EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013SC0261
COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT EXECUTIVE SUMMARY OF THE IMPACT ASSESSMENT Accompanying the document Proposal for a COUNCIL REGULATION on the Fuel Cells and Hydrogen 2 Joint Undertaking
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof 2
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof 2
/* SWD/2013/0261 final */
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof 2 /* SWD/2013/0261 final */
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE
COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de gemeenschappelijke
onderneming brandstofcellen en waterstof 2 1. Doel, procedures en hoofdconclusie van
de effectbeoordeling 1. In dit document worden
verschillende beleidsopties overwogen voor de tenuitvoerlegging van het
programma voor onderzoek en innovatie in verband met brandstofcellen en
waterstof (FCH) in het kader van Horizon 2020, aangezien het einde van de
gemeenschappelijke onderneming FCH in zicht komt en er moet worden besloten hoe
het nu verder moet. De volgende beleidsopties worden overwogen: ·
BO1: Voortzetting van het publiek-privaat
partnerschap inzake FCH in zijn huidige vorm (gemeenschappelijke onderneming)
in het kader van Horizon 2020. Dit is het basisscenario waarmee alle
andere opties worden vergeleken; ·
BO2: Gebruik van collaboratieve onderzoeksprojecten
in het kader van het EU-kaderprogramma Horizon 2020, hetgeen betekent dat
de lopende gemeenschappelijke onderneming FCH niet wordt voortgezet; ·
BO3: Tenuitvoerlegging van Horizon 2020 voor
de FCH-technologieën via een contractueel publiek-privaat partnerschap; ·
BO4: Tenuitvoerlegging van een publiek-privaat
partnerschap inzake FCH via een gemoderniseerde gemeenschappelijke onderneming
die is aangepast aan Horizon 2020. 2. Bij de analyse is uitgegaan
van dezelfde alomvattende EU-bijdrage voor alle opties. 3. Uit de vergelijking van de
verschillende beleidsopties wordt geconcludeerd dat BO4 de meest efficiënte
optie is om de grondoorzaken van de problemen aan te pakken en de
doelstellingen te bereiken. Deze beoordeling wordt bevestigd door de uitkomsten
van een raadpleging van de belanghebbenden en een openbare raadpleging. 4. Bij de voorbereiding van deze
effectbeoordeling heeft de Commissie de industrie- en onderzoeksgemeenschappen,
de lidstaten en de bevolking geconsulteerd door middel van bijeenkomsten,
enquêtes en raadplegingen. Verder is er een belanghebbendenonderzoek uitgevoerd
naar de ontwikkelingen op het gebied van de investeringen, banen en omzet in de
brandstofcel- en waterstofsector. Bovendien is er in juli 2012 een openbare
raadpleging gestart om de standpunten van andere belanghebbenden en de
bevolking te peilen. 2. Probleemomschrijving en achtergrond 5. In 2009 keurde de Europese
Unie een regeling goed (het zogenaamde "klimaat- en energiepakket"),
waarin voor 2020 een reeks belangrijke doelstellingen op energiegebied is
vastgesteld die bindende verplichtingen van de lidstaten omvat: een
vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met 20 %, dan wel met
30 % als de nodige voorwaarden daarvoor vervuld zijn; een verhoging van
het aandeel van duurzame energie tot 20 %; en een verbetering van de energie-efficiëntie
met 20 %. Dit energiebeleid levert een aanzienlijke bijdrage aan de
verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme,
duurzame en inclusieve groei. 6. In het Stappenplan Energie
2050, dat op 15 december 2011 door de Commissie is goedgekeurd, worden de
maatregelen onderzocht die moeten worden getroffen om in 2050 een
voorzieningszeker, concurrerend en koolstofarm energiesysteem te
verwezenlijken. In het stappenplan wordt bijzondere aandacht besteed aan het
belang van de omschakeling op hernieuwbare energiebronnen, nieuwe manieren om
elektriciteit te beheren en de omschakeling op alternatieve brandstoffen,
waaronder waterstof. 7. Op 23 januari 2013 nam de
Commissie de mededeling "Schone energie voor het vervoer: een Europese
strategie voor alternatieve brandstoffen" aan. Deze ging vergezeld van
een wetgevingsvoorstel ter vaststelling van bindende doelstellingen voor de
uitbouw van de infrastructuur voor alternatieve brandstoffen, met bijzondere
nadruk op gemeenschappelijke normen. Een van de alternatieve brandstoffen in
het pakket is waterstof. 8. Waterstof, een schone
energiedrager, en brandstofcellen, efficiënte energieomzetters, liggen aan de
basis van schone systemen die het mogelijk maken de uitstoot te beperken, de
energiezekerheid te versterken en de economie te stimuleren. De desbetreffende
technologieën kunnen in een aantal strategische sectoren worden toegepast,
zoals de elektriciteitsproductie en het wegvervoer, en zullen, op de lange
termijn, bijdragen tot de verwezenlijking van de EU-doelstellingen op het
gebied van energie en klimaat. 9. Op EU-niveau ondersteunt de
Europese Commissie de ontwikkeling van brandstofcel- en waterstoftechnologieën
al sinds de eerste EU-kaderprogramma’s. Hierbij zijn de financieringsniveaus in
de loop van de tijd gestegen (bijvoorbeeld van 145 miljoen EUR in KP5 tot
315 miljoen EUR in KP6). 10. In 2008 werd bij Verordening
(EG) 521/2008 van de Raad de gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en
waterstof (FCH) opgericht voor een periode tot en met 31 december 2017. Deze
had de vorm van een publiek-privaat partnerschap met een medefinancieringsratio
van 50/50 tussen de twee oprichtende leden, de Europese Commissie en de
industriegroepering inzake FCH. Kort na de totstandbrenging van de gemeenschappelijke
onderneming FCH sloot de onderzoeksgroepering zich bij het partnerschap aan. De
maximale bijdrage van de EU aan de gemeenschappelijke onderneming FCH bedraagt
470 miljoen EUR. 11. Het voorstel van de Commissie
over Horizon 2020 behelst de ontwikkeling van activiteiten ter ondersteuning
van FCH-technologieën in het kader van de maatschappelijke uitdagingen "Veilige,
schone en efficiënte energie" en "Slim, groen en geïntegreerd vervoer". 12. Hoewel de FCH-sector klein is,
is hij van strategisch belang vanwege de potentiële effecten op bijvoorbeeld de
Europese automobielindustrie. Naar schatting zal tegen 2040-2050 10-15 %
van alle in de EU geproduceerde auto’s gebruikmaken van brandstofcellen. Als
Europa er niet in slaagt zich tot een concurrentiekrachtige leverancier van
FCH-technologieën te ontwikkelen, zal dit leiden tot een aanzienlijk
banenverlies in de Europese automobielindustrie. 13. Er moeten diverse
technologische en kostengerelateerde barrières worden genomen. Hoewel er de
afgelopen jaren vooruitgang is geboekt, blijven de prestaties, de
betrouwbaarheid en het kostenniveau achter bij wat in de meeste toepassingen
vereist is voor de grootschalige invoering. Tot 2020 zullen dan ook
onverminderd grote inspanningen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling
moeten worden geleverd om ervoor te zorgen dat deze oplossingen kunnen
concurreren met bestaande technologieën. 14. De grondoorzaken van de
problemen zijn: marktfalen door pioniers, suboptimale benutting van de
beschikbare middelen alsmede versnippering en gebrek aan kritische massa. ·
Marktfalen. De
volledige invoering en commercialisering van brandstofcellen wordt
hoofdzakelijk belemmerd door 1) de hoge kosten van brandstofcellen en 2) het
gebrek aan waterstofdistributie-infrastructuur. Door dit kip-of-eiprobleem
wordt het nemen van initiatieven niet bepaald aangemoedigd. Daarnaast kunnen de
voordelen voor de maatschappij en het milieu als gevolg van deze technologieën
niet op de korte termijn worden “geïnternaliseerd” en in geld worden
uitgedrukt. Noch de markt noch de versnipperde publieke en particuliere
initiatieven zijn tegen deze uitdagingen opgewassen. ·
De noodzaak om de beschikbare middelen te
benutten. De schaal en de reikwijdte van de
onderzoeksagenda van de industrie voor de ontwikkeling van FCH-technologieën in
de periode 2014-2020 overstijgen de mogelijkheden van de afzonderlijke
bedrijven en lidstaten, zowel wat de financiële inspanningen als de benodigde
onderzoekscapaciteit betreft. ·
Versnippering en gebrek aan kritische massa. De sector is verspreid over verschillende landen, actiegebieden
(energie, vervoer) en actoren. Dit belemmert de uitwisseling en het poolen van
kennis en ervaring. De activiteiten van de verschillende belanghebbenden in FCH
moeten op EU-niveau worden gecoördineerd. 15. In het kader van de bestaande
gemeenschappelijke onderneming FCH is een projectportefeuille van strategisch
belang samengesteld. Inmiddels is een aantal vroege toepassingen op de markt
gebracht, voor gebruik in bijvoorbeeld vorkheftrucks en kleine
noodstroomeenheden. Ook wat toepassingen op het gebied van energie en vervoer
betreft is aanzienlijke vooruitgang geboekt, wat de industrie, de lidstaten en
de onderzoeksgemeenschap heeft aangemoedigd meer eigen middelen uit te trekken.
De deelname van de industrie en kmo’s is stabiel en ligt aanzienlijk hoger dan
in KP7. 16. In de tussentijdse evaluatie,
die in 2011 met de hulp van onafhankelijke deskundigen werd afgerond, werd
geconcludeerd dat de op een gemeenschappelijke onderneming gebaseerde aanpak in
het algemeen een effectieve manier is om publiek-private activiteiten op het
gebied van technologische ontwikkeling en demonstratie te versterken, en dat
deze de O&O-gemeenschap de nodige stabiliteit biedt. De algemene technische
doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming FCH werden ambitieus en
concurrerend geacht. 3. Doelstellingen 17. De algemene doelstelling van
de gemeenschappelijke onderneming FCH 2 voor de periode 2014-2024 is de
ontwikkeling van een sterke, duurzame en mondiaal concurrerende brandstofcel-
en waterstofsector in de Unie. Dit zal zorgen voor de ondersteuning van het
EU-beleid voor duurzame energie en duurzaam vervoer, klimaatverandering, milieu
en industrieel concurrentievermogen zoals vervat in de Europa 2020-strategie
voor groei, en zal bijdragen tot de verwezenlijking van de overkoepelende
EU-doelstelling met betrekking tot slimme, duurzame en inclusieve groei. 18. De hierboven vermelde algemene
doelstelling wordt daarom omgezet in de volgende specifieke en operationele
doelstellingen die tegen 2020 moeten zijn verwezenlijkt. Specifieke doelstellingen: ·
verlaging van de productiekosten van
brandstofcelsystemen voor vervoerstoepassingen en verlenging van de levensduur
tot niveaus die kunnen concurreren met conventionele technologie๋n; ·
verhoging van de elektrische efficiëntie en de
duurzaamheid van de verschillende soorten brandstofcellen die worden gebruikt
voor de elektriciteitsproductie, en verlaging van de kosten tot niveaus die
kunnen concurreren met conventionele technologieën; ·
verhoging van de energie-efficiëntie van de
productie van waterstof via elektrolyse uit water en verlaging van de
kapitaalkosten, zodat de combinatie van het waterstof- en brandstofcelsysteem
kan concurreren met de op de markt verkrijgbare alternatieven; en ·
demonstratie op grote schaal van de uitvoerbaarheid
van het gebruik van waterstof ter ondersteuning van de integratie van
hernieuwbare energiebronnen in de energiesystemen, onder meer door het gebruik
ervan als concurrerend opslagmedium voor elektriciteit uit hernieuwbare
energiebronnen. Operationele doelstellingen: ·
verhoging van de private en publieke (inclusief op
het niveau van de lidstaten) investeringen in O&O en innovatie aangaande
FCH-technologie๋n tot minstens het dubbele van de EU-bijdrage; ·
handhaving van de deelname aan de activiteiten door
kmo’s op 25 % en, indien mogelijk, verhoging ervan tot meer dan 25 %; ·
ontsluiting van het potentieel tot uitmuntendheid
en innovatie in de lidstaten en de regio’s – in het bijzonder degene die steun
genieten uit de structuurfondsen van de EU – op het gebied van FCH-technologie๋n door middel
van door hen georganiseerde FCH-demonstratieprojecten; ·
waarborging van de effici๋nte tenuitvoerlegging
van het FCH-programma, in het bijzonder door een aanzienlijke verkorting van de
termijnen voor subsidietoekenning en betaling. 4. De overwogen beleidsopties 19. In deze effectbeoordeling
worden vier beleidsopties behandeld voor het organiseren van onderzoek en
innovatie op het gebied van brandstofcellen en waterstof tijdens de volgende
programmeringsperiode 2014-2020. De optie "Geen EU-maatregelen",
waarbij EU-overheidssteun voor onderzoek wordt geschrapt, wordt van de hand
gewezen; onderzoek naar brandstofcellen en waterstof is opgenomen in Horizon
2020, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, als onderdeel van de
inspanningen om sleuteltechnologieën voor duurzame energie- en vervoerssystemen
te ontwikkelen. De vier beleidsopties (BO) zijn: ·
BO1: Voortzetting van het publiek-private
partnerschap inzake FCH in zijn huidige vorm (gemeenschappelijke onderneming)
in het kader van Horizon 2020 (verder gaan op de oude voet) Overeenkomstig het scenario "verder gaan op
de oude voet" worden de gemeenschappelijke ondernemingen in het kader van
Horizon 2020 in hun huidige vorm voortgezet uit hoofde van het zevende
kaderprogramma, wat inhoudt dat de huidige reikwijdte van de doelstellingen en
de huidige uitvoeringsregelingen (bestuur, financieel reglement,
financieringsregels enz.) gehandhaafd blijven. ·
BO2: Gebruik van de collaboratieve
onderzoeksprojecten in het kader van het EU-kaderprogramma voor Horizon 2020,
hetgeen betekent dat de lopende gemeenschappelijke onderneming FCH niet wordt
verlengd Onderzoek en ontwikkeling worden uitgevoerd via de
standaardfinancieringsstelsels van het EU-kaderprogramma en aparte nationale en
regionale programma's. De comitéprocedure wordt opnieuw ingevoerd. Publieke
steun van de EU is afhankelijk van jaarlijkse of tweejaarlijkse begrotingen en
werkprogramma’s en is niet gegarandeerd. De industrie- en onderzoeksactoren
hebben niet langer de leiding bij het vaststellen van de prioriteiten en de
tijdpaden van de programma’s. ·
BO3: Tenuitvoerlegging van Horizon 2020 op het
gebied van brandstofcel- en waterstoftechnologieën via een contractueel
publiek-privaat partnerschap Binnen een contractueel publiek-privaat partnerschap
beheren de diensten van de Commissie of een uitvoerend agentschap projecten in
het kader van opeenvolgende werkprogramma’s. Er moet een contractuele regeling
voor het publiek-private partnerschap tussen de Europese Commissie en de
belanghebbenden ter zake worden getekend. De belanghebbenden uit de industrie
en op onderzoeksgebied wordt formeel om advies gevraagd over de reikwijdte en
de doelstellingen van het programma, maar zij hebben geen medezeggenschap. Er
kan geen constant, stabiel niveau van publieke steun van de EU voor
FCH-technologieën worden gegarandeerd aangezien de begroting jaarlijks wordt
vastgesteld, zelfs niet als er een totale begroting voor de periode 2014-2020
zou worden aangegeven. ·
BO4: Omzetting van het publiek-private partnerschap
in een gemoderniseerde gemeenschappelijke onderneming die is aangepast aan
Horizon 2020 Een "gemoderniseerde gemeenschappelijke
onderneming" maakt het mogelijk de doelstellingen en activiteiten van de
gemeenschappelijke onderneming FCH te heroriënteren door het programma rond
twee belangrijke innovatiepijlers te concentreren, waarvan de ene is gericht op
energie- en vervoerssystemen en de andere een cluster van horizontale
onderzoeksactiviteiten behelst. Op die manier kan meer nadruk worden gelegd op
energietoepassingen, met name op het gebruik van waterstof als opslagmedium
voor hernieuwbare elektriciteit, de waterstofinfrastructuur en uiteenlopende
activiteiten ter ondersteuning van de marktintroductie. Daarnaast kan meer
aandacht worden besteed aan grootschalige demonstraties. De optie "gemoderniseerde gemeenschappelijke
onderneming" bouwt voort op ervaringen en lessen uit het verleden en
verbetert het ontwerp en de geschiktheid van het instrument voor de nieuwe
uitdagingen in het kader van Horizon 2020 door vereenvoudiging van het
beheer, de financiële procedures en de regels voor deelneming. Daarnaast
versterkt zij de coördinatie met de lidstaten en de samenwerking met de
regio’s. 5. Vergelijking van de beleidsopties en
vaststelling van de voorkeursoptie 20. Aangezien BO4 de enige optie
is die activiteiten op het gebied van de marktintroductie ondersteunt, is deze
het meest geschikt om de hefboomwerking voor de uitvoeringsmaatregelen van de
industrie en andere belanghebbenden te vergroten. Deze optie staat borg voor
een stabiele kritische massa in de hele FCH-waardeketen, met inbegrip van
infrastructuur- en waterstofleveranciers, hetgeen ten goede komt aan de
financiering van de ontwikkeling van technologie én infrastructuur, en daarmee
een oplossing voor het kip-of-eiprobleem dichterbij brengt. 21. De opties op basis van een
gemeenschappelijke onderneming (BO1 en BO4) bieden de efficiëntste oplossing
voor de grondoorzaken van de problemen, in die zin dat zij marktfalen helpen
corrigeren, de benutting van de beschikbare middelen verbeteren en zorgen voor
kritische massa. Ten eerste maakt een gedeeld beheer tussen de industrie, de
onderzoeksgemeenschap en de Europese Commissie het mogelijk het
O&O-programma zorgvuldig te coördineren en te prioriteren, wat de totstandbrenging
van de juiste producten, toepassingen en normen bevordert. Ten tweede zorgen
een begrotingsplan en een stappenplan op de lange termijn voor stabiliteit, en
dat moedigt de industrie, de lidstaten en de onderzoeksgemeenschap aan meer
eigen middelen uit te trekken. Vooruitkijkend naar de programmeringsperiode
2014-2020 verwacht de bij de lopende gemeenschappelijke onderneming betrokken
particuliere sector nog eens ongeveer 4 miljard EUR te investeren. Ten
derde vormen de leden van de groeperingen die betrokken zijn bij de
gemeenschappelijke onderneming FCH de kernentiteiten die in Europa actief zijn
in deze sector. Dit zorgt voor de nodige kritische massa; een fundament waarop
coalities kunnen worden gesmeed en dat communicatie met één sterke stem
mogelijk maakt. 22. De vergelijking van de
verschillende beleidsopties voert tot de conclusie dat BO4 de efficiëntste
optie is om de grondoorzaken van de problemen aan te pakken en de
doelstellingen te bereiken. BO4 (de gemoderniseerde gemeenschappelijke
onderneming) maakt het tevens mogelijk de aanbevelingen van de tussentijdse
evaluatie van de gemeenschappelijke onderneming FCH te verwerken. 23. Deze conclusie wordt krachtig
ondersteund door de belanghebbenden. Uit een enquête onder de belanghebbenden blijkt
dat 93 % van de begunstigden voorstander is van voortzetting van de
gemeenschappelijke onderneming. Met name de respondenten uit de
industriegroepering zijn van oordeel dat de gemoderniseerde gemeenschappelijke
onderneming (BO4) het meeste effect zal hebben. Dit wordt onderstreept door de
uitkomsten van de openbare raadpleging, waarin de meeste respondenten zich
uitspreken voor voortzetting van de gemeenschappelijke onderneming in
gemoderniseerde vorm (BO4). 6. Tenuitvoerlegging, begroting en beheer 24. Het onderzoeks- en
innovatieprogramma in het kader van de gemeenschappelijke onderneming
FCH 2 voor de periode 2014-2020 is opgebouwd rond twee belangrijke
innovatiepijlers, waarvan de ene gericht is op energie- en vervoerssystemen en
de andere een cluster van horizontale onderzoeksactiviteiten behelst. Deze twee
innovatiepijlers overlappen elkaar (geïntegreerde energie- en
vervoerssystemen). Bij de gemoderniseerde gemeenschappelijke onderneming zal
meer aandacht worden geschonken aan energietoepassingen (met name aan het
gebruik van waterstof voor de opslag van hernieuwbare elektriciteit) en aan
activiteiten ter ondersteuning van de marktintroductie. Daarnaast zal deze het
aantal demonstraties verhogen. 25. De voorgestelde maximale
bijdrage van de EU aan de gemeenschappelijke onderneming FCH 2 bedraagt
700 miljoen EUR. Dit bedrag is vastgesteld om tegemoet te komen aan de in
de effectbeoordeling beschreven specifieke en operationele doelstellingen. De
voorgestelde begroting is hoger dan de 470 miljoen EUR die voor de lopende
gemeenschappelijke onderneming is uitgetrokken. Deze toename is een gevolg van
het feit dat de prioriteiten van de gemoderniseerde gemeenschappelijke
onderneming zullen worden geherori๋nteerd, hetgeen tevens een herori๋ntatie van de begroting inhoudt. De private
financiering van de gemeenschappelijke onderneming FCH 2 geschiedt zowel
binnen als buiten oproepen tot het indienen van voorstellen. 26. Overeenkomstig de huidige
structuur wordt het programma in het kader van de gemeenschappelijke
onderneming FCH 2 uitgevoerd door een programmabureau, dat onder toezicht
staat van de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming FCH 2.
De raad van bestuur wordt gevormd door vertegenwoordigers van de
industriegroepering (zes zetels), de Europese Commissie (drie zetels) en de
onderzoeksgroepering (één zetel). De raad van bestuur zet de doelstellingen van
de gemeenschappelijke onderneming om in een meerjarenuitvoeringsplan en
jaarlijkse uitvoeringsplannen. 27. De Commissie zal halverwege de
looptijd en aan het eind van de gemeenschappelijke onderneming FCH 2
evaluaties uitvoeren met hulp van onafhankelijke deskundigen. De prestaties van
de gemeenschappelijke onderneming worden beoordeeld aan de hand van
prestatiekernindicatoren voor de specifieke doelstellingen.