EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009DC0156

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 18, lid 3, van richtlijn 2000/60/EG (Kaderrichtlijn Water) betreffende progamma's voor de monitoring van de watertoestand {SEC(2009)415}

/* COM/2009/0156 def. */

52009DC0156

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 18, lid 3, van richtlijn 2000/60/EG (Kaderrichtlijn Water) betreffende progamma's voor de monitoring van de watertoestand {SEC(2009)415} /* COM/2009/0156 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 1.4.2009

COM(2009) 156 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Richtlijn 2000/60/EG (Kaderrichtlijn Water) betreffende progamma's voor de monitoring van de watertoestand {SEC(2009)415}

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Richtlijn 2000/60/EG (Kaderrichtlijn Water) betreffende progamma's voor de monitoring van de watertoestand

INLEIDING

De in 2000 goedgekeurde EU-Kaderrichtlijn Water[1] heeft de basis gelegd voor een modern, holistisch en ambitieus waterbeleid voor de Europese Unie en een duidelijk uitvoeringsschema vastgesteld om deze doelstellingen te bereiken, met tussentijdse termijnen voor specifieke taken, zoals:

1. december 2003: omzetting van de Kaderrichtlijn Water in nationale wetgeving (artikel 24), toewijzing van stroomgebieden aan stroomgebiedsdistricten en vaststelling van administratieve regelingen (artikel 3);

2. december 2004: analyse van de belastende en beïnvloedende factoren in de stroomgebiedsdistricten en economische analyse van het watergebruik (artikel 5);

3. december 2006: opstelling van programma's voor de monitoring van de watertoestand (artikel 8);

4. december 2008: publicatie van de ontwerp-stroomgebiedsbeheersplannen voor raadpleging (artikel 14);

5. december 2009: goedkeuring van de stroomgebiedsbeheersplannen (artikel 13);

6. december 2012: uiterste termijn voor uitvoering van de maatregelenprogramma's (artikel 11);

7. december 2015: bereiken van een goede toestand van het oppervlakte- en grondwater (artikel 4) en eerste bijwerking van de stroomgebiedsbeheersplannen;

Met de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad "Naar duurzaam waterbeheer in de Europese Unie - Eerste fase in de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (Richtlijn 2000/60/EG)" en het begeleidende werkdocument van de Commissiediensten[2] is in maart 2007 een overzicht gegeven van de richtlijn en de samengevatte resultaten van de uitvoering van de bovengenoemde eerste twee stappen.

Met dit verslag en het begeleidend werkdocument van de Commissiediensten[3] wordt gevolg gegeven aan artikel 18 lid 3, van de Kaderrichtlijn Water dat stelt dat de Commissie een verslag moet publiceren over de bij de uitvoering van de kaderrichtlijn geboekte vooruitgang met betrekking tot artikel 8 inzake de monitoring van de watertoestand. Dit verslag is gebaseerd op de door de lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 2, van de Kaderrichtlijn Water overgelegde informatie, die tegen 22 maart 2007 ingediend moest zijn.

MONITORINGVOORSCHRIFTEN VAN DE KADERRICHTLIJN WATER

De in artikel 4, lid 1, van de Kaderrichtlijn Water vastgestelde milieudoelstellingen verplichten de lidstaten de nodige maatregelen ten uitvoer te leggen om achteruitgang van de toestand van alle oppervlaktewateren en van het grondwater te voorkomen en in het algemeen tegen 2015 een goede toestand te bereiken. Daarnaast moet verontreiniging door prioritaire stoffen geleidelijk verminderd worden en moeten emissies van gevaarlijke stoffen stopgezet of geleidelijk beëindigd worden en moet elke significante stijgende tendens in de verontreiniging van het grondwater met passende maatregelen omgebogen worden.

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de Kaderrichtlijn Water moeten de lidstaten programma's opstellen voor de monitoring van de toestand van het oppervlaktewater en het grondwater teneinde een samenhangend totaalbeeld te krijgen van de watertoestand in elk stroomgebiedsdistrict. Deze voorschriften omvatten de monitoring van beschermde gebieden voor wat de toestand van oppervlaktewater en grondwater betreft. Op basis van artikel 8, lid 2, van de Kaderrichtlijn Water moesten de monitoringprogramma's uiterlijk op 22 december 2006 operationeel zijn. De resultaten van de monitoring spelen een sleutelrol bij de beantwoording van de vraag of de toestand van de waterlichamen goed is en welke maatregelen in de stroomgebiedsbeheersplannen moeten worden opgenomen om in het algemeen tegen 2015 een goede toestand te bereiken. Daarom zijn nauwkeurige en betrouwbare monitoringresultaten een eerste vereiste voor een degelijke planning van de investeringen in het maatregelenprogramma.

In dit verslag en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie worden de resultaten van de analyse van de informatie van de lidstaten over de monitoringprogramma's van de Kaderrichtlijn Water gepresenteerd.

METHODOLOGIE VOOR DE NALEVINGSCONTROLE

De Commissie heeft met behulp van een aantal nalevingsindicatoren een analyse uitgevoerd van de ontvangen informatie. De methodologische benadering en de gedetailleerde resultaten van de analyse zijn beschreven in het begeleidende werkdocument.

FEITEN EN CIJFERS BETREFFENDE DE MONITORINGPROGRAMMA'S VAN DE LIDSTATEN

Uit de monitoringverslagen van de lidstaten blijkt dat er uit hoofde van de Kaderrichtlijn Water ca. 57.000 monitoringstations zijn aangelegd voor de monitoring van oppervlaktewater en ca. 51.000 stations voor grondwater. Het overgrote deel van de monitoringstations voor oppervlaktewater is gelegen aan rivieren; meren en kustwateren staan op een gedeelde tweede plaats.

Met betrekking tot het oppervlaktewater zijn meer dan 26.000 monitoringstations gericht op toestand- en trendmonitoring en meer dan 41.000 op operationele monitoring van de ecologische en/of chemische toestand. Wat het grondwater betreft zijn er ca. 31.000 stations voor toestand- en trendmonitoring van de chemische toestand, ca. 20.000 stations voor operationele monitoring en bijna 30.000 stations voor de monitoring van het grondwaterniveau.

De meeste monitoringstations in de EU-27 zijn te vinden in het Verenigd Koninkrijk (12.807 stations), Italië (8.311 stations), Duitsland (6.688 stations) en Denemarken (6.085 stations). Wanneer we deze cijfers omrekenen naar een gebied van 1.000 km² hebben het Verenigd Koninkrijk (52 stations) en Ierland (44 stations) verreweg de hoogste dichtheid aan monitoringstations, terwijl noordelijke landen als Finland (minder dan 1 station) en Zweden (5 stations) een zeer lage dichtheid hebben. De cijfers variëren zeer sterk tussen de lidstaten. Dit ligt voor een deel aan verschillen in de natuurlijke kenmerken of verschillen qua bevolkingsdichtheid, watergebruik en belastende factoren, maar ook aan een verschillende invulling van het begrip "monitoringprogramma", bijvoorbeeld via de keuze van het soort monitoringstations. Bij de door de Commissie uitgevoerde technische beoordeling zijn enkele lacunes en tekortkomingen bij het ontwerp van de monitoringprogramma's naar voren gekomen, die hieronder worden samengevat.

CONCLUSIES

Rapportage

Alle lidstaten hebben verslag gedaan over de opstelling van monitoringprogramma's overeenkomstig artikel 8 en bijlage V van de Kaderrichtlijn Water, met uitzondering van Griekenland dat helemaal niet gerapporteerd heeft en Malta dat niet gerapporteerd heeft over de monitoringprogramma's voor oppervlaktewater. Bovendien zijn er bij sommige stroomgebiedsdistricten of watercategorieën lacunes vastgesteld.

De lidstaten hebben voor de allereerste keer elektronisch gerapporteerd door middel van WISE, het waterinformatiesysteem voor Europa[4]. De elektronische rapportage via WISE is een succes gebleken want tot op heden hebben al 24 lidstaten hun verslagen op deze wijze ingediend. Met WISE wordt de rapportage doeltreffender en eenvoudiger en het systeem heeft zijn nut al bewezen met het voorkomen van dubbele rapportage van monitoringstations.

Er zijn echter nog wel wat verbeteringen nodig om te waarborgen dat de ingediende verslagen duidelijk en begrijpelijk zijn. Dit is een absoluut noodzakelijke voorwaarde opdat de Commissie een goede analyse van de naleving kan uitvoeren. Goede voorbeelden van duidelijke rapportage zijn de verslagen van Oostenrijk, Tsjechië, Hongarije en Nederland.

Monitoring

In het algemeen kan worden gesteld dat de monitoringinspanningen in de hele Europese Unie goed zijn. Blijkens de verslagen zijn er meer dan 107.000 stations voor de monitoring van oppervlaktewater en grondwater uit hoofde van de Kaderrichtlijn Water. Het overgrote deel van de monitoringstations voor oppervlaktewater is gelegen aan rivieren (75%); gevolgd door meren (13%), kustwateren (10%) en overgangswateren (2%).

In het algemeen blijkt dat de bepalingen van bijlage V bij de Kaderrichtlijn Water en de bestaande richtsnoeren betreffende de monitoring van oppervlaktewater en grondwater zijn toegepast, hoewel er in sommige lidstaten nog wel wat kan worden verbeterd aan het inzicht in en de toepassing van de basisbegrippen van toestand- en trendmonitoring, operationele monitoring en monitoring voor gericht onderzoek.

De verslagen van Oostenrijk, Tsjechië en Hongarije zijn goede voorbeelden van een doelgerichte benadering van de ontwikkeling van monitoringprogramma's uit hoofde van de Kaderrichtlijn Water. Uit de verslagen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk blijkt dat deze landen zich behoorlijke inspanningen hebben getroost om de betrouwbaarheid van de monitoringresultaten te waarborgen. Verder moeten ook de inspanningen worden erkend van de landen die in 2007 tot de EU zijn toegetreden. Hoewel de ontwikkeling van de methoden voor de evaluatie van de ecologische toestand in Bulgarije en Roemenië nog lang niet is afgerond, zijn de monitoringprogramma's overeenkomstig het begrippenapparaat van de Kaderrichtlijn Water opgesteld en maken deze met name in Roemenië een omvattende monitoring mogelijk.

Een kernelement van de Kaderrichtlijn Water is dat zij een raamwerk biedt waarin rekening wordt gehouden met alle belastende en beïnvloedende factoren van het aquatisch milieu en dat zij alle bestaande belangrijke EU-watervoorschriften als minimale basismaatregelen integreert. De Kaderrichtlijn water vereist specifieke monitoring van beschermde gebieden, in het bijzonder van waterlichamen die bestemd zijn voor de productie van drinkwater of van beschermingsgebieden voor van water afhankelijke habitats en soorten. In vele gevallen zijn deze specifieke eisen echter niet duidelijk in de monitoringprogramma's geïntegreerd. De programma's van Ierland kunnen als een positief voorbeeld worden genoemd van een benadering om door middel van specifieke subnetwerken aan deze eisen te voldoen. De integratie van de monitoringvoorschriften van andere richtlijnen in de monitoringprogramma's van de Kaderrichtlijn Water moet ook voordelen brengen voor een doeltreffendere planning en toewijzing van middelen voor de monitoring.

Ondanks het bestaan van internationale coördinatiemechanismen in vele internationale stroomgebiedsdistricten hebben maar een paar lidstaten zoals Duitsland, Ierland, Nederland, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk bericht over het gebruik van deze mechanismen bij de vaststelling van hun monitoringprogramma's. Om een doelgerichte en degelijke planning van de maatregelenprogramma's in de internationale stroomgebiedsdistricten te waarborgen, moeten de lidstaten hun monitoringprogramma's in dergelijke stroomgebiedsdistricten coördineren om een integrale beoordeling van de bestaande belastende en beïnvloedende factoren te kunnen geven.

Het belangrijkste doel van de monitoring is de beoordeling van de watertoestand. Daarbij staat de beoordeling van de ecologische toestand van het grondwater centraal. Zoals al is gebleken bij de intercalibratie[5] zijn er nog steeds behoorlijk veel lacunes in de ontwikkeling van biologische beoordelingsmethoden voor de vaststelling van de ecologische toestand. Uit de analyse van de informatie over de monitoringprogramma's blijkt dat er nog veel stroomgebiedsdistricten zijn waar de noodzakelijke beoordelingsmethoden voor biologische kwaliteitselementen nog niet worden toegepast. Dit geldt in het bijzonder voor de EU-lidstaten die in 2004 en 2007 zijn toegetreden. Het is erg belangrijk dat de lidstaten de ontwikkeling van hun nationale methoden afronden en de calibratiewerkzaamheden voortzetten om deze activiteit tegen 2011 tot een eind te brengen, zoals is overeengekomen door het comité voor de Kaderrichtlijn Water (Intercalibratiewerkprogramma 2008-2011). Verschillende lopende onderzoeksprogramma's zullen naar verwachting waardevolle informatie opleveren voor de afronding van de intercalibratie; een van de belangrijkste daarvan is WISER[6].

Over de mate van betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de monitoringprogramma's en in het bijzonder over de beoordelingsmethoden voor de ecologische toestand is weinig informatie verschaft. Daarom is het moeilijk te beoordelen of de monitoringprogramma's betrouwbaar en nauwkeurig genoeg zullen zijn om een coherent en uitgebreid overzicht van de toestand van de waterlichamen in de stroomgebiedsdistricten op te leveren en de besluitvormers te informeren met betrekking tot de maatregelenprogramma's. De stroomgebiedsbeheersplannen die tegen eind 2009 moeten worden ingediend, zullen een totaalbeeld geven van de belastende en beïnvloedende factoren, de toestandsbeoordeling en de maatregelen; op basis daarvan kan de Commissie de resultaten van de monitoringprogramma's uitgebreid beoordelen.

[1] Richtlijn 2000/60/EG, PB L327 van 22.12.2000, zoals gewijzigd.

[2] COM(2007) 128 definitief en de begeleidende documenten SEC(2007) 362.

[3] SEC(2009) 415.

[4] Zie http://water.europa.eu/

[5] Zie Beschikking 2008/915/EG van de Commissie van 30 oktober 2008 tot vaststelling van de indelingswaarden voor de monitoringsystemen van de lidstaten die het resultaat zijn van de intercalibratie, overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad, beschikbaar op http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2008:332:0020:0044:NL:PDF

[6] http://www.wiser.eu

Top