EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AE5295

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit); Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen); Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten); Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen; Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen; Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten; Verordening (EU) 2015/760 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen; Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, en Verordening (EU) 2017/1129 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten (COM(2017) 536 final — 2017/0230 (COD)) en een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten en van Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (COM(2017) 537 final — 2017/0231 (COD)) en een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1092/2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (COM(2017) 538 final — 2017/0232 (COD))

EESC 2017/05295

OJ C 227, 28.6.2018, p. 63–69 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 227/63


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit); Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen); Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten); Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen; Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen; Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten; Verordening (EU) 2015/760 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen; Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten, en Verordening (EU) 2017/1129 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten

(COM(2017) 536 final — 2017/0230 (COD))

en

een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten en van Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)

(COM(2017) 537 final — 2017/0231 (COD))

en

een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1092/2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s

(COM(2017) 538 final — 2017/0232 (COD))

(2018/C 227/09)

Rapporteur:

Daniel MAREELS

Raadpleging

Raad van de Europese Unie, COM(2017) 538 final: 23.10.2017, COM(2017) 536 final: 22.11.2017 en COM(2017) 537 final: 29.11.2017

Europees Parlement, COM(2017) 538 final: 26.10.2017, COM(2017) 536 final: 16.11.2017 en COM(2017) 537 final: 16.11.2017

Rechtsgrondslag

Artikelen 114 en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

29.1.2018

Goedkeuring door de voltallige vergadering

15.2.2018

Zitting nr.

532

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

156/0/5

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC verwelkomt de Commissievoorstellen tot verscherping van het toezicht in de KMU, waarvan het de doelstellingen integraal onderschrijft. Met deze voorstellen wordt niet alleen een nieuwe, belangrijke stap gezet in het streven naar meer integratie en convergentie door de aansterking van het geïntegreerd toezicht in de kapitaalmarktenunie (KMU), maar wordt eveneens gewerkt aan de realisatie van grotere doelstellingen.

1.2.

Inderdaad, in de eerste plaats brengen ze nieuwe bouwstenen aan voor de realisatie van een KMU in de EU, waarvan de snelle totstandkoming ten zeerste wenselijk is. Op haar beurt moet die KMU, samen met de bankenunie, bijdragen tot de verdere verdieping en voltooiing van de EMU. Meer globaal moet een en ander ook een sterkere positionering van de EU en de lidstaten in een wijzigende mondiale context in de hand werken.

1.3.

Het belang van een goed werkende KMU mag niet worden onderschat nu zij een belangrijke bijdrage kan leveren aan grensoverschrijdende private risicodeling. Die moet de lidstaten beter bestand maken tegen asymmetrische schokken in tijden van crisis. Om dat doel te kunnen bereiken is het noodzakelijk dat die markten veilig, stabiel en schokbestendig zijn. Meer geïntegreerd toezicht, zowel op micro- als op macroprudentieel vlak speelt daarbij een cruciale rol.

1.4.

Het is derhalve van groot belang, en prioritair, dat de weg verder wordt geëffend voor meer grensoverschrijdende marktverrichtingen, die moeten kunnen gebeuren zonder nationale en andere obstakels, hindernissen en ongelijkheden en tegen een lagere kostprijs. Een gelijk speelveld is onontbeerlijk en regelgevingsarbitrage heeft daarin geen plaats. Ondernemingen moeten de mogelijkheden tot financiering beter en gemakkelijker kunnen benutten, met minder administratieve lasten en tegen een lagere kostprijs.

1.5.

Van hun kant moeten consumenten en beleggers meer en betere keuze krijgen en een grotere bescherming genieten. Uiteindelijk komt het er voor het Comité op neer dat meer „vertrouwen” in de markten een doelstelling moet zijn voor alle stakeholders, waaronder ook de toezichthouders. Dat vertrouwen kan ook worden aangewakkerd door te streven naar meer duurzame financiering in lijn met internationale werkzaamheden en overeenkomsten. Dat dient ook zijn weerslag te vinden in het toezicht.

1.6.

De nieuwe toezichtsomgeving dient gekenmerkt te worden door de permanente zorg voor de grootst mogelijke duidelijkheid en rechtszekerheid voor allen. Het komt erop aan de juiste balans te vinden in de bevoegdheden van nationale en Europese toezichthouders en waar mogelijk subsidiariteit en proportionaliteit te laten spelen, zeker nu in de opbouwfase van de KMU en ter wille van de diversiteit van de marktoperatoren en inzonderheid de kleine. Dat geldt ook voor lokale verrichtingen. Tegelijk moeten onduidelijkheden, overlappingen en andere toestanden in het vlak van het toezicht die de realisatie van die unie in de weg staan of ernstig hinderen worden geweerd.

1.7.

Het komt er eveneens op aan een oog op de toekomst te houden zodat nieuwe ontwikkelingen en moderne technologieën, zoals fintech, binnen een gelijk speelveld voor alle operatoren, ook een correcte en veilige toepassing in de financiële omgeving kunnen vinden.

1.8.

Bij de uitwerking van het geïntegreerd toezicht is het zaak dat gestreefd wordt naar convergentie en onderlinge afstemming, en daarbij moeten, in lijn met de Refit-benadering, effectiviteit en efficiëntie vooropstaan. De versterking van de capaciteit van de Europese toezichthouders om eigen impactstudies te doen kan daarbij van nut zijn. Daarnaast moet er ook ruim aandacht zijn voor het kostenaspect. Wanneer een deel van de kosten rechtstreeks ten laste van de particuliere sector worden gelegd, dient men oog te hebben voor budgettaire discipline en duplicatie van aanrekeningen moet worden vermeden. Eventuele wijzigingen dienen transparant te gebeuren en in elk geval is een adequate controle over de globale middelen aangewezen. De industrie dient daar op passende wijze bij betrokken te worden.

1.9.

Net zoals nu het geval is moet ook bij toekomstige stappen vooruit gesteund worden op dialoog en overleg met alle instanties en andere stakeholders, evenals op publieke consultaties van alle geïnteresseerden. Dergelijke aanpak is heel belangrijk voor het Comité aangezien die het mogelijk maakt ten aanzien van concrete situaties de best mogelijke resultaten te bereiken die kunnen steunen op de ruimst mogelijke instemming.

1.10.

Deze voorstellen betekenen een belangrijke stap voorwaarts, maar vormen niet het eindpunt. Voor het EESC komt het erop aan verder te streven naar de uiteindelijke doelstelling van een gemeenschappelijke toezichthouder, zoals ook vermeld in het „Verslag van de vijf voorzitters”. Eens de huidige voorstellen gerealiseerd zijn komt het erop aan daaraan intelligent en gestaag verder te werken, overeenkomstig wat hoger is gezegd.

1.11.

Het Comité schaart zich ten volle achter het voorstel om bepaalde toezichtsbevoegdheden in het vlak van de verzekeringen over te hevelen van de nationale toezichthouders naar het Europees niveau nu die bijdragen tot een grotere convergentie in het toezicht en een gelijk speelveld voor alle marktdeelnemers in de hand werken.

2.   Achtergrond (1)

2.1.

Wanneer het gaat over het opbouwen van een KMU, is de vaststelling op dit ogenblik dat Europa reeds beschikt over consistent toezicht voor de banksector via het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme binnen de bankenunie, waaraan 19 lidstaten deelnemen, terwijl het toezicht op de kapitaalmarkten in dezelfde EU, op enkele uitzonderingen na, op nationaal niveau plaatsvindt.

2.2.

Het is duidelijk dat deze toestand niet in lijn ligt met de principes die aan deze KMU — en ook bankenunie — ten grondslag liggen. Verder mag niet uit het oog verloren worden dat de nagestreefde financiële integratie niet alleen de EMU ten goede komt maar alle lidstaten.

2.3.

Nu de voltooiing van de KMU een prioriteit is van de huidige Europese Commissie, wordt er prioritair werk van gemaakt om het toezicht meer in lijn te brengen met de principes van de KMU en de financiële integratie in een veranderende omgeving. Die actie werd trouwens al aangekondigd in de recente tussentijdse evaluatie van de KMU (2).

2.4.

Concreet presenteerde de Commissie op 20 september 2017 een mededeling (3) en drie wetgevingsvoorstellen die voorzien in wijzigingen in twee richtlijnen en negen verordeningen (4). De voorgestelde maatregelen gelden voor alle lidstaten.

2.5.

Deze voorstellen strekken tot een versterking en verdere integratie van het huidige toezichtkader van de EU, met name door:

2.5.1.

een betere coördinatie van het toezicht, middels

2.5.1.1.

een gerichte versterking in de gehele EU van het macroprudentieel toezicht dat in handen is van het Europees Comité voor systeemrisico’s;

2.5.1.2.

meer convergentie van het toezicht door het versterken van de bestaande bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten;

2.5.1.3.

het verbeteren van de procedures van de Europese toezichthoudende autoriteiten voor het opstellen van richtsnoeren en aanbevelingen om rekening te houden met het belang van deze instrumenten;

2.5.1.4.

toe te staan dat de Europese Autoriteit voor effecten en markten transactiegegevens rechtstreeks van marktdeelnemers ontvangt;

2.5.1.5.

het vergroten van de rol van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa) bij de coördinatie van de goedkeuring van interne risicometingsmodellen van verzekeraars en herverzekeraars.

2.5.2.

Een uitbreiding van de rechtstreekse toezichtsbevoegdheden van de ESMA;

2.5.2.1.

de nieuwe domeinen van toezicht op kapitaalmarkten betreffen vooral die waarin direct toezicht grensoverschrijdende hindernissen kan wegnemen en verdere marktintegratie kan bevorderen. Dit kan worden gezien als een stap in de richting van een gemeenschappelijke toezichthouder.

2.5.3.

Een verbetering van de governance en de financiering van de toezichthoudende autoriteiten;

2.5.3.1.

ter zake de governancestructuur wordt een onderscheid gemaakt tussen de bevoegdheden van de nationale autoriteiten en de Europese toezichthouders. Eerstgenoemden blijven de algemene koers uitzetten en beslissen over regelgevingskwesties, terwijl laatstgenoemden zullen zorgen voor EU-gerichte beslissingen inzake de coördinatie van toezichtpraktijken;

2.5.3.2.

met betrekking tot de financiering wordt gestreefd naar een diversificatie. Naast de overheden is het de bedoeling dat ook sector- en marktdeelnemers een deel van de middelen zullen moeten opbrengen.

2.5.4.

Het vereisen van de Europese toezichthoudende autoriteiten dat zij, bij het uitvoeren van taken binnen hun respectieve mandaten, rekening houden met ecologische, sociale en governancefactoren, en met fintech-gerelateerde kwesties;

2.5.4.1.

als een eerste stap wordt de rol van Europese toezichthoudende autoriteiten bij de beoordeling van milieu-, sociale en governancerisico’s verduidelijkt en versterkt teneinde de stabiliteit van de Europese financiële sector op lange termijn en de voordelen voor een duurzame economie te bewerkstelligen (5);

2.5.4.2.

inzake fintech is het zo dat regelgevers en toezichthouders in de gelegenheid moeten worden gesteld zich met deze technologieën vertrouwd te maken en de mogelijkheid krijgen nieuwe regelgeving en toezicht te ontwikkelen onder meer door samen te werken met deze bedrijven (6).

2.6.

Daarnaast is een voorstel (7) bekendgemaakt, dat voorziet in de overdracht naar de Europese toezichthouders van een aantal toezichtstaken die momenteel nog bij de nationale bevoegde autoriteiten berusten. Die betreffen vooral de verzekeringssector.

2.6.1.

Met betrekking tot ESMA betreft het in essentie de overheveling van de bevoegdheid tot aflevering van de vergunning van en het toezicht op aanbieders van datarapporteringsdiensten, alsmede de bevoegdheden om informatie in dat vlak te verzamelen.

2.6.2.

Wat betreft Eiopa, gaat het erom haar een grotere rol te verlenen in de convergentie van het toezicht op het gebied van aanvragen voor gebruik van interne risicometingsmodellen, alsook wijzigingen met betrekking tot de informatie-uitwisseling over deze aanvragen van modellen, de mogelijkheid om ter zake adviezen uit te brengen, alsook om op te treden bij de beslechting van geschillen tussen toezichthoudende autoriteiten.

3.   Commentaren

3.1.

Globaal kaderen de voorliggende Commissievoorstellen in het ruimer opzet van de totstandbrenging van een KMU waarvan het grote en actuele belang zonder meer buiten kijf staat. Wat dat betreft, is het EESC „groot voorstander van deze Unie en ambitieus als het aankomt op de realisatie ervan”. De spoedige totstandkoming ervan is van groot belang (8). Overigens hebben ook de Europese Raad (9) en het Europees Parlement (10) regelmatig opgeroepen om werk te maken van de voltooiing van de KMU.

3.2.

Voor het Comité moet de KMU op zijn beurt geplaatst worden in het ruimere kader van de internationale positionering van Europa in een wijzigende mondiale context, de verdere verdieping en voltooiing van de EMU en — last but not least — de verdere financiële integratie tussen alle lidstaten van de Unie.

3.3.

Bedoelde verdere financiële integratie is van bijzonder belang omdat grensoverschrijdende private risicodeling daardoor wordt vergemakkelijkt en in de hand gewerkt. Zoals is gebleken in de recente crisis moet dat lidstaten beter bestand maken tegen asymmetrische schokken in tijden van crisis.

3.4.

Ook kan de KMU „een substantiële bijdrage leveren in de bestendiging van het economisch herstel en mee zorgen voor groei, investeringen en jobs. Dit ten voordele zowel van alle lidstaten individueel als van de EU in haar geheel. […] Op zijn beurt moet dat bijdragen tot de gewenste grotere stabiliteit, veiligheid en schokbestendigheid zowel van het economisch als het financieel bestel” (11).

3.5.

Het Comité verwelkomt dan ook de huidige voorstellen om het Europees toezichtsmechanisme te versterken en te integreren, en het feit dat die er snel zijn gekomen. Het komt er nu ook op aan er werk van te maken. Er kan overigens herinnerd worden aan andere eerdere initiatieven die eveneens aan deze doelstellingen bijdragen, en waarover het EESC zich eveneens positief heeft uitgelaten. Aldus, onder meer aan de voorstellen inzake een meer geïntegreerd toezichtsmechanisme voor centrale tegenpartijen (12) en die inzake PEPP (13) waarin een belangrijke rol voor Eiopa is voorzien.

3.6.

Zoals al eerder gesteld „is het Comité verheugd dat toezicht centraal zal staan bij de inspanningen om de KMU uit te bouwen. Toezicht op Europees niveau heeft een cruciale rol te spelen, zowel als het aankomt op veiligheid en de stabiliteit , als wanneer het gaat om het realiseren van de gewenste marktintegratie en het wegwerken van obstakels, hindernissen en ongelijkheden in de KMU ” (14). Binnen het bovenvermelde kader raken deze doelstellingen aan de kern van de zaak en die moeten derhalve altijd vooropstaan en aanwezig zijn.

3.7.

Voor het Comité komt het erop aan dat de vooropgestelde regels een concrete en directe bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen en positieve gevolgen opleveren voor alle betrokkenen en in alle lidstaten.

3.8.

In die zin onderschrijft het Comité wat daaromtrent gesteld wordt in de mededeling. Daarin luidt het dat het „van cruciaal belang is de bevoegdheid van de Europese toezichthoudende autoriteiten uit te breiden om een consistent toezicht en uniforme handhaving van de gemeenschappelijke regels te waarborgen. Dit zal bijdragen tot goed functionerende kapitaalmarkten door hindernissen voor grensoverschrijdende beleggingen weg te nemen, het ondernemingsklimaat te vereenvoudigen en de compliancekosten te verlagen die uit divergerende implementatie voortvloeien voor bedrijven die op grensoverschrijdende basis werken. Vanuit het oogpunt van de belegger dragen consistent toezicht en uniforme handhaving van de regels bij tot een betere bescherming van beleggers en een groter vertrouwen in de kapitaalmarkten” (15). Vergelijkbare toezichts-standaarden in alle Europese lidstaten zijn noodzakelijk om deze doelstellingen te bereiken.

3.9.

Bij de uitbreiding van de toezichtsbevoegdheden moet ook gestreefd worden naar de grootst mogelijke duidelijkheid en rechtszekerheid voor allen, zowel de Europese en de nationale toezichthouders als de ondernemingen onder toezicht. De voorziene controlemaatregelen moeten adequaat zijn.

3.10.

De juiste balans in de bevoegdheden van de nationale en de Europese toezichthouders moet worden gezocht. Het komt er prioritair op aan grensoverschrijdende verrichtingen en operaties in de best mogelijke omstandigheden mogelijk te maken en hinderpalen daartoe dienen te verdwijnen. In andere gevallen moet worden onderzocht of het toezicht niet lokaal kan blijven, zeker nu we ons in de opbouwfase van de KMU bevinden en gelet op de diversiteit van de marktoperatoren en inzonderheid de kleine. Proportionaliteit en subsidiariteit moeten waar mogelijk in overweging worden genomen. Dat geldt ook voor lokale verrichtingen, waarvoor nationale toezichthouders dichter bij de markt staan. Regelgevingsarbitrage, overlappingen in het toezicht, specifieke nationale regels en „goldplating” dienen maximaal te worden geweerd, zeker wanneer ze de realisatie van de KMU in de weg staan of ernstig hinderen.

3.11.

Verder moet er ook gestreefd worden naar een goed evenwicht tussen de mogelijkheid om grensoverschrijdend financiële diensten of instrumenten aan te bieden, wat zeer belangrijk is (cf supra grensoverschrijdende private risicodeling) en de bescherming van de investeerders en consumenten. Het belang hiervan neemt toe nu meer en meer verrichtingen niet meer op de traditionele „face to face” wijze maar wel „op afstand” (16) gebeuren. Uiteindelijk zouden (potentiële) klanten dezelfde graad van informatie en bescherming moeten kunnen genieten en dat ongeacht de plaats waar de verstrekker (van de dienst of het instrument) gevestigd is en de wijze waarop wordt gehandeld.

3.12.

Het Europees toezicht kan ook niet zonder ruime aandacht voor de bescherming van de consumenten en beleggers. Zij moeten meer en betere keuzes krijgen en een grotere bescherming genieten. Aldus is het noodzakelijk dat er ook basisproducten zonder risico’s worden aangeboden. Er dient aandacht te zijn voor de samenhang met andere initiatieven (17) en de tenuitvoerlegging van nieuwe regelgeving mag niet nadelig zijn voor de consument. Uiteindelijk komt het er voor het Comité op neer dat meer „vertrouwen” in de markten een doelstelling moet zijn voor alle stakeholders, waaronder ook de toezichthouders. Dat vertrouwen kan ook worden aangewakkerd door te streven naar meer duurzame financiering in lijn met internationale werkzaamheden en overeenkomsten.

3.13.

Op dezelfde manier komt er eveneens op aan een oog op de toekomst te houden zodat nieuwe ontwikkelingen en moderne technologieën, zoals fintech, toepassing kunnen vinden in de financiële omgeving. Het potentieel daarvan moet worden aangesproken, maar dat mag niet ten koste gaan van de veiligheid. Een gelijk speelveld voor alle operatoren, ongeacht de wijze waarop ze optreden, is noodzakelijk.

3.14.

Het vele werk geleverd door de Europese toezichthouders voor wat betreft het ontwikkelen van wetgevende standaarden dient te worden onderlijnd en gewaardeerd. Daarbij is het van belang dat er in de toekomst nog meer wordt gestreefd naar convergentie en onderlinge afstemming, om op de best mogelijke manier gebruik te maken van de beschikbare middelen. Evenmin mag het belang van een goede toepassing van de Europese wetgeving uit het oog worden verloren.

3.15.

Bij de uitwerking van deze en toekomstige maatregelen dient de Refit-benadering in dit vlak inspirerend te werken: effectiviteit en efficiëntie moeten vooropstaan, naast het streven naar een zo goedkoop mogelijke manier om de gewenste resultaten te bereiken. Refit houdt zaken simpel, verwijdert overbodige lasten en past regels aan zonder afbreuk te doen aan de doelstellingen van het beleid.

3.16.

In dat verband zou de versterking van de capaciteit van de Europese toezichthouders om eigen impactstudies uit te voeren kunnen worden overwogen, aangezien dit hen de mogelijkheid biedt om de implementatiekosten en efficiëntie van de door hen opgestelde standaarden te analyseren, waar mogelijk ook rekening houdend met het proportionaliteitsbeginsel. Voor die studies zou ook nog uitgebreider en meer structureel beroep kunnen worden gedaan op verschillende bestaande stakeholder groeperingen om kennis en ervaringen vanuit het bedrijfsleven te vergaren.

3.17.

Om hun opdracht naar behoren te kunnen uitvoeren, moeten de Europese toezichthouders een beroep kunnen doen op de middelen die nodig zijn voor hun taken. Die zijn momenteel deels afkomstig van het Europese budget, en deels van de nationale toezichthouders. Elke wijziging en onder meer die om een deel van de kosten voor indirect toezicht rechtstreeks ten laste te leggen van de particuliere sector dient oog te hebben voor budgettaire discipline en de duplicatie van aanrekeningen dient te worden vermeden. Financiële entiteiten dragen in de huidige structuur reeds bij tot de middelen van de Europese toezichthouders, via de bijdrage van hun nationale toezichthouder. De bijdrage door de financiële entiteiten aan de nationale en Europese toezichthouders dient dus te worden herverdeeld, en een verdere algemene toename in toezichtskost dient vermeden te worden. Eventuele latere wijzigingen moet gebaseerd zijn op zo veel mogelijk transparantie, en rigoureuze controlemechanismen moeten worden ingebouwd. Ook moet een adequate controle over de globale middelen worden voorzien. Die moet mede, en op passende wijze, door de financiële industrie worden uitgeoefend.

3.18.

Deze voorstellen betekenen ongetwijfeld een belangrijke stap voorwaarts, maar nog niet het eindpunt. Het Comité onderschrijft wat daaromtrent gesteld is in de recente discussienota over de verdieping van de EMU (18) en met name dat „de geleidelijke versterking van het toezichtskader uiteindelijk moet leiden tot een gemeenschappelijke Europese toezichthouder op de kapitaalmarkten”. Die finale doelstelling wordt eveneens aangereikt in het „verslag van de vijf voorzitters” (19) van midden 2015.

3.19.

De huidige voorstellen zijn gebaseerd op een gefaseerde aanpak. Die benadering lijkt bijzonder op zijn plaats, zeker op dit ogenblik in de fase van opbouw van de KMU (20) en rekening houdend met zowel de uiteenlopende toestand en de ambities in de lidstaten als de talrijke globale economische, technologische en andere politieke uitdagingen en ontwikkelingen die zich aandienen.

3.20.

Het Comité is er eveneens mee ingenomen dat voor de voorstellen gesteund is op de door de Europese toezichthouders opgedane operationele ervaring, het werk van de Commissie en de aanbevelingen van het Europees parlement evenals op een intense dialoog met alle stakeholders en een ruime publieke consultatie bij alle geïnteresseerden. Het Comité vindt deze aanpak juist en aangewezen. Hij maakt het mogelijk ten aanzien van concrete omstandigheden de best mogelijke resultaten na te streven, die kunnen steunen op de ruimst mogelijke instemming. Daarom stelt het uitdrukkelijk voor dat die benadering in de toekomst verder wordt gehanteerd zowel om de regelgeving regelmatig te evalueren als wanneer nieuwe stappen in de richting van de finale doelstelling (cf supra) worden gezet.

3.21.

Op elk ogenblik moet het creëren van een gelijk speelveld op de financiële markten van de EU, zowel die binnen de eurozone als ten aanzien van de andere lidstaten, vooropstaan. Een gelijk speelveld moet ten andere eveneens worden vooropgesteld ten aanzien van aanbieders van buiten de EU. Dat kan alleen als de reglementering en het toezicht van die derde landen dezelfde doelstellingen als de EU inhouden.

3.22.

Het voorstel om bepaalde toezichtsbevoegdheden in het vlak van de verzekeringen over te hevelen van de nationale toezichthouders naar het Europees niveau schrijft zich in de wil om het toezicht op de financiële markten van de EU uit te breiden en zo de realisatie van de KMU in de hand te werken. Zij zullen bijdragen tot een grotere convergentie in het toezicht en een gelijk speelveld voor alle marktdeelnemers in de hand werken.

Brussel, 15 februari 2018.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Deze tekst is geïnspireerd op meerdere officiële publicaties en onder meer afkomstig van de Raad en de Commissie. Zie onder meer http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-13447-2017-INIT/nl/pdf en http://europa.eu/rapid/press-release_IP-17-3308_fr.htm

(2)  Mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van het actieplan kapitaalmarktenunie, COM(2017) 292 final.

(3)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de verscherping van het geïntegreerd toezicht ter versterking van de kapitaalmarktenunie en de financiële integratie in een veranderende omgeving, COM(2017) 542 final.

(4)  Zie https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/banking-and-finance/financial-supervision-and-risk-management/european-system-financial-supervision_en#reviewoftheesfs

(5)  In 2018 zal een actieplan met regelgevende maatregelen worden bekendgemaakt.

(6)  Ook in dit vlak wordt een actieplan van de Commissie aangekondigd voor 2018.

(7)  Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten en van Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II), COM(2017) 537 final.

(8)  PB C 81 van 2.3.2018, blz. 117, punt 1.1.

(9)  Conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad van 22-23 juni 2017.

(10)  Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2015 over het opbouwen van een kapitaalmarktunie. Zie http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P8-TA-2015-0268+0+DOC+XML+V0//NL

(11)  PB C 81 van 2.3.2018, blz. 117., punt 1.3.

(12)  PB C 434 van 15.12.2017, blz. 63.

(13)  PB C 81 van 2.3.2018, blz. 139.

(14)  PB C 81 van 2.3.2018, blz. 117, punt 1.12..

(15)  Mededeling COM(2017) 542 final, blz. 5.

(16)  Bij voorbeeld via het internet.

(17)  Er kan hier onder meer gedacht worden aan het recente „Actieplan inzake financiële diensten voor de consument: Betere producten, meer keuze” van de Commissie. Zie daarover het EESC-advies „Financiële diensten voor de consument” (PB C 434 van 15.12.2017, blz. 51).

(18)  Document van 31 mei 2017, blz. 21. Zie https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/reflection-paper-emu_nl.pdf

(19)  Document van juni 2015, punt 3.2., blz. 14. Zie https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/5-presidents-report_nl.pdf

(20)  In de mededeling van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van het actieplan KMU (d.d. 7 juni 2017) worden nog 38 tegen 2019 aan te leveren bouwstenen voor de KMU vermeld (COM(2017) 292 final).


Top