van bijdragen in natura.

De kwestie van de verlening van btw-vrijstelling aan de leden van een ERIC staat wederom op de agenda van het Comité voor de belasting over de toegevoegde waarde 29 voor de bijeenkomst in april 2018 om verdere verduidelijking en richtsnoeren te verschaffen.

De kwestie van activiteiten met of zonder winstoogmerk moet ook nog steeds nader worden verduidelijkt, aangezien er in toenemende mate "innovatieve" en "sociaal-economische" resultaten van de activiteiten van onderzoeksinfrastructuren worden geëist ter rechtvaardiging van de investeringen van hun leden.

Ook de sociaaleconomische impact moet aan bod komen, in het kader van de vraag hoe ERIC's kunnen bijdragen aan de uitvoering van slimme-specialisatiestrategieën en aan de sociaaleconomische ontwikkeling van regio's, en daardoor mogelijk ook in aanmerking komen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO).

ERIC's spelen een belangrijke rol in de defragmentatie van Europees onderzoek door op geharmoniseerde en gestructureerde wijze Europese onderzoeksinfrastructuren te creëren die in de hele Unie diensten ontwikkelen en aanbieden. Dit vergroot de transparantie met betrekking tot de verzameling van gegevens, de toegang tot gegevens en instrumenten en het onderhoud van gegevens en diensten voor gebruikers. Dit is niet alleen bedoeld om wetenschappelijke gemeenschappen beter te ondersteunen, maar kan ook leiden tot empirisch gefundeerde beleidsvorming op gebieden als gezondheidszorg, energie, milieu en sociaal en cultureel innovatiebeleid.

Er zijn nu statutaire ERIC-zetels in 10 landen en naar verwachting zullen in de nabije toekomst meer lidstaten en geassocieerde landen als gastland van een ERIC optreden. De lidstaten en geassocieerde landen zouden bij de voorbereiding van het opzetten van nieuwe ERIC's moeten overwegen de statutaire zetels in de Europese Unie op de langere termijn geografisch evenwichtiger te spreiden.

Onderzoeksinfrastructuren kunnen een belangrijke rol spelen in internationale samenwerking, bv. met de Afrikaanse Unie, Latijns-Amerikaanse en Caribische landen, Australië, Rusland, de VS en Canada en in samenwerking in het kader van de Verenigde Naties, door gegevens, diensten en toegang te verschaffen. De Commissie promoot ERIC's en andere Europese onderzoeksinfrastructuren in bilaterale samenwerkingsmechanismen zoals de Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische Staten (Celac).

In de context van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) en het GSF (Global Science Forum) is ook gesproken over het ERIC als model voor een nieuw juridisch instrument dat met name zou kunnen bijdragen aan de totstandbrenging van internationaal verspreide onderzoeksinfrastructuren. Het GSF heeft echter besloten het voorstel van de Commissie om het gebruik van het ERIC als mogelijk model te analyseren, niet ten uitvoer te leggen, omdat men van mening was dat het te complex was.

Aangezien internationale onderzoeksinfrastructuurconsortia een ander belangrijk instrument kunnen vormen voor de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, is de Commissie voornemens, in voorkomend geval, leden van internationale fora uit te nodigen te analyseren of het mogelijk is een specifiek juridisch instrument te creëren voor de oprichting van dergelijke onderzoeksconsortia, die de kloof zouden kunnen dichten tussen op verdragen gebaseerde organisaties en nationale organisaties, zoals het ERIC dat in de Europese Unie heeft gedaan.

(1)    PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1.
(2)    PB L 326 van 6.12.2013, blz. 1.
(3)    COM(2014) 460 final.
(4)    PB L 71 van 18.3.2011, blz. 20.
(5)    PB L 64 van 3.3.2012, blz. 13.
(6)    PB L 298 van 8.11.2013, blz. 38.
(7)    PB L 320 van 30.11.2013, blz. 44.
(8)    PB L 320 van 30.11.2013, blz. 63.
(9)    PB L 324 van 5.12.2013, blz. 8.
(10)    PB L 136 van 9.5.2014, blz. 35.
(11)    PB L 184 van 25.6.2014, blz. 49.
(12)    PB L 239 van 12.8.2014, blz. 64.
(13)    PB L 363 van 18.12.2014, blz. 156.
(14)    PB L 225 van 28.8.2015, blz. 16.
(15)    PB L 303 van 20.11.2015, blz. 19.
(16)    PB L 268 van 1.10.2016, blz. 113.
(17)    PB L 76 van 22.3.2017, blz. 35.
(18)    PB L 149 van 13.6.2017, blz. 85.
(19)    PB L 149 van 13.6.2017, blz. 91.
(20)    PB L 173 van 6.7.2017, blz. 47.
(21)    PB L 51 van 23.2.2018, blz. 17.
(22)    PB L 82 van 26.3.2018, blz. 8.
(23)    Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 72/2015 van 20 maart 2015 tot wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (PB L 129 van 19.5.2016, blz. 85).
(24)    Het gaat hierbij om CESSDA – Consortium of European Social Science Data Archives and ECCSEL – European Carbon Dioxide Capture en Storage Laboratory Infrastructure.
(25)    Zie bijvoorbeeld het werkdocument van de diensten van de Commissie uit 2017 "Sustainable European Research Infrastructures – A call for action", https://ec.europa.eu/research/infrastructures/pdf/ri_policy_swd-infrastructures_2017.pdf
(26)    Zie bijvoorbeeld PB L 173, 6.7.2017, blz. 47, tweede en derde overweging.
(27)    Werkdocument nr. 828 definitief.
(28)    Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de ERIC-verordening kan een "vertegenwoordigende entiteit" een lid van een ERIC vertegenwoordigen met het oog op de uitoefening van bepaalde rechten en de tenuitvoerlegging van welbepaalde verplichtingen.
(29)    Werkdocument nr. 946.
Top