EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016AE0642

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat vrijstellingen voor grondstoffenhandelaren betreft (COM(2015) 648 final — 2015/0295 (COD))

OJ C 264, 20.7.2016, p. 91–92 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 264/91


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat vrijstellingen voor grondstoffenhandelaren betreft

(COM(2015) 648 final — 2015/0295 (COD))

(2016/C 264/12)

Rapporteur:

John WALKER

De Raad en het Europees Parlement hebben op respectievelijk 12 januari 2016 en 18 januari 2016 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat vrijstellingen voor grondstoffenhandelaren betreft

(COM(2015) 648 final — 2015/0295 (COD)).

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 april 2016 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 27 en 28 april 2016 gehouden 516e zitting (vergadering van 27 april 2016) het volgende advies uitgebracht, dat met 224 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 5 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC erkent de noodzaak tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 (verordening kapitaalvereisten) en hecht zijn goedkeuring aan de voorgestelde wijzigingen.

1.2.

Het EESC wil t.z.t. graag advies uitbrengen over de herziene verordening.

2.   Inleiding

2.1.

In de volgende punten, die zijn overgenomen uit de preambule van de ontwerpverordening, wordt kort uiteengezet waarom de wijziging noodzakelijk is.

2.2.

Bij Verordening (EU) nr. 575/2013 zijn beleggingsondernemingen waarvan het hoofdbedrijf uitsluitend bestaat in het aanbieden van beleggingsdiensten of -activiteiten in verband met de financiële instrumenten die worden beschreven in bijlage I, deel C, punten 5, 6, 7, 9 en 10, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en waarop Richtlijn 93/22/EEG van de Raad op 31 december 2006 niet van toepassing was (hierna „grondstoffenhandelaren” genoemd), vrijgesteld van de vereisten betreffende grote risicoblootstellingen en de eigenvermogensvereisten. Deze vrijstellingen zijn van toepassing tot en met 31 december 2017.

2.3.

In Verordening (EU) nr. 575/2013 is ook bepaald dat de Commissie uiterlijk op 31 december 2015 een verslag moet indienen over een geschikte regeling voor het prudentieel toezicht op grondstoffenhandelaren. Bovendien moet de Commissie krachtens die verordening tegen dezelfde datum een verslag opstellen over een geschikte regeling voor het bedrijfseconomisch toezicht op beleggingsondernemingen in het algemeen. Deze verslagen moeten in voorkomend geval worden gevolgd door wetgevingsvoorstellen.

2.4.

De evaluatie van de prudentiële behandeling van beleggingsondernemingen (hierna de „op beleggingsondernemingen betrekking hebbende evaluatie” genoemd), met inbegrip van grondstoffenhandelaren, is momenteel aan de gang maar is nog niet afgerond. De afronding van de evaluatie en de vaststelling van de eventueel in het licht van die evaluatie vereiste nieuwe wetgeving zullen echter pas na 31 december 2017 zijn voltooid.

2.5.

Volgens de bestaande regeling zullen grondstoffenhandelaren vanaf 31 december 2017 aan de vereisten betreffende grote risicoblootstellingen en aan de eigenvermogensvereisten onderworpen zijn. Dit kan hen ertoe dwingen het voor de voortzetting van hun activiteiten benodigde bedrag aan eigen vermogen fors te verhogen, hetgeen derhalve tot een toename kan leiden van de kosten die aan het uitoefenen van die activiteiten verbonden zijn.

2.6.

De beslissing om de vereisten betreffende grote risicoblootstellingen en de eigenvermogensvereisten op grondstoffenhandelaren toe te passen, mag niet voortvloeien uit een vervallen vrijstelling. Een dergelijke beslissing moet daarentegen weloverwogen worden genomen op basis van de conclusies van de op beleggingsondernemingen betrekking hebbende evaluatie, en moet duidelijk in wetgeving worden vastgelegd.

2.7.

Er dient derhalve een nieuwe tijdslimiet voor de toepassing van de vrijstellingen te worden vastgesteld. Verordening (EU) nr. 575/2013 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

3.   Standpunt van het EESC

3.1.

Het EESC aanvaardt dat de verordening niet verder gaat dan een verschuiving van de deadline zoals bedoeld in punt 2.7 hierboven, van 31 december 2017 tot en met 31 december 2020.

3.2.

Het EESC betreurt dat de Commissie niet in staat is gebleken de termijnen die zij zichzelf heeft opgelegd en waarnaar wordt verwezen in punt 2.4, na te leven. Toch is het van mening dat prudentiële vereisten moeten worden vastgesteld na een gedetailleerde analyse en evaluatie. De vrijstellingen die thans voor grondstoffenhandelaren gelden, mogen niet enkel en alleen vanwege een niet in acht genomen toevallige deadline komen te vervallen.

Brussel, 27 april 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


Top