This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32024R2803
Regulation (EU) 2024/2803 of the European Parliament and of the Council of 23 October 2024 on the implementation of the Single European Sky (recast) (Text with EEA relevance)
Verordening (EU) 2024/2803 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) 2024/2803 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)
PE/97/2024/INIT
PB L, 2024/2803, 11.11.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2803/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Repeal | 32004R0549 | 01/12/2024 | |||
Repeal | 32004R0549 | gedeeltelijke intrekking | 03/06/2025 | ||
Repeal | 32004R0549 | gedeeltelijke intrekking | 03/12/2026 | ||
Repeal | 32004R0550 | 01/12/2024 | |||
Repeal | 32004R0550 | gedeeltelijke intrekking | 03/12/2026 | ||
Repeal | 32004R0551 | 01/12/2024 | |||
Repeal | 32009R1070 | gedeeltelijke intrekking | artikel 1 | 01/12/2024 | |
Repeal | 32009R1070 | gedeeltelijke intrekking | artikel 2 | 01/12/2024 | |
Repeal | 32009R1070 | gedeeltelijke intrekking | artikel 3 | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | toevoeging | bijlage VIII punt 2.3a | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | toevoeging | bijlage VIII punt 7 | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | toevoeging | artikel 41 lid 3a | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | toevoeging | artikel 62 lid 2a | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | vervanging | bijlage VIII punt 2.8 | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | vervanging | bijlage VIII punt 5.1 punt (c) | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | vervanging | artikel 2 lid 1 punt (h) | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | vervanging | artikel 2 lid 5 | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | vervanging | artikel 3 punt 33 | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | vervanging | artikel 3 punt 34 | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | vervanging | artikel 3 punt 5 | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | vervanging | artikel 43 | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | vervanging | artikel 62 lid 14 punt (a) | 01/12/2024 | |
Modifies | 32018R1139 | vervanging | artikel 93 | 01/12/2024 |
Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/2803 |
11.11.2024 |
VERORDENING (EU) 2024/2803 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 oktober 2024
inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim
(herschikking)
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3), Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordeningen te worden overgegaan. |
(2) |
Met de vaststelling door het Europees Parlement en de Raad van het eerste pakket wetgeving betreffende het gemeenschappelijk Europees luchtruim, namelijk Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004, (EG) nr. 551/2004 en (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6), is een solide rechtsgrond gecreëerd voor een probleemloos, interoperabel en veilig systeem voor luchtverkeersbeheer (air traffic management — ATM). De vaststelling van het tweede pakket, met name Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad (7), heeft het initiatief voor een gemeenschappelijk Europees luchtruim verder versterkt door de invoering van de concepten “prestatieregeling” en “netwerkbeheerder”, teneinde de prestaties van het Europees ATM-netwerk verder te verbeteren. Verordening (EG) nr. 552/2004 is ingetrokken bij Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (8), aangezien de regels die nodig zijn voor de interoperabiliteit van ATM-systemen, -onderdelen en -procedures in Verordening (EU) 2018/1139 zijn opgenomen. |
(3) |
Om rekening te houden met de wijzigingen die zijn aangebracht in Verordening (EU) 2018/1139, moet deze verordening in overeenstemming worden gebracht met die verordening, en moet de laatstgenoemde worden gewijzigd. |
(4) |
Nader omschreven regels voor het gebruik van het luchtruim, operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en regels en procedures voor het ontwerp van luchtruimstructuren zijn vastgelegd in Verordening (EU) 2018/1139, terwijl de classificatie van het luchtruim bij deze verordening moet worden geregeld. |
(5) |
In artikel 1 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 (het “Verdrag van Chicago”), erkennen de verdragsluitende staten dat “elke staat de volledige en uitsluitende soevereiniteit heeft over het luchtruim boven zijn grondgebied”. De lidstaten van de Unie oefenen in het kader van die soevereiniteit hun publieke bevoegdheden uit bij het geven van luchtverkeersleiding, conform de geldende internationale verdragen. |
(6) |
Deze verordening dient de rechten en verantwoordelijkheden van de lidstaten krachtens het Verdrag van Chicago onverlet te laten. |
(7) |
Om het gemeenschappelijke vervoersbeleid ten uitvoer te kunnen leggen, is een efficiënt systeem voor luchtvervoer nodig dat het mogelijk maakt de luchtvervoersdiensten op veilige, reguliere en duurzame wijze uit te voeren, het gebruik van het luchtruim en de capaciteit te optimaliseren, aan de duurzaamheid van de luchtvaart bij te dragen en het vrije verkeer van goederen, personen en diensten te vergemakkelijken. |
(8) |
Bij de gelijktijdige inspanningen gericht op het aanscherpen van de normen inzake luchtvervoersveiligheid en op het verbeteren van de totale prestatie van ATM-diensten en luchtvaartnavigatiediensten (air navigation services — ANS) voor algemeen luchtverkeer in Europa, dient rekening te worden gehouden met de menselijke factor. Vandaar dat de lidstaten de “just culture”-beginselen in acht moeten nemen. De adviezen en aanbevelingen van de deskundigengroep van de Commissie inzake de menselijke dimensie van het gemeenschappelijk Europees luchtruim opgericht bij Besluit (EU) 2023/2109 van de Commissie (9) moeten in overweging en in aanmerking worden genomen. |
(9) |
Verbeteringen van de klimaat- en milieuprestaties van ATM dragen ook bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen in de Overeenkomst van Parijs, in Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (10), in de conclusies van de Raad over de strategie van de Commissie voor duurzame en slimme mobiliteit en in de digitale agenda voor Europa, met name via de vermindering van de emissies van de luchtvaart. |
(10) |
Een efficiënter gebruik van het luchtruim, met meer opties voor optimale vliegroutes, zou leiden tot een grotere brandstofbesparing en minder emissies. Bij het optimaliseren van vliegroutes en vluchtprofielen moet ook rekening worden gehouden met verschillende klimaat- en milieuelementen, teneinde emissies en luchtverontreinigende stoffen te verminderen. Er moet een methode worden ontwikkeld om rekening te houden met die verschillende elementen en hun onderlinge afhankelijkheid, met name bij het ontwerpen van prestatie-indicatoren. |
(11) |
Luchtruim is een gemeenschappelijke hulpbron voor alle categorieën gebruikers die door hen allen flexibel moet worden gebruikt, waarbij billijkheid en transparantie moeten worden gewaarborgd, en rekening moet worden gehouden met de behoeften inzake veiligheid en defensie van de lidstaten en met hun verplichtingen binnen internationale organisaties. |
(12) |
In 2004 hebben de lidstaten een algemene verklaring over militaire kwesties die verband houden met het gemeenschappelijke Europese luchtruim (11) aangenomen, die zij herhaald hebben. Volgens die verklaring moeten de lidstaten de civiel-militaire samenwerking versterken en, indien en voor zover dat door alle betrokken lidstaten noodzakelijk wordt geacht, de samenwerking tussen hun strijdkrachten in alle aangelegenheden op het gebied van luchtverkeersbeheer bevorderen. |
(13) |
Het nemen van besluiten met betrekking tot de inhoud en de reikwijdte of de uitvoering van militaire operaties en trainingen behoort niet tot de bevoegdheid van de Unie uit hoofde van artikel 100, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. |
(14) |
Artikel 9 bis van Verordening (EG) nr. 550/2004 voorzag in de vaststelling door de lidstaten en in de regulering van functionele luchtruimblokken met het oog op een betere samenwerking tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten, teneinde de prestaties te verbeteren en synergieën tot stand te brengen. De lidstaten mogen de samenwerking en coördinatie binnen die eerder vastgestelde luchtruimblokken handhaven om de prestaties van het netwerk voor luchtverkeersbeheer binnen het gemeenschappelijk Europees luchtruim te bevorderen, met name door gezamenlijke prestatieplannen in te dienen, met name mits dit geen afbreuk doet aan de efficiënte uitvoering van deze verordening. |
(15) |
De lidstaten dienen een nationale toezichthoudende instantie aan te wijzen die de uit hoofde van deze verordening aan dergelijke instantie toegewezen taken op zich zal nemen. Om te garanderen dat het toezicht op de dienstverlening in heel Europa op correcte en consequente wijze plaatsvindt, moeten de nationale toezichthoudende instanties de garantie op voldoende onafhankelijkheid en middelen krijgen. In het bijzonder moet de financiering van deze instanties hun onafhankelijkheid garanderen en hen in staat stellen te werken overeenkomstig de beginselen van billijkheid, transparantie, non-discriminatie en evenredigheid. Dit mag niet verhinderen dat een nationale toezichthoudende instantie kan worden samengevoegd met een andere regelgevende instantie, zoals de nationale bevoegde autoriteit of de nationale mededingingsautoriteit, op voorwaarde dat de gezamenlijke autoriteit voldoet aan de eis van onafhankelijkheid en mits de besluiten in verband met de aan de nationale toezichthoudende instantie toegewezen taken uit hoofde van deze verordening onafhankelijk van de andere taken van de gezamenlijke autoriteit worden genomen. |
(16) |
Passende procedures voor de aanstelling van het personeel van de nationale toezichthoudende instanties moeten bijdragen tot het waarborgen van de onafhankelijkheid van die instanties. Personeelsleden van de nationale toezichthoudende instanties dienen onafhankelijk op te treden, met name door belangenconflicten tussen de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en de uitvoering van hun taken te vermijden. De regels inzake belangenconflicten voor personeelsleden en personen die besluiten nemen in het kader van de uitoefening van de bij deze verordening vastgestelde bevoegdheden, moeten ook belangenconflicten voorkomen die zouden kunnen voortvloeien uit hun huidige functie bij een nationale toezichthoudende instantie, met name wanneer zij onmiddellijk na het einde van hun aanstelling bij die nationale toezichthoudende instantie, een nieuwe positie bij een gereguleerde instantie aanvaarden. |
(17) |
Er moeten procedures worden ingesteld om de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de nationale toezichthoudende instantie en de nationale bevoegde autoriteit te waarborgen, zodat deze verordening correct wordt toegepast. |
(18) |
De eisen inzake financiële draagkracht, aansprakelijkheid, verzekeringsdekking en eigendom en organisatiestructuur voor het verlenen van een certificering houden nauw verband met de veiligheids- en beveiligingseisen voor het verlenen van diensten en met het operationele en technische toezicht dat door een nationale bevoegde autoriteit moet worden uitgeoefend. Voor certificerings-, toezichts- en handhavingsactiviteiten met betrekking tot de eisen inzake financiële draagkracht, aansprakelijkheid, verzekeringsdekking, eigendom en organisatiestructuur, zoals vermeld in punt 7 van bijlage VIII bij Verordening (EU) 2018/1139, moeten de lidstaten overeenkomstig hun nationale regelingen administratieve procedures vaststellen om te waarborgen dat zowel de nationale bevoegde autoriteit als de nationale toezichthoudende instantie haar taken correct en efficiënt uitvoert. |
(19) |
De nationale toezichthoudende instanties spelen een belangrijke rol bij de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en moeten bijgevolg samenwerken zodat zij informatie over hun werkzaamheden en besluitvormingsbeginselen, beste praktijken en procedures, alsook over de toepassing van deze verordening kunnen uitwisselen, en een gemeenschappelijke aanpak kunnen ontwikkelen, onder meer door verhoogde samenwerking op regionaal niveau. Deze samenwerking moet regelmatig gebeuren in het kader van de Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties. |
(20) |
De samenwerking tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten is een belangrijk middel om de algehele prestaties van het Europese ATM-systeem te verbeteren en moet worden aangemoedigd. |
(21) |
Een verlener van luchtvaartnavigatiediensten moet onder niet-discriminerende voorwaarden diensten in de Unie kunnen aanbieden indien hij houder is van een certificaat of een verklaring op grond van artikel 41 van Verordening (EU) 2018/1139. |
(22) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Verordening (EU) 2018/1139 en onder de daarin vastgelegde voorwaarden moeten de lidstaten de verlening door het leger van de in artikel 2, lid 3, punt c), van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde luchtvaartnavigatiediensten onder hun verantwoordelijkheid kunnen toestaan zonder certificering, indien het leger die diensten hoofdzakelijk aanbiedt voor andere bewegingen van luchtvaartuigen dan algemeen luchtverkeer. In dergelijke gevallen moet de betrokken lidstaat de Commissie en de overige lidstaten van zijn besluit in kennis stellen. |
(23) |
Deze verordening vereist niet de certificering van door wereldwijde satellietnavigatiesystemen (Global Navigation Satellite Systems — GNSS) geleverde signalen. |
(24) |
Bij de verlening van gelijkwaardige luchtvaartnavigatiediensten mag geen onderscheid worden gemaakt tussen luchtruimgebruikers. |
(25) |
Luchtverkeersdiensten dienen op basis van exclusiviteit te worden verleend. Aan de verleners van deze diensten moeten eisen worden gesteld inzake aanwijzing en openbaar belang. In dat verband moet in aanmerking worden genomen dat het verlenen van luchtverkeersdiensten die verband houden met het uitoefenen van de bevoegdheden van een overheidsinstantie en niet van economische aard zijn, niet onderworpen is aan de toepassing van de Verdragsregels inzake mededinging. |
(26) |
Bij de aanwijzingsprocedure moet rekening worden gehouden met de behoefte aan continuïteit van de dienstverlening en langetermijninvesteringsplanning door verleners van luchtverkeersdiensten. Niettegenstaande het bovenstaande is het door de snel veranderende context van de luchtvaartnavigatie nodig dat er toezicht wordt uitgeoefend op de rechten en verplichtingen van aangewezen verleners van luchtverkeersdiensten om ervoor te zorgen dat die rechten en verplichtingen volledig van toepassing blijven en dat aan die verplichtingen wordt voldaan. Wanneer lidstaten het op basis van dat toezicht nodig achten om een nieuwe aanwijzingsprocedure te starten, moeten zij, overeenkomstig het nationale recht, dezelfde verlener van luchtverkeersdiensten kunnen aanwijzen. |
(27) |
De lidstaten moeten er zorg voor dragen dat het aanwijzen van een verlener van luchtverkeersdiensten niet verhinderd wordt door hun nationale recht, in het bijzonder omdat de dienstverlener zijn hoofdvestiging in een andere lidstaat heeft of eigendom van onderdanen van die lidstaat is, indien de toepassing van dergelijke nationale wetgeving de vrijheid van dienstverlening of de vrijheid van vestiging onterecht beperkt, hetgeen per geval beoordeeld zou moeten worden in het licht van alle ter zake doende omstandigheden. |
(28) |
Verleners van luchtverkeersdiensten kunnen communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten (communication, navigation and surveillance services — CNS), luchtvaartinlichtingendiensten (aeronautical information services — AIS), luchtverkeersgegevensdiensten (air traffic data services — ADS), of — indien de lidstaten geen MET-verlener hebben aangewezen — meteorologische diensten voor luchtvaartnavigatie (meteorological services — MET) aanbesteden onder marktvoorwaarden of op grond van een ander soort overeenkomst waarop de Richtlijnen 2014/24/EU (12) en 2014/25/EU (13) van het Europees Parlement en de Raad niet van toepassing zijn, rekening houdend met specifieke situaties zoals het niet voorhanden zijn van oplossingen, en overwegingen in verband met het openbaar belang. De lidstaten kunnen toestaan dat luchthavenexploitanten of een groep luchthavenexploitanten terminalluchtverkeersdiensten voor plaatselijke luchtverkeersleiding of luchtverkeersdiensten voor naderingsluchtverkeersleiding aanbesteden onder marktvoorwaarden. |
(29) |
Wanneer luchtverkeersdiensten voor plaatselijke luchtverkeersleiding en naderingsluchtverkeersleiding worden aanbesteed, mogen zij niet onder de prestatiedoelstelling van deze verordening vallen. De dienstverleners moeten niettemin gegevens verstrekken over de prestaties van de luchtvaartnavigatiediensten. Wanneer luchtverkeersdiensten voor plaatselijke luchtverkeersleiding en naderingsluchtverkeersleiding worden aanbesteed, moeten in de technische eisen in het bestek eisen inzake de kwaliteit van de dienstverlening worden opgenomen. |
(30) |
Verleners van luchtvaartnavigatiediensten moeten gescheiden rekeningen voeren voor elke luchtvaartnavigatiedienst op dezelfde wijze als verplicht zou zijn indien deze diensten zouden worden uitgevoerd door aparte ondernemingen, teneinde discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentieverstoring te vermijden. |
(31) |
Indien van toepassing moet de aanbesteding van luchtvaartnavigatiediensten worden verricht overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU, Richtlijn 2014/25/EU, en de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie alsmede de toepasselijke bepalingen van het Verdrag, met name de Verdragsregels betreffende de vrijheid van dienstverlening en de vrijheid van vestiging. De aanbestedingsprocedures voor diensten moeten zodanig worden ontworpen dat concurrerende verleners effectief kunnen deelnemen aan deze procedures, onder meer door regelmatig een nieuwe aanbesteding uit te schrijven. |
(32) |
Voor het verkeersbeheer van onbemande luchtvaartuigen moeten gemeenschappelijke informatiediensten (common information services — CIS) beschikbaar zijn. Wanneer CIS worden verleend door een enkele, door de lidstaat aangewezen CIS-verlener voor een specifiek U-spaceluchtruim, moeten de prijzen van CIS worden gereguleerd om de kosten van dit verkeersbeheer binnen de perken te houden. De prijzen van CIS moeten derhalve worden gebaseerd op de kosten plus een redelijke winstmarge, en ter goedkeuring worden voorgelegd aan de nationale toezichthoudende instanties. Indien CIS niet door één CIS-verlener worden verleend, moeten de individuele CIS gratis worden verleend. Om de verlening van de dienst mogelijk te maken, moet aan de CIS-verleners op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden toegang tot de relevante operationele gegevens worden geboden. |
(33) |
De beschikbaarheid van relevante operationele gegevens met betrekking tot het algemene luchtverkeer is van essentieel belang om de flexibele verlening van luchtverkeersgegevensdiensten mogelijk te maken op grensoverschrijdende en Uniewijde basis. Dergelijke gegevens moeten derhalve op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden ter beschikking worden gesteld van betrokken belanghebbenden, waaronder entiteiten met bewezen belangstelling voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten. De nauwkeurigheid van de informatie over de status van het luchtruim en over specifieke luchtverkeerssituaties en de tijdige verspreiding van deze informatie onder civiele en militaire luchtverkeersleiders heeft een direct effect op de veiligheid en efficiëntie van de activiteiten, ook op de milieuefficiëntie van de vluchten. Tijdige toegang tot actuele informatie over de status van het luchtruim is van essentieel belang voor alle partijen die gebruik willen maken van luchtruimstructuren die ter beschikking worden gesteld wanneer zij hun vliegplannen indienen of opnieuw indienen. |
(34) |
De prestatie- en de heffingsregeling mogen niet van toepassing zijn op terminalluchtvaartnavigatiediensten die worden verleend op luchthavens met minder dan 80 000 luchtvervoersbewegingen per jaar die volgens instrumentvliegvoorschriften (instrument flight rules — IFR) worden uitgevoerd. Het vaststellen van prestatiedoelstellingen voor die diensten zou weinig meerwaarde opleveren, aangezien die doelstellingen meestal bijna nul zouden zijn. Bovendien zou het onderwerpen van die diensten aan de prestatie- en de heffingsregeling, zoals vastgelegd in deze verordening, onevenredige administratieve en financiële lasten met zich meebrengen ten opzichte van de verwachte voordelen wat betreft betere prestaties en betere kwaliteit van de dienstverlening. De lidstaten kunnen echter besluiten dat de prestatie- en de heffingsregeling wel van toepassing moeten zijn op die terminalluchtvaartnavigatiediensten. |
(35) |
Legers die luchtvaartnavigatiediensten hoofdzakelijk verlenen voor andere bewegingen van luchtvaartuigen dan algemeen luchtverkeer, met inbegrip van de financiering daarvan, hoeven niet te voldoen aan de prestatie- en de heffingsregeling zoals vastgelegd in deze verordening. De kosten van hun diensten mogen derhalve niet worden beschouwd als bepaalde kosten uit hoofde van deze verordening. De lidstaten kunnen echter besluiten die regelingen wel toe te passen op legers die die diensten verrichten. De prestatie- en de heffingsregeling moeten van toepassing zijn op legers die luchtvaartnavigatiediensten hoofdzakelijk voor algemeen luchtverkeer verlenen. |
(36) |
De prestatie- en de heffingsregeling moeten zorgen voor de efficiënte, duurzame en ononderbroken werking van het Europese ATM-systeem, en zijn tevens bedoeld om luchtvaartnavigatiediensten die onder andere dan marktvoorwaarden worden verleend, kostenefficiënter te maken en om een betere kwaliteit van de dienstverlening te bevorderen. Daartoe moeten deze regelingen relevante en zinvolle stimulansen omvatten. Met het oog op deze doelstelling mag de prestatieregeling geen betrekking hebben op diensten die onder marktvoorwaarden worden verleend. De prestatieregeling moet gelden voor alle luchtvaartnavigatiediensten die door een aangewezen verlener van luchtverkeersdiensten worden verleend of door andere dienstverleners aan deze zijn uitbesteed, ook wanneer door deze dienstverlener zowel luchtvaartnavigatie- als luchtverkeersdiensten worden verleend. |
(37) |
De lidstaten kunnen gezamenlijke prestatieplannen voor luchtvaartnavigatiediensten, die minstens de duur van de referentieperiode bestrijken, opstellen, teneinde het prestatieniveau van het luchtverkeersbeheer tot boven het niveau te brengen dat door een individuele lidstaat zou kunnen behaald; de lidstaten moeten in die gezamenlijke plannen ten minste één gezamenlijke doelstelling en gezamenlijke initiatieven inzake grensoverschrijdende samenwerking opnemen, maar ook de meerwaarde van andere gezamenlijke doelstellingen, het uitvoeren van gezamenlijke aanbestedingen en het opzetten van een gezamenlijk beheer in overweging nemen. |
(38) |
Bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen met stimuleringsregelingen moet de Commissie bepalen in welke mate die regelingen van toepassing zijn op situaties waarin verleners van luchtvaartnavigatiediensten tijdens de referentieperiode verder gaan dan de toepasselijke bindende prestatiedoelstellingen voor luchtvaartnavigatiediensten of daar niet aan voldoen. Er moet bij de vaststelling van de toepassingscriteria terdege rekening worden gehouden met onvoorziene en significante gebeurtenissen waarover de verlener van luchtverkeersdiensten geen controle heeft, onverminderd de maatregelen die deze moet nemen om de gevolgen van die gebeurtenissen te beperken. Om een betere kwaliteit van de dienstverlening te bevorderen, moeten de prestatie- en de heffingsregeling zinvolle en passende stimulansen bevatten. Er moeten financiële stimulansen worden ingesteld met als doel op evenwichtige wijze betere prestaties op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten aan te moedigen door de werkelijke prestaties afgezet tegen bindende prestatiedoelstellingen te belonen of bestraffen. |
(39) |
Inkomsten uit heffingen die aan luchtruimgebruikers worden opgelegd, zouden kunnen leiden tot financiële overschotten of verliezen voor verleners van luchtvaartnavigatiediensten, als gevolg van de toepassing van de stimuleringsregelingen en risicodelingsmechanismen. |
(40) |
Er moet een prestatiebeoordelingsraad (Performance Review Board — PBR) worden opgericht om de Commissie van advies te dienen en te assisteren bij de toepassing van de prestatie- en de heffingsregeling. Bij de oprichting van de PBR moet ervoor worden gezorgd dat de PBR zijn taken met de vereiste deskundigheid en onafhankelijk van openbare of particuliere belangen kan uitvoeren en over de nodige middelen beschikt. De PBR moet het prestatiebeoordelingsorgaan dat is opgericht uit hoofde van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 549/2004 vervangen en opvolgen. |
(41) |
De PBR moet worden bijgestaan door een secretariaat, dat door de Commissie wordt verzorgd. Bij het opstellen van de inhoud en het bepalen van de uitgangspunten van de adviezen, aanbevelingen, verslagen en richtsnoeren van de PBR, mag het secretariaat geen andere instructies ontvangen dan van de PBR zelf, zodat de PBR zijn adviserende rol kan vervullen, en de onafhankelijkheid van de PBR is gewaarborgd. De belangrijkste taak van het secretariaat moet erin bestaan bij te dragen aan de onafhankelijke uitvoering van de taken van de PBR. |
(42) |
De personeelsleden van het secretariaat moeten, ter waarborging van hun onafhankelijkheid, voldoen aan de regels inzake beroepsgeheim en belangenconflicten die zijn opgenomen in het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie zoals, vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (14). De selectieprocedure en -criteria moeten nader worden omschreven in een uitvoeringshandeling, waarbij geen specifieke leden van de PBR mogen worden aangewezen, noch deze aanwijzing op enigerlei wijze afhankelijk mag worden gesteld van de goedkeuring van de lidstaten. |
(43) |
Gezien de grensoverschrijdende en netwerkelementen die inherent zijn aan de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, moeten de en-routeprestaties worden getoetst aan Uniewijde prestatiedoelstellingen. |
(44) |
De nationale doelstellingen voor de verlening van terminalluchtvaartnavigatiediensten moeten gericht zijn op verbetering van de prestaties van die diensten in de loop van de tijd en moeten een gate-to-gatebenadering voor de regulering van luchtvaartnavigatiediensten mogelijk maken. |
(45) |
De lidstaten, de nationale toezichthoudende instanties en de Commissie moeten duidelijk omschreven taken hebben in de prestatie- en de heffingsregeling, met name wat betreft het opstellen van de prestatieplannen, de goedkeuring van die plannen en het toezicht op de prestaties van verleners van luchtvaartnavigatiediensten. |
(46) |
Het kernprestatiegebied klimaat en milieu moet de gevolgen van de luchtvaart voor het klimaat en het milieu waarover verleners van luchtvaartnavigatiediensten controle hebben, met name de CO2-emissies, aanpakken. De prestatieplannen moeten voor elke referentieperiode en-routeprestatiedoelstellingen bevatten die verenigbaar zijn met de Uniewijde prestatiedoelstellingen op de kernprestatiegebieden klimaat en milieu, capaciteit en kostenefficiëntie, alsook terminalprestatiedoelstellingen op de kernprestatiegebieden capaciteit en kostenefficiëntie. Op de datum van vaststelling van deze verordening is het op basis van de beschikbare gegevens niet mogelijk om op het kernprestatiegebied klimaat en milieu kernprestatie-indicatoren voor terminalluchtvaartnavigatiediensten vast te stellen die geldig, betrouwbaar en meetbaar zijn en die het mogelijk maken de gevolgen op dat gebied waarover de verleners van luchtvaartnavigatiediensten rechtstreekse controle hebben, te meten. Daarom moeten de lidstaten worden verplicht om in de prestatieplannen pas bindende doelstellingen voor terminalluchtvaartnavigatiediensten op het kernprestatiegebied klimaat en milieu op te nemen nadat de Commissie in een uitvoeringshandeling de kernprestatie-indicatoren heeft kunnen vaststellen die aan die voorwaarden voldoen. Bij de vaststelling van bindende prestatiedoelstellingen voor terminalluchtvaartnavigatiediensten die in het prestatieplan zijn opgenomen, moet rekening worden gehouden met lokale omstandigheden, met name de eisen van het lokale milieubeleid. |
(47) |
Er moeten specifieke criteria worden gebruikt voor de prestaties van de netwerkfuncties, gelet op de specifieke kenmerken van die functies. Voor die netwerkfuncties moeten prestatiedoelstellingen worden opgesteld op de kernprestatiegebieden klimaat en milieu, capaciteit en kostenefficiëntie. |
(48) |
De bij deze verordening ingestelde heffingsregeling moet in overeenstemming zijn met onder meer artikel 15 van het Verdrag van Chicago. Die regeling mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de lidstaten om de verlening van luchtvaartnavigatiediensten waarop deze verordening betrekking heeft, met overheidsmiddelen te financieren, voor zover dit in overeenstemming is met de Verdragsregels inzake mededinging, indien van toepassing. |
(49) |
De heffingsregeling moet worden gebaseerd op het beginsel dat luchtruimgebruikers moeten betalen voor de kosten van de diensten en functies waarvan zij profiteren en die niet anderszins worden gedekt. De kosten die toerekenbaar zijn aan de verlening van luchtvaartnavigatiediensten door nationale instanties van de lidstaten, met inbegrip van de nationale bevoegde autoriteiten en de nationale toezichthoudende instanties, alsmede Eurocontrol en de netwerkbeheerder zouden kunnen worden opgenomen in de bepaalde kosten die in rekening kunnen worden gebracht aan de luchtruimgebruikers. De heffingen moeten de veilige, doelmatige, doeltreffende en duurzame verlening van luchtvaartnavigatiediensten bevorderen teneinde een hoog niveau van veiligheid en kostenefficiëntie te bereiken en aan de prestatiedoelstellingen te voldoen, en moeten de milieueffecten van de luchtvaart helpen verminderen. |
(50) |
Kosten die voortvloeien uit het Internationaal Verdrag van Eurocontrol tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 1960, als laatstelijk gewijzigd, kunnen in de bepaalde kosten worden opgenomen, aangezien alle activiteiten die op het ogenblik van de vaststelling van deze verordening onder dat verdrag vallen, worden beschouwd als activiteiten die verband houden met luchtvaartnavigatiediensten. |
(51) |
De Commissie moet een haalbaarheidsstudie verrichten over de effecten van het moduleren van heffingen op het luchtverkeer, de dienstverlening, de administratiekosten en de belanghebbenden, alsmede over de bijdrage van dat moduleren tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Op basis van die studie moet de Commissie bepalen of er een uitvoeringshandeling moet worden vastgesteld om de eenvormige toepassing te waarborgen van het moduleren van heffingen om luchtruimgebruikers aan te moedigen verbeteringen in de klimaat- en milieuprestaties te ondersteunen, met name door te kiezen voor de meest brandstofefficiënte routering of meer gebruik te maken van alternatieve schone aandrijftechnologieën, waaronder duurzame alternatieve brandstoffen, met behoud van een optimaal veiligheidsniveau. Zelfs als de Commissie geen uitvoeringshandeling vaststelt, moeten de lidstaten het recht hebben de heffingen te moduleren om verleners van luchtverkeersdiensten en luchtruimgebruikers aan te moedigen verbeteringen in de kwaliteit van de dienstverlening, zoals meer capaciteit, minder vertragingen en duurzame ontwikkeling, te ondersteunen. |
(52) |
In geval van een netwerkcrisis, zoals een geopolitiek conflict, een gezondheidscrisis of een natuurramp, waardoor er geen betrouwbare verkeersprognoses kunnen worden uitgebracht, moet de Commissie overgangsbepalingen kunnen vaststellen, waaronder een tijdelijke opschorting of aanpassing van de prestatieregeling, totdat de netwerkcrisis voorbij is en er nieuwe betrouwbare prognoses beschikbaar zijn. |
(53) |
Onverminderd de procedure van artikel 258 VWEU moet de Commissie regelmatig toetsen of de lidstaten deze verordening naleven. Bij die toetsing moet de Commissie beoordelen of de lidstaten ervoor zorgen dat de verleners van luchtvaartnavigatiediensten hun verplichtingen nakomen. |
(54) |
Er moeten bepalingen worden vastgesteld die de transparantie van de rekeningen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten garanderen; dit is een van de middelen om kruissubsidiëring en daaruit voortvloeiende verstoringen te voorkomen. |
(55) |
ATM-netwerkfuncties moeten bijdragen tot de duurzame ontwikkeling van het luchtvervoerssysteem en moeten de verwezenlijking van Uniewijde prestatiedoelstellingen ondersteunen. Zij moeten ertoe leiden dat het luchtruim en de schaarse middelen duurzaam, efficiënt en ecologisch optimaal worden gebruikt, moeten een afspiegeling zijn van operationele behoeften bij de uitrol van de Europese ATM-netwerkinfrastructuur en moeten zorgen voor ondersteuning in geval van netwerkcrises. |
(56) |
Een aantal netwerkfuncties, zoals regeling van luchtverkeersstromen, moet centraal door één orgaan worden gecoördineerd als ondersteuning van de acties die worden ondernomen door de lidstaten en de betrokken operationele belanghebbenden. Daarom moet een aantal taken die bijdragen tot de uitvoering van deze functies worden uitgevoerd door een netwerkbeheerder; alle operationele belanghebbenden moeten bij de acties van deze netwerkbeheerder worden betrokken. De specifieke taken van de netwerkbeheerder moeten worden vastgelegd in deze verordening. De netwerkbeheerder moet worden aangesteld door de Commissie. |
(57) |
In 2011 en 2019 heeft de Commissie Eurocontrol benoemd als netwerkbeheerder. Om de bedrijfscontinuïteit bij de uitoefening van de ATM-netwerkfuncties te waarborgen, kan dat mandaat worden verlengd onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden. |
(58) |
Indien de netwerkbeheerder tot een andere entiteit behoort, moet er ten aanzien van die entiteit een functionele en hiërarchische scheiding zijn en moeten er gescheiden rekeningen worden gevoerd. |
(59) |
Operationele belanghebbenden die op plaatselijke en operationele niveaus netwerkfuncties moeten uitoefenen, en de lidstaten moeten volledig worden betrokken bij de uitoefening van die functies en bij de besluitvorming. Derhalve moet de netwerkbeheerder maatregelen nemen via coöperatieve besluitvorming die meer bepaald gebaseerd is op raadpleging van operationele belanghebbenden en de lidstaten en op gedetailleerde werkafspraken en beheerprocessen. In dit coöperatief besluitvormingsproces moeten de partijen zo veel mogelijk handelen met het oog op een betere werking en betere prestaties van het netwerk, met inbegrip van de verwezenlijking van Uniewijde prestatiedoelstellingen op het kernprestatiegebied klimaat en milieu, waarbij de belangen van het netwerk voorop moeten staan, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de behoeften op het gebied van veiligheid en defensie, en zo veel mogelijk naar probleemoplossing en consensus moet worden gestreefd. In het kader van de coöperatieve besluitvorming voor de uitoefening van de netwerkfuncties moeten de lidstaten zorgen voor passende coördinatie op nationaal niveau met de civiele en militaire operationele belanghebbenden. Daarnaast moet er, teneinde te zorgen voor een passende governance met betrekking tot de uitoefening van de netwerkfuncties, een netwerkbeheerraad worden opgericht ten behoeve van een passende vertegenwoordiging van de belangen van alle actoren die betrokken zijn bij de uitoefening van deze functies, met name de operationele belanghebbenden. Onverminderd de raadpleging van de netwerkbeheerraad over regelgevende of strategische besluiten, zoals de goedkeuring van het netwerkstrategieplan, moeten de met behulp van coöperatieve besluitvorming of door de netwerkbeheerraad vastgestelde maatregelen operationeel of technisch van aard zijn en de dagelijkse werking van het netwerk waarborgen overeenkomstig de doelstellingen van deze verordening. |
(60) |
Omwille van een grotere klantgerichtheid moeten verleners van luchtverkeersdiensten bij belangrijke operationele beslissingen de betrokken belanghebbenden raadplegen. |
(61) |
Het aanbieden van volledige, hoogwaardige en tijdige luchtvaartinlichtingen heeft een grote impact op de veiligheid en het vergemakkelijken van de toegang tot het luchtruim van de Unie en op de mogelijkheden om zich binnen dat luchtruim te bewegen. De toegang tot die gegevens moet derhalve worden vergemakkelijkt door middel van een passende informatie-infrastructuur. |
(62) |
Het veilige en efficiënte gebruik van het luchtruim is alleen mogelijk via nauwe samenwerking tussen civiele en militaire luchtruimgebruikers, in de praktijk hoofdzakelijk op basis van het concept van flexibel gebruik van het luchtruim en effectieve civiel-militaire coördinatie, zoals tot stand gebracht door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (International Civil Aviation Organization — ICAO). Om de uniforme toepassing van dit concept te garanderen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om uitvoeringshandelingen vast te stellen, binnen de grenzen van het gemeenschappelijk vervoersbeleid en onverminderd de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor hun luchtruim. |
(63) |
Het ATM-onderzoeksproject voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim (Single European Sky ATM Research — SESAR) is erop gericht de veilige, efficiënte en ecologisch duurzame ontwikkeling van het luchtvervoer mogelijk te maken door het Europese en mondiale ATM-systeem te moderniseren. Voor een optimale effectiviteit van het project moet er worden gezorgd voor een goede coördinatie tussen de fasen ervan. Het Europees ATM-masterplan moet het resultaat zijn van de definitiefase van SESAR en moet bijdragen tot de verwezenlijking van de Uniewijde prestatiedoelstellingen. Voor de periode 2022-2027 hebben de Europese Commissie en het Partnerschap voor de uitrol en infrastructuur van SESAR (SESAR Deployment and Infrastructure Partnership — SDIP) — een consortium van 20 grote Europese luchtruimgebruikers, verleners van luchtvaartnavigatiediensten en luchthavenexploitanten, en Eurocontrol als netwerkbeheerder — een kaderpartnerschapsovereenkomst voor de lange termijn ondertekend op grond waarvan SDIP taken zal uitvoeren in verband met de tijdige en gesynchroniseerde uitvoering van gemeenschappelijke projecten (Uitvoeringsverordening (EU) 2021/116 van de Commissie (15) ) en toezicht door de betrokken belanghebbenden te coördineren en te ondersteunen. |
(64) |
Het concept van gemeenschappelijke projecten moet gericht zijn op de tijdige, gecoördineerde en gesynchroniseerde toepassing van de in het Europees ATM-masterplan geïdentificeerde essentiële operationele wijzigingen die gevolgen hebben voor het hele netwerk en die voldoende uitgewerkt zijn voor toepassing. Gemeenschappelijke projecten moeten met name de invoering van nieuwe digitale technologieën bevorderen en versnellen. De Commissie moet worden belast met de uitvoering van een kosten-batenanalyse van de financiering van de uitvoering van gemeenschappelijke projecten, teneinde de uitrol van het SESAR-project te versnellen. |
(65) |
De naleving van de bij Verordening (EU) 2018/1139 vastgestelde eisen voor ATM-systemen en -onderdelen moet de interoperabiliteit van die systemen en onderdelen garanderen, ten gunste van het gemeenschappelijk Europees luchtruim. |
(66) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, met name op het gebied van de PBR, de toepassing van de prestatie- en de heffingsregeling, onder meer met betrekking tot de vaststelling van Uniewijde prestatiedoelstellingen en aanvullende basiswaarden, alarmdrempels, uitgesplitste waarden en benchmarkgroepen, de vaststelling van prestatiedoelstellingen en de criteria en voorwaarden voor de beoordeling ervan, de voorbereiding, beoordeling, goedkeuring en herziening van de prestatieplannen, met inbegrip van gezamenlijke prestatieplannen, en prestatiedoelstellingen, het toezicht op de prestaties, met inbegrip van de prestaties van netwerkfuncties, de toewijzing van kosten tussen en-route- en terminalluchtvaartnavigatiediensten, de vaststelling van kernprestatie-indicatoren en indicatoren voor monitoring, de methode voor benchmarking, stimuleringsregelingen, regels voor de wijziging van een terminalheffingszone, regels voor het verstrekken van informatie over kosten en heffingen, de inhoud en vaststelling van de kostenbases voor heffingen en de vaststelling van eenheidstarieven voor luchtvaartnavigatiediensten, stimuleringsmechanismen en risicodelingsmechanismen, het moduleren van heffingen, regels over de uitvoeringsbepalingen voor de verstrekking van gegevens door de nationale toezichthoudende instanties aan de Commissie, een mechanisme voor het aanpakken van onvoorziene en significante gebeurtenissen die een materieel effect hebben op de toepassing van de prestatie- en de heffingsregeling, regels voor de uitoefening van de netwerkfuncties, de aanstelling van de netwerkbeheerder en de voorwaarden voor die aanstelling, alsmede de taken en werking van de netwerkbeheerder, de netwerkbeheerraad, coöperatieve besluitvorming en de netwerkgovernancemechanismen, de eisen inzake de beschikbaarheid van operationele gegevens, de toepassing van het concept van flexibel gebruik van het luchtruim, de vaststelling van gemeenschappelijke projecten en de governancemechanismen die daarop van toepassing zijn, alsmede de uitvoering van de ICAO-luchtruimclassificatie, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (16). Indien het comité geen advies uitbrengt, mag de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vaststellen. |
(67) |
De sociale en beroepsorganisaties van het personeel moeten respectievelijk worden geraadpleegd over alle voorgestelde maatregelen die belangrijke sociale, technologische en met de menselijke dimensie of de prestaties verband houdende gevolgen hebben. Ook moeten op het niveau van de Unie het Comité voor de sectorale dialoog, opgericht bij Besluit 98/500/EG van de Commissie (17), en de deskundigengroep van de Commissie inzake de menselijke dimensie van het gemeenschappelijk Europees luchtruim worden geraadpleegd. |
(68) |
De sancties waarin voorzien wordt voor overtredingen van deze verordening moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn, zonder de veiligheid aan te tasten. |
(69) |
Deze verordening mag de lidstaten niet beletten maatregelen toe te passen die nodig zijn ter waarborging van essentiële belangen op het gebied van hun veiligheids- of defensiebeleid. Daarnaast laat zij de bevoegdheid van de lidstaten voor het vaststellen van bepalingen betreffende de organisatie van hun strijdkrachten onverlet. Die bevoegdheid kan ertoe leiden dat lidstaten maatregelen vaststellen om ervoor te zorgen dat hun strijdkrachten over voldoende luchtruim voor passende onderwijs- en opleidingsdoeleinden beschikken. Derhalve moet worden voorzien in een vrijwaringsclausule om de uitoefening van die bevoegdheid mogelijk te maken. |
(70) |
Ten behoeve van een eenvoudiger regelgevingskader voor certificering en een centraal certificeringsproces moeten de voorschriften in verband met de certificering van verleners van luchtvaartnavigatiediensten die eerst in Verordening (EG) nr. 550/2004 stonden naar Verordening (EU) 2018/1139 worden overgezet. Met name moet worden bepaald dat ingeval verleners van luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten (ATM/ANS) gecertificeerd willen worden, zij moeten aantonen over voldoende financiële draagkracht en een passende aansprakelijkheidsverzekering te beschikken, moeten voldoen aan de toepasselijke voorschriften ten aanzien van eigendom en organisatiestructuur, en veiligheidsrisico’s moeten beheren. Ook moet worden gespecificeerd welke voorwaarden er voor de afgegeven certificaten mogen gelden. |
(71) |
Tot besluit moeten de essentiële eisen voor ATM/ANS en luchtverkeersleiders worden aangevuld voor wat betreft de eisen voor luchtverkeersgegevensdiensten. |
(72) |
Voor de uitvoering van haar certificerings-, toezichts- en handhavingstaken met betrekking tot de essentiële eisen inzake financiële draagkracht, aansprakelijkheid, verzekeringsdekking, eigendom en organisatiestructuur, moet de bevoegde autoriteit gebruikmaken van de beoordelingen van de nationale toezichthoudende instantie, tenzij de betrokken nationale bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor alle certificeringstaken. |
(73) |
Aangezien de Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004 en (EG) nr. 551/2004 door deze verordening worden vervangen en ingetrokken, is het passend de verwijzingen in Verordening (EU) 2018/1139 naar de Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004 en (EG) nr. 551/2004 bij te werken. |
(74) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Verordening (EU) 2018/1139, met name met betrekking tot de voorwaarden die kunnen worden toegepast op de certificaten van verleners van ATM/ANS en met betrekking tot de regels en procedures voor de beoordeling van en het toezicht, door de nationale toezichthoudende instantie, op de naleving door die verleners van de essentiële eisen inzake financiële draagkracht, aansprakelijkheid, verzekeringsdekking, eigendom en organisatiestructuur, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011. |
(75) |
Verordening (EU) 2018/1139 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(76) |
Daar de doelstelling van deze verordening, te weten de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege het transnationale karakter ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. In deze verordening worden de regels vastgelegd voor de totstandbrenging en effectieve werking van het gemeenschappelijk Europees luchtruim teneinde de veiligheidsnormen voor luchtvervoer aan te scherpen, bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van het luchtvervoerssysteem en de algemene prestaties van het systeem voor luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten voor het algemene luchtverkeer in Europa te verbeteren, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van alle luchtruimgebruikers. Het gemeenschappelijk Europees luchtruim omvat een samenhangend pan-Europees netwerk, een geleidelijk meer geïntegreerd luchtruim, netwerkbeheer en luchtverkeersbeheersystemen die gebaseerd zijn op veiligheid, efficiëntie, interoperabiliteit en technologische modernisering, ten behoeve van alle luchtruimgebruikers, burgers en het milieu.
2. De toepassing van deze verordening laat de soevereiniteit van de lidstaten over hun luchtruim, alsmede de behoeften van de lidstaten inzake openbare orde, openbare veiligheid en defensieaangelegenheden, zoals vermeld in artikel 55, onverlet. Deze verordening heeft geen betrekking op militaire operaties en trainingen. Er wordt gecoördineerd met militaire autoriteiten om potentiële gevolgen van de toepassing van deze verordening op militaire activiteiten in kaart te brengen en aan te pakken.
3. De toepassing van deze verordening laat de rechten en plichten van de lidstaten voortvloeiend uit het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944 (het “Verdrag van Chicago”) onverlet. In die context heeft deze verordening, op de gebieden waarop zij van toepassing is, tot doel de lidstaten te helpen bij het nakomen van hun verplichtingen op grond van het Verdrag van Chicago, door een basis te verschaffen voor een gemeenschappelijke interpretatie en een uniforme uitvoering van de bepalingen daarvan, en door ervoor te zorgen dat die bepalingen in deze verordening en de uitvoeringsvoorschriften terdege in aanmerking worden genomen.
4. Deze verordening is van toepassing op het luchtruim in de EUR-regio van de ICAO waar lidstaten verantwoordelijk zijn voor de verlening van luchtverkeersdiensten. De lidstaten kunnen deze verordening ook toepassen op het luchtruim dat in andere ICAO-gebieden onder hun verantwoordelijkheid valt, op voorwaarde dat zij de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis stellen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
1) |
“plaatselijke verkeersleiding”: luchtverkeersleidingsdienst (ATC-dienst) voor luchtvaartterreinverkeer; |
2) |
“luchtvaartinlichtingendienst (aeronautical information service)” of “AIS”: een binnen een vastgesteld bestreken gebied opgerichte dienst die verantwoordelijk is voor het verstrekken van luchtvaartinlichtingen en gegevens die nodig zijn voor de veiligheid, regelmaat en efficiency van luchtvaartnavigatie; |
3) |
“Agentschap”: het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, dat is opgericht bij Verordening (EU) 2018/1139; |
4) |
“verlener van luchtvaartnavigatiediensten”: een openbaar of particulier lichaam dat een of meer luchtvaartnavigatiediensten voor het algemene luchtverkeer verleent; |
5) |
“luchtvaartnavigatiediensten (air navigation services)” of “ANS”: luchtverkeersdiensten; communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingsdiensten (CNS), met inbegrip van diensten voor het versterken van door GNSS-satellietenconstellaties uitgezonden signalen ten behoeve van luchtvaartnavigatie; meteorologische diensten voor luchtvaartnavigatie (MET); luchtvaartinlichtingendiensten (AIS) en luchtverkeersgegevensdiensten (ADS); |
6) |
“luchtverkeersleidingsdienst” of “ATC-dienst”: dienst die wordt verricht teneinde:
|
7) |
“luchtverkeersgegevensdiensten (air traffic data services)” of “ADS”: diensten die bestaan uit het verzamelen, samenvoegen en integreren van operationele gegevens van verleners van plaatsbepalingsdiensten, verleners van MET en AIS en netwerkfuncties, en andere betrokken entiteiten die operationele gegevens genereren, en het verstrekken van verwerkte gegevens met het oog op luchtverkeersleiding of luchtverkeersbeheer; |
8) |
“regeling van luchtverkeersstromen (air traffic flow management)” of “ATFM”: functie die tot doel heeft bij te dragen aan een veilige, ordelijke en vlotte doorstroming van het luchtverkeer tijdens het volledige traject door ervoor te zorgen dat de luchtverkeersleidingscapaciteit optimaal wordt benut en dat het verkeersvolume verenigbaar is met de door de betrokken verleners van luchtverkeersdiensten afgegeven capaciteit; |
9) |
“luchtverkeersbeheer (air traffic management)” of “ATM”: de verzameling van functies en diensten in de lucht en op de grond, met name luchtverkeersdiensten, luchtruimbeheer en regeling van luchtverkeersstromen, met inbegrip van het ontwerp van vliegprocedures, die nodig zijn om de veiligheid en de doeltreffendheid van de vliegtuigbewegingen in alle fasen te waarborgen; |
10) |
“luchtverkeersdiensten”: vluchtinformatiediensten, waarschuwingsdiensten en adviesdiensten voor het luchtverkeer, alsmede ATC-diensten, met name algemene luchtverkeersleidingsdiensten, naderingsluchtverkeersleidingsdiensten en plaatselijke luchtverkeersleidingsdiensten; |
11) |
“luchtruimblok”: luchtruim van vastgestelde afmetingen, in ruimte en tijd, bestaande uit een of meer luchtruimstructuren, waarbinnen luchtvaartnavigatiediensten worden verleend; |
12) |
“luchtruimbeheer”: een plannings- en monitoring functie met als belangrijkste doel een optimale benutting van beschikbaar luchtruim door dynamische time-sharing en, bij gelegenheid, scheiding van luchtruim tussen verschillende categorieën luchtruimgebruikers op basis van kortetermijnbehoeften; |
13) |
“luchtruimstructuur”: een specifiek luchtruimvolume dat is vastgesteld om de veilige en optimale exploitatie van luchtvaartuigen te waarborgen; |
14) |
“luchtruimgebruikers”: exploitanten van luchtvaartuigen die in overeenstemming met de regels voor algemeen luchtverkeer opereren; |
15) |
“waarschuwingsdienst”: een dienst die bij de verantwoordelijke organisaties melding maakt van vliegtuigen in nood die bijstand behoeven en dergelijke organisaties op verzoek assisteert; |
16) |
“naderingsluchtverkeersleidingsdienst”: ATC-dienst voor aankomende of vertrekkende gecontroleerde vluchten; |
17) |
“algemene luchtverkeersleidingsdienst”: ATC-dienst voor gecontroleerde vluchten in luchtverkeersleidingsgebieden; |
18) |
“basiswaarde”: een waarde die wordt bepaald voor het stellen van prestatiedoelstellingen en die wordt geraamd op basis van de werkelijke kosten of werkelijke eenheidskosten tijdens het jaar voorafgaand aan het begin van de betrokken referentieperiode; |
19) |
“benchmarkgroep”: een groep verleners van luchtverkeersdiensten met een soortgelijke operationele en economische omgeving; |
20) |
“uitgesplitste waarde”: een waarde die wordt verkregen, voor een bepaalde verlener van luchtverkeersdiensten, door een Uniewijde prestatiedoelstelling uit te splitsen tot op het niveau van een of meer verleners van luchtverkeersdiensten, en die dienstdoet als referentie voor de beoordeling van de samenhang van de in het ontwerpprestatieplan vastgelegde prestatiedoelstelling met de Uniewijde prestatiedoelstelling; |
21) |
“certificaat”: een certificaat, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 12, van Verordening (EU) 2018/1139; |
22) |
“gemeenschappelijke informatiedienst (common information services)” of “CIS”: een dienst die bestaat uit het verspreiden van statische en dynamische gegevens om het verlenen van U-spacediensten voor het beheer van het verkeer van onbemande luchtvaartuigen mogelijk te maken; |
23) |
“U-spaceluchtruim”: een door de lidstaten aangeduide geografische zone waarin activiteiten met onbemande luchtvaartuigsystemen (UAS) alleen mogen plaatsvinden met ondersteuning van U-spacediensten; |
24) |
“U-spacedienst”: een op digitale diensten en automatisering van functies gebaseerde dienst die ontworpen is om de veilige, efficiënte en beveiligde toegang tot het U-spaceluchtruim te ondersteunen voor een groot aantal UAS; |
25) |
“U-spacedienstverlener”: een rechtspersoon die U-spacediensten verleent; |
26) |
“communicatiediensten”: vaste en mobiele diensten ten behoeve van de luchtvaart voor grond-tot-grond-, lucht-tot-grond- en lucht-tot-luchtcommunicatie voor luchtverkeersleidingsdoeleinden; |
27) |
“onderdelen”: materiële objecten, zoals apparatuur, en immateriële objecten, zoals programmatuur, waarvan de interoperabiliteit van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeheer afhangt; |
28) |
“luchtverkeersleidingsgebied”: gecontroleerd luchtruim dat zich verticaal uitstrekt vanaf een gespecificeerde grens boven het aardoppervlak; |
29) |
“coöperatieve besluitvorming”: een proces waarbij beslissingen worden genomen op basis van samenwerking met en raadpleging van de relevante autoriteiten van de lidstaten, operationele belanghebbenden en andere actoren, indien van toepassing, en waarbij naar consensus wordt gestreefd; |
30) |
“grensoverschrijdende diensten”: luchtvaartnavigatiediensten die worden verleend in een lidstaat door een dienstverlener wiens hoofdvestiging zich in een andere lidstaat bevindt; |
31) |
“verklaring”: met het oog op luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten, een verklaring, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 10, van Verordening (EU) 2018/1139; |
32) |
“ontwerp van luchtruimstructuren”: een proces dat zorgt voor ontwikkeling en tenuitvoerlegging van geavanceerde navigatiemogelijkheden en -technieken, verbetering van de routenetwerken en bijbehorende sectorindeling, optimalisering van de luchtruimstructuren en vergroting van de capaciteit van de ATM-procedures; |
33) |
“en-routeheffingszone”: een luchtruimvolume dat zich vanaf de grond uitstrekt tot en met het hogere luchtruim en waarin en-routeluchtvaartnavigatiediensten worden verleend waarvoor één kostenbasis is vastgesteld; |
34) |
“Eurocontrol”: de Europese organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart, opgericht bij het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 1960; |
35) |
“Europees netwerk voor luchtverkeersbeheer (European air traffic management network)” of “EATMN”: de verzameling van systemen, bedoeld in punt 3.1 van bijlage VIII bij Verordening (EU) 2018/1139, die het mogelijk maken luchtvaartnavigatiediensten te verlenen in de Unie, met inbegrip van de interfaces aan grenzen met derde landen; |
36) |
“Europees ATM-masterplan”: het plan dat is goedgekeurd bij Besluit 2009/320/EG van de Raad (18), zoals vervolgens gewijzigd; |
37) |
“flexibel gebruik van het luchtruim”: een concept van luchtruimbeheer, zoals beschreven door de ICAO, dat gebaseerd is op het fundamentele beginsel dat luchtruim niet als strikt civiel of strikt militair mag worden aangewezen, maar moet worden beschouwd als een continuüm waarin zo veel mogelijk aan alle gebruikerseisen recht moet worden gedaan; |
38) |
“vluchtinformatiedienst”: een dienst die adviezen en informatie verstrekt die nuttig zijn voor de veilige en doeltreffende uitvoering van vluchten; |
39) |
“ontwerp van vliegprocedures”: alle taken die relevant zijn voor het ontwerp van een instrumentvliegprocedure; |
40) |
“algemeen luchtverkeer”: alle bewegingen van burgerluchtvaartuigen, alsmede alle bewegingen van staatsluchtvaartuigen (met inbegrip van militaire, douane- en politieluchtvaartuigen), voor zover die bewegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de procedures van de ICAO, zoals opgericht bij het Verdrag van Chicago; |
41) |
“instrumentvliegvoorschriften (instrument flight rules)” of “IFR”: regels die het mogelijk maken dat een luchtvaartuig dat is uitgerust met geschikte navigatieapparatuur, die is aangepast aan de te vliegen route, vliegt volgens de toepasselijke vluchtuitvoeringsvoorschriften; |
42) |
“IFR-luchtvervoersbewegingen per jaar”: de som van de opstijgingen en landingen volgens IFR, berekend als jaarlijks gemiddelde over de drie kalenderjaren die voorafgaan aan het jaar waarin het ontwerpprestatieplan moet worden ingediend; |
43) |
“interoperabiliteit”: een geheel van functionele, technische en operationele eigenschappen die worden vereist van de systemen en onderdelen van het EATMN en van de procedures voor de werking ervan, teneinde de veilige, naadloze en efficiënte werking ervan te verzekeren; |
44) |
“meteorologische diensten voor luchtvaartnavigatie” of “MET”: de faciliteiten en diensten die weersvoorspellingen, waarschuwingen, briefings en waarnemingen voor luchtvaartnavigatiedoeleinden verstrekken, alsmede andere door staten aangeleverde meteorologische informatie en gegevens voor gebruik in de luchtvaart; |
45) |
“nationale bevoegde autoriteit”: een nationale bevoegde autoriteit, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 34, van Verordening (EU) 2018/1139; |
46) |
“nationale toezichthoudende instantie”: het nationale orgaan of de nationale organen waaraan een lidstaat de taken uit hoofde van deze verordening heeft toevertrouwd; |
47) |
“navigatiediensten”: de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van informatie op het gebied van positionering en timing; |
48) |
“netwerkcrisis”: het onvermogen om luchtverkeersbeheer en/of luchtvaartnavigatiediensten te verlenen op het vereiste niveau, resulterend in een aanzienlijk verlies aan netwerkcapaciteit; in een aanzienlijke onevenwichtigheid tussen de netwerkcapaciteit en de vraag; of in een aanzienlijke verstoring van de informatiestroom in, of van de integriteit van, een of meer delen van het netwerk ten gevolge van een ongewone of onvoorziene situatie; |
49) |
“netwerkbeheerder”: de entiteit waaraan de taken zijn toevertrouwd die nodig zijn om bij te dragen aan de uitvoering, overeenkomstig artikel 38, van de in artikel 37 vermelde netwerkfuncties; |
50) |
“operationeel netwerkplan” of “NOP”: een via coöperatieve besluitvorming opgesteld plan om op operationeel niveau de doelstellingen van de netwerkfuncties te verwezenlijken en bij te dragen aan de prestatiedoelstellingen; |
51) |
“netwerkstrategieplan” of “NSP”: een via coöperatieve besluitvorming opgesteld plan dat als leidraad dient voor de ontwikkeling van het netwerk op lange termijn; |
52) |
“operationeel luchtverkeer”: alle vluchten die niet voldoen aan de onderhavige bepalingen voor algemeen luchtverkeer en waarvoor door de passende nationale instanties regels en procedures zijn vastgesteld; |
53) |
“operationele gegevens”: informatie over alle vluchtfasen, die nodig is voor operationele doeleinden van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavenexploitanten en andere betrokken actoren; |
54) |
“operationele belanghebbenden”: de civiele en militaire luchtruimgebruikers, de civiele en militaire verleners van luchtvaartnavigatiediensten en de luchthavenexploitanten; |
55) |
“prestatieplan”: een plan dat tot doel heeft de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties te verbeteren; |
56) |
“ingebruikneming”: eerste operationele gebruik na de initiële installatie of upgrade van een systeem; |
57) |
“routenetwerk”: een netwerk van gespecificeerde routes voor de afhandeling van de verkeersstromen van het algemene luchtverkeer, nodig voor het verlenen van ATC-diensten; |
58) |
“definitiefase van SESAR”: de fase die bestaat uit de vaststelling en actualisering van de langetermijnvisie van het SESAR-project, van het bijbehorende werkingsconcept dat verbeteringen in elke vluchtfase mogelijk maakt, van de vereiste essentiële operationele wijzigingen in het EATMN en van de vereiste ontwikkelings- en uitrolprioriteiten; |
59) |
“uitrolfase van SESAR”: de opeenvolgende industrialiserings- en uitvoeringsfasen tijdens dewelke de volgende activiteiten worden verricht; standaardisering, productie en certificering van grond- en boordapparatuur en van de processen die nodig zijn om SESAR-oplossingen toe te passen (industrialisering); en aanbesteding, installatie en ingebruikneming van apparatuur en systemen op basis van SESAR-oplossingen, met inbegrip van de bijbehorende operationele procedures (uitvoering); |
60) |
“ontwikkelingsfase van SESAR”: de fase tijdens dewelke onderzoeks-, ontwikkelings- en valideringsactiviteiten worden uitgevoerd die tot doel hebben volgroeide SESAR-oplossingen op te leveren; |
61) |
“SESAR-project”: het project om het luchtverkeersbeheer in Europa te moderniseren, met als doel een goed presterende, gestandaardiseerde en interoperabele infrastructuur voor luchtverkeersbeheer in de Unie tot stand te brengen, bestaande uit een innovatiecyclus die de definitiefase, de ontwikkelingsfase en de uitrolfase van SESAR omvat; |
62) |
“SESAR-oplossing”: een inzetbare output van de ontwikkelingsfase van SESAR waarbij nieuwe of verbeterde gestandaardiseerde en interoperabele operationele procedures of technologieën worden ingevoerd; |
63) |
“plaatsbepalingsdiensten”: de faciliteiten en diensten voor het bepalen van de respectieve posities van luchtvaartuigen waarmee voor een veilige separatie wordt gezorgd; |
64) |
“systeem”: het geheel van op de grond gestationeerde en zich in de lucht bevindende onderdelen, alsmede in de ruimte gestationeerde apparatuur, dat ondersteuning geeft aan luchtvaartnavigatiediensten voor alle vluchtfasen; |
65) |
“terminalheffingszone”: een op het grondgebied van een of meer lidstaten gelegen luchthaven of groep van luchthavens waarop terminalluchtvaartnavigatiediensten worden verleend en waarvoor één kostenbasis is vastgesteld; |
66) |
“upgrade”: elke wijziging in de operationele kenmerken van een systeem; |
67) |
“gebruik van luchtruimstructuren”: een andere wijze waarop luchtruimstructuren operationeel worden gebruikt dan luchtruimbeheer zoals gedefinieerd in punt 12. |
Artikel 3
Functionele luchtruimblokken
De lidstaten kunnen hun samenwerking en coördinatie in het luchtruim met betrekking tot de uit hoofde van artikel 9 bis van Verordening (EG) nr. 550/2004 ingestelde functionele luchtruimblokken behouden, teneinde de werking van het netwerk voor luchtverkeersbeheer binnen het gemeenschappelijk Europees luchtruim te verbeteren, met name door overeenkomstig artikel 23, lid 7, van deze verordening gezamenlijke prestatieplannen in te dienen, mits dit geen afbreuk doet aan de efficiënte uitvoering van deze verordening en de in verband met de functionele luchtruimblokken gemaakte kosten afzonderlijk worden gerapporteerd, bij de gegevens die in het kader van de in de artikelen 29 tot en met 36 van deze verordening bedoelde heffingsregeling moeten worden verstrekt.
HOOFDSTUK II
NATIONALE TOEZICHTHOUDENDE INSTANTIES
Artikel 4
Aanwijzing, instelling en eisen betreffende nationale toezichthoudende instanties
1. De lidstaten gaan, gezamenlijk of afzonderlijk, over tot aanwijzing of instelling van een of meer organen als nationale toezichthoudende instantie, belast met de taken welke bij deze verordening aan een dergelijke instantie zijn toegekend.
2. De nationale toezichthoudende instantie oefent haar bevoegdheden op onpartijdige, onafhankelijke en transparante wijze uit en wordt dienovereenkomstig georganiseerd, van personeel voorzien, beheerd en gefinancierd.
3. Onverminderd lid 1 zijn de nationale toezichthoudende instanties onafhankelijk van welke verleners van luchtvaartnavigatiediensten dan ook wat hun organisatie, hiërarchische structuur en besluitvorming betreft, en zijn ze ofwel juridisch ofwel functioneel gescheiden van verleners van luchtvaartnavigatiediensten. Voorts hebben verleners van luchtvaartnavigatiediensten geen beslissingsbevoegdheid voor de toewijzing van de begrotingsmiddelen van nationale toezichthoudende instanties. Indien deze onafhankelijkheid gewaarborgd is, kan een nationale toezichthoudende instantie deel uitmaken van hetzelfde nationale ministerie of dezelfde nationale bestuursinstantie als een verlener van luchtvaartnavigatiediensten.
4. Ingeval een nationale toezichthoudende instantie juridisch niet gescheiden is van een verlener van luchtvaartnavigatiediensten, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de maatregelen die hij heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de nationale toezichthoudende instantie aan de vereisten van lid 3 voldoet en staaft de lidstaat hoe de onafhankelijkheid van de instantie wordt gewaarborgd en daadwerkelijk vorm krijgt. Indien de nationale toezichthoudende instantie en de verlener van luchtvaartnavigatiediensten tot dezelfde bestuursinstantie behoren, vraagt noch aanvaardt de nationale toezichthoudende instantie derhalve instructies van een hiërarchisch niveau van die bestuursinstantie dat gezag heeft over de verlener van luchtvaartnavigatiediensten, voor zover het hun taken als bedoeld in artikel 5 en de daarmee verband houdende besluiten betreft.
5. Een nationale toezichthoudende instantie kan worden samengevoegd met een andere regelgevende instantie, zoals een nationale bevoegde autoriteit of een nationale mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (19), mits de besluiten in verband met de aan de nationale toezichthoudende instantie toegewezen taken uit hoofde van deze verordening onafhankelijk van de andere taken van die gezamenlijke autoriteit worden genomen. In dat geval voldoet de gezamenlijke autoriteit aan de onafhankelijkheidsvereisten van dit artikel.
De nationale toezichthoudende instantie wordt in aangelegenheden in verband met de in artikel 5 van deze verordening genoemde taken vertegenwoordigd op een wijze die de onafhankelijkheid van haar besluiten waarborgt.
6. Onverminderd het nationale recht inzake de indienstneming van ambtenaren zorgen de lidstaten ervoor dat het personeel van hun nationale toezichthoudende instanties, met inbegrip van het tijdelijk personeel, wordt aangenomen door middel van duidelijke en transparante selectieprocedures, die hun onafhankelijkheid verzekeren en ervoor zorgen dat het personeel van nationale toezichthoudende instanties wordt geselecteerd op basis van specifieke kwalificaties, zoals de nodige bekwaamheid en relevante ervaring, of de nodige opleiding krijgt, voor de doeltreffende uitvoering van de in artikel 5 bedoelde taken.
De lidstaten stellen regels vast om belangenconflicten voor het personeel te voorkomen, ook voor personen die besluiten nemen uit hoofde van de in hoofdstuk III van deze verordening opgenomen bevoegdheden, zodat de nationale toezichthoudende instanties de in artikel 5 genoemde taken onafhankelijk kunnen uitvoeren.
7. Onverminderd artikel 30, lid 3, zien de lidstaten erop toe dat de nationale toezichthoudende instanties over de noodzakelijke financiële middelen en capaciteiten beschikken om de in artikel 5 bedoelde taken doeltreffend en tijdig uit te voeren.
8. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen van hun nationale toezichthoudende instanties en van eventuele wijzigingen daarvan, alsook van de maatregelen die zijn genomen om aan dit artikel te voldoen.
Artikel 5
Taken van de nationale toezichthoudende instanties
1. Een nationale toezichthoudende instantie verricht de taken die haar krachtens deze verordening en krachtens Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde uitvoeringshandelingen worden toegewezen. Een nationale toezichthoudende instantie:
a) |
beoordeelt en houdt toezicht op de naleving van de eisen inzake financiële draagkracht, aansprakelijkheid, verzekeringsdekking, eigendom en organisatiestructuur als bedoeld in punt 7 van bijlage VIII bij Verordening (EU) 2018/1139 en van de eisen van de in artikel 43 van die verordening bedoelde uitvoeringshandelingen; |
b) |
gaat na of aan de in artikel 8, lid 2, punt b), en artikel 11, lid 6, punt d), bedoelde nationale eisen inzake veiligheid en defensie wordt voldaan en of deze worden nageleefd door de dienstverleners, tenzij deze taak door de lidstaat aan een andere instantie wordt toevertrouwd; indien een lidstaat besluit deze taak aan een andere instantie toe te vertrouwen, stelt hij de Commissie daarvan in kennis; |
c) |
draagt onverminderd Richtlijn 2014/25/EU en Richtlijn 2014/24/EU waar relevant en nodig bij aan de correcte toepassing van de aanbestedingsvereisten overeenkomstig artikel 11 van deze verordening; |
d) |
beoordeelt de prijsstelling voor het verlenen van CIS en keurt deze goed, overeenkomstig artikel 12; |
e) |
implementeert en monitort de prestatie- en de heffingsregeling overeenkomstig en binnen de grenzen van haar taken uit hoofde van de artikelen 21 tot en met 27 en 29 tot en met 32 en uit hoofde van de in de artikelen 28 en 33 bedoelde uitvoeringshandelingen; |
f) |
houdt toezicht op de toepassing van deze verordening wat betreft de transparantie van de rekeningen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten overeenkomstig artikel 36. |
Voor de toepassing van punt a) kan een lidstaat besluiten de beoordeling van en het toezicht op de naleving door de verlener van luchtvaartnavigatiediensten van de in dat punt genoemde eisen toe te vertrouwen aan zijn nationale bevoegde autoriteit, in welk geval de lidstaat ervoor zorgt dat die nationale bevoegde autoriteit over voldoende middelen en deskundigheid beschikt om die taken uit te voeren en de lidstaat de Commissie hiervan in kennis stelt.
2. Elke nationale toezichthoudende instantie verricht, in samenwerking met de nationale bevoegde autoriteit, en onverminderd artikel 4, lid 5, de nodige toezichtsactiviteiten, waaronder, naargelang het geval, inspecties en audits om na te gaan of de krachtens deze verordening onder haar toezicht vallende entiteiten mogelijk de eisen van deze verordening en de op basis daarvan vastgestelde uitvoeringshandelingen niet hebben nageleefd.
Onverminderd artikel 5, lid 1, tweede alinea, van deze verordening verstrekt de nationale toezichthoudende instantie de nationale bevoegde autoriteit haar beoordeling van de naleving door de verlener van luchtvaartnavigatiediensten van de in punt 7 van bijlage VIII bij Verordening (EU) 2018/1139 genoemde eisen inzake financiële draagkracht, aansprakelijkheid, verzekeringsdekking, eigendom en organisatiestructuur. Die beoordeling omvat zo nodig een aanbeveling tot wijziging, beperking, opschorting of intrekking van het certificaat op grond van artikel 41 van Verordening (EU) 2018/1139.
Indien entiteiten die uit hoofde van deze verordening onder het toezicht van de nationale toezichthoudende instantie staan, andere eisen van deze verordening niet naleven, handhaaft de instantie de nodige corrigerende maatregelen.
De betrokken verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchthavenexploitanten en CIS-verleners voldoen aan alle door de nationale toezichthoudende instanties genomen handhavingsmaatregelen in dat verband.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat in beroep kan worden gegaan tegen de besluiten die nationale toezichthoudende instanties nemen op grond van dit artikel, overeenkomstig nationale wetgeving.
Artikel 6
Samenwerking tussen nationale toezichthoudende instanties
1. De nationale toezichthoudende instanties wisselen, in het kader van de in artikel 18 bedoelde Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties, informatie uit die relevant is voor andere nationale toezichthoudende instanties, met name informatie in verband met hun werkzaamheden en besluitvorming, beste praktijken en procedures voor de toepassing van deze verordening.
2. Waar nodig werken de nationale toezichthoudende instanties samen, via werkafspraken, om elkaar wederzijdse bijstand te verlenen bij hun in artikel 5 genoemde taken en de behandeling van onderzoeken en enquêtes.
3. Indien er grensoverschrijdende luchtvaartnavigatiediensten worden verleend in luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van twee of meer lidstaten valt, zorgen de betrokken lidstaten ervoor dat de nodige overeenkomsten worden gesloten voor het toezicht op die diensten. De betrokken nationale toezichthoudende instanties faciliteren de verlening van die grensoverschrijdende diensten door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en kunnen de nodige werkafspraken maken of toezichtsplannen opstellen waarin nader wordt bepaald hoe hun samenwerking wordt vormgegeven.
4. Indien er grensoverschrijdende luchtvaartnavigatiediensten worden verleend in een luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van een andere lidstaat valt, voorzien de in lid 3 bedoelde overeenkomsten in de wederzijdse erkenning van de uitvoering door elk van de lidstaten of hun instanties van de taken die in deze verordening staan, en van de resultaten daarvan. In die overeenkomsten wordt ook bepaald welke nationale toezichthoudende instantie bevoegd is voor de in artikel 5, lid 1, vermelde taken.
5. Nationale toezichthoudende instanties kunnen, wanneer dit op grond van het nationale recht is toegestaan, met het oog op regionale samenwerking ook overeenkomsten sluiten inzake de verdeling van de verantwoordelijkheden voor de toezichtstaken.
6. De Commissie wordt door de betrokken lidstaten in kennis gesteld van de in dit artikel bedoelde overeenkomsten.
HOOFDSTUK III
DIENSTVERLENING
Artikel 7
Dienstverlening door verleners van luchtvaartnavigatiediensten
1. Onverminderd de artikelen 8 en 10 en artikel 11, lid 6, van deze verordening, heeft een entiteit die voldoet aan de vereisten van de artikelen 40 en 41 van Verordening (EU) 2018/1139 en van de in respectievelijk de artikelen 43 en 47 van die verordening bedoelde uitvoerings- en gedelegeerde handelingen, het recht om in de Unie onder niet-discriminerende voorwaarden luchtvaartnavigatiediensten voor luchtruimgebruikers te verlenen.
2. Onverminderd de nationale regelingen die voortvloeien uit artikel 4, lid 5, en onverminderd artikel 5, lid 1, tweede alinea, van deze verordening zijn de nationale toezichthoudende instanties van de lidstaat waarvan de nationale bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor de in artikel 41 van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde certificering, op grond van artikel 62 van die verordening, verantwoordelijk voor de in dit artikel omschreven taken met betrekking tot de beoordeling van de naleving van de in punt 7 van bijlage VIII bij Verordening (EU) 2018/1139 genoemde essentiële eisen inzake financiële draagkracht, aansprakelijkheid, verzekeringsdekking, eigendom en organisatiestructuur.
3. Onverminderd de nationale regelingen die voortvloeien uit artikel 4, lid 5, en onverminderd artikel 5, lid 1, tweede alinea, van deze verordening geven nationale toezichthoudende instanties uitvoering aan de volgende taken teneinde vast te stellen of een entiteit voldoet aan de in punt 7 van bijlage VIII bij Verordening (EU) 2018/1139 genoemde essentiële eisen inzake financiële draagkracht, aansprakelijkheid, verzekeringsdekking, eigendom en organisatiestructuur en de eisen in de uitvoeringshandelingen als bedoeld in artikel 43 van die verordening:
a) |
het beoordelen of aanvragers van certificering overeenkomstig artikel 41, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1139 voldoen aan de in punt 7 van bijlage VIII bij die verordening genoemde essentiële eisen inzake financiële draagkracht, aansprakelijkheid, verzekeringsdekking, eigendom en organisatiestructuur en de eisen in de uitvoeringshandelingen als bedoeld in artikel 43 van die verordening, en verstrekken deze beoordeling aan de in artikel 62 van die verordening bedoelde bevoegde autoriteit; |
b) |
het uitoefenen op grond van artikel 5, lid 2, van deze verordening van toezicht op houders van een overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) 2018/1139 afgegeven certificaat, met betrekking tot de naleving van de in punt 7 van bijlage VIII bij die verordening genoemde essentiële eisen inzake financiële draagkracht, aansprakelijkheid, verzekeringsdekking, eigendom en organisatiestructuur en de eisen in de uitvoeringshandelingen als bedoeld in artikel 43 van die verordening. |
4. Niettegenstaande lid 1 van dit artikel en met inachtneming van de voorwaarden van artikel 2, lid 5, van Verordening (EU) 2018/1139 kunnen de lidstaten toestaan dat het leger zonder certificering de in artikel 2, lid 3, punt c), van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde luchtvaartnavigatiediensten verleent in het hele luchtruim, of delen daarvan, waarvoor zij verantwoordelijk zijn, indien het leger deze diensten hoofdzakelijk aanbiedt voor andere vliegtuigbewegingen dan het algemeen luchtverkeer. In dergelijke gevallen stellen de betrokken lidstaten de Commissie en de overige lidstaten van hun besluit in kennis.
Artikel 8
Aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten
1. De lidstaten zorgen ervoor dat in het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt binnen bepaalde luchtruimblokken op exclusieve basis luchtverkeersdiensten worden verleend. Daartoe wijzen de lidstaten, individueel of collectief, een of meer verleners van luchtverkeersdiensten aan. Onverminderd artikel 11, lid 3, hebben lidstaten de bevoegdheid om zelf verleners van luchtverkeersdiensten aan te wijzen, mits deze verleners van luchtverkeersdiensten voldoen aan de eisen van dit artikel.
2. Verleners van luchtverkeersdiensten voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
a) |
houder zijn van een certificaat op grond van artikel 41 van Verordening (EU) 2018/1139 of van een geldige verklaring op grond van artikel 41, lid 5, van Verordening (EU) 2018/1139, onverminderd artikel 7, lid 4, van deze verordening; |
b) |
voldoen aan de nationale eisen inzake veiligheid en defensie; |
c) |
hebben hun hoofdvestiging op het grondgebied van een lidstaat, en |
d) |
zijn voor meer dan 50 % het eigendom van lidstaten of onderdanen van lidstaten en staan, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer tussenbedrijven, onder het effectieve zeggenschap van die lidstaten of onderdanen van lidstaten, tenzij anders is bepaald in een overeenkomst met een derde land waarbij de Unie partij is. |
In afwijking van de punten c) en d) kunnen de lidstaten een verlener van luchtverkeersdiensten die zijn hoofdvestiging in een derde land heeft of niet aan de in punt d) vermelde eigendoms- en zeggenschapsvoorwaarden voldoet, aanwijzen voor het verlenen van luchtverkeersdiensten in een beperkt deel van het luchtruim waarvoor die lidstaat verantwoordelijk is, indien dat deel van het luchtruim grenst aan een luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van dat derde land valt.
3. De aanwijzing van een verlener van luchtverkeersdiensten mag niet worden onderworpen aan voorwaarden die die dienstverlener verplichten om:
a) |
rechtstreeks of via meerderheidsaandeelhouderschap eigendom te zijn van de aanwijzende lidstaat of onderdanen daarvan; |
b) |
zijn hoofdvestiging of geregistreerd kantoor op het grondgebied van de aanwijzende lidstaat te hebben, of |
c) |
alleen faciliteiten in de aanwijzende lidstaat te gebruiken, |
indien de toepassing van deze voorwaarde leidt tot een beperking van de vrijheid van dienstverlening of de vrijheid van vestiging die niet gerechtvaardigd wordt door een legitieme doelstelling van algemeen belang, zoals de openbare orde of de openbare veiligheid, en niet evenredig is aan die doelstelling.
4. Waar relevant specificeren lidstaten de rechten en verplichtingen waaraan de overeenkomstig dit artikel aangewezen verleners van luchtverkeersdiensten voldoen. Die verplichtingen kunnen voorwaarden omvatten voor het tijdig verstrekken van relevante informatie die het mogelijk maakt alle vliegbewegingen te identificeren in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim.
5. De lidstaten beoordelen de in lid 4 bedoelde rechten en verplichtingen en de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit deze verordening en Verordening (EU) 2018/1139 op gezette tijden, of wanneer zij wijzigingen van belang opmerken in de dienstverlening, en nemen, indien dit nodig wordt geacht, passende besluiten over de aanwijzing van de betrokken verleners van luchtverkeersdiensten, zonder afbreuk te doen aan de continuïteit van de dienstverlening.
6. Lidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten onverwijld in kennis van alle op basis van dit artikel genomen besluiten over de aanwijzing van een verlener van een luchtverkeersdienst in specifieke luchtruimblokken binnen het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt.
Artikel 9
Betrekkingen tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten
1. Onverminderd artikel 7, lid 4, van deze verordening kunnen verleners van luchtvaartnavigatiediensten gebruikmaken van de diensten van andere dienstverleners die gecertificeerd zijn of verklaard hebben over de nodige capaciteiten te beschikken overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) 2018/1139. Een dergelijke samenwerking verloopt overeenkomstig artikel 11 van deze verordening, indien van toepassing.
Voor verleners van luchtverkeersdiensten die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 8, en verleners van MET die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 10, is voor een dergelijke samenwerking de toestemming van de betrokken lidstaten vereist.
2. Voor de toepassing van lid 1 leggen verleners van luchtvaartnavigatiediensten hun werkafspraken formeel vast door middel van schriftelijke overeenkomsten of daaraan gelijkwaardige juridische regelingen, waarin de specifieke verplichtingen, met inbegrip van eventuele financiële regelingen die van toepassing zijn, en taken van de verschillende dienstverleners worden vastgelegd. Die overeenkomsten of regelingen worden gemeld aan de betrokken nationale toezichthoudende instantie en nationale bevoegde autoriteit.
Artikel 10
Aanwijzing van de verleners van MET
1. De lidstaten kunnen, individueel of gezamenlijk, op basis van exclusiviteit een verlener van MET aanwijzen in het hele luchtruim dat onder hun verantwoordelijk valt, of een deel daarvan, rekening houdend met veiligheidsoverwegingen.
2. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van elk op grond van dit artikel genomen besluit.
Artikel 11
Voorwaarden voor het verlenen van CNS, AIS, ADS, MET en van luchtverkeersdiensten voor naderingsluchtverkeersleiding en plaatselijke luchtverkeersleiding
1. Onverminderd Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (20) en Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (21), indien van toepassing, kunnen aangewezen verleners van luchtverkeersdiensten, wanneer lidstaten geen verlener van MET hebben aangewezen overeenkomstig artikel 10, besluiten CNS-, AIS- of ADS-, of MET-diensten aan te besteden onder marktvoorwaarden, eventueel door middel van overheidsopdrachten of andersoortige overeenkomsten indien die richtlijnen niet van toepassing zijn, rekening houdend met specifieke situaties zoals het gebrek aan beschikbare oplossingen op de markt en overwegingen in verband met het algemeen belang.
2. De lidstaten kunnen toestaan dat luchthavenexploitanten of een groep luchthavenexploitanten luchtverkeersdiensten voor plaatselijke luchtverkeersleiding en/of luchtverkeersdiensten voor naderingsluchtverkeersleiding aanbesteden onder marktvoorwaarden. Daartoe kunnen de lidstaten van de luchthavenexploitanten verlangen dat zij naar behoren kunnen motiveren dat dit de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komt ten bate van luchtruimgebruikers, met behoud van het vereiste veiligheidsniveau.
3. Indien de in lid 2 bedoelde aanbesteding wordt toegestaan, zorgt de betrokken luchthavenexploitant of groep luchthavenexploitanten ervoor dat de technische eisen in de aanbestedingsspecificaties eisen inzake de kwaliteit van de dienstverlening omvatten. De lidstaten wijzen de dienstverlener aan die op basis van de in dit lid bedoelde aanbesteding is geselecteerd.
4. Indien luchtvaartnavigatiediensten worden aanbesteed onder marktvoorwaarden, worden bij de uitvoering van de aanbestedingsprocedures voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten de beginselen van gelijke behandeling, niet-discriminatie en transparantie in acht genomen, alsook de toepasselijke bepalingen van het Verdrag en, indien van toepassing, de Richtlijnen 2014/24/EU en 2014/25/EU.
5. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat bij het verlenen van en-routeluchtverkeersdiensten aan de in artikel 36, lid 3, bedoelde eis inzake gescheiden rekeningen wordt voldaan.
Indien de verlener van luchtvaartnavigatiediensten voornemens is deel te nemen aan aanbestedingsprocedures voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten overeenkomstig de leden 1 en 2, neemt de betrokken lidstaat bovendien passende maatregelen om kruissubsidiëring met andere luchtvaartnavigatiediensten te voorkomen.
6. Een verlener van CNS-, AIS-, ADS- of MET-diensten of luchtverkeersdiensten voor plaatselijke luchtverkeersleiding of voor naderingsluchtverkeersleiding mag alleen worden geselecteerd en, indien van toepassing, aangewezen om diensten te verlenen in een lidstaat na een aanbesteding op grond van lid 1, 2 of 3, mits hij voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden:
a) |
houder is van een certificaat op grond van artikel 41 van Verordening (EU) 2018/1139 of van een geldige verklaring op grond van artikel 41, lid 5, van Verordening (EU) 2018/1139, onverminderd artikel 7, lid 4, van deze verordening; |
b) |
zijn hoofdvestiging heeft op het grondgebied van een lidstaat; |
c) |
voor meer dan 50 % toebehoort aan lidstaten of onderdanen van lidstaten en staat, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer tussenbedrijven, onder het effectieve zeggenschap van die lidstaten of onderdanen van lidstaten, tenzij anders is bepaald in een overeenkomst met een derde land waarbij de Unie partij is, en |
d) |
aan de nationale eisen voldoet inzake veiligheid en defensie. |
In afwijking van dit lid kan een verlener van wereldwijde satellietdiensten aan wie, vóór de inwerkingtreding van deze verordening, op grond van artikel 41 van Verordening (EU) 2018/1139 een certificaat is afgegeven voor het verlenen van diensten in de Unie, worden geselecteerd voor het verlenen van diensten in de Unie, ook al voldoet hij niet aan de in de punten b) en c) vermelde voorwaarden.
7. De artikelen 23, 24, 25 en 27 alsmede de in artikel 28 bedoelde uitvoeringsregels met betrekking tot die artikelen zijn niet van toepassing op de verleners van luchtverkeersdiensten die zijn aangewezen op basis van een aanbestedingsprocedure die is verlopen overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel. De betrokken verleners van luchtverkeersdiensten verstrekken aan de nationale toezichthoudende instantie gegevens over de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten op de in artikel 21, lid 3, punt a), bedoelde kernprestatiegebieden en op veiligheidsgebied. De nationale toezichthoudende instantie verstrekt deze informatie onverwijld aan de Commissie.
8. Wanneer een luchtverkeersdienst voor naderingsluchtverkeersleiding of plaatselijke luchtverkeersleiding voor het eerst wordt aanbesteed door een bepaalde luchthaven overeenkomstig lid 2 van dit artikel, en wanneer wezenlijke omstandigheden een wijziging van de aanbestedingsspecificaties vereisen, zorgen de lidstaten, onverminderd de Richtlijnen 2014/25/EU of 2014/24/EU, ervoor dat de technische eisen inzake de kwaliteit van de dienstverlening die in de aanbestedingsspecificaties staan voor de specifieke dienst in kwestie worden geverifieerd.
Artikel 12
Verlening van gemeenschappelijke informatiediensten
1. Indien er gemeenschappelijke informatiediensten (CIS) worden verleend, zijn de verspreide gegevens voldoende compleet en kwalitatief om de veilige en beveiligde verlening van diensten voor het beheer van het verkeer van onbemande luchtvaartuigen mogelijk te maken op een manier die gedeeld gebruik van het luchtruim met bemande luchtvaartuigen toelaat.
2. CIS-verleners voldoen aan de volgende cumulatieve vereisten:
a) |
zij voldoen aan de nationale eisen inzake veiligheid en defensie; |
b) |
zij hebben hun hoofdvestiging op het grondgebied van een lidstaat, en |
c) |
zij zijn voor meer dan 50 % het eigendom van lidstaten of onderdanen van lidstaten en staan, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer tussenbedrijven, onder het effectieve zeggenschap van die lidstaten of onderdanen van lidstaten, tenzij anders is bepaald in een overeenkomst met een derde land waarbij de Unie partij is. |
3. Indien er CIS worden verleend door één CIS-verlener die door de lidstaat is aangewezen voor een specifiek U-spaceluchtruim, wordt de prijs van deze diensten gebaseerd op de vaste en variabele kosten van het verlenen van de dienst in kwestie, en kan deze ook een opslag met een passende risico-rendementsverhouding omvatten. Indien CIS niet worden verleend door één enkele CIS-verlener, worden de individuele CIS kosteloos verleend.
4. De kosten op basis waarvan de prijs voor de CIS wordt vastgesteld, worden opgenomen in een rekening die gescheiden is van de rekeningen voor alle andere activiteiten van de betrokken dienstverlener, en zijn toegankelijk voor de betrokken nationale toezichthoudende instantie. Die kosten worden openbaar gemaakt, onverminderd artikel 52, lid 3.
5. De door de CIS-verlener vastgestelde prijs wordt beoordeeld en goedgekeurd door de betrokken nationale toezichthoudende instantie. De prijs van deze diensten wordt openbaar gemaakt.
6. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten stellen op niet-discriminerende basis de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen in het U-spaceluchtruim, onverminderd de belangen met het oog op nationale veiligheid, openbare orde en defensiebeleid. CIS-verleners en U-spacedienstverleners gebruiken die gegevens uitsluitend voor operationele doeleinden van de door hen verleende diensten.
De prijs voor de toegang tot dergelijke gegevens wordt gebaseerd op de extra kosten van de terbeschikkingstelling van de gegevens en op de kosten van het genereren van de gegevens, indien de laatstgenoemde kosten niet onder artikel 30 vallen en tenzij door de lidstaten ter dekking van die kosten andere financiële middelen worden gebruikt.
Artikel 13
Oprichting en rol van de prestatiebeoordelingsraad
1. Hierbij wordt een onafhankelijke en onpartijdige adviserende prestatiebeoordelingsraad (Performance Review Board — PBR) opgericht. De PBR wordt vertegenwoordigd door zijn voorzitter en ondersteund door een secretariaat.
2. De rol van de PBR bestaat erin de Commissie bij te staan bij de uitvoering van haar taken in verband met de precieze werking van de prestatie- en de heffingsregeling zoals omschreven in respectievelijk de artikelen 21 tot en met 27 en de artikelen 29 tot en met 32, en uit hoofde van artikel 34 en de in de artikelen 28 en 33 bedoelde uitvoeringshandelingen. De PBR verstrekt daartoe adviezen, aanbevelingen, richtsnoeren en verslagen aan de Commissie, overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde prioriteiten.
3. De PBR verstrekt richtsnoeren ter ondersteuning van de nationale toezichthoudende instanties en assisteert die instanties, op verzoek, bij de uitvoering van de prestatie- en de heffingsregeling.
4. De door de PBR vastgestelde of verstrekte adviezen, aanbevelingen, verslagen en richtsnoeren zijn niet bindend. De PBR heeft een louter adviserende rol. Hij heeft geen regelgevende functie of andere beslissingsbevoegdheid behalve voor de vaststelling van zijn adviezen, aanbevelingen, richtsnoeren en verslagen.
Artikel 14
Samenstelling van de PBR
1. De PBR bestaat uit zeven leden, onder wie zijn voorzitter. De leden van de PBR zijn onderdanen van de Unie of onderdanen van derde landen waarmee de Unie een overeenkomst heeft gesloten op grond waarvan die landen de relevante regels van het Unierecht inzake luchtverkeersbeheer en de prestatie- en de heffingsregeling toepassen. De ambtstermijn van de leden van de PBR bedraagt 5 jaar en is niet hernieuwbaar.
2. De leden van de PBR, met inbegrip van de voorzitter, worden benoemd op basis van verdienste, vaardigheden en relevante ervaring voor luchtverkeersbeheer, luchtvaartnavigatiediensten of de economische regulering van netwerkindustrieën, overeenkomstig de selectie- en geschiktheidscriteria in de overeenkomstig artikel 20 vastgestelde uitvoeringshandeling. De benoemingsprocedure voor dergelijke leden waarborgt een evenwichtige samenstelling wat betreft bekwaamheid en deskundigheid, alsook gender en geografische herkomst.
3. Na een open oproep tot het indienen van blijken van belangstelling stelt de Commissie een lijst op van kandidaat-leden en kandidaat-voorzitters voor de PBR die voldoen aan de in lid 2 genoemde voorwaarden.
De leden en de voorzitter van de PBR worden door de Commissie uit die lijst benoemd, na raadpleging van de lidstaten en een op basis van artikel 20 vastgestelde selectieprocedure.
4. De Commissie kan een reservelijst opstellen op basis van de in lid 3, eerste alinea, bedoelde lijst.
Een lid dat niet langer in staat is effectief bij te dragen aan de werkzaamheden van de PBR, aftreedt of niet langer voldoet aan de voorwaarden van dit artikel, wordt vervangen door een persoon van de reservelijst, die voor de resterende duur van de ambtstermijn van dat lid wordt benoemd overeenkomstig de in lid 3, tweede alinea, bedoelde procedure.
5. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de resultaten van de sollicitatieoproepen en van de in de leden 3 en 4 bedoelde lijsten.
Artikel 15
Onafhankelijkheid van de PBR
1. Onverminderd artikel 16, lid 6, vragen noch aanvaarden de leden van de PBR instructies van enige regering, instelling, persoon of instantie. De PBR stelt zijn adviezen, aanbevelingen, verslagen en richtsnoeren volledig onafhankelijk vast.
2. De leden van de PBR zijn onpartijdig en handelen onafhankelijk van elke invloed van buitenaf en in het algemeen belang.
Daartoe tonen zij hun onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten aan en geldt voor hen een geheimhoudingsplicht, overeenkomstig de regels in de overeenkomstig artikel 20 vastgestelde uitvoeringshandeling.
Artikel 16
Procedures en werking van de PBR
1. De PBR besluit bij gewone meerderheid van zijn leden en streeft naar consensus. Elk lid, met inbegrip van de voorzitter, heeft één stem.
2. De PBR stelt zijn eigen reglement van orde en werkafspraken vast, in overeenstemming met de interne regels van de Commissie voor deskundigengroepen.
3. De Commissie kan, zonder stemrecht, de vergaderingen van de PBR bijwonen, met uitzondering van de slotberaadslagingen van de PBR voor de vaststelling van adviezen, aanbevelingen, verslagen en richtsnoeren. De betrokken in artikel 49, lid 3, bedoelde belanghebbenden kunnen op ad-hocbasis worden uitgenodigd om, zonder stemrecht, deel te nemen aan de vergaderingen van de PBR, met uitzondering van de slotberaadslagingen van de PBR voor de vaststelling van adviezen, aanbevelingen, verslagen en richtsnoeren.
4. De PBR werkt op basis van een jaarlijks werkprogramma dat door de PBR wordt opgesteld in lijn met de prioriteiten van de Commissie. Dat werkprogramma is volledig in overeenstemming met de in artikel 13, lid 2, omschreven rol van de PBR en omvat alle activiteiten, binnen het beschikbare budget, die nodig zijn om de Commissie te helpen bij de taken die haar volgens artikel 13, lid 2, zijn toevertrouwd, onder meer zodat de Commissie zich kan houden aan de vastgestelde termijnen voor de uitvoering van haar taken. De PBR stelt het werkprogramma vast na raadpleging van de Commissie. De PBR dient jaarlijks een door de Commissie te publiceren verslag in. Het jaarlijkse werkprogramma en het jaarverslag worden door de Commissie aan de lidstaten verstrekt. Het jaarverslag bestrijkt alle activiteiten van de PBR en bevat informatie over de kosten van de PBR.
5. De Commissie verleent de PBR toegang tot alle informatie die relevant is voor de uitoefening van zijn adviserende rol.
6. De Commissie monitort de werking van de PBR en zijn naleving van deze verordening en brengt de lidstaten regelmatig op de hoogte van de voortgang van zijn werkzaamheden.
Artikel 17
Secretariaat van de PBR
1. De Commissie verzorgt het secretariaat van de PBR, met inbegrip van de nodige analytische, administratieve en technische ondersteuning, rekening houdend met de door de PBR aangegeven behoeften.
2. De belangrijkste taak van het secretariaat is om bij te dragen aan de onafhankelijke uitvoering van de taken van de PBR. Om de inhoud en strekking van de adviezen, aanbevelingen, verslagen en richtsnoeren van de PBR voor te bereiden, ondersteunt het secretariaat de PBR zonder andere instructies te volgen dan die van de PBR, om het orgaan in staat te stellen zijn rol te vervullen. Het secretariaat krijgt voldoende middelen om zijn taken uit te voeren.
Artikel 18
Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties
1. Hierbij wordt een Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties opgericht.
2. De Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties:
a) |
wisselt informatie uit over de werkzaamheden van de nationale toezichthoudende instanties en de besluitvormingsbeginselen, beste praktijken en procedures met betrekking tot de toepassing van deze verordening; |
b) |
doet aanbevelingen aan de PBR over de door de PBR uit te brengen richtsnoeren en verslagen; |
c) |
doet aanbevelingen aan de PBR voor aanvullende punten in het jaarlijkse werkprogramma van de PBR. |
3. De Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties bestaat uit een vertegenwoordiger van de nationale toezichthoudende instantie van elke lidstaat en zijn of haar plaatsvervanger, die beide worden benoemd door de nationale toezichthoudende instantie. De Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties kiest uit zijn leden een voorzitter en een vicevoorzitter. De Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties neemt zijn besluiten bij gewone meerderheid van zijn leden. De Commissie kan, zonder stemrecht, de vergaderingen van de Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties bijwonen. De PBR kan op ad-hocbasis worden uitgenodigd om zonder stemrecht deel te nemen aan deze vergaderingen. Derde landen kunnen op ad-hocbasis worden uitgenodigd om zonder stemrecht deel te nemen aan deze vergaderingen, mits de leden van de Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties daarmee bij consensus instemmen.
4. Het in artikel 17 bedoelde secretariaat verleent de nodige administratieve en technische ondersteuning aan de Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties.
Artikel 19
Financiering van de PBR
De in verband met de PBR, het secretariaat en de Samenwerkingsraad van de nationale toezichthoudende instanties gemaakte kosten worden gefinancierd uit de begroting van de Unie.
Artikel 20
Uitvoeringshandelingen inzake de PBR
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met daarin gedetailleerde regels voor de uitvoering van de artikelen 13 tot en met 19, onder meer inzake:
a) |
de taken en de werking van de PBR; |
b) |
de selectieprocedure voor de leden van de PBR, met inbegrip van zijn voorzitter; |
c) |
regels ter voorkoming van belangenconflicten en behoud van de onafhankelijkheid van de PBR. |
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
Artikel 21
Prestatieregeling
1. Om de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten en netwerkbeheer in het gemeenschappelijk Europees luchtruim te verbeteren, wordt een prestatieregeling toegepast voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkbeheer overeenkomstig dit artikel en de artikelen 22 tot en met 28.
2. Dit artikel en de artikelen 22 tot en met 28 zijn niet van toepassing op terminalluchtvaartnavigatiediensten die worden verleend op luchthavens met minder dan 80 000 IFR-luchtvervoersbewegingen per jaar die zich bevinden op het grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is. Een lidstaat kan echter besluiten dat die artikelen wel van toepassing zijn op dergelijke terminalluchtvaartnavigatiediensten.
3. De prestatieregeling wordt toegepast tijdens referentieperioden, die minstens drie en hoogstens vijf jaar bedragen. De prestatieregeling omvat:
a) |
de kernprestatiegebieden klimaat en milieu, capaciteit en kostenefficiëntie; |
b) |
Uniewijde prestatiedoelstellingen voor en-routeluchtvaartnavigatiediensten voor elke referentieperiode en voor de in punt a) genoemde kernprestatiegebieden; |
c) |
prestatieplannen met daarin voor elke referentieperiode:
|
d) |
periodieke beoordeling en monitoring van de prestaties op de in punt a) genoemde kernprestatiegebieden, en van relevante veiligheidsindicatoren die in coördinatie met het Agentschap worden vastgesteld. |
4. De in de leden 1 en 3 bedoelde prestatieregeling is gebaseerd op:
a) |
het verzamelen, valideren, onderzoeken, evalueren en verspreiden van relevante gegevens over de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten en netwerkbeheer van alle relevante partijen, waaronder verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavenexploitanten, nationale toezichthoudende instanties, nationale bevoegde autoriteiten, en andere nationale autoriteiten, het Agentschap, de netwerkbeheerder en Eurocontrol; |
b) |
kernprestatie-indicatoren voor de vaststelling van streefdoelen in de in lid 3, punt a), van dit artikel genoemde kernprestatiegebieden, onverminderd lid 3, punt c), iii), van dit artikel, en artikel 28, punt g); |
c) |
indicatoren voor de monitoring van de prestaties op de in lid 3, punt a), genoemde kernprestatiegebieden en relevante veiligheidsindicatoren die in coördinatie met het Agentschap worden vastgesteld; |
d) |
een methode voor het berekenen van uitgesplitste waarden; |
e) |
procedures voor de opstelling en herziening van prestatieplannen en prestatiedoelstellingen voor luchtvaartnavigatiediensten en voor het netwerkbeheer, alsmede voor de modellen, inhoud en tijdschema’s van deze plannen; |
f) |
de beoordeling van de ontwerpprestatieplannen en -doelstellingen voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkbeheer; |
g) |
de monitoring van prestatieplannen, met inbegrip van passende waarschuwingsmechanismen voor de herziening van prestatieplannen en -doelstellingen en voor de herziening van Uniewijde prestatiedoelstellingen in de loop van een referentieperiode; |
h) |
de benchmarking van uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verleners luchtvaartnavigatiediensten, waar relevant; |
i) |
stimuleringsregelingen die zowel positieve als negatieve financiële prikkels behelzen; |
j) |
risicodelingsmechanismen met betrekking tot verkeer en kosten; |
k) |
tijdschema’s voor de vaststelling van doelstellingen, de beoordeling van prestatieplannen en -doelstellingen, monitoring en benchmarking; |
l) |
door de Commissie opgestelde algemene beginselen voor een proportionele toewijzing van gemeenschappelijke kosten van en-route- en terminalluchtvaartnavigatiediensten tussen deze twee categorieën diensten; |
m) |
mechanismen voor de aanpak van onvoorziene en significante gebeurtenissen die een wezenlijke invloed hebben op de uitvoering van de prestatie- en de heffingsregeling. |
De in punt i) genoemde positieve en negatieve financiële prikkels staan in verhouding tot de mate waarin de prestaties afwijken van de doelstelling. Daarbij wordt rekening gehouden met de impact op het netwerk en de mate waarin de verlener van luchtvaartnavigatiediensten redelijkerwijze in staat is om de impact van externe factoren te verzachten. De positieve en negatieve prikkels worden vastgesteld op een niveau dat de kwaliteit van de dienstverlening daadwerkelijk bevordert en mogen geen afbreuk doen aan het vermogen van de verlener van luchtvaartnavigatiediensten om zijn verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1139 na te komen, waaronder die inzake financiële draagkracht.
Teneinde de in punt l) bedoelde algemene beginselen op te stellen evalueert de Commissie de bestaande nationale criteria voor de toewijzing van de gemeenschappelijke kosten van en-route- en terminalluchtvaartnavigatiediensten en raadpleegt zij nationale toezichthoudende instanties en belanghebbenden. Uiterlijk twaalf maanden voor de start van elke referentieperiode stelt de Commissie op basis van deze evaluatie de algemene beginselen op of werkt zij deze bij, naargelang het geval.
5. Bij het vaststellen van de prestatiedoelstellingen in de prestatieplannen, het opstellen en het beoordelen van ontwerpprestatieplannen en de monitoring en benchmarking van de prestaties van de luchtvaartnavigatiediensten en het netwerkbeheer wordt rekening gehouden met de impact van lokale omstandigheden en externe factoren die in voorkomend geval niet redelijkerwijs kunnen worden verzacht door de verlener van luchtvaartnavigatiediensten.
Wanneer wordt beoordeeld of de prestatiedoelstellingen in het ontwerpprestatieplan verenigbaar zijn met de Uniewijde prestatiedoelstellingen, is het niet toegestaan om de impact van lokale omstandigheden waarmee reeds rekening is gehouden bij de vaststelling van Uniewijde prestatiedoelstellingen, overeenkomstig artikel 22, lid 2, punt d), en bij de vaststelling van uitgesplitste waarden uit hoofde van artikel 22, lid 1, vervolgens aan te halen als rechtvaardiging voor het feit dat die prestatiedoelstellingen afwijken van de Uniewijde prestatiedoelstellingen. Wanneer wordt gekeken in hoeverre de prestatiedoelstellingen zijn gehaald, wordt geen rekening gehouden met de impact van lokale omstandigheden die reeds in aanmerking zijn genomen bij de vaststelling van de prestatiedoelstellingen in het ontwerpprestatieplan.
6. Bij de vaststelling van het niveau van de in lid 3, punt c), iii), bedoelde prestatiedoelstellingen wordt rekening gehouden met lokale omstandigheden, met name de eisen van het lokale milieubeleid.
7. Voor de toepassing van de bij deze verordening vastgestelde prestatieregeling wordt rekening gehouden met het feit dat de kenmerken van en-routeluchtvaartnavigatiediensten, terminalluchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties van elkaar verschillen en derhalve dienovereenkomstig moeten worden behandeld, zo nodig ook bij prestatiemetingen.
Artikel 22
Vaststelling van de Uniewijde prestatiedoelstellingen
1. De Commissie stelt overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel uitvoeringshandelingen vast met daarin voor elke referentieperiode Uniewijde prestatiedoelstellingen voor en-routeluchtvaartnavigatiediensten op de in artikel 21, lid 3, punt a), genoemde kernprestatiegebieden, en bepaalt daarbij tevens de duur van die periode. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
De Commissie kan samen met die Uniewijde prestatiedoelstellingen uitvoeringshandelingen vaststellen met daarin aanvullende basiswaarden, alarmdrempels, uitgesplitste waarden en benchmarkgroepen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
2. De in lid 1 bedoelde Uniewijde prestatiedoelstellingen en de in artikel 21, lid 3, punt c), bedoelde prestatiedoelstellingen voor en-route- en terminalluchtvaartnavigatiediensten die door de lidstaten op nationaal niveau worden vastgesteld, worden bepaald op basis van de volgende essentiële criteria:
a) |
ze zetten aan tot het verwezenlijken van geleidelijke verbeteringen van de klimaat- en milieu-, operationele en economische prestaties van luchtvaartnavigatiediensten; |
b) |
ze zijn realistisch en haalbaar tijdens de betreffende referentieperiode, en maken een efficiënte, duurzame en veerkrachtige verlening van luchtvaartnavigatiediensten mogelijk en bevorderen tegelijk technologische ontwikkelingen op langere termijn; |
c) |
ze houden rekening met de economische en operationele context van de referentieperiode, met inbegrip van verkeersprognoses en operationele gegevens, alsook met de onderlinge en wederzijdse afhankelijkheid tussen de in artikel 21, lid 3, punten a) en c), genoemde kernprestatiegebieden, en met de noodzaak om in lijn te liggen met de doelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119; |
d) |
ze houden rekening met de lokale omstandigheden in de lidstaten; |
e) |
ze houden rekening met de in artikel 21, lid 3, punt d), bedoelde veiligheidsindicatoren. |
3. Voor de voorbereiding van haar besluiten over Uniewijde prestatiedoelstellingen en, indien deze worden vastgesteld overeenkomstig artikel 22, lid 1, over aanvullende basiswaarden en uitgesplitste waarden of benchmarkgroepen, raadpleegt de Commissie de nationale autoriteiten, Eurocontrol, de netwerkbeheerder en operationele belanghebbenden en vraagt zij hen om de nodige input.
Artikel 23
Prestatieplannen en prestatiedoelstellingen voor luchtvaartnavigatiediensten
1. De lidstaten stellen voor elke referentieperiode een ontwerpprestatieplan vast, op grond van dit artikel.
2. De uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verleners van luchtvaartnavigatiediensten stellen voor de luchtvaartnavigatiediensten die zij verlenen en, indien van toepassing, uitbesteden aan andere verleners, voor elke referentieperiode bijdragen op voor het ontwerpprestatieplan en dienen deze bijdragen in bij de nationale toezichthoudende instantie.
De nationale toezichthoudende instantie kan verzoeken dat deze bijdragen de vorm van een ontwerpprestatieplan aannemen.
De bijdragen worden na de vaststelling van Uniewijde prestatiedoelstellingen tijdig voorbereid door de uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verleners van luchtvaartnavigatiediensten zodat de nationale toezichthoudende instantie de in lid 5 van dit artikel vastgestelde termijn kan naleven.
3. Indien aangewezen overeenkomstig artikel 10 verstrekken ook MET-dienstverleners bijdragen inzake hun kostenbasis aan de nationale toezichthoudende instantie.
4. De uit hoofde van de leden 2 en 3 van dit artikel opgestelde bijdragen die door de uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verleners van luchtvaartnavigatiediensten worden verstrekt inzake de toewijzing van de kosten in de prestatieplannen zijn gebaseerd op de in artikel 21, lid 4, punt l), bedoelde algemene beginselen.
5. De nationale toezichthoudende instantie evalueert de door elke uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verlener van luchtvaartnavigatiediensten verstrekte informatie uit hoofde van de leden 2, 3 en 4 van dit artikel, en keurt deze goed of brengt in voorkomend geval de nodige wijzigingen aan. Vervolgens stelt de nationale toezichthoudende instantie op basis van die informatie, en, in voorkomend geval, de bijdragen van andere nationale autoriteiten, één enkel nationaal ontwerpprestatieplan op. Dat nationale ontwerpprestatieplan wordt door de lidstaat vastgesteld.
Het ontwerpprestatieplan wordt vóór de start van de betrokken referentieperiode door de nationale toezichthoudende instantie opgesteld.
6. De nationale toezichthoudende instanties zorgen er bij de opstelling van de prestatieplannen voor dat de toewijzing van de kosten in het ontwerpprestatieplan in overeenstemming is met de in artikel 21, lid 4, punt l), bedoelde algemene beginselen.
7. Teneinde het luchtverkeersbeheer te verbeteren kunnen meerdere lidstaten een gezamenlijk prestatieplan opstellen voor en-routeluchtvaartnavigatiediensten en, in voorkomend geval, terminalluchtvaartnavigatiediensten. Dit plan bestrijkt ten minste de duur van één referentieperiode, bevat ten minste één gezamenlijke prestatiedoelstelling en omvat grensoverschrijdende samenwerking. De grensoverschrijdende samenwerking kan gezamenlijke aanbestedingen omvatten teneinde de interoperabiliteit en de gezamenlijke governance te verbeteren om zo het gebruik van het luchtruim te optimaliseren.
8. Het in lid 1 bedoelde ontwerpprestatieplan bevat relevante informatie, met name verkeersprognoses en operationele gegevens die worden verstrekt door Eurocontrol en de netwerkbeheerder, of, indien wenselijk en gerechtvaardigd en na raadpleging van de betrokken luchtruimgebruikers en verleners van luchtvaartnavigatiediensten, andere verkeersprognoses.
Voor het opstellen van het ontwerpprestatieplan raadpleegt de nationale toezichthoudende instantie de vertegenwoordigers van luchtruimgebruikers en, in voorkomend geval, militaire autoriteiten, luchthavenexploitanten, luchthavencoördinatoren en de nationale bevoegde autoriteit, zonder afbreuk te doen aan de nationale regelingen uit hoofde van artikel 4, lid 5 van deze verordening. Er wordt gecontroleerd of het plan in overeenstemming is met Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen.
9. Het ontwerpprestatieplan bevat, in voorkomend geval, prestatiedoelstellingen voor en-routeluchtvaartnavigatiediensten op de in artikel 21, lid 3, punt a), bedoelde kernprestatiegebieden, in overeenstemming met de Uniewijde prestatiedoelstellingen, en prestatiedoelstellingen voor terminalluchtvaartnavigatiediensten op de kernprestatiegebieden kostenefficiëntie en capaciteit en, onder de voorwaarden van artikel 21, lid 3, punt c), iii), op het kernprestatiegebied klimaat en milieu. De ontwerpprestatieplannen bevatten een beschrijving van de wijze waarop de in artikel 21, lid 4, punt l), bedoelde algemene beginselen voor de toewijzing van de gemeenschappelijke kosten worden toegepast.
In de ontwerpprestatieplannen wordt rekening gehouden met het Europees ATM-masterplan, met de onderlinge en wederzijdse afhankelijkheid tussen de in artikel 21, lid 3, punt a), genoemde kernprestatiegebieden en met de lokale omstandigheden.
10. Onverminderd artikel 52, lid 3, worden de vastgestelde ontwerpprestatieplannen openbaar gemaakt.
11. De vastgestelde ontwerpprestatieplannen worden ingediend bij de Commissie ter beoordeling en goedkeuring overeenkomstig artikel 24.
Artikel 24
Beoordeling van prestatieplannen
1. De Commissie beoordeelt de in artikel 23 bedoelde vastgestelde ontwerpprestatieplannen, met inbegrip van de samenhang van de prestatiedoelstellingen voor en-routeluchtvaartnavigatiediensten met Uniewijde prestatiedoelstellingen, overeenkomstig de criteria en voorwaarden die zijn vastgelegd in de in artikel 28, punt b), bedoelde uitvoeringshandelingen, en de toewijzing van gemeenschappelijke kosten tussen en-route- en terminalluchtvaartnavigatiediensten overeenkomstig de in artikel 21, lid 4, punt l), bedoelde algemene beginselen. Bij de beoordeling van de samenhang van de prestatiedoelstellingen voor en-routeluchtvaartnavigatiediensten met de Uniewijde prestatiedoelstellingen wordt rekening gehouden met prestatieverbeteringen in de loop van de tijd. De Commissie evalueert de prestatiedoelstellingen voor terminalluchtvaartnavigatiediensten in het licht van de elementen die zijn gespecificeerd in de in artikel 28, punt b), bedoelde uitvoeringshandeling.
2. Bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de prestatiedoelstellingen voor en-routeluchtvaartnavigatiediensten met de Uniewijde prestatiedoelstellingen houdt de Commissie terdege rekening met lokale omstandigheden en onderlinge afhankelijkheden tussen de in artikel 21, lid 3, punt a), bedoelde kernprestatiegebieden.
De Commissie kan toestaan dat de prestatiedoelstellingen voor en-routeluchtvaartnavigatiediensten afwijken van de Uniewijde prestatiedoelstellingen op een kernprestatiegebied indien dit noodzakelijk en evenredig wordt geacht om te zorgen voor samenhang van de prestatiedoelstellingen voor die diensten met de Uniewijde prestatiedoelstellingen op andere kernprestatiegebieden.
3. Indien de Commissie constateert dat het vastgestelde ontwerpprestatieplan voldoet aan de criteria en voorwaarden, bedoeld in artikel 24, lid 1, en vastgelegd in de uitvoeringshandelingen, bedoeld in artikel 28, punt b), gelezen in samenhang met lid 2 van dit artikel, stelt zij een uitvoeringshandeling vast om het goed te keuren. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
4. Indien de Commissie constateert dat er twijfels bestaan over de vraag of het ontwerpprestatieplan voldoet aan die criteria en voorwaarden, gelezen in samenhang met lid 2 van dit artikel, stelt zij een grondig onderzoek van dat ontwerpprestatieplan in, en verzoekt zij de betrokken lidstaat zo nodig om extra informatie.
5. Indien de Commissie na afronding van het grondige onderzoek constateert dat het vastgestelde ontwerpprestatieplan voldoet aan die criteria en voorwaarden, gelezen in samenhang met lid 2 van dit artikel, stelt zij een uitvoeringshandeling vast om het goed te keuren. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
Indien de Commissie constateert dat het vastgestelde ontwerpprestatieplan niet aan die criteria en voorwaarden voldoet, stelt zij een uitvoeringshandeling vast in de vorm van een besluit, waarbij de betrokken lidstaat wordt verzocht een herzien ontwerpprestatieplan in te dienen dat aan die criteria en voorwaarden voldoet, en waarin, in voorkomend geval, de door die lidstaat te nemen corrigerende maatregelen worden uiteengezet. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
De betrokken lidstaat deelt de Commissie de maatregelen mee die hij krachtens dat besluit heeft genomen, en verstrekt haar informatie waaruit blijkt dat die maatregelen aan dat besluit voldoen.
Indien de Commissie constateert dat die maatregelen volstaan om naleving van haar besluit te waarborgen, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en stelt zij een uitvoeringshandeling vast om het ontwerpprestatieplan goed te keuren. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
Indien de Commissie constateert dat die maatregelen ontoereikend zijn om de naleving van het besluit te waarborgen, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis.
De Commissie neemt in voorkomend geval maatregelen om de niet-naleving te verhelpen, onder meer door middel van maatregelen als bedoeld in artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
6. Ontwerpprestatieplannen die door de Commissie overeenkomstig dit artikel zijn goedgekeurd, worden door de betrokken lidstaten vastgesteld als definitieve plannen en worden openbaar gemaakt, onverminderd artikel 52, lid 3.
Artikel 25
Prestatiemonitoring
1. De nationale toezichthoudende instantie beoordeelt, in samenwerking met de nationale bevoegde autoriteit en onverminderd de nationale regelingen die voortvloeien uit artikel 4, lid 5, of de luchtvaartnavigatiediensten die worden verleend in het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt, beantwoorden aan de prestatiedoelstellingen die zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 24 goedgekeurde prestatieplannen en of die plannen correct zijn uitgevoerd, en geeft uitvoering aan de in artikel 21, lid 4, punt i), bedoelde stimuleringsregelingen.
2. De nationale toezichthoudende instantie brengt regelmatig verslag uit over de monitoring van de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten die worden verleend door de uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verleners van luchtvaartnavigatiediensten, en stelt die verslagen ter beschikking van de Commissie. De resultaten van die beoordelingen worden openbaar gemaakt onverminderd artikel 52, lid 3.
De uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verleners van luchtvaartnavigatiediensten verstrekken de nationale toezichthoudende instantie de informatie en gegevens die nodig zijn voor die monitoring. Dit omvat informatie en gegevens met betrekking tot de werkelijke kosten van de verleende en aanbestede diensten en de daarmee verband houdende inkomsten.
3. Voor zover de verlener van luchtvaartnavigatiediensten over redelijke middelen beschikt om de impact van externe factoren te beperken, eist de nationale toezichthoudende instantie dat de betrokken verleners van luchtvaartnavigatiediensten corrigerende maatregelen nemen wanneer de prestatiedoelstellingen in de prestatieplannen niet worden gehaald of het prestatieplan niet correct wordt uitgevoerd. Die corrigerende maatregelen zijn toereikend om de prestaties te verbeteren, en evenredig, met name rekening houdend met de onderlinge afhankelijkheid met de veiligheid en tussen prestatiegebieden, en met de gevolgen voor het netwerk.
Indien de opgelegde corrigerende maatregelen niet naar behoren worden toegepast, neemt de betrokken lidstaat passende maatregelen en stelt hij de Commissie daarvan in kennis. In geval van aanhoudende ondermaatse prestaties kan de Commissie maatregelen nemen overeenkomstig artikel 34, leden 2 en 3.
4. De Commissie monitort de prestaties van de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties op basis van de verslagen van de nationale toezichthoudende instanties en de analyse van de ontvangen gegevens, verricht regelmatig beoordelingen van de algehele verwezenlijking van de Uniewijde prestatiedoelstellingen en legt de resultaten daarvan voor aan het in artikel 48, lid 1, bedoelde comité.
Artikel 26
Netwerkprestatieplan
1. De netwerkbeheerder stelt voor elke referentieperiode via de in artikel 38, lid 11, bedoelde coöperatieve besluitvorming een ontwerpnetwerkprestatieplan op.
Het ontwerpnetwerkprestatieplan wordt vastgesteld na de vaststelling van Uniewijde prestatiedoelstellingen en vóór de start van de betrokken referentieperiode. Het bevat prestatiedoelstellingen voor de in artikel 21, lid 3, punt a), genoemde kernprestatiegebieden.
2. Het ontwerpnetwerkprestatieplan wordt voor beoordeling en vaststelling bij de Commissie ingediend.
3. De Commissie beoordeelt het ontwerpnetwerkprestatieplan op basis van de volgende essentiële criteria:
a) |
de overweging van de prestatieverbeteringen in de loop van de tijd, voor de referentieperiode waarop het prestatieplan betrekking heeft, en voor het tijdsbestek dat zowel de voorafgaande referentieperiode als de referentieperiode waarop het prestatieplan betrekking heeft omvat, alsmede de bijdrage die het levert aan de verwezenlijking van de Uniewijde prestatiedoelstellingen; |
b) |
de volledigheid en de samenhang van het ontwerpnetwerkprestatieplan wat betreft gegevens en ondersteunend materiaal, met inbegrip van de belangrijkste uitgangspunten die worden gehanteerd, en verkeersprognoses. |
4. Indien de Commissie constateert dat het ontwerpnetwerkprestatieplan volledig is en aantoont dat de prestaties voldoende zijn verbeterd, keurt zij het ontwerpnetwerkprestatieplan goed als definitief plan. Zo niet verzoekt de Commissie de netwerkbeheerder een herzien ontwerpnetwerkprestatieplan in te dienen.
Artikel 27
Herziening van prestatiedoelstellingen en prestatieplannen tijdens een referentieperiode
1. Wanneer Uniewijde prestatiedoelstellingen tijdens een referentieperiode niet meer adequaat zijn in het licht van aanzienlijk veranderde omstandigheden of veiligheidsoverwegingen, en als het noodzakelijk en evenredig is een of meer doelstellingen te herzien, herziet de Commissie die Uniewijde prestatiedoelstellingen. Op een dergelijk besluit is artikel 22 van toepassing.
Indien de prestatiedoelstellingen in de op grond van artikel 24, lid 6, vastgestelde prestatieplannen na die herziening niet langer met de Uniewijde prestatiedoelstellingen stroken, herzien de nationale toezichthoudende instanties die plannen wat de betrokken prestatiedoelstellingen betreft. De artikelen 23, 24 en 25 zijn van toepassing op de herziening van die plannen. De in artikel 23, lid 8, bedoelde raadpleging kan voor de toepassing van dit lid beperkt blijven tot de prestatiedoelstellingen en de delen van de ontwerpprestatieplannen waarop de herziening direct of indirect betrekking heeft.
Na de in de eerste alinea bedoelde herziening stellen de nationale toezichthoudende instanties nieuwe ontwerpprestatieplannen op, waarop de artikelen 23, 24 en 25 van toepassing zijn. De netwerkbeheerder stelt een nieuw ontwerpnetwerkprestatieplan op, waarop artikel 26 van toepassing is.
2. Het in lid 1 bedoelde besluit over de herziene Uniewijde prestatiedoelstellingen bevat overgangsbepalingen voor de periode waarna de definitieve herziene prestatieplannen van toepassing worden. Herziene Uniewijde prestatiedoelstellingen en overgangsbepalingen zijn niet met terugwerkende kracht van toepassing.
3. In geval van een netwerkcrisis, zoals geopolitieke conflicten, gezondheidscrises of een natuurramp, waardoor er geen betrouwbare verkeersprognoses kunnen worden uitgebracht, kunnen de door de Commissie overeenkomstig lid 2 vastgestelde overgangsbepalingen onder meer betrekking hebben op een tijdelijke opschorting of aanpassing van de prestatieregeling totdat de netwerkcrisis voorbij is en er nieuwe betrouwbare prognoses beschikbaar zijn. In een dergelijk geval stelt de Commissie in het in lid 1 bedoelde besluit de desbetreffende voorwaarden vast, met inbegrip van noodzakelijke aanpassingen van toepasselijke heffingen.
4. De lidstaten kunnen, onder voorbehoud van goedkeuring van de Commissie, tijdens een referentieperiode een of meer prestatiedoelstellingen herzien indien er alarmdrempels worden bereikt of indien wordt aangetoond dat de oorspronkelijke gegevens, veronderstellingen en redeneringen die ten grondslag lagen aan de prestatiedoelstellingen in aanzienlijke en blijvende mate niet meer nauwkeurig zijn ten gevolge van omstandigheden die op het moment van de vaststelling van het prestatieplan niet konden worden voorzien. De Commissie keurt deze herziening goed indien zij concludeert dat de herziening noodzakelijk en evenredig is en dat de herziene prestatiedoelstellingen stroken met de Uniewijde prestatiedoelstellingen.
In een dergelijk geval herzien de lidstaten de prestatieplannen wat de betrokken doelstellingen betreft, volgens de procedures van de artikelen 23 en 24. De in artikel 23, lid 8, bedoelde raadpleging kan, voor de toepassing van dit lid, beperkt blijven tot de prestatiedoelstellingen en de delen van de prestatieplannen waarop de herziening direct of indirect betrekking heeft.
Artikel 28
Uitvoering van de prestatieregeling
Voor de uitvoering van de prestatieregeling stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde vereisten en procedures met betrekking tot artikel 21, lid 4, en de artikelen 22 tot en met 27, met name wat betreft:
a) |
het opstellen, ontwikkelen, beoordelen, goedkeuren en herzien van prestatieplannen; |
b) |
het vaststellen van prestatiedoelstellingen, de criteria en voorwaarden voor het beoordelen ervan, onder meer voor het beoordelen van de samenhang van de doelstellingen voor en-routeluchtvaartnavigatiediensten met de Uniewijde prestatiedoelstellingen, en een methode voor het vaststellen van uitgesplitste waarden; |
c) |
de algemene beginselen voor het toewijzen van gemeenschappelijke kosten tussen en-route- en terminalluchtvaartnavigatiediensten, zoals bedoeld in artikel 21, lid 4, punt l); |
d) |
de monitoring van de prestatieplannen, van de prestaties van de netwerkfuncties, waarschuwingsmechanismen voor het herzien van prestatieplannen en -doelstellingen en voor het herzien van Uniewijde prestatiedoelstellingen in de loop van een referentieperiode en het uitvaardigen van corrigerende maatregelen, zoals bedoeld in artikel 21, lid 4, en de artikelen 23, 24, 25 en 27; |
e) |
de tijdschema’s voor alle procedures; |
f) |
een mechanisme voor het aanpakken van gebeurtenissen, zoals bedoeld in artikel 21, lid 4, punt m); |
g) |
het vaststellen van kernprestatie-indicatoren en indicatoren voor monitoring. De Commissie is bevoegd kernprestatie-indicatoren vast te stellen voor terminalluchtvaartnavigatiediensten op het kernprestatiegebied klimaat en milieu zodra het mogelijk is geldige, betrouwbare en meetbare indicatoren vast te stellen. Die indicatoren zijn ten minste in staat de gevolgen op dat gebied die rechtstreeks door de verleners van luchtvaartnavigatiediensten kunnen worden beïnvloed, aan te tonen en te meten; |
h) |
de methode voor benchmarking; |
i) |
de stimuleringsregelingen; |
j) |
de voorwaarden voor het opstellen van de gezamenlijke prestatieplannen. |
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 29
Beginselen voor de heffingsregeling
1. Onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten om het verlenen van de in dit artikel bedoelde luchtvaartnavigatiediensten met overheidsmiddelen te financieren, voor zover dit in overeenstemming is met de mededingingsregels van het Verdrag indien van toepassing, worden er heffingen voor luchtvaartnavigatiediensten vastgesteld, opgelegd aan de luchtruimgebruikers en gehandhaafd.
De bij dit artikel en de artikelen 30, 31 en 32 ingestelde heffingsregeling is in overeenstemming met artikel 15 van het Verdrag van Chicago. Voor en-routeheffingen zijn de bij deze verordening en de in artikel 33 bedoelde uitvoeringshandelingen opgezette heffingsregeling en het heffingssysteem van Eurocontrol voor en-routeheffingen consistent met elkaar.
2. De artikelen 29 tot en met 36 zijn niet van toepassing op terminalluchtvaartnavigatiediensten die worden verleend op luchthavens met minder dan 80 000 IFR-luchtvervoersbewegingen per jaar die zich bevinden op het grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is. Een lidstaat kan echter besluiten dat dergelijke terminalluchtvaartnavigatiediensten wel onder die artikelen vallen.
3. Heffingen worden gebaseerd op de kosten van uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verleners van luchtvaartnavigatiediensten die worden gemaakt voor het leveren van diensten en functies ten gunste van luchtruimgebruikers tijdens vaste referentieperioden, zoals vastgesteld in artikel 21, lid 3. Die kosten mogen een redelijk rendement op activa omvatten.
4. Heffingen bevorderen de veilige, doelmatige, doeltreffende, daadwerkelijke en duurzame verlening van luchtvaartnavigatiediensten teneinde een hoog niveau van veiligheid en kostenefficiëntie te realiseren, en beperken daarnaast de milieu-impact van de luchtvaart helpen.
5. Door een uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verlener van luchtvaartnavigatiediensten ontvangen inkomsten uit heffingen die overeenkomstig dit artikel aan luchtruimgebruikers worden opgelegd, mogen niet worden gebruikt voor de financiering van diensten die overeenkomstig artikel 11 onder marktvoorwaarden door die verlener van luchtvaartnavigatiediensten worden verleend, of voor de financiering van andere commerciële activiteiten van die dienstverlener.
6. De financiële gegevens over bepaalde kosten, werkelijke kosten en daarmee verband houdende inkomsten van aangewezen verleners van luchtvaartnavigatiediensten worden gerapporteerd aan de nationale toezichthoudende instanties. Om de Commissie in staat te stellen haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, rapporteren de nationale toezichthoudende instanties die gegevens aan de Commissie overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in de in artikel 33 bedoelde uitvoeringshandeling. Financiële gegevens over bepaalde kosten, werkelijke kosten en daarmee verband houdende inkomsten worden ter beschikking gesteld van luchtruimgebruikers en worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 52, lid 3.
Artikel 30
Kostenbases voor heffingen
1. De kostenbases voor heffingen op luchtvaartnavigatiediensten bestaan uit de bepaalde kosten, zoals vastgesteld in de overeenkomstig artikel 24, lid 6, vastgestelde prestatieplannen, in verband met de verlening van die diensten in de betrokken en-routeheffingszone en terminalheffingszone.
2. De in lid 1 bedoelde bepaalde kosten omvatten de kosten van relevante faciliteiten en diensten, kapitaalkosten en de afschrijving van activa, alsmede de kosten van onderhoud, exploitatie, beheer en administratie, waaronder de personeelskosten.
3. De in lid 1 bedoelde bepaalde kosten omvatten ook de volgende kosten:
a) |
de kosten in verband met het toezicht op luchtvaartnavigatiediensten die worden gemaakt door nationale toezichthoudende instanties, nationale bevoegde autoriteiten en andere nationale autoriteiten die door de lidstaten zijn belast met de uitvoering van taken in verband met deze verordening en Verordening (EU) 2018/1139, indien de lidstaat daartoe besluit; |
b) |
de kosten die door de uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verleners van luchtvaartnavigatiediensten worden gemaakt in verband met de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en de netwerkfuncties; |
c) |
de kosten die voortvloeien uit het Internationaal Verdrag van Eurocontrol tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 1960, zoals laatstelijk gewijzigd, indien de lidstaat daartoe besluit. |
4. De bepaalde kosten omvatten niet de kosten van door de lidstaten overeenkomstig artikel 53 opgelegde sancties.
5. Kosten die betrekking hebben op zowel en-routeluchtvaartnavigatiediensten als terminalluchtvaartnavigatiediensten worden overeenkomstig de algemene beginselen van artikel 21, lid 4, punt l), verdeeld. Kruissubsidiëring tussen en-routeluchtvaartnavigatiediensten en terminalluchtvaartnavigatiediensten is niet toegestaan. Kruissubsidiëring tussen verschillende luchtvaartnavigatiediensten binnen een van deze twee categorieën wordt alleen toegestaan wanneer dit om objectieve redenen gerechtvaardigd is en zijn op transparantie wijze identificeerbaar overeenkomstig artikel 36, lid 3.
6. Uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verleners van luchtvaartnavigatiediensten verstrekken de nationale toezichthoudende instantie nadere informatie over hun kostenbasis. Daartoe worden de kosten uitgesplitst door een onderscheid te maken tussen personeelskosten, andere operationele kosten dan personeelskosten, afschrijvingskosten, kapitaalkosten, uitzonderlijke kosten en kosten als bedoeld in artikel 30, lid 3. Om de Commissie in staat te stellen haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, verstrekt de nationale toezichthoudende instantie haar deze informatie overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgelegd in de in artikel 33 bedoelde uitvoeringshandeling.
Artikel 31
Heffingszone en eenheidstarieven
1. De eenheidstarieven worden vastgesteld per kalenderjaar en voor elke heffingszone, op basis van de in de prestatieplannen vastgestelde bepaalde kosten en verkeersprognoses en op basis van toepasselijke aanpassingen die voortvloeien uit voorgaande jaren en andere inkomsten, met name overheidsmiddelen, waaronder financiële steun uit steunprogramma’s van de Unie.
2. Onverminderd artikel 30, lid 5, stellen de lidstaten vóór het begin van een referentieperiode de heffingszones voor luchtvaartnavigatiediensten vast en bepalen zij welke verleners van luchtverkeersdiensten er binnen elke heffingszone vallen. De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast om de voorwaarden te bepalen waaronder de lidstaten gedurende een referentieperiode een nieuwe terminalheffingszone mogen instellen, of een bestaande wijzigen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
3. De eenheidstarieven worden vastgesteld door de lidstaten, en de Commissie controleert of ze beantwoorden aan de artikelen 29 en 30 en aan dit artikel.
Indien de Commissie constateert dat een eenheidstarief niet aan deze vereisten voldoet, wordt het eenheidstarief dienovereenkomstig door de betrokken lidstaat geëvalueerd en zo nodig gewijzigd om aan die vereisten te voldoen.
De eenheidstarieven worden bekendgemaakt.
4. De lidstaten kunnen gemeenschappelijke heffingszones vaststellen en in dergelijke gevallen gemeenschappelijke eenheidstarieven voor die heffingszones bepalen.
Artikel 32
Instelling van heffingen
1. Voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten worden onder niet-discriminerende voorwaarden heffingen opgelegd aan luchtruimgebruikers, rekening houdend met de relatieve productiecapaciteit van de verschillende betrokken typen luchtvaartuigen. Bij het opleggen van heffingen aan de verschillende luchtruimgebruikers voor het gebruik van dezelfde dienst wordt geen onderscheid gemaakt op grond van nationaliteit of categorie van gebruiker.
2. De en-routeheffing voor luchtvaartnavigatiediensten voor een bepaalde vlucht in een bepaalde en-routeheffingszone wordt berekend op basis van het eenheidstarief dat is vastgesteld voor die en-routeheffingszone en de en-routediensteenheden voor die vlucht.
3. De terminalheffing voor luchtvaartnavigatiediensten voor een bepaalde vlucht in een bepaalde terminalheffingszone wordt berekend op basis van het eenheidstarief dat is vastgesteld voor die terminalheffingszone en de terminaldiensteenheden voor die vlucht. Voor de berekening van de terminalheffing tellen de nadering en het vertrek van een vlucht als één enkele vlucht.
4. Bepaalde luchtruimgebruikers of vluchten, met name die welke gebruikmaken van of worden uitgevoerd door lichte luchtvaartuigen en staatsluchtvaartuigen, kunnen worden vrijgesteld van luchtvaartnavigatieheffingen mits de kosten van een dergelijke vrijstelling door andere middelen worden gedekt en niet op andere luchtruimgebruikers worden afgewenteld.
5. De Commissie voert in overleg met de lidstaten, verleners van luchtverkeersdiensten en luchtruimgebruikers een studie uit naar de bijdrage van de modulering van heffingen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 1), van deze verordening, en van Verordening (EU) 2021/1119. In deze studie worden ook de haalbaarheid van die modulering en de gevolgen ervan voor het luchtverkeer, de dienstverlening, de administratieve kosten en de belanghebbenden beoordeeld.
6. Het resultaat van de in lid 5 van dit artikel bedoelde studie zal voor de Commissie de essentiële informatie opleveren om te bepalen of een uitvoeringshandeling moet worden vastgesteld overeenkomstig artikel 48, lid 3, om de uniforme toepassing van de modulering van en-routeheffingen te waarborgen om luchtruimgebruikers aan te moedigen verbeteringen in de klimaat- en milieuprestaties te ondersteunen, zoals het gebruik van de meest brandstofefficiënte beschikbare routering en een frequenter gebruik van alternatieve schone aandrijftechnologieën, waaronder duurzame alternatieve brandstoffen, met behoud van een optimaal veiligheidsniveau.
7. De in lid 6 bedoelde modulering bestaat uit financiële voor- of nadelen en is inkomstenneutraal voor de verleners van luchtverkeersdiensten.
8. Naast de in lid 6 bedoelde modulering van heffingen kunnen de lidstaten de heffingen moduleren om verleners van luchtverkeersdiensten en luchtruimgebruikers aan te moedigen verbeteringen in de kwaliteit van de dienstverlening te ondersteunen, zoals een grotere capaciteit, minder vertragingen en duurzame ontwikkeling.
Artikel 33
Uitvoering van de heffingsregeling
Voor de uitvoering van de heffingsregeling stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde eisen en procedures met betrekking tot de artikelen 29 tot 32, met name wat betreft de kostenbases en bepaalde kosten, de vaststelling van eenheidstarieven, risicodelingsmechanismen en de modulering van heffingen, en de uitvoeringsbepalingen voor de verstrekking van gegevens door de nationale toezichthoudende instanties aan de Commissie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 34
Beoordeling van de naleving van de prestatie- en de heffingsregeling
1. De Commissie beoordeelt regelmatig de naleving van de artikelen 21 tot en met 27 en de artikelen 29 tot en met 32 en de in de artikelen 28 en 33 bedoelde uitvoeringshandelingen door de lidstaten. Daarbij beoordeelt de Commissie of de lidstaten er overeenkomstig hun plicht tot loyale samenwerking voor zorgen dat de verleners van luchtvaartnavigatiediensten hun verplichtingen uit hoofde van die artikelen nakomen. De Commissie handelt in overleg met het PBR en de nationale toezichthoudende instanties.
2. Indien de Commissie aanwijzingen heeft van niet-naleving van de in lid 1 bedoelde bepalingen, kan zij een onderzoek instellen. Zij sluit het onderzoek af binnen vier maanden, na de lidstaat en de betrokken nationale toezichthoudende instantie te hebben gehoord.
3. Onverminderd artikel 52, lid 1, deelt de Commissie de resultaten van het onderzoek met de betrokken lidstaat en, indien passend, de betrokken uit hoofde van de artikelen 8 en 10 aangewezen verleners van luchtvaartnavigatiediensten, en kan zij een advies uitbrengen over de vraag of de artikelen 21 tot en met 27 en de artikelen 29 tot en met 32 en de in de artikelen 28 en 33 bedoelde uitvoeringshandelingen door die lidstaat zijn nageleefd. Zij brengt dat advies ter kennis van de betrokken lidstaat.
Artikel 35
Toepassing van de prestatie- en de heffingsregeling op het leger
1. De artikelen 21 tot en met 34 zijn niet van toepassing op legers die voornamelijk luchtvaartnavigatiediensten verlenen voor andere bewegingen van luchtvaartuigen dan algemeen luchtverkeer.
De lidstaten kunnen echter besluiten die artikelen toe te passen op legers die voornamelijk luchtvaartnavigatiediensten verlenen voor andere bewegingen van luchtvaartuigen dan algemeen luchtverkeer.
Wanneer de bepalingen van de artikelen 21 tot en met 34 niet van toepassing zijn op legers die luchtvaartnavigatiediensten verlenen, maken de kosten van de bijbehorende diensten geen deel uit van de in artikel 30, lid 1, bedoelde bepaalde kosten.
2. De artikelen 21 tot en met 34 zijn van toepassing op legers die voornamelijk luchtvaartnavigatiediensten voor algemeen luchtverkeer verlenen wat betreft de diensten die aan algemeen luchtverkeer worden verleend.
Artikel 36
Transparantie van rekeningen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten
1. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten stellen, onafhankelijk van hun eigendoms- of rechtsstructuur, jaarlijks hun rekeningen op en publiceren deze. Deze jaarrekeningen voldoen aan de door de Unie goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen.
Indien deze rekeningen wegens de juridische status van de verlener van luchtvaartnavigatiediensten niet volledig aan de internationale standaarden voor jaarrekeningen kunnen beantwoorden, streeft de betrokken verlener ernaar om zo veel mogelijk aan deze standaarden te voldoen. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten publiceren een jaarverslag en worden regelmatig onderworpen aan een onafhankelijke audit van de in dit lid bedoelde rekeningen.
2. De nationale toezichthoudende instanties hebben recht op inzage in de rekeningen van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die onder hun toezicht staan. De lidstaten kunnen besluiten nationale toezichthoudende instanties van andere lidstaten toegang te verlenen tot deze rekeningen. Indien nodig om de Commissie in staat te stellen haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, verstrekken de nationale toezichthoudende instanties deze informatie aan de Commissie.
3. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten voeren in hun interne boekhouding gescheiden rekeningen voor elke luchtvaartnavigatiedienst op dezelfde wijze als verplicht zou zijn indien deze diensten zouden worden uitgevoerd door aparte ondernemingen, teneinde discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentieverstoring te vermijden. Een verlener van luchtvaartnavigatiediensten houdt ook afzonderlijke rekeningen bij voor elke activiteit indien hij:
a) |
zowel luchtvaartnavigatiediensten verleent die zijn aanbesteed overeenkomstig artikel 11, leden 1 en 2, als luchtvaartnavigatiediensten die niet onder die bepaling vallen; |
b) |
zowel luchtvaartnavigatiediensten verleent als andere activiteiten uitvoert, ongeacht van welke aard, met inbegrip van CIS; |
c) |
zowel in de Unie als in derde landen luchtvaartnavigatiediensten verleent. |
De bepaalde en werkelijke kosten die voortvloeien uit luchtvaartnavigatiediensten worden uitgesplitst in kostencategorieën overeenkomstig artikel 30, lid 6, en worden openbaar gemaakt, met inachtneming van de bescherming van vertrouwelijke informatie, onverminderd artikel 52, lid 3.
4. De financiële gegevens overeenkomstig artikel 29, lid 6, en andere informatie die relevant is voor de berekening van eenheidstarieven worden gecontroleerd aan de hand van een audit of geverifieerd door de nationale toezichthoudende instantie of een entiteit die onafhankelijk is van de betrokken verlener van luchtvaartnavigatiediensten, en worden goedgekeurd door de nationale toezichthoudende instantie. De conclusies van die audit worden openbaar gemaakt onverminderd artikel 52, lid 3.
HOOFDSTUK IV
NETWERKBEHEER
Artikel 37
Netwerkfuncties
1. De netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer leiden tot het duurzame en efficiënte gebruik van het luchtruim en van schaarse middelen. Ze garanderen ook dat luchtruimgebruikers vanuit milieu- en klimaatoogpunt geoptimaliseerde vliegroutes en profielen kunnen toepassen, en voorzien in een billijke en redelijke toegang tot het luchtruim en tot luchtvaartnavigatiediensten en beperken congestie tot een minimum. De in lid 2 van dit artikel vermelde netwerkfuncties ondersteunen een naadloze toegang tot luchtvaartnavigatiediensten door luchtruimgebruikers en de verwezenlijking van de in artikel 21, lid 3, punt b), bedoelde Uniewijde prestatiedoelstellingen, en zijn gebaseerd zijn op operationele eisen. Bij de uitvoering van die netwerkfuncties worden de bepalingen van artikel 1 in acht genomen, en blijven de soevereiniteit van de lidstaten over hun luchtruim, alsmede hun verantwoordelijkheden ten aanzien van de openbare orde, de openbare veiligheid en defensieaangelegenheden onverlet.
2. De in lid 1 bedoelde netwerkfuncties zijn de volgende:
a) |
het ontwerp en het gebruik van luchtruimstructuren in de hele Unie om het vereiste niveau van veiligheid, capaciteit, flexibiliteit, responsiviteit en milieuprestaties te bieden, met inachtneming van de veiligheids- en defensiebehoeften en onverminderd de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot routes en luchtruimstructuren voor het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt; |
b) |
ATFM; |
c) |
de coördinatie van schaarse hulpbronnen binnen de luchtvaartfrequentiebanden, die door het algemeen luchtverkeer worden gebruikt, met name radiofrequenties en coördinatie van radartranspondercodes; |
d) |
de facilitering van het delegeren van de verlening van luchtverkeersdiensten via samenwerking met de verleners van luchtverkeersdiensten en de autoriteiten van de lidstaten; |
e) |
de levering van luchtverkeersleidingscapaciteit in het netwerk overeenkomstig de verbintenissen in het NOP, om te voldoen aan de eisen inzake operationele prestaties van het netwerk en lokale referentiewaarden; |
f) |
het beheer van netwerkcrises; |
g) |
de toewijzing van ATFM-vertragingen; |
h) |
het beheer van de planning, monitoring en coördinatie van de uitvoeringsactiviteiten voor de uitrol van infrastructuur in het Europese ATM-netwerk, overeenkomstig het Europees ATM-masterplan, rekening houdend met de operationele behoeften en bijbehorende operationele procedures; |
i) |
het toezicht op de werking van de Europese ATM-netwerkinfrastructuur. |
3. De lidstaten en alle relevante operationele belanghebbenden oefenen netwerkfuncties uit met de bijdrage van de netwerkbeheerder zoals vastgelegd in artikel 38, lid 6, en voeren de in artikel 38, lid 10, bedoelde uitvoeringshandeling uit.
4. De in lid 2 genoemde functies hebben geen betrekking op de vaststelling van bindende maatregelen van algemene aard of op het nemen van politieke beslissingen. Bij de uitvoering ervan vindt coördinatie plaats met civiele en militaire autoriteiten, met name overeenkomstig overeengekomen procedures inzake een flexibel gebruik van het luchtruim. De maatregelen die worden genomen voor de uitoefening van de in lid 2 genoemde functies zijn uitsluitend operationeel of technisch van aard en houden rekening met de specifieke kenmerken van de lidstaten.
5. Om de eenvormige uitvoering en naleving van de in dit artikel bedoelde bepalingen te waarborgen stelt de Commissie, met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen, volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde regels voor de uitoefening van de netwerkfuncties, met inbegrip van crisisbeheer.
Artikel 38
Netwerkbeheerder
1. Om de in artikel 37, lid 1, van deze verordening bedoelde doelstellingen te bereiken, ziet de Commissie, met ondersteuning van het Agentschap overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139, erop toe dat de netwerkbeheerder bijdraagt aan de uitoefening van de in artikel 37, lid 2, van deze verordening vermelde netwerkfuncties door de in lid 6 van dit artikel bedoelde taken uit te voeren. De Commissie ziet erop toe dat de taken van de netwerkbeheerder correct worden uitgevoerd.
2. De Commissie benoemt een onafhankelijk, onpartijdig en bevoegd orgaan om de taken van de netwerkbeheerder uit te voeren.
3. Daartoe stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
Dit aanstellingsbesluit bevat de voorwaarden voor de aanstelling, met inbegrip van de financiering van de netwerkbeheerder.
4. Om een eenvormige uitvoering en naleving van de in lid 2 bedoelde bepalingen te waarborgen, stelt de Commissie met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde bepalingen betreffende:
a) |
de voorwaarden en procedures voor de aanstelling; |
b) |
de onafhankelijkheidsvereisten; |
c) |
de vereisten inzake deskundigheid; |
d) |
de financiering; |
e) |
het toezicht van de Commissie op de uitoefening door de netwerkbeheerder van zijn taken; |
f) |
de vereisten voor het meten van de prestaties van de netwerkbeheerder. |
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
5. De netwerkbeheerder voert zijn taken op onpartijdige en kostenefficiënte wijze uit, is onderworpen aan passende governance en heeft de onafhankelijkheidsplicht. Indien het als netwerkbeheerder benoemde bevoegde orgaan ook regelgevende functies heeft, wordt de organisatorische scheiding van die functies gewaarborgd. Bij de uitoefening van zijn taken houdt de netwerkbeheerder rekening met de behoeften van het gehele ATM-netwerk, onder vrijwaring van de defensievermogens, en betrekt hij ten volle alle operationele belanghebbenden.
6. Bij de toepassing van de in lid 3 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling draagt de netwerkbeheerder binnen de grenzen van artikel 37, lid 4, bij tot de uitvoering van de netwerkfuncties door middel van de volgende taken:
a) |
opstelling van het operationeel netwerkplan en opstelling van het netwerkstrategieplan; |
b) |
ondersteuning van het ontwerp en de coördinatie van het gebruik van luchtruimstructuren; |
c) |
facilitering van het delegeren van de verlening van luchtverkeersdiensten, wanneer dat door de betrokken lidstaten is goedgekeurd, door de betrokken lidstaten en verleners van luchtverkeersdiensten te ondersteunen, rekening houdend met de noodzakelijke overeenkomsten voor de coördinatie van het algemene en operationele luchtverkeer en met de noodzaak van het onderhouden van passende coördinatie in de betrokken luchtruimstructuren; |
d) |
coördinatie en ondersteuning bij de levering van luchtverkeersleidingscapaciteit in het netwerk overeenkomstig de verbintenissen in het NOP, om te voldoen aan de eisen inzake operationele prestaties van het netwerk en lokale referentiewaarden; |
e) |
coördinatie van en ondersteuning bij het beheer van netwerkcrises; |
f) |
coördinatie van schaarse hulpbronnen binnen de luchtvaartfrequentiebanden, die door het algemene luchtverkeer worden gebruikt, met name radiofrequenties en coördinatie van radartranspondercodes; |
g) |
coördinatie van de ATFM en levering, organisatie en werking van de centrale ATFM-eenheid; |
h) |
ontwikkeling van procedures en organisatie van processen voor de toewijzing van ATFM-vertragingen door middel van coöperatieve besluitvorming; |
i) |
coördinatie, monitoring en ondersteuning bij de planning en uitvoering van de uitrol van infrastructuur in het Europese ATM-netwerk in partnerschap met de operationele belanghebbenden om hun actieve deelname aan het beheer en de governance te waarborgen; |
j) |
monitoring van de prestaties van de Europese ATM-netwerkinfrastructuur; |
k) |
coördinatie met de ICAO en de ICAO-regio’s met betrekking tot de uitoefening van de netwerkfuncties; |
l) |
vaststelling van het werkprogramma en de begroting van de netwerkbeheerder; |
m) |
verstrekking van gegevens over vluchtplannen in verband met Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad (22) of andere veiligheids- en beveiligingsmaatregelen, en door middel van andere taken die noodzakelijk zijn voor en onlosmakelijk verbonden zijn met de bijdrage van de netwerkbeheerder aan de uitoefening van de netwerkfuncties, zoals gespecificeerd in de in lid 10 bedoelde uitvoeringshandelingen. |
7. De netwerkbeheerder draagt bij aan de uitoefening van de netwerkfuncties via ondersteunende maatregelen die gericht zijn op de veilige en efficiënte planning en werking van de belanghebbenden binnen het netwerk onder normale en crisisomstandigheden van het netwerk en via maatregelen die gericht zijn op de voortdurende verbetering van de netwerkactiviteiten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim en op de algemene prestaties van het netwerk, met name wat betreft de uitvoering van de prestatieregeling, onder meer met betrekking tot het klimaat en het milieu. De maatregelen van de netwerkbeheerder houden rekening met de noodzaak om de luchthavens volledig te integreren in het netwerk en hebben tot doel de naleving van de prestatieplannen en prestatiedoelstellingen van de aangewezen verleners van luchtverkeersdiensten te waarborgen.
8. De netwerkbeheerder werkt nauw samen met de Commissie om mogelijk te maken dat de in artikel 21 bedoelde prestatiedoelstellingen voldoende worden weerspiegeld in de algehele capaciteitsplanning, alsook in de capaciteit die door individuele verleners van luchtverkeersdiensten moet worden geleverd en die tussen de netwerkbeheerder en die verleners van luchtverkeersdiensten in het NOP is overeengekomen.
9. De netwerkbeheerder:
a) |
stelt door middel van coöperatieve besluitvorming operationele maatregelen vast en stelt op dezelfde wijze corrigerende maatregelen voor die operationele belanghebbenden moeten nemen om bij te dragen aan de verwezenlijking van de Uniewijde prestatiedoelstellingen en bindende lokale prestatiedoelstellingen, met inachtneming van regionale en lokale omstandigheden, alsook aan de uitvoering van de operationele prestatievereisten en lokale referentiewaarden van het netwerk, zoals vermeld in het NOP, en verstrekt advies over klimaatgeoptimaliseerde vliegroutes; de operationele belanghebbenden kunnen besluiten of er voorgestelde corrigerende maatregelen moeten worden uitgevoerd en stellen de netwerkbeheerraad in kennis van de redenen om die niet uit te voeren; |
b) |
verstrekt in coördinatie met de betrokken partijen advies aan de Commissie en verstrekt de PBR relevante informatie over de uitrol van de ATM-netwerkinfrastructuur in overeenstemming met het Europees ATM-masterplan, met name om vast te stellen welke investeringen nodig zijn voor het netwerk. |
10. Om een eenvormige uitvoering van de in de leden 6 tot en met 9 van dit artikel bedoelde bepalingen te waarborgen stelt de Commissie, met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen, uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde regels voor de uitvoering van de taken van de netwerkbeheerder, zoals vastgelegd in die leden.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
11. Bij de uitoefening van zijn taken neemt de netwerkbeheerder maatregelen via coöperatieve besluitvorming. Partijen bij de coöperatieve besluitvorming handelen zo veel mogelijk met het oog op verbetering van de werking en de prestaties van het netwerk, onder meer wat betreft de verwezenlijking van de Uniewijde prestatiedoelstellingen in het kernprestatiegebied klimaat en milieu. De coöperatieve besluitvorming bevordert de belangen van het netwerk, rekening houdend met essentiële veiligheids- en defensiebelangen en andere lokale of regionale omstandigheden, zoals geografische, topografische en meteorologische omstandigheden.
De lidstaten worden volledig betrokken bij beslissingen van strategisch belang, met name bij de vormgeving van het netwerkstrategieplan.
12. De in lid 11 bedoelde coöperatieve besluitvorming is met name gebaseerd op een raadplegingsproces van operationele belanghebbenden, luchthavenslotcoördinatoren, lidstaten en, in voorkomend geval, het Agentschap en de Commissie, op werkregelingen en operationele processen en op afwikkelingsmechanismen waarbij de netwerkbeheerraad indien nodig wordt betrokken.
Indien deze besluitvorming de soevereiniteit van een lidstaat over zijn luchtruim betreft, is de instemming van die betrokken lidstaat vereist.
13. Om een eenvormige uitvoering en naleving van de in de leden 11 en 12 bedoelde voorschriften te waarborgen, stelt de Commissie met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen, uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde bepalingen betreffende de coöperatieve besluitvorming, onder meer met betrekking tot:
a) |
een proces ter raadpleging van operationele belanghebbenden, luchthavenslotcoördinatoren, lidstaten en, indien van toepassing, het Agentschap en de Commissie; |
b) |
werkregelingen en operationele processen; |
c) |
de betrokkenheid van de autoriteiten van de lidstaten indien nodig; |
d) |
afwikkelingsmechanismen waarbij, zo nodig, de netwerkbeheerraad wordt betrokken; |
e) |
alle andere maatregelen die nodig zijn met betrekking tot de besluitvormingsprocessen. |
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
14. Er wordt een netwerkbeheerraad opgericht om te zorgen voor een passende governance van de uitoefening van de netwerkfuncties.
De netwerkbeheerraad heeft de volgende taken:
a) |
goedkeuring of bekrachtiging van door de netwerkbeheerder genomen of voorgestelde maatregelen overeenkomstig de in lid 15 bedoelde uitvoeringshandeling; |
b) |
goedkeuring van de specificaties voor de raadpleging en de in de leden 12 en 13 bedoelde gedetailleerde werkafspraken; |
c) |
goedkeuring van het NOP; |
d) |
bekrachtiging van het NSP, na raadpleging en rekening houdend met het advies van de lidstaten, en voordat het door de Commissie wordt goedgekeurd; |
e) |
monitoring van de uitvoering van netwerkfuncties en verstrekking van adviezen of aanbevelingen over specifieke onderwerpen, en |
f) |
alle andere maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van de governancemechanismen. |
De goedkeuring door de Commissie van het NSP geschiedt in de vorm van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
De netwerkbeheerraad telt stemgerechtigde en niet-stemgerechtigde leden. Hij is samengesteld uit vertegenwoordigers van de operationele belanghebbenden, van de Commissie, van de netwerkbeheerder en van Eurocontrol.
15. Om een eenvormige uitvoering en naleving van de in lid 14 van dit artikel bedoelde bepalingen te waarborgen, stelt de Commissie met het oog op de verwezenlijking van de in artikel 1 genoemde doelstellingen uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde regels met betrekking tot de netwerkbeheerraad, met name voor:
a) |
de samenstelling van de netwerkbeheerraad; |
b) |
de werking en verantwoordelijkheden van de netwerkbeheerraad, zoals vastgelegd in lid 14; |
c) |
de netwerkgovernancemechanismen. |
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
16. Onverminderd artikel 37, lid 2, punt a), van deze verordening en de artikelen 44 en 46 van Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, zijn de lidstaten volledig bevoegd voor de ontwikkeling, goedkeuring en vaststelling van de routes en luchtruimstructuren voor het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt. Daarbij houden de lidstaten rekening met de behoeften van het luchtverkeer, met seizoensgebondenheid en de complexiteit van het luchtverkeer en van de prestatieplannen. Alvorens een besluit te nemen over deze aspecten, houden de lidstaten naar behoren rekening met de behoeften van de betrokken luchtruimgebruikers of met groepen die dergelijke luchtruimgebruikers vertegenwoordigen, en met de militaire autoriteiten, naargelang het geval.
Artikel 39
Transparantie van de rekeningen van de netwerkbeheerder
1. De financiële rekeningen van de netwerkbeheerder worden jaarlijks opgesteld en gepubliceerd. Die rekeningen voldoen aan de door de Unie goedgekeurde internationale boekhoudnormen. Indien deze rekeningen wegens de juridische status van de netwerkbeheerder niet volledig aan de internationale boekhoudnormen kunnen beantwoorden, streeft de netwerkbeheerder ernaar om zo veel mogelijk aan deze normen te voldoen.
2. De netwerkbeheerder publiceert een jaarverslag over zijn activiteiten en ondergaat regelmatig een onafhankelijke audit.
Artikel 40
Betrekkingen met belanghebbenden
De verleners van luchtverkeersdiensten stellen raadplegingsmechanismen vast om de betrokken luchtruimgebruikers, luchthavenexploitanten en militaire autoriteiten te raadplegen over alle belangrijke kwesties die verband houden met de verleende diensten, met inbegrip van relevante wijzigingen van de luchtruimconfiguraties, of over grote investeringen die relevante gevolgen hebben voor het verlenen van luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten of heffingen. Hun standpunten worden met name in een vroeg stadium van de ontwikkeling van strategische investeringsplannen voor de lange termijn in aanmerking genomen, vooral wat betreft aspecten die synchronisatie tussen de inzet van lucht- en grondapparatuur vereisen.
Artikel 41
Betrekkingen met de militaire autoriteiten
De lidstaten zorgen er in het kader van het gemeenschappelijke vervoersbeleid voor dat er voor het beheer van specifieke luchtruimblokken schriftelijke overeenkomsten tussen de bevoegde civiele en militaire autoriteiten of gelijkwaardige juridische regelingen worden aangegaan of hernieuwd, en stellen de Commissie daar dienovereenkomstig van in kennis.
Artikel 42
Beschikbaarheid van en toegang tot operationele gegevens voor het algemene luchtverkeer
1. Voor algemeen luchtverkeer worden door alle verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavens en de netwerkbeheerder, mede op grensoverschrijdende en Uniewijde basis, relevante operationele gegevens in een interoperabel formaat en in real time beschikbaar gesteld, zulks op transparante en niet-discriminerende basis en onverminderd de belangen inzake nationale veiligheid, openbare orde en defensiebeleid. Deze terbeschikkingstelling komt ten goede aan verleners van luchtvaartnavigatiediensten die houder zijn van een certificaat of een verklaring, entiteiten met bewezen belangstelling voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, militaire entiteiten die belast zijn met veiligheids- en defensieactiviteiten, militaire verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers en luchthavens, alsook aan de netwerkbeheerder. De gegevens mogen uitsluitend voor operationele doeleinden worden gebruikt.
2. De prijzen voor de in lid 1 bedoelde dienst zijn gebaseerd op algemene beginselen en gemeenschappelijke prijsstellingsregels die in de in lid 4 bedoelde uitvoeringshandeling worden vastgesteld.
3. Toegang tot relevante operationele gegevens zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt kosteloos verleend aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor veiligheidstoezicht, toezicht op de prestaties en op het netwerk, beveiliging, openbare orde en defensie, met inbegrip van het Agentschap, overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139.
4. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde eisen voor het beschikbaar stellen van en de toegang tot gegevens overeenkomstig de leden 1 en 3 van dit artikel, met inbegrip van de specifieke operationele gegevens in kwestie, de algemene beginselen en gemeenschappelijke prijsstellingsregels voor de vaststelling van de prijzen als bedoeld in lid 2 van dit artikel en de eisen voor de identificatie van entiteiten met bewezen belangstelling voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK V
LUCHTRUIM, INTEROPERABILITEIT EN TECHNOLOGISCHE INNOVATIE
Artikel 43
Elektronische luchtvaartinlichtingen
Onverminderd de publicatie door de lidstaten van luchtvaartinlichtingen en op een wijze die samenhangend is met die publicatie, richt de netwerkbeheerder, na toepassing van het in artikel 38, lid 3, van deze verordening bedoelde uitvoeringsbesluit, een Uniewijde infrastructuur voor luchtvaartinlichtingen op ter bevordering van de beschikbaarheid van hoogwaardige elektronische luchtvaartinlichtingen, die gepresenteerd zijn op een gemakkelijk toegankelijke manier en tegemoetkomen aan de behoeften van alle relevante gebruikers wat gegevenskwaliteit en tijdigheid betreft. De aldus beschikbaar gestelde luchtvaartinlichtingen mogen alleen informatie bevatten die voldoet aan de in punt 2.1 van bijlage VIII bij Verordening (EU) 2018/1139 vermelde essentiële eisen.
Artikel 44
Luchtruimclassificatie
De Commissie stelt volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure passende bepalingen vast ter waarborging van de uniforme uitvoering van de ICAO-luchtruimclassificatie met passende aanpassingen, om te garanderen dat luchtverkeersdiensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim naadloos, veilig en doelmatig worden verleend.
Artikel 45
Flexibel gebruik van het luchtruim
1. Rekening houdend met de kenmerken en de aard van de militaire activiteiten in elke lidstaat, evenals met de organisatie van de militaire aangelegenheden die onder hun verantwoordelijkheid vallen, zorgen de lidstaten voor de toepassing in het gemeenschappelijk Europees luchtruim van het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim, opdat het luchtruimbeheer en het luchtverkeersbeheer binnen het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid en, waar passend, in samenhang met het Europees ATM-masterplan worden bevorderd.
2. De lidstaten brengen jaarlijks verslag uit aan de Commissie over de toepassing, in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid, van het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim op het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt.
3. Wanneer er, in het bijzonder in het licht van de door de lidstaten ingediende verslagen, behoefte bestaat aan uniforme voorwaarden voor de toepassing van het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim in het gemeenschappelijk Europees luchtruim, stelt de Commissie, binnen de grenzen van het gemeenschappelijke vervoersbeleid en onverminderd artikel 1, lid 2, uitvoeringshandelingen vast waarin dergelijke uniforme voorwaarden worden vastgelegd. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
4. Indien de toepassing van dit artikel aanzienlijke operationele moeilijkheden oplevert die afbreuk doen aan de bescherming van essentiële belangen op het gebied van het veiligheids- of het defensiebeleid, kunnen de lidstaten die toepassing tijdelijk opschorten, mits zij de Commissie en de andere lidstaten daarvan onverwijld in kennis stellen. Na de instelling van een tijdelijke opschorting kunnen voor het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaat valt, aanpassingen van de krachtens lid 3 vastgestelde regels worden uitgewerkt. Zodra die operationele moeilijkheden zich niet langer voordoen, worden de tijdelijke opschorting en de eventuele aanpassingen opgeheven.
Artikel 46
SESAR-coördinatie
De entiteiten die bevoegd zijn voor in de Uniewetgeving vastgelegde taken op het gebied van de coördinatie van de definitiefase van SESAR, de ontwikkelingsfase van SESAR en de uitrolfase van SESAR, al naargelang het geval, zorgen voor een doeltreffende coördinatie tussen die drie fasen, teneinde een naadloze en tijdige overgang tussen de fasen te bewerkstelligen, met speciale nadruk op de industrialiseringsfase.
Alle relevante civiele en militaire belanghebbenden worden hier zo veel mogelijk bij betrokken.
Artikel 47
Gemeenschappelijke projecten
1. De Commissie kan op basis van de behoeften aan synchronisatie onder de belanghebbenden gemeenschappelijke projecten opzetten voor de uitvoering van de in het Europees ATM-masterplan geïdentificeerde essentiële operationele wijzigingen die gevolgen hebben voor het hele netwerk en die voldoende uitgewerkt zijn voor implementatie met het oog op de opbouw van interoperabele capaciteit in alle lidstaten teneinde de prestaties van het gemeenschappelijk Europees luchtruim te verbeteren.
2. De Commissie kan ook governancemechanismen vaststellen voor gemeenschappelijke projecten en de uitvoering daarvan. Alle relevante civiele en militaire belanghebbenden worden zo veel mogelijk betrokken bij deze mechanismen, en krijgen daarbij zo mogelijk en naargelang het geval een leidende rol toebedeeld.
3. Gemeenschappelijke projecten kunnen in aanmerking komen voor financiering van de Unie binnen het meerjarig financieel kader. Hiertoe voert de Commissie, onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen over het gebruik van hun eigen financiële middelen, een onafhankelijke kosten-batenanalyse uit en pleegt ze overeenkomstig artikel 49 passend overleg met de lidstaten en relevante betrokken belanghebbenden, waarbij de prioritering en alle passende wijzen van financiering onder de loep worden genomen.
4. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde gemeenschappelijke projecten en governancemechanismen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 48
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Single Sky Comité (“het comité”), bestaande uit twee vertegenwoordigers van elke lidstaat en voorgezeten door de Commissie. Het comité verzekert dat de belangen van alle categorieën gebruikers op passende wijze in acht worden genomen. Het comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
4. Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 49
Raadpleging van de belanghebbende partijen
1. De lidstaten, de nationale toezichthoudende instanties, de PBR en de netwerkbeheerder, alsmede het Agentschap met betrekking tot zijn taken uit hoofde van artikel 21, leden 3 en 4, en artikel 38, lid 1, zetten raadplegingsmechanismen op voor passende raadpleging van belanghebbenden.
2. De Commissie zet op Unieniveau een mechanisme op om de relevante belanghebbenden te raadplegen over kwesties die verband houden met de uitvoering van deze verordening.
Het specifieke Comité voor de sectorale dialoog, dat is opgericht bij Besluit 98/500/EG, wordt bij de raadpleging betrokken. Wanneer raadpleging met betrekking tot militaire aspecten vereist is, raadpleegt de Commissie, met het oog op de toepassing van lid 3, punt e), van dit artikel naast de lidstaten ook het Europees Defensieagentschap en de nationale militaire autoriteiten.
3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden ten minste de volgende operationele en niet-operationele belanghebbenden geraadpleegd, voor zover relevant:
a) |
verleners van luchtvaartnavigatiediensten of groepen die hen vertegenwoordigen; |
b) |
de netwerkbeheerder; |
c) |
luchthavenexploitanten of relevante groepen die hen vertegenwoordigen; |
d) |
luchtruimgebruikers of relevante groepen die hen vertegenwoordigen; |
e) |
het leger; |
f) |
de maakindustrie; |
g) |
belangenorganisaties van beroepspersoneel; |
h) |
betrokken nationale autoriteiten; |
i) |
luchthavenslotcoördinatoren; |
j) |
niet-gouvernementele organisaties die zich bezighouden met luchtvaart of ATM. |
Artikel 50
Betrekkingen met derde landen
De Unie en haar lidstaten zetten zich in voor en ondersteunen de uitbreiding van het gemeenschappelijk Europees luchtruim tot landen die geen lid zijn van de Europese Unie. Daartoe streven zij ernaar om, in het kader van overeenkomsten met aangrenzende derde landen, met name in het Eurocontrol-gebied of in de EUR-regio van de ICAO, het gemeenschappelijk Europees luchtruim tot die landen uit te breiden. Zij streven er bovendien naar met die landen samen te werken, ofwel in het kader van overeenkomsten inzake grensoverschrijdende dienstverlening met derde landen, inzake samenwerking tot modernisering van ATM of inzake netwerkfuncties, ofwel in het kader van de overeenkomst tussen de Unie en Eurocontrol tot instelling van een algemeen kader voor versterkte samenwerking, teneinde de “pan-Europese dimensie” van ATM te versterken.
Dit artikel geldt onverminderd beslissingen van de lidstaten over de vraag of het gemeenschappelijk Europees luchtruim moet worden uitgebreid naar hun landen en gebieden overzee of naar autonome gebieden in andere regio’s van de ICAO.
Artikel 51
Steun door andere organen
De Commissie kan voor het vervullen van haar taken uit hoofde van deze verordening steun vragen van andere organen, onder meer van Eurocontrol in het kader van de overeenkomst tussen de Unie en Eurocontrol tot instelling van een algemeen kader voor versterkte samenwerking.
Artikel 52
Vertrouwelijkheid
1. Noch de nationale toezichthoudende instanties, die handelen overeenkomstig hun nationale wetgeving, noch de nationale bevoegde autoriteiten, noch de Commissie, noch de PBR, noch de netwerkbeheerder, noch het Agentschap maken vertrouwelijke informatie bekend, in het bijzonder informatie over verleners van luchtvaartnavigatiediensten, hun zakenrelaties of hun kosten- en inkomstencomponenten.
2. Lid 1 laat het recht van openbaarmaking door nationale toezichthoudende instanties en de Commissie onverlet indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak. In dat geval is de openbaarmaking evenredig en houdt rekening met de gewettigde belangen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavens of andere relevante belanghebbenden inzake de bescherming van hun commercieel gevoelige informatie.
3. Informatie en gegevens die krachtens artikel 12, lid 4, artikel 23, lid 10, artikel 24, lid 6, artikel 25, lid 2, of artikel 36, lid 3 of 4, toegankelijk zijn gemaakt, of die krachtens artikel 29, lid 6, zijn gerapporteerd, met name wat de bepaalde kosten en de werkelijke kosten van aangewezen verleners van luchtverkeersdiensten betreft, worden openbaar gemaakt, onverminderd de bescherming van de openbare veiligheid, defensie en militaire aangelegenheden of de commerciële belangen van een natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van intellectuele eigendom, tenzij openbaarmaking een hoger openbaar belang dient.
Artikel 53
Sancties
De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en van de op basis daarvan vastgestelde uitvoeringshandelingen, met name door luchtruimgebruikers, luchthavenexploitanten en verleners van luchtvaartnavigatiediensten, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
Artikel 54
Evaluatie
1. De Commissie voert na het einde van de vijfde referentieperiode en uiterlijk drie jaar na het einde van die referentieperiode een evaluatie uit om de juridische, sociale, economische en milieugevolgen van deze verordening en de meerwaarde ervan op zowel nationaal als EU-niveau te beoordelen. Indien dit voor dit doel gerechtvaardigd is, kan de Commissie de lidstaten, met inbegrip van militaire autoriteiten, om informatie verzoeken die relevant is voor de toepassing van deze verordening.
2. De Commissie dient haar bevindingen in bij het Europees Parlement en de Raad. De resultaten van de in lid 1 bedoelde evaluatie worden openbaar gemaakt.
Artikel 55
Vrijwaringsbepalingen
Deze verordening belet een lidstaat niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om essentiële belangen op het gebied van het veiligheidsbeleid of het defensiebeleid te beschermen. Dat zijn met name maatregelen die noodzakelijk zijn:
a) |
voor de surveillance van het luchtruim dat onder zijn verantwoordelijkheid valt, overeenkomstig regionale luchtvaartnavigatieovereenkomsten van de ICAO, met inbegrip van het vermogen om alle luchtvaartuigen die dat luchtruim gebruiken op te sporen, te identificeren en te evalueren, in het streven om de veiligheid van de vluchten te waarborgen en actie te ondernemen om te voorzien in de behoeften inzake veiligheid en defensie; |
b) |
in het geval van ernstige binnenlandse onlusten waardoor de openbare orde wordt verstoord; |
c) |
in het geval van oorlog of ernstige internationale spanningen die oorlogsgevaar inhouden; |
d) |
om te voldoen aan internationale verplichtingen die een lidstaat is aangegaan voor het behoud van de vrede en de internationale veiligheid; |
e) |
ten behoeve van militaire operaties en trainingen, met inbegrip van de daarvoor benodigde oefeningsmogelijkheden. |
Artikel 56
Intrekking
De Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004 en (EG) nr. 551/2004 worden ingetrokken, onverminderd artikel 58 van de onderhavige verordening.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.
Artikel 57
Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/1139
Verordening (EU) 2018/1139 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 41 wordt het volgende lid ingevoegd: “3 bis. Het in lid 1 van dit artikel bedoelde certificaat kan afhankelijk worden gesteld van objectief gerechtvaardigde, niet-discriminerende, evenredige en transparante voorwaarden. Deze voorwaarden kunnen in voorkomend geval betrekking hebben op:
|
4) |
Artikel 43 wordt vervangen door: “Artikel 43 Uitvoeringshandelingen ten aanzien van verleners van ATM/ANS en van organisaties die betrokken zijn bij het ontwerpen, produceren of onderhouden van ATM/ANS-systemen en ATM/ANS-componenten 1. Met het oog op de eenvormige uitvoering en naleving van de essentiële eisen van artikel 40 stelt de Commissie voor de in artikel 2, lid 1, punt g), bedoelde verlening van ATM/ANS, op basis van de beginselen van artikel 4 en met het oog op de doelstellingen van artikel 1, uitvoeringshandelingen vast waarin nadere bepalingen worden vastgelegd met betrekking tot:
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 127, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 2. Bij het opstellen van de in lid 1 bedoelde regels wordt terdege rekening gehouden met het Europees ATM-masterplan. 3. Bij het vaststellen van die uitvoeringshandelingen waarborgt de Commissie dat de essentiële eisen van artikel 40 van deze verordening worden nageleefd, en houdt zij terdege rekening met de internationale normen en aanbevolen praktijken, in het bijzonder die van de bijlagen 2, 3, 4, 10, 11 en 15 bij het Verdrag van Chicago.”. |
5) |
Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Artikel 93 wordt vervangen door: “Artikel 93 Tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim Het Agentschap verleent de Commissie, voor zover het over de nodige deskundigheid beschikt en op verzoek, technische bijstand bij de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, met name door:
|
7) |
Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 58
Overgangsbepalingen
1. Artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 549/2004 en artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 550/2004 blijven van toepassing tot en met 2 december 2026.
2. Het uit hoofde van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 549/2004 aangewezen prestatiebeoordelingsorgaan blijft zijn taken uitoefenen tot en met 2 juni 2025.
3. Artikel 11 van Verordening (EG) nr. 549/2004, met uitzondering van lid 2 van dat artikel, en artikel 15 van Verordening (EG) nr. 550/2004, en de op basis daarvan vastgestelde uitvoeringshandelingen, blijven van toepassing met het oog op de uitvoering van de prestatie- en de heffingsregeling voor de derde en de vierde referentieperiode.
4. Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/709 van de Commissie (23) blijft van toepassing tot het einde van de vierde referentieperiode of totdat er een uitvoeringshandeling is vastgesteld overeenkomstig artikel 38, lid 3, van deze verordening, indien dat eerder is.
5. Artikel 9 van Verordening (EG) nr. 549/2004 blijft van toepassing tot en met 2 december 2026.
Artikel 59
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4, leden 3 en 5, en artikel 36, lid 3, zijn echter van toepassing met ingang van 2 december 2026.
De artikelen 13 tot en met 16 zijn van toepassing vanaf zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening. De artikelen 21 tot en met 34 zijn met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening van toepassing voor de uitvoering van de prestatie- en de heffingsregeling voor de vijfde en de daaropvolgende referentieperioden.
Artikel 53 is van toepassing met ingang van 2 december 2026.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 23 oktober 2024.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
R. METSOLA
Voor de Raad
De voorzitter
ZSIGMOND B. P.
(1) Advies van 2 december 2020 (PB C 56 van 16.2.2021, blz. 53).
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2014 (PB C 378 van 9.11.2017, blz. 546) en standpunt van de Raad van 26 september 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 22 oktober 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (“de kaderverordening”) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (“de luchtvaartnavigatiedienstenverordening”) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 10).
(5) Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (“de luchtruimverordening”) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 20).
(6) Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeheer (“de interoperabiliteitsverordening”) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26).
(7) Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004, (EG) nr. 551/2004 en (EG) nr. 552/2004 teneinde de prestaties en de duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem te verbeteren (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 34).
(8) Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).
(9) Besluit (EU) 2023/2109 van de Commissie van 10 oktober 2023 tot oprichting van een deskundigengroep van de Commissie inzake de menselijke dimensie van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en tot intrekking van Besluit C(2017) 7518 (PB L, 2023/2109, 12.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/2109/oj).
(10) Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
(11) PB L 96 van 31.3.2004, blz. 9.
(12) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(13) Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(14) Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1968/259(1)/oj).
(15) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/116 van de Commissie van 1 februari 2021 inzake de vaststelling van Gemeenschappelijk Project Eén ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het bij Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 409/2013 van de Commissie en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 716/2014 van de Commissie (PB L 36 van 2.2.2021, blz. 10).
(16) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(17) Besluit 98/500/EG van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende de oprichting van Comités voor de sectoriële dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau (PB L 225 van 12.8.1998, blz. 27).
(18) Besluit 2009/320/EG van de Raad van 30 maart 2009 houdende goedkeuring van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging in het kader van het ATM-onderzoeksproject (SESAR) voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim (PB L 95 van 9.4.2009, blz. 41).
(19) Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).
(20) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(21) Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(22) Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15).
(23) Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/709 van de Commissie van 6 mei 2019 tot benoeming van de Netwerkbeheerder voor de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (PB L 120 van 8.5.2019, blz. 27).
BIJLAGE I
Ingetrokken verordeningen en de wijzigingen daarvan
Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad |
|
Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad |
|
Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad |
|
Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad |
Alleen de artikelen 1, 2 en 3 |
BIJLAGE II
Concordantietabel
Verordening (EG) nr. 549/2004 |
Verordening (EG) nr. 550/2004 |
Verordening (EG) nr. 551/2004 |
Deze verordening |
Artikel 1, leden 1, 2 en 3 |
|
|
Artikel 1, leden 1, 2 en 3 |
— |
|
|
Artikel 1, lid 4 |
Artikel 1, lid 4 |
|
|
— |
Artikel 2, punt 1, punt a) en b) |
|
|
Artikel 2, punt 6, a) en b) |
— |
|
|
Artikel 2, punt 7 |
Artikel 2, punt 2 |
|
|
Artikel 2, punt 1 |
Artikel 2, punt 3 |
|
|
Artikel 2, punt 2 |
— |
|
|
Artikel 2, punt 3 |
Artikel 2, punt 4 |
|
|
Artikel 2, punt 5 |
Artikel 2, punt 5 |
|
|
Artikel 2, punt 4 |
Artikel 2, punt 6 |
|
|
Artikel 2, punt 11 |
Artikel 2, punt 7 |
|
|
Artikel 2, punt 12 |
— |
|
|
Artikel 2, punt 13 |
Artikel 2, punt 8 |
|
|
Artikel 2, punt 14 |
Artikel 2, punt 9 |
|
|
Artikel 2, punt 8 |
Artikel 2, punt 10 |
|
|
Artikel 2, punt 9 |
Artikel 2, punt 11 |
|
|
Artikel 2, punt 10 |
Artikel 2, punt 12 |
|
|
Artikel 2, punt 17 |
— |
|
|
Artikel 2, punten 18, 19 en 20 |
Artikel 2, punt 13 |
|
|
Artikel 2, punt 16 |
Artikel 2, punt 13 bis |
|
|
Artikel 2, punt 36 |
Artikel 2, punt 14 |
|
|
— |
Artikel 2, punt 15 |
|
|
Artikel 2, punt 21 |
— |
|
|
Artikel 2, punten 22 tot en met 25 |
Artikel 2, punt 16 |
|
|
Artikel 2, punt 26 |
Artikel 2, punt 17 |
|
|
Artikel 2, punt 35 |
Artikel 2, punt 18 |
|
|
— |
Artikel 2, punt 19 |
|
|
Artikel 2, punt 27 |
— |
|
|
Artikel 2, punten 28 en 29 |
Artikel 2, punt 20 |
|
|
Artikel 2, punt 34 |
Artikel 2, punt 22 |
|
|
Artikel 2, punt 37 |
Artikel 2, punt 23 |
|
|
— |
Artikel 2, punt 23 bis |
|
|
Artikel 2, punt 38 |
— |
|
|
Artikel 2, punt 39 |
Artikel 2, punt 23 ter |
|
|
Artikel 2, punt 15 |
Artikel 2, punten 24 en 25 |
|
|
— |
Artikel 2, punt 26 |
|
|
Artikel 2, punt 40 |
— |
|
|
Artikel 2, punten 41 en 42 |
Artikel 2, punt 27 |
|
|
— |
Artikel 2, punt 28 |
|
|
Artikel 2, punt 43 |
Artikel 2, punt 29 |
|
|
Artikel 2, punt 44 |
— |
|
|
Artikel 2, punten 45 en 46 |
Artikel 2, punt 30 |
|
|
Artikel 2, punt 47 |
— |
|
|
Artikel 2, punten 48 tot en met 52 |
Artikel 2, punt 31 |
|
|
Artikel 2, punt 53 |
— |
|
|
Artikel 2, punten 54 en 55 |
Artikel 2, punt 32 |
|
|
— |
Artikel 2, punt 33 |
|
|
Artikel 2, punt 56 |
Artikel 2, punt 34 |
|
|
Artikel 2, punt 57 |
— |
|
|
Artikel 2, punten 58 tot en met 62 |
Artikel 2, punten 35 en 36 |
|
|
— |
Artikel 2, punt 38 |
|
|
Artikel 2, punt 63 |
Artikel 2, punt 39 |
|
|
Artikel 2, punt 64 |
— |
|
|
Artikel 2, punt 65 |
Artikel 2, punt 40 |
|
|
Artikel 2, punt 66 |
— |
|
|
Artikel 2, punt 67 en artikel 3 |
Artikel 2, punt 41 |
|
|
Artikel 2, punt 30 |
— |
|
|
Artikel 2, punten 31, 32 en 33 |
Artikel 3 |
|
|
— |
Artikel 4, lid 1 |
|
|
Artikel 4, lid 1 |
Artikel 4, lid 2 |
|
|
Artikel 4, leden 3 en 4 |
Artikel 4, lid 3, eerste zin |
|
|
Artikel 4, lid 2 |
Artikel 4, lid 3, tweede zin |
|
|
Artikel 4, lid 5 |
— |
|
|
Artikel 4, lid 6 |
Artikel 4, lid 4 |
|
|
Artikel 4, lid 7 |
Artikel 4, lid 5 |
|
|
Artikel 4, lid 8 |
— |
|
|
Artikelen 5 tot en met 12 |
Artikel 5, lid 1 |
|
|
Artikel 48, lid 1 |
Artikel 5, lid 2 |
|
|
Artikel 48, lid 2 |
Artikel 5, lid 3 |
|
|
Artikel 48, lid 3 |
— |
|
|
Artikel 48, lid 4 |
Artikel 5, leden 4 en 5, en artikel 6 |
|
|
— |
Artikel 7 |
|
|
Artikel 50 |
Artikel 8, lid 1 |
|
|
Artikel 51 |
— |
|
|
Artikel 52 |
Artikel 8, lid 2 |
|
|
— |
Artikel 9 |
|
|
Artikel 53 |
Artikel 10, lid 1 |
|
|
Artikel 49, lid 1 |
Artikel 10, lid 2 |
|
|
Artikel 49, lid 2 |
Artikel 10, lid 3 |
|
|
Artikel 49, lid 3 |
Artikel 11, lid 1, eerste zin |
|
|
Artikel 21, lid 1 |
— |
|
|
Artikel 21, lid 2 |
Artikel 11, lid 1, punten a), b) en c) |
|
|
Artikel 21, lid 3, punten a) tot en met d) |
Artikel 11, lid 2 |
|
|
Artikel 13 |
— |
|
|
Artikelen 14 tot en met 20 |
Artikel 11, lid 3, punt a) |
|
|
Artikel 22 |
Artikel 11, lid 3, punt b) |
|
|
Artikelen 21, lid 3, punt c), artikel 23 |
Artikel 11, lid 3, punt c) |
|
|
Artikel 24 |
— |
|
|
Artikel 25, leden 1 en 2 |
Artikel 11, lid 3, punt d), eerste en derde zin |
|
|
Artikel 21, lid 3, eerste zin |
Artikel 11, lid 3, punt d), tweede zin |
|
|
Artikel 25, lid 3 |
Artikel 11, lid 3, punt e) |
|
|
Artikel 25, lid 4 |
— |
|
|
Artikelen 26 en 27 |
Artikel 11, lid 4, punt a) |
|
|
Artikel 21, lid 4, punt a) |
— |
|
|
Artikel 21, lid 4, punt b) tot en met e) |
Artikel 11, lid 4, punt b) en c) |
|
|
— |
Artikel 11, lid 4, punt d) |
|
|
Artikel 21, lid 4, punt f) |
Artikel 11, lid 4, punt e) |
|
|
Artikel 21, lid 4, punt g) |
— |
|
|
Artikel 21, lid 4, eerste alinea, punten h) tot en met m), en artikel 21, tweede en derde alinea, en artikel 21, leden 5 en 6 |
Artikel 11, lid 4, tweede alinea |
|
|
Artikel 28 |
Artikel 11, lid 5 |
|
|
Artikel 21, lid 7 |
Artikel 11, lid 6 |
|
|
Artikel 28 |
— |
|
|
Artikelen 29 tot en met 47 |
Artikel 12, lid 1, en artikel 12, lid 2, eerste zin tot “in artikel 3”, en de laatste zin |
|
|
Artikel 54, lid 1 |
Artikel 12, lid 2, het deel van de eerste zin dat begint met “en brengt voor het eerst verslag uit aan het Europees Parlement” |
|
|
Artikel 54, lid 2 |
Artikel 12, leden 3 en 4 |
|
|
— |
Artikel 13 |
|
|
Artikel 55 |
— |
|
|
Artikelen 56 tot en met 58 |
Artikel 13 bis |
|
|
— |
Artikel 14 |
|
|
Artikel 59 |
|
Artikel 1 |
|
Artikel 1, lid 1 |
|
— |
|
Artikel 1, leden 2 tot en met 4 |
|
— |
|
Artikel 2 |
|
Artikel 2, lid 1 |
|
Artikel 5, lid 1 |
|
Artikel 2, lid 2 |
|
Artikel 5, lid 2 |
|
— |
|
Artikel 5, lid 3 |
|
— |
|
Artikel 6, lid 1 |
|
Artikel 2, lid 3 |
|
Artikel 6, lid 3 |
|
Artikel 2, lid 4 |
|
Artikel 6, lid 2 |
|
Artikel 2, lid 5 |
|
Artikel 6, lid 4 |
|
Artikel 2, lid 6 |
|
Artikel 6, lid 5 |
|
— |
|
Artikel 6, lid 6 |
|
Artikelen 3 tot en met 6 |
|
— |
|
Artikel 7, lid 1, artikel 7, lid 3, eerste zin, artikel 7, lid 4, eerste zin en artikel 7, leden 6 en 8 |
|
Artikel 7, lid 1, artikel 57, punt 7), c) en d) |
|
Artikel 7, lid 2 |
|
Artikel 7, lid 2 |
|
Artikel 7, lid 3, tweede en derde zin |
|
— |
|
Artikel 7, lid 4, tweede en derde zin |
|
Artikel 57, punten 3 en 4 |
|
— |
|
Artikel 57, punten 5, 6, 7), a) en b) |
|
Artikel 7, lid 5 |
|
Artikel 7, lid 4 |
|
Artikel 7, lid 7 |
|
Artikelen 5, lid 2, tweede alinea, artikel 7, lid 3 |
|
Artikel 7, lid 9 |
|
— |
|
Artikel 8, lid 1, tot “verlener van luchtverkeersdiensten” |
|
Artikel 8, lid 1, eerste en tweede zin |
|
Artikel 8, lid 1, tweede zin, vanaf “die in het bezit is van een binnen de Gemeenschap geldig certificaat” |
|
Artikel 8, lid 2, eerste alinea, punt a) |
|
— |
|
Artikel 8, lid 2, eerste alinea, punt b), c) en d), en tweede alinea |
|
Artikel 8, lid 2 |
|
Artikel 8, lid 3 |
|
Artikel 8, lid 3 |
|
Artikel 8, lid 4 |
|
— |
|
Artikel 8, lid 5 |
|
Artikel 8, lid 4 |
|
Artikel 8, lid 1, eerste zin |
|
Artikel 8, lid 5 |
|
— |
|
Artikel 8, lid 6 |
|
Artikel 8, lid 6 |
|
Artikel 9 |
|
Artikel 10 |
|
Artikel 9 bis |
|
Artikel 3 |
|
— |
|
Artikel 4 |
|
Artikel 9 ter |
|
— |
|
Artikel 10 |
|
Artikel 9 |
|
— |
|
Artikelen 11 tot en met 28 |
|
Artikel 11 |
|
Artikel 41 |
|
Artikel 12, lid 1 |
|
Artikel 36, lid 1 |
|
Artikel 12, lid 2 |
|
Artikel 36, lid 1 |
|
Artikel 12, lid 3 |
|
Artikel 36, lid 3 |
|
— |
|
Artikel 36, lid 4 |
|
— |
|
Artikelen 37 tot en met 40 |
|
Artikel 12, lid 4 |
|
Artikel 36, lid 2 |
|
Artikel 12, lid 5 |
|
— |
|
Artikel 13, lid 1 |
|
Artikel 42, lid 1 |
|
Artikel 13, lid 2 |
|
Artikel 42, leden 1 en 3 |
|
— |
|
Artikel 42, lid 2 |
|
Artikel 13, lid 3 |
|
Artikel 42, lid 4 |
|
— |
|
Artikelen 43 tot en met 46 |
|
Artikel 14 |
|
Artikel 29, leden 1 en 4 |
|
— |
|
Artikel 29, lid 2 |
|
Artikel 15, lid 1 |
|
Artikel 29, lid 3 |
|
— |
|
Artikel 29, lid 5 |
|
Artikel 15, lid 2, punt a) |
|
Artikel 30, leden 1 en 2 |
|
Artikel 15, lid 2, punt b), eerste zin |
|
Artikel 30, lid 2 |
|
Artikel 15, lid 2, punt b), tweede zin |
|
Artikel 30, lid 3 |
|
Artikel 15, lid 2, punt b), derde zin |
|
Artikel 30, lid 4 |
|
Artikel 15, lid 2, punt c) |
|
— |
|
Artikel 15, lid 2, punt d) |
|
Artikel 30, lid 6 |
|
Artikel 15, lid 2, punt e) |
|
Artikel 30, lid 5 |
|
Artikel 15, lid 2, punt f) |
|
Artikel 29, lid 6, en artikel 33 |
|
Artikel 15, lid 3, punt a) |
|
Artikel 32, lid 1 |
|
— |
|
Artikel 32, leden 2 en 3 |
|
Artikel 15, lid 3, punt b) |
|
Artikel 32, lid 4 |
|
Artikel 15, lid 3, punt c) |
|
Artikel 31, lid 1 |
|
— |
|
Artikel 31, leden 2, 3 en 4 |
|
Artikel 15, lid 3, punt d) |
|
Artikel 29, lid 3, tweede zin |
|
Artikel 15, lid 3, punt e) |
|
Artikel 29, lid 3, eerste zin, artikel 30, lid 2, en artikel 32, lid 1 |
|
Artikel 15, lid 3, punt f), eerste zin |
|
Artikel 29, lid 4 |
|
Artikel 15, lid 3, punt f), tweede zin |
|
Artikel 32, leden 5 tot en met 8 |
|
Artikel 15, lid 4 |
|
Artikel 33 |
|
Artikel 15 bis, leden 1 en 3, eerste zin |
|
Artikel 47, leden 1 en 4 |
|
Artikel 15 bis, lid 2 |
|
Artikel 47, leden 2 en 4 |
|
— |
|
Artikelen 48 tot en met 51 |
|
Artikel 15 bis, lid 3, tweede en derde zin |
|
Artikel 47, lid 3 |
|
Artikel 15 bis, lid 3, vierde zin |
|
— |
|
Artikel 16, lid 1 |
|
Artikel 34, lid 1 |
|
Artikel 16, lid 2, en artikel 16, lid 3, eerste zin |
|
Artikel 34, leden 2 en 3 |
|
— |
|
Artikel 35 |
|
Artikel 16, lid 3, tweede en derde zin |
|
— |
|
Artikel 17 |
|
— |
|
Artikel 18, lid 1 |
|
Artikel 52, lid 1 |
|
Artikel 18, lid 2 |
|
Artikel 52, lid 2 |
|
Artikel 18, lid 3 |
|
Artikel 52, lid 3 |
|
— |
|
Artikelen 53 tot en met 57, punt 2 |
|
Artikel 18 bis |
|
— |
|
Artikel 19 |
|
Artikel 59 |
|
Bijlage I |
|
— |
|
Bijlage II |
|
Artikel 57, punt 3 |
|
— |
|
Artikel 57, punten 4 tot en met 7, en artikel 58 |
|
|
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, lid 1 |
|
|
Artikel 1, lid 2 |
Artikel 1, lid 1 |
|
|
— |
Artikel 1, leden 2 en 3 |
|
|
Artikel 1, lid 3 |
Artikel 1, lid 4 |
|
|
— |
Artikelen 2 tot en met 36 |
|
|
Artikel 1, lid 4, en artikel 3 |
— |
|
|
Artikel 3 bis |
Artikel 43 |
|
|
Artikel 4, punt a |
— |
|
|
Artikel 4, punt b |
Artikel 44 |
|
|
Artikel 6, lid 1 |
Artikel 37, lid 1 |
|
|
Artikel 6, lid 2, eerste alinea |
Artikel 37, lid 2 |
|
|
— |
Artikel 37, lid 3 |
|
|
Artikel 6, lid 2, tweede alinea |
Artikel 37, lid 4 |
|
|
Artikel 6, lid 2, derde alinea, eerste zin |
Artikel 38, leden 2, 3 en 4 |
|
|
Artikel 6, lid 2, derde alinea, tweede en derde zin |
Artikel 38, lid 5 |
|
|
— |
Artikel 38, leden 6 tot en met 9 |
|
|
Artikel 6, lid 3 |
— |
|
|
Artikel 6, lid 4 |
Artikel 37, lid 5, artikel 38, leden 10 en 13 |
|
|
— |
Artikel 38, leden 1, 11, 12, 14 en 15 |
|
|
Artikel 6, lid 5 |
Artikel 38, lid 16 |
|
|
— |
Artikelen 39 tot en met 42 |
|
|
Artikel 6, lid 6 |
Artikel 37, lid 2, punt b) |
|
|
Artikel 6, leden 7 en 8 |
Artikelen 37, lid 5 en artikel 38, lid 10 |
|
|
Artikel 6, lid 9 |
— |
|
|
Artikel 7, lid 1 |
Artikel 45, lid 1 |
|
|
Artikel 7, lid 2 |
Artikel 45, lid 2 |
|
|
Artikel 7, lid 3 |
Artikel 45, lid 3 |
|
|
Artikel 8 |
Artikel 45, lid 4 |
|
|
— |
Artikelen 46 tot en met 58 |
|
|
Artikel 10 |
— |
|
|
Artikel 11 |
Artikel 59 |
ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2803/oj
ISSN 1977-0758 (electronic edition)