Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R2594

Verordening (EU) 2024/2594 van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2024 tot vaststelling van instandhoudings-, beheers- en controlemaatregelen voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan valt, tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordeningen (EEG) nr. 1899/85 en (EEG) nr. 1638/87 van de Raad

PE/32/2024/REV/1

PB L, 2024/2594, 8.10.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2594/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2594/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/2594

8.10.2024

VERORDENING (EU) 2024/2594 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 18 september 2024

tot vaststelling van instandhoudings-, beheers- en controlemaatregelen voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan valt, tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordeningen (EEG) nr. 1899/85 en (EEG) nr. 1638/87 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), zoals uiteengezet in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3), is te waarborgen dat de biologische rijkdommen van de zee worden geëxploiteerd op een manier die duurzame voordelen oplevert op economisch, ecologisch en sociaal gebied. Bovendien moet de Unie er overeenkomstig artikel 28 van die verordening voor zorgen dat haar visserijactiviteiten buiten de Uniewateren gebaseerd zijn op dezelfde beginselen en normen als die welke krachtens het Unierecht van toepassing zijn op het gebied van het GVB, en daarbij gelijke voorwaarden voor de marktdeelnemers uit de Unie ten opzichte van de marktdeelnemers uit derde landen bevorderen.

(2)

Bij Besluit 98/392/EG van de Raad (4) heeft de Unie haar goedkeuring gehecht aan het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. Bij Besluit 98/414/EG van de Raad (5) heeft de Unie haar goedkeuring gehecht aan de overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van dat verdrag die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, waarin beginselen en regels met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen van de zee zijn vervat. De Unie neemt in het kader van haar ruimere internationale verplichtingen deel aan de inspanningen die op volle zee worden geleverd om visbestanden in stand te houden.

(3)

Bij Besluit 81/608/EEG van de Raad (6) heeft de Europese Economische Gemeenschap haar goedkeuring gehecht aan het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (het “NEAFC-Verdrag”), waarbij de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) werd opgericht. De wijzigingen van het NEAFC-Verdrag van 2004 en 2006 werden goedgekeurd bij Besluit 2009/550/EG van de Raad (7). Die wijzigingen traden formeel in werking op 29 oktober 2013, hoewel in overeenstemming met de Verklaring uit 2005 over de interpretatie en uitvoering van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (de Verklaring van Londen) was overeengekomen de wijzigingen na de aanneming ervan op voorlopige basis uit te voeren, in afwachting van de inwerkingtreding ervan.

(4)

Het NEAFC-Verdrag heeft tot doel de instandhouding op lange termijn en het optimale gebruik van de visbestanden in het gebied dat onder het toepassingsgebied van het verdrag valt (“het verdragsgebied”) te waarborgen en te zorgen voor duurzame economische, ecologische en sociale voordelen. Daartoe is de NEAFC bevoegd om wettelijk bindende besluiten (“aanbevelingen”) aan te nemen ten behoeve van de instandhouding, het beheer en de controle van de onder haar bevoegdheid vallende visbestanden. Deze aanbevelingen zijn hoofdzakelijk gericht tot de verdragsluitende partijen bij de het NEAFC-Verdrag (“de verdragsluitende partijen”), maar bevatten ook verplichtingen voor exploitanten, zoals de kapiteins van vissersvaartuigen. Deze maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie en moeten, in het geval van de Unie, in Unierecht worden omgezet voor zover zij niet al onder het Unierecht vallen.

(5)

Aanbeveling 19:2014 van de NEAFC bevat maatregelen om kwetsbare mariene ecosystemen te beschermen door aanwijzing van gebieden die gesloten zijn voor bodemvisserij, en van bestaande bodemvisserijgebieden, en door het vaststellen van de vereisten voor verkennende visserij. Bepaalde delen van die aanbeveling zijn in Unierecht omgezet bij Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad (8). Bijgevolg moet bij deze verordening de volledige omzetting van die gehele aanbeveling in Unierecht worden gewaarborgd, waarbij wordt opgemerkt dat de Unie op grond van Aanbeveling 19:2014 aan de NEAFC kan voorstellen bepaalde gebieden te schrappen of te wijzigen, indien volgens het advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) in die gebieden significante nadelige effecten op kwetsbare mariene ecosystemen niet waarschijnlijk worden geacht.

(6)

De NEAFC heeft ook de Aanbevelingen 01:2023 en 04:2023 aangenomen, waarin voor roodbaars in de Irmingerzee en voor Rockall-schelvis gesloten gebieden worden aangewezen. Deze aanbevelingen moeten in Unierecht worden omgezet.

(7)

Voor bepaalde visserijen kon de NEAFC geen aanbevelingen aannemen. Om de instandhouding van deze soorten te waarborgen, moeten niettemin instandhoudingsmaatregelen worden aangenomen in overeenstemming met de in de NEAFC naar voren gebrachte standpunten van de Unie.

(8)

De laatste omzetting in Unierecht van NEAFC-controlemaatregelen werd uitgevoerd bij Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad (9). Sindsdien heeft de NEAFC een aantal al in werking getreden maatregelen gewijzigd en nieuwe maatregelen aangenomen, die nog niet in Unierecht zijn omgezet. Deze betreffen met name controlemaatregelen uit hoofde van de controle- en handhavingsregeling van de NEAFC (“de NEAFC-regeling”).

(9)

De NEAFC-regeling is een aanbeveling tot vaststelling van controle- en handhavingsmaatregelen voor vaartuigen die onder de vlag van een verdragsluitende partij varen en actief zijn in de wateren van het verdragsgebied die buiten de wateren liggen waarin verdragsluitende partijen jurisdictie over de visserij uitoefenen (“het gereglementeerde gebied”), van regelingen voor inspectie- en bewakingsprocedures op zee in het gereglementeerde gebied, en van inbreukprocedures, die door de verdragsluitende partijen moeten worden uitgevoerd. In de regeling is een aantal controlemaatregelen opgenomen die van toepassing zijn op het verdragsgebied en betrekking hebben op wateren die onder de jurisdictie van de verdragsluitende partijen vallen, waaronder voorschriften voor de etikettering van bevroren vis. De NEAFC-regeling voorziet ook in een systeem voor havenstaatcontroles dat van toepassing is op vissersvaartuigen van verdragsluitende partijen die visbestanden uit het verdragsgebied aan boord hebben en voornemens zijn om havens van een andere verdragsluitende partij aan te doen. Dat systeem vereist een voorafgaande kennisgeving van de exploitant, die door de verdragsluitende partij waarvan het vaartuig de vlag voert, moet worden geverifieerd voordat de havenstaat toestemming geeft voor aanlanding, overlading of gebruik van andere havendiensten.

(10)

Met Aanbeveling 19:2019 van de NEAFC werd een elektronisch meldingssysteem (ERS) ingevoerd voor de verzending van gegevens tussen de verdragsluitende partijen en het NEAFC-secretariaat op basis van de UN/Cefact-norm FLUX voor duurzaam visserijbeheer. De invoering van deze standaard is gekoppeld aan de inwerkingtreding van een nieuwe controle- en handhavingsregeling van de NEAFC. Deze aanbeveling moet in Unierecht worden omgezet.

(11)

In 2022 hielden de Unie, de Faeröer, Groenland, IJsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk raadplegingen over controlemaatregelen voor bepaalde pelagische visserijen in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan. Deze raadplegingen werden in november 2022 afgesloten, op basis van het standpunt van de Unie dat op 14 oktober 2022 door de Raad werd bekrachtigd. De tijdens deze raadplegingen overeengekomen maatregelen moeten in Unierecht worden omgezet. De partijen die bij deze raadplegingen van de visserijsector betrokken waren, kwamen overeen om de toepassing van een aantal maatregelen uit te stellen, om over voldoende tijd te kunnen beschikken voor de uitvoering ervan. De doelstellingen van deze maatregelen zullen pas volledig kunnen worden verwezenlijkt als alle partijen bij de desbetreffende raadplegingen de beginselen van duurzaam beheer van visbestanden en onderlinge samenwerking volledig toepassen en geen unilaterale visserijmaatregelen nemen.

(12)

In aanlandings- en verwerkingsinstallaties waar meer dan 3 000 ton van bepaalde pelagische bestanden per kalenderjaar wordt gewogen en waar meer dan 10 ton van die bestanden wordt aangeland — dus uitgezonderd kleinschalige kust- en ambachtelijke visserij — hoeven alleen aanlandingen en weging van aangelande bestanden van meer dan 10 ton te worden gecontroleerd met behulp van camera- en sensortechnologieën. Alle aanlandingen moeten worden geteld om te bepalen of de drempel van 3 000 ton wordt bereikt. De lidstaten moeten de lijst van havens die aan deze voorwaarden voldoen, openbaar maken. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om deze drempels en de berekeningsmethoden aan te passen en te preciseren op grond van toekomstige overeenkomsten tussen kuststaten of in het kader van de NEAFC.

(13)

Voor de uitvoering van bewaking op afstand van aanlandingen kan steun worden verleend in het kader van het bij Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad (10) opgerichte Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur.

(14)

Persoonsgegevens die in het kader van deze verordening worden verwerkt, moeten worden behandeld overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de Verordeningen (EU) 2016/679 (11) en (EU) 2018/1725 (12) van het Europees Parlement en de Raad. Om de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening te waarborgen, mogen de persoonsgegevens niet langer dan vijf jaar na de ontvangst van de desbetreffende gegevens worden bewaard. Indien de desbetreffende persoonsgegevens nodig zijn voor de follow-up van klachten, inbreuken, gerechtelijke of administratieve procedures, moeten de lidstaten en de Commissie bepaalde gegevens kunnen bewaren tot het einde van de desbetreffende administratieve of gerechtelijke procedures, of zolang als nodig is voor de toepassing van sancties. Bovendien moet overeenkomstig de vereisten van de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 worden voorzien in waarborgen tegen met name misbruik, waaronder onopzettelijke of onrechtmatige vernietiging of onopzettelijk verlies, wijziging, en ongeoorloofde verstrekking of toegang.

(15)

Om toekomstige aanbevelingen van de NEAFC tot wijziging of aanvulling van de in deze verordening genoemde aanbevelingen vlot in Unierecht om te zetten, moet overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om bepalingen te wijzigen die betrekking hebben op procedures voor de kennisgeving van contactpunten, de verzending van kennisgevingen en machtigingen van vissersvaartuigen, mededelingen van overlading, mededelingen aan het NEAFC-secretariaat, de melding van de totale vangst en visserijinspanning, kennisgevingen van de inzet van inspectievaartuigen en -vliegtuigen, kennisgevingen van inbreuken, bewaking, en de kennisgeving van inbreuken; vereisten voor opslagplattegronden, lijsten van gereglementeerde bestanden waarvoor maatregelen gelden, indicatorsoorten voor kwetsbare mariene ecosystemen (KME’s), coördinaten van de bestaande bodemvisserijgebieden, technische maatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied; gegevens in berichten, productielogboeken, elektronische visserijlogboeken en meldingen van aanlandingshavens; formaten voor gegevensverzending, procedures voor centra voor de monitoring van de visserij om berichten handmatig te valideren; gegevens voor de kennisgeving van inspecteurs- en inspectieplatforms, bewakingsactiviteiten en bewakings- en waarnemingsverslagen; modellen voor inspectieverslagen, voorschriften voor de bouw en het gebruik van loodsladders, gegevens in kennisgevingen van de aanwijzing van havens, en modellen voor de formulieren voor havenstaatcontroles.

(16)

Met het oog op een vlotte omzetting in Unierecht van toekomstige maatregelen die tijdens raadplegingen over de controle van bepaalde pelagische visserijen zijn bekrachtigd door de Unie en andere kuststaten van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie eveneens de bevoegdheid worden gedelegeerd om bepalingen te wijzigen die betrekking hebben op beperkingen voor pelagische vaartuigen op het behandelen en lozen van vangsten, afwijkingen van het verbod op het gebruik van automatische sorteermachines en afstandsbepalingen.

(17)

Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (13). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(18)

De instandhoudings- en beheersmaatregelen van de NEAFC die in het gereglementeerde gebied van toepassing zijn, zijn voor het laatst in Unierecht omgezet bij de Verordeningen (EEG) nr. 1899/85 (14) en (EEG) nr. 1638/87 (15) van de Raad, en bijlage XII bij Verordening (EU) 2019/1241. Omwille van de duidelijkheid, de vereenvoudiging en de rechtszekerheid moeten de Verordeningen (EEG) nr. 1899/85 en (EEG) nr. 1638/87 en artikel 5, punt h), en hoofdstuk VI van en bijlage XII bij Verordening (EU) 2019/1241 worden geschrapt en vervangen door de bepalingen van deze verordening.

(19)

Om dezelfde redenen moeten de artikelen 54 ter en 54 quater van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (16) met bepaalde controlemaatregelen voor pelagische visserijen worden geschrapt en vervangen door de bepalingen van deze verordening.

(20)

De controlemaatregelen van de NEAFC werden voor het laatst in Unierecht omgezet bij Verordening (EU) nr. 1236/2010. Die verordening moet derhalve worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.

(21)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 geraadpleegd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.   Deze verordening:

a)

legt instandhoudings- en beheersmaatregelen vast en zet de wijzigingen van de door de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan aangenomen controle- en handhavingsregeling (“de NEAFC-regeling”) om in Unierecht;

b)

legt maatregelen vast voor bepaalde pelagische visserijen in het verdragsgebied en de Uniewateren van het gebied van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf), zoals omschreven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 216/2009 van het Europees Parlement en de Raad (17), en

c)

wijzigt een aantal bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 1224/2009 en (EU) 2019/1241.

2.   Deze verordening is van toepassing niettegenstaande de verplichtingen in bestaande verordeningen voor de visserijsector, met name Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad (18), en de Verordeningen (EG) nr. 1005/2008 (19) en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad.

TITEL II

MAATREGELEN VAN DE NEAFC

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 2

Toepassingsgebied

Titel II van deze verordening is van toepassing op:

a)

vissersvaartuigen uit de Unie die actief zijn in het gereglementeerde gebied dat onder de NEAFC valt;

b)

vaartuigen uit de Unie met vangsten aan boord uit het verdragsgebied, indien specifiek genoemd, en

c)

vaartuigen van derde landen met vangsten uit het verdragsgebied aan boord in Uniewateren of havens, indien specifiek genoemd.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, tenzij anders bepaald in deze verordening. Daarnaast gelden de volgende definities:

1)

“NEAFC”: de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan;

2)

“verdrag”: het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (20);

3)

“verdragsgebied”: de gebieden

a)

in die delen van de Atlantische Oceaan en de Noordelijke IJszee en de daarmee in verbinding staande zeeën, die gelegen zijn ten noorden van 36o noorderbreedte en tussen 42o westerlengte en 51o oosterlengte, met uitzondering van:

i)

de gedeelten van de Oostzee en de Belten die zijn gelegen ten zuiden en ten oosten van de lijnen die kunnen worden getrokken van Hasenore Head naar Gniben Point, van Korshage naar Spodsbjerg en van Gilbjerg Head naar de Kullen, en

ii)

de gedeelten van de Middellandse Zee en de daarmee in verbinding staande zeeën tot aan het snijpunt van de parallel van 36o noorderbreedte en de meridiaan van 5o36′ westerlengte;

b)

in dat deel van de Atlantische Oceaan dat gelegen is ten noorden van 59o noorderbreedte en tussen 44o westerlengte en 42o westerlengte;

4)

“gereglementeerd gebied”: de wateren van het verdragsgebied die buiten de wateren liggen waarin verdragsluitende partijen jurisdictie over de visserij uitoefenen;

5)

“verdragsluitende partijen”: de partijen bij het verdrag;

6)

“kwetsbare mariene ecosystemen” of “KME’s”: kwetsbare mariene ecosystemen die worden aangeduid met behulp van de criteria in de punten 42 en 43 van de internationale richtsnoeren voor het beheer van diepzeevisserij op volle zee van de Voedsel- en Landbouworganisatie (Food and Agriculture Organization, FAO);

7)

“gereglementeerde bestanden”: de visbestanden ten aanzien waarvan op grond van het verdrag gedane aanbevelingen gelden en die zijn opgenomen in bijlage I;

8)

“KME-indicatorsoorten”: de soorten die duiden op de aanwezigheid van KME’s, zoals omschreven in bijlage II;

9)

“bodemvisserij”: het gebruik van vistuig dat tijdens normale visserijverrichtingen met de zeebodem in aanraking kan komen;

10)

“bestaande bodemvisserijgebieden”: het gedeelte van het gereglementeerd gebied waar tussen 1987 en 2007 bodemvisserij plaatsvond, aangeduid met de in bijlage III opgenomen coördinaten;

11)

“verkennende bodemvisserij”: alle commerciële bodemvisserij binnen beperkte bodemvisserijgebieden of, indien de uitoefening en technologie van de bodemvisserij significant is gewijzigd, binnen bestaande bodemvisserijgebieden;

12)

“visserijactiviteiten”: de visvangst, met inbegrip van gezamenlijke visserijverrichtingen, de verwerking van visbestanden, de overlading of aanlanding van visbestanden of producten op basis daarvan en alle andere commerciële activiteiten met het oog op de visvangst of daarmee verband houdend, waaronder verpakken, vervoeren, bijtanken of herbevoorraden;

13)

“vissersvaartuig”: elk vaartuig dat wordt gebruikt of is bestemd om te worden gebruikt voor de commerciële exploitatie van visbestanden, met inbegrip van vaartuigen voor visverwerking en vaartuigen waarop vangsten worden overgeladen;

14)

“contact”: de vangst van KME-indicatorsoorten boven de volgende drempelwaarden:

a)

voor een trawl of ander vistuig dan beuglijnen: de aanwezigheid van meer dan 30 kg levend koraal of 400 kg levende sponzen, alsook

b)

voor een beuglijn: de aanwezigheid van KME-indicatorsoorten op 10 haken per segment van 1 000 haken of per segment van 1 200 m van de beuglijn, afhankelijk van wat korter is;

15)

“VMS”: een volgsysteem voor vissersvaartuigen dat de bevoegde autoriteiten met regelmatige tussenpozen gegevens verstrekt over de locatie, de koers en de snelheid van het vissersvaartuig;

16)

“melding”: de gestandaardiseerde informatie over elektronisch geregistreerde visserijactiviteiten;

17)

“NEAFC-secretariaat”: het secretariaat en de overige personeelsleden die door de NEAFC in overeenstemming met artikel 3, lid 7, van het verdrag zijn benoemd;

18)

“significante nadelige effecten”: de effecten als bedoeld in de punten 17 tot en met 20 van de internationale richtsnoeren voor het beheer van diepzeevisserij op volle zee van de FAO;

19)

“visbestanden”: bestanden van vis, weekdieren, schaaldieren en sedentaire soorten, met uitzondering van, voor zover deze onder andere internationale overeenkomsten vallen, de over grote afstanden trekkende soorten die zijn opgenomen in bijlage I bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, en anadrome visbestanden;

20)

“bericht”: de gestandaardiseerde vorm waarin meldingen worden uitgewisseld tussen verdragsluitende partijen en het NEAFC-secretariaat of tussen lidstaten en de Commissie;

21)

“IMO-nummer”: een uit zeven cijfers bestaand nummer dat wordt toegekend door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) of een ander daartoe bevoegd agentschap ten tijde van de bouw of wanneer een schip voor het eerst wordt ingeschreven in het scheepsregister van de IMO;

22)

“elektronisch visserijlogboek”: een elektronische registratie met gegevens over visserijactiviteiten die door de kapitein van een vissersvaartuig wordt bijgehouden en aan de vlaggenstaat wordt doorgezonden vanaf de voorafgaande kennisgeving van het binnenvaren van het gereglementeerde gebied tot het verlaten van het gereglementeerde gebied;

23)

“FMC”: een centrum voor de monitoring van de visserij, aan land van de vlaggenstaat;

24)

“voorafgaande kennisgeving”: de melding van het voornemen om in de toekomst een activiteit te verrichten;

25)

“visreis”: met betrekking tot visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied, elke reis van een vissersvaartuig waarop visserijactiviteiten worden verricht, vanaf het moment van binnenvaren tot het verlaten van het gereglementeerde gebied;

26)

“aangifte”: een melding van een visserijactiviteit die plaatsvindt of heeft plaatsgevonden ten tijde van de registratie en verzending ervan;

27)

“overlading”: het rechtstreeks overbrengen van een hoeveelheid aan boord aanwezige visbestanden of producten op basis daarvan van een vissersvaartuig naar een ander vissersvaartuig;

28)

“EFCA”: het Europees Bureau voor visserijcontrole, opgericht bij Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad (21);

29)

“haven”: een plaats aan de wal die wordt gebruikt voor aanlanding of voor de verrichting van diensten met betrekking tot, of ter ondersteuning van visserijactiviteiten, of een plaats aan of dicht bij de wal die door een verdragsluitende partij is aangewezen voor de overlading van visbestanden;

30)

“gezamenlijke visserijverrichting”: een gezamenlijk verrichting van twee of meer vissersvaartuigen waarbij de vangst van het vistuig van het ene vissersvaartuig naar het andere wordt overgebracht;

31)

“elektronische gegevens”: alle documenten, meldingen, berichten en formulieren die elektronisch worden verzonden en ontvangen uit hoofde van de bepalingen van de NEAFC-regeling;

32)

“gesloten bodemvisserijgebieden”: gebieden die voor bodemvisserij gesloten zijn met het oog op de bescherming van KME’s in het gereglementeerde gebied, zoals omschreven in punt 8 van bijlage IV;

33)

“vaartuig van een niet-verdragsluitende partij”: elk vaartuig dat visserijactiviteiten verricht en noch onder de vlag van een verdragsluitende partij vaart, noch onder die van een actief samenwerkende niet-verdragsluitende partij bij de NEAFC, of vissersvaartuigen ten aanzien waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat zij in geen enkel land zijn geregistreerd;

34)

“IOO-visserij”: illegale, ongemelde en ongereguleerde visserijactiviteiten als gedefinieerd in artikel 2, punten 1 tot en met 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

35)

“CFR-nummer”: het unieke identificatienummer van het vaartuig in de vissersvloot van de Unie, ongeacht eventuele nationale vissersvlootnummers, en zoals bedoeld in artikel 8 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie (22).

HOOFDSTUK II

INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

Artikel 4

Maatregelen ter bescherming van KME’s

1.   De visserij met bodemtrawls en met passief vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden buiten de bestaande bodemvisserijgebieden als genoemd in bijlage III. Dit lid is niet van toepassing op de in artikel 5 genoemde verkennende bodemvisserijactiviteiten.

2.   De visserij met bodemtrawls en met passief vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden binnen de in punt 8 van bijlage IV genoemde gebieden.

3.   De kapitein van een vissersvaartuig uit de Unie dat bodemvisserij uitvoert, kwantificeert de vangsten van KME-indicatorsoorten. Indien de hoeveelheid KME-indicatorsoorten tijdens een visserijverrichting aan de definitie van een contact voldoet, handelt de kapitein als volgt:

a)

indien het contact wordt ontdekt bij het binnenhalen van trawlvistuig, staakt de kapitein het vissen en verlaat met het vaartuig een gebied bestaande uit een strook van twee zeemijl breed (veelhoek) aan weerszijden van de baan van de trawltrek waarbij een contact plaatsvond. De baan wordt gedefinieerd als de lijn die opeenvolgende VMS-posities verbindt, aangevuld met de nauwkeurigste beschikbare plaatsbepalingsinformatie, tussen het begin en het eind van de trek, aan beide uiteinden met twee zeemijl verlengd;

b)

indien het contact wordt ontdekt bij het vissen met ander vistuig voor bodemvisserij, staakt de kapitein het vissen en vaart ten minste twee zeemijl van de positie vandaan die volgens de beschikbare gegevens het dichtst is gelegen bij de exacte locatie waar dit contact heeft plaatsgevonden.

4.   De kapitein maakt gebruik van alle beschikbare informatiebronnen en meldt de vlaggenlidstaat onverwijld de gegevens van het incident, waaronder de koers of de positie die is bepaald op grond van lid 3, punten a) en b).

5.   De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de aan de vlaggenlidstaat gerapporteerde informatie.

6.   De vlaggenlidstaat zendt de gegevens van het incident onverwijld aan de Commissie, die deze informatie doorstuurt naar het NEAFC-secretariaat.

7.   Kapiteins van Unievissersvaartuigen eerbiedigen tijdelijke sluitingen in de gebieden die door de NEAFC zijn aangewezen en meegedeeld naar aanleiding van informatie over contacten met mogelijke KME’s, tot het NEAFC-secretariaat kennisgeeft van de heropening van die gebieden.

Artikel 5

Verkennende bodemvisserijactiviteiten

1.   Aan verkennende bodemvisserijactiviteiten gaat een beoordeling vooraf door het Pecmas (permanent NEAFC-comité voor beheer en wetenschap) en de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee).

2.   Lidstaten waarvan vaartuigen verkennende bodemvisserij wensen te verrichten, verzamelen de gegevens die nodig zijn voor een voorafgaande beoordeling door het Pecmas en de ICES, en zenden de Commissie langs elektronische weg de volgende informatie ten behoeve van de evaluatie van aanvragen voor verkennende bodemvisserij:

a)

een bevissingsplan, waarin de doelsoorten, de voorgenomen data en gebieden en het te gebruiken bodemvistuig worden omschreven. Met het oog op het geleidelijke verloop van de visserij in een beperkt geografisch gebied wordt rekening gehouden met gebieds- en inspanningsbeperkingen;

b)

een risicobeperkingsplan met maatregelen ter voorkoming van significante nadelige effecten op KME’s die mogelijk tijdens de visserijactiviteiten worden aangetroffen;

c)

een vangstmonitoringplan dat voorziet in registratie en melding van alle gevangen soorten;

d)

een systeem voor registratie en melding van vangsten dat een voldoende nauwkeurige beoordeling van de activiteiten mogelijk maakt;

e)

een gedetailleerd gegevensverzamelingsplan voor de spreiding van de voorgenomen trekken en uitzettingen, voor zover mogelijk uitgesplitst per trek en per uitzetting;

f)

een gegevensverzamelingsplan om de identificatie te vergemakkelijken van KME’s in het gebied waar de visserijactiviteiten plaatsvonden;

g)

plannen voor de monitoring van de bodemvisserij met monitoringtechnologie voor het vistuig, waaronder camera’s, indien dat uitvoerbaar is;

h)

gegevens uit karteringsprogramma’s voor de zeebodem, echoloden en, indien uitvoerbaar, echoloden met meervoudige geluidsgolven, en andere gegevens die relevant zijn voor de voorlopige beoordeling van het risico van significante nadelige effecten op KME’s, en

i)

een voorlopige beoordeling van de bekende en verwachte effecten van de voorgenomen bodemvisserij, waarin onder meer het volgende aan de orde komt:

i)

een bevissingsplan waarin de beoefende of overwogen wijze van visserij wordt vermeld, met inbegrip van de typen vaartuigen en soorten vistuig, de visserijgebieden, de doelsoorten en de potentiële bijvangsten, de visserijinspanningsniveaus en de duur van de visserij;

ii)

de beste beschikbare wetenschappelijke en technische informatie over de huidige toestand van de visbestanden, alsmede basisinformatie over ecosystemen, habitats en gemeenschappen in het visserijgebied, waarmee toekomstige veranderingen moeten worden vergeleken;

iii)

de identificatie, beschrijving en kartering (geografische locatie en omvang) van KME’s waarvan de aanwezigheid in het visserijgebied bekend is of waarschijnlijk is;

iv)

de identificatie, beschrijving en evaluatie van het voorkomen, de aard, de schaal en de duur van de waarschijnlijke effecten, met inbegrip van het cumulatieve effect, van de voorgenomen visserij op KME’s in het visserijgebied;

v)

gegevens en methoden die zijn gebruikt voor de bepaling, de beschrijving en de beoordeling van de effecten van de activiteit, de vaststelling van leemten in de kennis en een evaluatie van onzekerheden omtrent de in de beoordeling gepresenteerde informatie;

vi)

de risicobeoordeling van mogelijke door de visserijverrichtingen veroorzaakte effecten om te bepalen welke effecten op KME’s wellicht in significante mate nadelig zijn of kunnen zijn, en

vii)

informatie uit het risicobeperkingsplan met betrekking tot de risicobeperkende en beheersmaatregelen om significante nadelige effecten op KME’s te voorkomen en de maatregelen om de effecten van visserijverrichtingen te monitoren.

3.   De vlaggenlidstaat:

a)

zendt het verzoek om een voorafgaande beoordeling van verkennende bodemvisserijactiviteiten en de bijbehorende informatie uiterlijk zeven maanden vóór de beoogde aanvangsdatum van de visserij aan de Commissie;

b)

waarborgt dat aan boord van zijn vissersvaartuigen die aan de verkennende bodemvisserij deelnemen, een wetenschappelijk waarnemer aanwezig is die:

i)

elke uitzetting monitort op aanwijzingen voor de aanwezigheid van KME’s, en koraal, sponzen en andere organismen tot het laagst mogelijke taxonomische niveau identificeert;

ii)

de volgende informatie voor de identificatie van KME’s registreert op informatiebladen: naam vaartuig, soort vistuig, datum, positie (breedtegraad/lengtegraad), diepte, soortcode, visreisnummer, uitzettingsnummer en naam van die waarnemer, en

iii)

indien vereist, representatieve monsters van de gehele vangst verzamelt en deze monsters aan het desbetreffende wetenschappelijke orgaan van de vlaggenlidstaat verstrekt;

c)

geeft pas een machtiging voor aanvang van de verkennende bodemvisserij af nadat de activiteiten zijn goedgekeurd door de NEAFC, en

d)

zendt een verslag van de resultaten, met inbegrip van desbetreffende wetenschappelijke gegevens, van de verkennende bodemvisserijactiviteiten aan de ICES en de Commissie, die dit verslag doorzendt naar het NEAFC-secretariaat.

4.   De Commissie zendt het verzoek en de bijbehorende informatie onverwijld door naar het NEAFC-secretariaat.

5.   Kapiteins van Unievissersvaartuigen:

a)

beginnen pas met de verkennende bodemvisserij nadat de activiteit is goedgekeurd door de NEAFC en er een machtiging voor is afgegeven door de vlaggenlidstaat, en

b)

hebben een wetenschappelijk waarnemer aan boord tijdens de verkennende bodemvisserijactiviteiten.

Artikel 6

Overige technische en instandhoudingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied

De technische maatregelen en overige instandhoudingsmaatregelen die in het gereglementeerde gebied van toepassing zijn, zijn omschreven in de punten 1 tot en met 7 van bijlage IV.

HOOFDSTUK III

CONTROLE- EN HANDHAVINGSMAATREGELEN

AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 7

Aanwijzing van contactpunten

1.   De lidstaten wijzen contactpunten aan voor het ontvangen van bewakings- en inspectieverslagen en -gegevens overeenkomstig de artikelen 17, 22 en 23, artikel 33, lid 4, en artikel 35, lid 1, en een contactpunt voor de ontvangst van kennisgevingen en het verlenen van toestemming overeenkomstig de artikelen 28 en 29.

2.   In de aanwijzing van contactpunten worden, naargelang van het geval, het telefoonnummer, e-mailadres en faxnummer vermeld, alsmede, indien de NEAFC-regeling voorziet in het gebruik van een onlineapplicatie op de NEAFC-website, de naam, organisatie, functie en rol binnen de organisatie, en het persoonlijke e-mailadres.

3.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in lid 1 bedoelde contactpunten die zij hebben aangewezen, en van eventuele latere wijzigingen van de in lid 2 bedoelde informatie, uiterlijk vijftien dagen voor de datum waarop die wijzigingen van toepassing worden. De Commissie zendt die informatie onmiddellijk door naar het NEAFC-secretariaat.

4.   De lidstaten waarborgen dat de contactpunten die zijn aangewezen om overeenkomstig de artikelen 28 en 29 kennisgevingen te ontvangen en toestemming te verlenen, 24 uur per dag en zeven dagen per week beschikbaar zijn.

AFDELING 2

Controlemaatregelen

Artikel 8

Controle van aangemelde en gemachtigde Unievissersvaartuigen

1.   De lidstaten zenden de Commissie langs elektronische weg de informatie van alle onder hun vlag varende en in de Unie geregistreerde vissersvaartuigen die zij voornemens zijn te machtigen voor het verrichten van visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied. Deze informatie wordt elk jaar uiterlijk op 15 december voor het volgende jaar toegezonden, of in elk geval voordat het vaartuig het gereglementeerde gebied binnenvaart.

2.   In de in lid 1 bedoelde informatie en eventuele wijzigingen daarvan worden de relevante gegevens voor de in bijlage V omschreven berichten van kennisgeving, machtiging, intrekking, beperking of opschorting opgenomen.

3.   De Commissie zendt de in lid 1 bedoelde informatie onmiddellijk door naar het NEAFC-secretariaat.

4.   Unievissersvaartuigen onthouden zich van visserijactiviteiten in het onder het verdrag vallende gereglementeerde gebied, tenzij zij in NEAFC-verband geregistreerd staan als aangemelde vaartuigen en, in het geval van visserij op gereglementeerde bestanden, als vaartuigen die zijn gemachtigd voor de visserij op die gereglementeerde bestanden.

5.   Een vlaggenlidstaat:

a)

machtigt onder zijn vlag varende vissersvaartuigen voor visserijactiviteiten slechts indien hij daadwerkelijk in staat is om zijn vlaggenstaatverantwoordelijkheden voor die vaartuigen uit te oefenen;

b)

waarborgt dat uitsluitend onder zijn vlag varende gemachtigde vissersvaartuigen visserijactiviteiten met betrekking tot gereglementeerde bestanden verrichten;

c)

waarborgt dat de aangemelde en gemachtigde onder zijn vlag varende vissersvaartuigen voldoen aan de toepasselijke aanbevelingen van de NEAFC en aan deze verordening, en

d)

beheert het aantal gemachtigde vissersvaartuigen en hun visserijinspanning naar evenredigheid met de voor die lidstaat beschikbare vangstmogelijkheden.

6.   De volgende informatie uit de lijsten van vissersvaartuigen die zijn aangemeld en gemachtigd om in het gereglementeerde gebied te vissen, kunnen openbaar worden gemaakt op de NEAFC-website:

a)

de naam van het vaartuig;

b)

IMO-nummer of, indien niet van toepassing, een andere unieke identificatiecode van het vaartuig;

c)

vlaggenstaat;

d)

extern registratienummer (indien beschikbaar);

e)

internationale radioroepnaam;

f)

type vaartuig (indien beschikbaar);

g)

tonnage van het vaartuig;

h)

de lengte van het vaartuig;

i)

motorvermogen van het vaartuig, en

j)

gereglementeerde bestanden waarvoor de machtiging is afgegeven, en ingangsdatum en einddatum van de machtiging.

7.   Tenzij anders bepaald, vallen onderzoeksvaartuigen van de Unie die in het gereglementeerde gebied wetenschappelijk onderzoek naar visbestanden verrichten niet onder instandhoudings- en controlemaatregelen voor het vissen in het gereglementeerde gebied.

De eerste alinea van dit lid is niet van toepassing op onderzoeksvaartuigen die de tijdens de onderzoeksactiviteiten in het gereglementeerde gebied gedane vangsten geheel of gedeeltelijk in de handel brengen. Die vaartuigen worden aangemeld overeenkomstig lid 1 en voldoen aan de voor Unievissersvaartuigen geldende verplichtingen ten aanzien van registratie en melding.

Artikel 9

Vereisten voor vaartuigen

1.   Unievissersvaartuigen zijn overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) 404/2011 van de Commissie (23) zodanig gemarkeerd dat zij goed herkenbaar zijn.

2.   In aanvulling op de vereisten van artikel 7, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 zijn aan boord van vissersvaartuigen uit de Unie documenten aanwezig die zijn afgegeven door de bevoegde certificerende autoriteit van de vlaggenlidstaat waarin het vaartuig is geregistreerd en waaruit ten minste het volgende blijkt:

a)

de naam van het vaartuig;

b)

de letter(s) van de haven of van het district waarin het vaartuig is geregistreerd en het nummer (of de nummers) waaronder het vaartuig is geregistreerd;

c)

de internationale radioroepnaam van het vaartuig;

d)

IMO-nummer indien het vaartuig onder Resolutie A.1078(28) van de IMO valt of, indien niet van toepassing, een andere unieke identificatiecode van het vaartuig;

e)

de namen en adressen van de eigenaar en, indien van toepassing, van de charteraar;

f)

de lengte van het vaartuig, en

g)

het motorvermogen in kW/pk.

3.   De in artikel 7, leden 2 en 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 bedoelde documenten worden geregeld gecontroleerd door de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat.

Artikel 10

Markering van vistuig

1.   Vistuig die Unievissersvaartuigen in het gereglementeerde gebied gebruiken, wordt gemarkeerd overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 17 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 en algemeen aanvaarde internationale normen, met name het Verdrag inzake de uitoefening van de visserij op de Noord-Atlantische Oceaan, dat op 1 juni 1967 in Londen werd ondertekend.

2.   Indien markering vereist is, is het verboden ongemarkeerd vistuig te gebruiken, of vistuig met een markering die niet voldoet aan de in lid 1 genoemde voorschriften. Visserijinspecteurs van de NEAFC kunnen vistuig met een markering die niet aan de voorschriften voldoet, verwijderen en afvoeren, evenals vis die in het vistuig wordt aangetroffen.

Artikel 11

Afval van vissersvaartuigen en het bergen van verloren vistuig

1.   Het is kapiteins van Unievissersvaartuigen niet toegestaan opzettelijk vistuig achter te laten of terug te gooien en scheepsafval in zee te lozen zoals omschreven in Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad (24), overeenkomstig bijlage V bij het Marpol-Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen.

2.   Het opzettelijk achterlaten of teruggooien van vistuig en het lozen van scheepsafval als bedoeld in lid 1 vallen onder de verantwoordelijkheid van de kapitein.

3.   Als verloren vistuig niet kan worden geborgen, verstrekken Unievissersvaartuigen de bevoegde autoriteiten van hun vlaggenlidstaat binnen 24 uur de vereiste informatie als bedoeld in artikel 14, lid 7, en artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1224/2009:

a)

de radioroepnaam van het vaartuig;

b)

de hoeveelheid verloren vistuig, en

c)

of het vaartuig al dan niet heeft getracht het vistuig te bergen.

4.   De lidstaat deelt de in lid 2 van dit artikel en artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde informatie onverwijld aan de Commissie mee, die deze doorzendt naar het NEAFC-secretariaat.

5.   De lidstaten zetten op regelmatige basis stappen om verloren vast vistuig van vaartuigen die onder hun vlag varen te bergen. Indien vistuig dat niet als verloren is gemeld, wordt geborgen, kan de lidstaat of de andere verdragsluitende partij die het vistuig heeft geborgen de kosten terugvorderen van de kapitein van het vaartuig dat het vistuig heeft verloren.

Artikel 12

Etikettering van bevroren vis

Bevroren vis die in het verdragsgebied is gevangen, wordt in alle gevallen voorzien van een duidelijk leesbaar etiket of stempel. Het etiket of stempel wordt op het moment van opslag aangebracht op elke doos of elk blok bevroren vis, en vermeldt de uit drie alfanumerieke tekens bestaande soortcode van de FAO, de in numerieke tekens uitgedrukte productiedatum, het deelgebied en de sector van de ICES waar de vangst is gedaan en de naam van het vaartuig dat de vis heeft gevangen.

AFDELING 3

Monitoring van de visserij

Artikel 13

Registratie van vangst en visserijinspanning

1.   Kapiteins van Unievissersvaartuigen die in het gereglementeerde gebied visserijactiviteiten verrichten, houden een elektronisch visserijlogboek bij.

2.   De door de kapitein doorgestuurde gegevens uit het elektronisch visserijlogboek die bij het FMC worden opgeslagen, worden als de officiële gegevens beschouwd. Deze gegevens en eventuele wijzigingen daaraan worden onverwijld door het FMC aan het NEAFC-secretariaat meegedeeld.

3.   Kapiteins van Unievissersvaartuigen die visserijactiviteiten verrichten en hun vangst verwerken of invriezen, doen daarnaast het volgende:

a)

hun cumulatieve productie per soort en productvorm registreren in een productielogboek overeenkomstig bijlage VI, en

b)

alle verwerkte vangst zodanig in het ruim opslaan dat de plaats van elke soort kan worden bepaald aan de hand van een aan boord van het vissersvaartuig gehouden opslagplattegrond, waarbij aan de volgende voorschriften wordt voldaan:

i)

verwerkte vangsten worden zodanig opgeslagen en gemarkeerd dat dezelfde soorten, productcategorieën en hoeveelheden die op verschillende plaatsen in het ruim zijn opgeslagen, kunnen worden geïdentificeerd;

ii)

in de opslagplattegrond wordt de plaats van de producten in het ruim aangegeven, alsmede de in kilogram uitgedrukte desbetreffende hoeveelheden, en de opslagplattegrond wordt dagelijks bijgewerkt voor de vorige dag, gerekend vanaf 00.00 uur tot 24.00 uur (UTC), en

iii)

de lijst met productvormcodes, type verpakking, type container en type verwerking zijn in overeenstemming met bijlage VII.

4.   Unievissersvaartuigen die bevroren vangst aan boord hebben van in het verdragsgebied door meer dan een vissersvaartuig gevangen visbestanden, kunnen de vis van elk vaartuig in meer dan één deel van het ruim opslaan, mits de vis van elk overladend vaartuig duidelijk (bijvoorbeeld door middel van plastic, hout, netten enz.) wordt gescheiden van door andere vissersvaartuigen gevangen vis. Alle vangsten die in het verdragsgebied zijn gedaan, worden gescheiden van vangsten van buiten dat gebied opgeslagen.

5.   De in het elektronische visserijlogboek geregistreerde gegevens zijn gedurende ten minste twaalf maanden aan boord van het vissersvaartuig beschikbaar voor inspecteurs.

6.   Alle geregistreerde data en tijdstippen worden vermeld in UTC-tijd. Coördinaten worden tot op drie decimalen nauwkeurig vermeld in decimale graden volgens het WGS84-coördinatenstelsel.

7.   De kapitein van het vissersvaartuig is er verantwoordelijk voor dat de overeenkomstig dit artikel geregistreerde hoeveelheden exact overeenkomen met de aan boord aanwezige hoeveelheden.

Artikel 14

Melding van visserijactiviteiten

1.   Kapiteins van Unievissersvaartuigen:

a)

zenden hun FMC langs elektronische weg de gegevens uit het elektronisch visserijlogboek, waaronder in ieder geval de in bijlage VIII omschreven gegevens, met inbegrip van alle vangsten, indien het vaartuig visserijactiviteiten met betrekking tot visbestanden heeft verricht;

b)

verzenden telkens voordat zij het gereglementeerde gebied binnenvaren niet vroeger dan twaalf uur doch niet later dan twee uur van tevoren een voorafgaande kennisgeving van binnenvaren in het gereglementeerd gebied, waarin zij de aanvang van de visreis vermelden en informatie opnemen over vangsten die zij aan boord hebben voordat zij het gereglementeerde gebied binnenvaren;

c)

verzenden een correctiemelding voor de voorafgaande kennisgeving van binnenvaren voordat zij het gereglementeerde gebied binnenvaren, om de informatie over aan boord gehouden vangsten, datum en tijdstip en positie op het moment van verzenden bij te werken, indien het vissersvaartuig visserijactiviteiten heeft verricht na de verzending van de voorafgaande kennisgeving van binnenvaren en vóór het binnenvaren van het gereglementeerde gebied;

d)

registreren dagelijks alle gegevens voor alle visserijverrichtingen in het elektronisch visserijlogboek en zenden het FMC ten minste eenmaal per dag uiterlijk om 23.59 uur UTC een aangifte van visserijverrichtingen. Op de dagen waarop geen visserijverrichtingen zijn uitgevoerd of geen vangsten zijn gedaan, wordt een nulmelding verzonden. Gegevens over visserijverrichtingen kunnen per trek worden gemeld of per dag worden verzameld. In elke verzending van het elektronisch visserijlogboek wordt informatie opgenomen over de vangst die in het gereglementeerde gebied is gedaan sinds de laatste vangstmelding;

e)

registreren en verzenden een afzonderlijke melding voor elk vistuig, indien het vissersvaartuig op dezelfde dag meer dan één soort vistuig heeft gebruikt;

f)

registreren alle visserijverrichtingen binnen het gereglementeerde gebied in het elektronisch visserijlogboek en verzenden de gegevens aan het FMC voordat zij het gereglementeerde gebied verlaten, of na ontvangst van een kennisgeving van inspectie in het gereglementeerde gebied;

g)

zenden het FMC telkens voordat zij het gereglementeerde gebied verlaten niet vroeger dan acht uur doch niet later dan twee uur van tevoren een voorafgaande kennisgeving van buitenvaren waarin zij de totale hoeveelheid van elke soort aan boord vermelden, en

h)

verzenden een correctiemelding voor de voorafgaande kennisgeving van buitenvaren voordat zij het gereglementeerde gebied verlaten om de informatie over vangsten aan boord, datum en tijdstip en positie bij buitenvaren bij te werken indien het vissersvaartuig visserijactiviteiten heeft verricht na de verzending van de voorafgaande kennisgeving van buitenvaren en vóór het verlaten van het gereglementeerde gebied. Voorts registreert de kapitein deze visserijactiviteiten in het elektronisch visserijlogboek en zendt de informatie aan het FMC alvorens de correctie op de voorafgaande kennisgeving van buitenvaren te verzenden.

2.   Kapiteins van Unievissersvaartuigen mogen niet:

a)

een voorafgaande kennisgeving van een melding van binnenvaren intrekken na het binnenvaren van het gereglementeerde gebied;

b)

een voorafgaande kennisgeving van een melding van buitenvaren intrekken na het verlaten van het gereglementeerde gebied;

c)

een voorafgaande kennisgeving meer dan eenmaal intrekken;

d)

een nieuwe voorafgaande kennisgeving verzenden buiten de in lid 1, punten b) en g), genoemde termijnen, en

e)

in het elektronisch visserijlogboek geregistreerde gegevens verbeteren na 12.00 uur UTC op de dag nadat de gemelde visserijverrichtingen zijn voltooid, of na het verlaten van het gereglementeerde gebied.

3.   Het FMC kan verbeteringen buiten de gegeven termijnen aanvaarden, overeenkomstig artikel 17, lid 7.

4.   De FMC waarborgt dat:

a)

in het elektronisch visserijlogboek geregistreerde gegevens uitsluitend worden verbeterd in de in deze verordening toegestane gevallen, en

b)

dat alle correcties en intrekkingen worden geregistreerd en voor inspectiedoeleinden zichtbaar zijn.

5.   De in dit artikel bedoelde informatie over vangsten luiden in kilogram levend gewicht.

Artikel 15

Melding en regulering van overlading op zee

1.   Kapiteins van Unievissersvaartuigen die op zee overladingen verrichten van visbestanden die in het gereglementeerde gebied zijn gevangen, ongeacht het gebied waar de overlading op zee plaatsvindt, en Unievissersvaartuigen die overladingen verrichten in het gereglementeerde gebied van buiten het gereglementeerde gebied gevangen visbestanden, voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

zij zenden hun FMC langs elektronische weg overladingsmeldingen die in overeenstemming zijn met de specificatie en de vorm in bijlage VIII, met vermelding van de geladen en geloste hoeveelheden voor elke overlading. De kapitein van een overladend Unievissersvaartuig verzendt ten minste 24 uur vóór aanvang van de overlading een overladingsmelding van het overladende vaartuig. De kapitein van een ontvangend Unievissersvaartuig stelt uiterlijk één uur na het einde van de overlading een overladingsmelding van het ontvangende vaartuig op. De meldingen bevatten de datum en het tijdstip, de geografische positie van de voorgenomen overlading, het totale afgeronde en in kilogram uitgedrukte gewicht per te lossen of geladen soort en de gegevens van de respectieve vaartuigen waar naargelang van het geval op of van is overgeladen;

b)

overladingen mogen pas aanvangen nadat de machtigingen zijn afgegeven door de lidstaat of de verdragsluitende partij waarvan het ontvangende vaartuig de vlag voert en, in het geval van ontvangende Unievaartuigen, zendt de vlaggenlidstaat de machtiging tot overlading onverwijld door aan het NEAFC-secretariaat met de Commissie en het EFCA in kopie, en

c)

onverminderd de bepalingen van afdeling 5 zendt de kapitein van een ontvangend Unievissersvaartuig, na betrokken te zijn geweest bij een overlading op zee van in het gereglementeerde gebied gevangen visbestanden, of bij een overlading in het gereglementeerde gebied van buiten het gereglementeerde gebied gevangen visbestanden, ten minste 24 uur vóór de aanvang van elke aanlanding een melding van de haven van aanlanding in de in bijlage VIII omschreven vorm, waarin de kapitein opgave doet van de totale vangst aan boord, het totaal aan te landen gewicht, de naam van de haven en de datum en het tijdstip van aanlanding, ongeacht of de aanlanding zal plaatsvinden in een haven binnen of buiten het verdragsgebied.

2.   De overladingsmelding van het overladende vaartuig wordt niet gecorrigeerd, maar kan vóór aanvang van de overlading worden ingetrokken. Indien een overladingsmelding van een overladend vaartuig wordt ingetrokken en een nieuwe melding wordt verzonden, is de in lid 1, punt a), vermelde termijn van toepassing.

3.   De melding van de haven van aanlanding wordt niet gecorrigeerd, maar kan worden ingetrokken. Indien een kennisgeving van de haven van aanlanding wordt ingetrokken en een nieuwe kennisgeving wordt verzonden, zijn de in lid 1, punt c), vermelde termijnen van toepassing.

4.   De informatie in de in lid 1 bedoelde meldingen wordt uitgedrukt in kilogram levend gewicht.

5.   Kapiteins van vissersvaartuigen uit de Unie verrichten geen overladingen of gezamenlijke visserijverrichtingen met vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen waaraan niet de status van actief samenwerkende niet-verdragsluitende partij is verleend.

6.   Kapiteins van Unievissersvaartuigen die overladingen verrichten waarbij hoeveelheden aan boord worden geladen, verrichten gedurende dezelfde reis geen andere visserijactiviteiten, waaronder gezamenlijke visserijverrichtingen.

Artikel 16

Volgsysteem voor vissersvaartuigen

1.   De lidstaten:

a)

openen en beheren een FMC in overeenstemming met de artikelen 9 en 9 bis van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en voorzien in back-up- en herstelprocedures voor mogelijke systeemstoringen;

b)

voorzien in een VMS voor hun vissersvaartuigen die visserijactiviteiten verrichten, of voornemens zijn visserijactiviteiten te verrichten, in het gereglementeerde gebied;

c)

schrijven voor dat hun vissersvaartuigen die visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied verrichten, moeten zijn uitgerust met een autonoom systeem dat automatisch berichten aan het FMC kan verzenden, zodat de positie van het vissersvaartuig onafgebroken kan worden gevolgd;

d)

waarborgen dat een vissersvaartuig met behulp van het autonome systeem per satelliet meldingen aan het FMC kan zenden waarin de volgende informatie is opgenomen:

i)

de identificatiegegevens van het vaartuig;

ii)

de recentste geografische positie van het vaartuig (lengtegraad en breedtegraad), met een foutenmarge van minder dan 500 meter en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %;

iii)

de datum en het tijdstip waarop de in punt ii) bedoelde positie van het vaartuig is bepaald, en

iv)

de snelheid en koers op het tijdstip waarop de in punt ii) bedoelde positie van het vaartuig is bepaald;

e)

zenden het NEAFC-secretariaat de positiemeldingen voor onder hun vlag varende vaartuigen bij het binnen- of buitenvaren van het gereglementeerde gebied zodra deze zijn ontvangen en ten minste elk uur wanneer zij binnen het gereglementeerde gebied actief zijn;

f)

houden in samenwerking met de Commissie, het EFCA en het NEAFC-secretariaat een databank met de grenzen van het gereglementeerde gebied bij, van waaruit coördinaten rechtstreeks kunnen worden geïmporteerd in een geografisch informatiesysteem. Wijzigingen van deze coördinaten worden onverwijld in machinaal leesbare vorm volgens de in bijlage IX omschreven procedures aan het NEAFC-secretariaat en in afschrift aan de Commissie en het EFCA gemeld. De coördinaten laten het standpunt van elke lidstaat met betrekking tot de begrenzing van onder hun soevereiniteit en jurisdictie vallende zeegebieden onverlet;

g)

waarborgen dat de van hun vissersvaartuigen ontvangen VMS-gegevens van toepassing zijn, in machinaal leesbare vorm worden opgeslagen en gedurende ten minste drie jaar worden bewaard, en

h)

met betrekking tot bodemvisserij in het gereglementeerde gebied:

i)

voorzien in een automatisch systeem waarmee mogelijke bodemvisserij in gebieden buiten de bestaande bodemvisserijgebieden en mogelijke visserij binnen gesloten bodemvisserijgebieden kunnen worden gemonitord en opgespoord, en

ii)

waarborgen dat de begrenzingen van gesloten bodemvisserijgebieden in hun VMS zijn opgenomen en actueel zijn.

2.   Kapiteins van vissersvaartuigen van de Unie waarborgen dat de satellietvolgapparatuur te allen tijde volledig operationeel is en dat de in lid 1 bedoelde informatie aan het FMC wordt verzonden. In geval van een technische storing of bij uitval van het aan boord van een vissersvaartuig aangebrachte satellietvolgapparaat wordt het apparaat binnen een maand daarna hersteld of vervangen. Na deze termijn is het niet toegestaan een visreis aan te vangen met een defect satellietvolgapparaat. Indien een apparaat uitvalt tijdens een visreis die meer dan één maand duurt, vindt de herstelling of de vervanging van dat apparaat plaats zodra het vaartuig een haven aanloopt en mag het vissersvaartuig zijn visreis niet voortzetten of een nieuwe visreis aanvangen indien het satellietvolgapparaat niet is hersteld of vervangen.

3.   De kapitein van een vissersvaartuig met een defect VMS-volgapparaat zendt het FMC ten minste eens per vier uur meldingen met de in lid 1, punt d), bedoelde informatie volgens het in bijlage X omschreven model.

Artikel 17

Mededelingen aan het NEAFC-secretariaat

1.   De lidstaten gebruiken een elektronisch meldingssysteem om onverwijld aan het NEAFC-secretariaat en in afschrift aan de Commissie en het EFCA meldingen en informatie toe te zenden en passen daarbij toe:

a)

de XML-schemadefinitie voor het domein visserijactiviteiten op basis van de P1000-3-norm van UN/FLUX met het door de NEAFC aangenomen en door de Commissie meegedeelde document voor de invoering van FLUX voor de visserijactiviteiten om de in de artikelen 14 en 15 bedoelde gegevens uit het visserijlogboek, gegevens van voorafgaande kennisgevingen, gegevens van aangiften van overlading en gegevens van aangiften van aanlanding uit te wisselen;

b)

de XML-schemadefinitie voor het domein vaartuigpositie op basis van de P1000-7-norm van UN/FLUX, overeenkomstig het door de NEAFC aangenomen en door de Commissie gemelde document voor de invoering van FLUX voor de vaartuigpositie om de in artikel 16 bedoelde VMS-gegevens te melden, en

c)

gegevensuitwisselingsformats en datacommunicatiesystemen die voldoen aan de voorschriften van bijlage XI.

2.   In geval van een technische storing worden meldingen binnen 24 uur na ontvangst of binnen een andere met het NEAFC-secretariaat overeengekomen termijn aan het NEAFC-secretariaat gezonden, overeenkomstig de technische specificaties uit de richtsnoeren voor bedrijfscontinuïteit van het managementsysteem voor informatiebeveiliging van de NEAFC.

3.   Kapiteins van vissersvaartuigen uit de Unie voldoen aan de rapportageverplichtingen van de artikelen 14 en 15 en van artikel 16, leden 2 en 3. Van de in de artikelen 14 en 15 bedoelde meldingen van visserijactiviteiten wordt uitsluitend aangenomen dat ze zijn ontvangen wanneer een ontvangstbevestiging van het NEAFC-secretariaat is ontvangen. Het FMC van de vlaggenlidstaat stelt de kapitein van het vissersvaartuig onverwijld in kennis van de status van de door het NEAFC-secretariaat ontvangen melding.

4.   De kapitein van een vissersvaartuig uit de Unie die van het NEAFC-secretariaat geen ontvangstbevestiging voor een melding van visserijactiviteiten heeft ontvangen, brengt onmiddellijk de passende wijzigingen aan en zendt de melding van visserijactiviteiten opnieuw aan het FMC van de vlaggenlidstaat. Indien de kapitein daarop nog steeds geen ontvangstbevestiging ontvangt, of indien een melding van visserijactiviteiten gezien de termijnen niet meer kan worden gewijzigd of op nieuw kan worden verzonden, verzoekt de kapitein het FMC van de vlaggenlidstaat om richtsnoeren voor vervolgprocedures, om te waarborgen dat de in de artikelen 14 en 15 bedoelde gegevens worden ingediend.

5.   In geval van storingen in apparatuur of storingen bij de verzending die tot gevolg hebben dat meldingen van visserijactiviteiten niet op de juiste wijze kunnen worden ingediend, stelt de kapitein van een vissersvaartuig uit de Unie het FMC van de vlaggenlidstaat onmiddellijk in kennis van de problemen bij de gegevensuitwisseling en stelt de kapitein waar passend het FMC van de vlaggenlidstaat in kennis van de maatregelen die worden genomen om de storing te verhelpen. Het FMC deelt de noodzakelijke vervolgprocedures aan de kapitein mee om te waarborgen dat de in de artikelen 14 en 15 bedoelde gegevens worden ingediend, indien nodig door van alternatieve middelen gebruik te maken.

6.   Vissersvaartuigen uit de Unie worden uitgerust met een elektronisch registratie- en meldingssysteem aan boord dat te allen tijde volledig werkend is. In geval van een technische storing in het elektronische registratie- en meldingssysteem aan boord van een vissersvaartuig uit de Unie:

a)

wordt het systeem binnen een maand hersteld of vervangen of, indien dat eerder is, zodra het vissersvaartuig een haven aanloopt, en

b)

mag het vissersvaartuig de haven pas verlaten om te gaan vissen nadat het systeem is hersteld of vervangen.

7.   Als vangnetprocedure kan het FMC na individuele beoordeling en goedkeuring meldingen aanvaarden die buiten de gestelde termijnen worden ontvangen of meldingen verbeteren of handmatig aanmaken. In al deze gevallen gebruikt het FMC de in bijlage XII omschreven markering wanneer meldingen en informatie aan het NEAFC-secretariaat worden gezonden. De FMC-markering maakt deel uit van de overeengekomen vangnetprocedures en wordt gebruikt wanneer de kapitein van het vaartuig niet in staat is om aan de meldingsverplichtingen te voldoen, ten gevolge van technische problemen aan boord van het vaartuig of van communicatieproblemen tussen het vaartuig en zijn FMC. De FMC-markering kan ook worden gebruikt bij vertragingen in de gegevensuitwisseling ten gevolge van communicatieproblemen tussen het FMC en het NEAFC-secretariaat. Met de FMC-markering wordt aangegeven dat het FMC het vissersvaartuig heeft ondersteund door de melding na individuele beoordeling en goedkeuring namens de kapitein te behandelen.

8.   De lidstaten, het EFCA en de Commissie kunnen het NEAFC-secretariaat om een retourbericht verzoeken in alle gevallen waarin een melding of bericht elektronisch wordt verzonden in het in bijlage XI omschreven formaat.

9.   Alle meldingen en berichten die op grond van de artikelen 14, 15 en 16 worden verzonden, worden vertrouwelijk behandeld.

Artikel 18

Melding van totale vangst en visserijinspanning

1.   Overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 stelt elke lidstaat de Commissie vóór de 15e dag van elke maand per computer in kennis van de hoeveelheden visbestanden die door onder de vlag van die lidstaat varende vaartuigen in de voorafgaande maand zijn gevangen in het gereglementeerde gebied, in onder de nationale visserij-jurisdictie van derde landen vallende wateren en in Uniewateren van het verdragsgebied.

2.   De Commissie verzamelt de in lid 1 bedoelde gegevens voor alle lidstaten en zendt de voorlopige maandstatistieken voor de Unie van vangsten overeenkomstig de door de NEAFC goedgekeurde voorschriften door naar het NEAFC-secretariaat.

AFDELING 4

Gezamenlijke inspectie en bewaking

Artikel 19

Algemene bepalingen voor inspectie en bewaking

1.   Het EFCA coördineert de onder de NEAFC-regeling vallende inspectie- en bewakingsactiviteiten voor de Unie, waaronder de activiteiten in het kader van de in afdeling 5 bedoelde havenstaatcontrolemaatregelen. In overleg met de betrokken lidstaten en de Commissie kan het een gezamenlijk inzetplan als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2019/473 opstellen voor de deelname van de Unie aan de NEAFC-regeling in het volgende jaar.

2.   De lidstaten waarvan vissersvaartuigen visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied verrichten, nemen de nodige maatregelen om de implementatie van de NEAFC-regeling te vergemakkelijken, met name met betrekking tot de vereiste personele en materiële middelen, alsook de perioden en gebieden waarin deze moeten worden ingezet.

3.   Indien op enig moment meer dan tien vissersvaartuigen uit de Unie in het gereglementeerde gebied visserijactiviteiten verrichten met betrekking tot gereglementeerde bestanden, waarborgen het EFCA en de betrokken lidstaten dat er op dat moment een inspectievaartuig in het gereglementeerde gebied aanwezig is of dat met een andere verdragsluitende partij een samenwerking is overeengekomen en gezamenlijk een inspectievaartuig wordt ingezet.

4.   De lidstaten en het EFCA waarborgen dat inspecties op niet-discriminerende wijze en overeenkomstig de NEAFC-regeling plaatsvinden. Het aantal inspecties wordt bepaald op grond van de omvang van de vloot, rekening houdend met de in het gereglementeerde gebied doorgebrachte tijd. Bij de uitvoering van deze inspecties worden alle verdragsluitende partijen waaruit vissersvaartuigen in het gereglementeerde gebied actief zijn, gelijk behandeld.

Artikel 20

NEAFC-inspecteurs

1.   De lidstaten waaruit vissersvaartuigen gemachtigd zijn om in het gereglementeerde gebied te vissen, stellen inspecteurs aan om in het kader van de NEAFC-regeling inspectie- en bewakingsactiviteiten te verrichten (“NEAFC-inspecteurs”).

2.   De lidstaten verstrekken elke NEAFC-inspecteur een speciaal identiteitsdocument dat overeenkomt met het in bijlage XIII beschreven formaat.

3.   Elke NEAFC-inspecteur draagt dit speciale identiteitsdocument bij zich en toont het bij het aan boord gaan van een vissersvaartuig.

4.   NEAFC-inspecteurs vermijden het gebruik van geweld, tenzij in geval van wettige zelfverdediging. Wanneer zij inspecties aan boord van vissersvaartuigen verrichten, dragen NEAFC-inspecteurs geen vuurwapens.

5.   NEAFC-inspecteurs veroorzaken geen hinder voor het vissersvaartuig, mengen zich niet in de activiteiten ervan en laten de aan boord aanwezige vangst ongemoeid, tenzij en voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van hun taken.

6.   De lidstaten waarborgen dat het NEAFC-inspecteurs van een andere verdragsluitende partij wordt toegestaan inspecties te verrichten aan boord van onder hun vlag varende vissersvaartuigen.

Artikel 21

Middelen voor controle en inspectie

1.   De lidstaten stellen hun NEAFC-inspecteurs toereikende middelen ter beschikking voor de vervulling van hun bewakings- en inspectietaken en zetten ten behoeve van de NEAFC-regeling inspectievaartuigen en -vliegtuigen in.

2.   Uiterlijk op 1 december van elk jaar verstrekken de lidstaten het EFCA de volgende informatie:

a)

de namen en unieke nummers van de NEAFC-inspecteurs en tevens hun e-mailadres, en

b)

de inspectievaartuigen, alsmede de typen vliegtuigen en hun identificatiegegevens (registratienummer, naam, radioroepnaam en e-mailadressen) die gedurende dat jaar voor de NEAFC-regeling worden ingezet.

3.   Uiterlijk op 1 januari van elk jaar verzamelt het EFCA de in lid 2 bedoelde informatie en zendt het deze aan het NEAFC-secretariaat en in afschrift aan de Commissie.

4.   De lidstaten delen eventuele wijzigingen van de in lid 2 bedoelde informatie mee aan het EFCA, dat daarvan vervolgens het NEAFC-secretariaat en in afschrift de Commissie in kennis stelt.

5.   De in de leden 2 en 4 bedoelde informatie wordt elektronisch verstrekt in de formaten van bijlage XIV.

6.   Een ten behoeve van de NEAFC-regeling ingezet inspectievaartuig waarop NEAFC-inspecteurs aan boord zijn, is, evenals een door dat vaartuig ingezette overzetboot, voorzien van het in bijlage XV afgebeelde NEAFC-inspectieteken. Op vliegtuigen die voor de NEAFC-regeling worden ingezet, is de internationale radioroepnaam duidelijk aangebracht.

7.   De lidstaten en het EFCA delen de inzet van hun inspectievaartuigen en -vliegtuigen ten behoeve van de NEAFC-regeling aan het NEAFC-secretariaat mee via het beveiligde deel van de NEAFC-website of op de wijze als omschreven in bijlage XVI.

8.   Wanneer een lidstaat zijn inspectievaartuigen en -vliegtuigen ten behoeve van de NEAFC-regeling inzet, deelt hij dat mee aan het EFCA, dat alle inzetten van de Unie coördineert en een registratie bijhoudt van de datum en het tijdstip waarop voor die inspectievaartuigen en -vliegtuigen hun taken aanvangen en beëindigen.

Artikel 22

Bewakingsprocedures

1.   Bewaking vindt plaats op basis van waarnemingen die NEAFC-inspecteurs visueel of met behulp van andere bewakingsmiddelen verrichten vanaf of vanuit een voor de NEAFC-regeling ingezet vaartuig of vliegtuig.

2.   De NEAFC-inspecteurs stellen het bewakingsverslag op en zenden het EFCA een afschrift.

3.   De inspecterende lidstaat of het EFCA zenden de gegevens uit elk bewakingsverslag onverwijld langs elektronische weg door aan de vlaggenlidstaat of de verdragsluitende partij van het betrokken vissersvaartuig en aan het NEAFC-secretariaat, in een waarnemingsverslag dat is opgemaakt in een formaat als omschreven in bijlage XVII. Een lidstaat stuurt die gegevens door met afschrift aan het EFCA. Eventuele tijdens de bewaking genomen foto’s worden desgewenst doorgestuurd aan de vlaggenlidstaat of de verdragsluitende partij van het desbetreffende vissersvaartuig.

Artikel 23

Inspectieprocedures op zee

1.   NEAFC-inspecteurs begeven zich pas aan boord van een vissersvaartuig nadat zij dat vaartuig daar tevoren per radio kennis van hebben gegeven of nadat zij het vaartuig het juiste sein uit het internationaal seinboek hebben gegeven, waaronder de identiteit van het inspectieplatform. De ontvangst van die kennisgeving hoeft echter niet te worden bevestigd.

2.   NEAFC-inspecteurs zijn bevoegd om alle relevante plaatsen, dekken en ruimten van het vissersvaartuig, (al dan niet verwerkte) vangst, netten of ander vistuig, uitrusting en eventuele relevante documenten te onderzoeken die zij noodzakelijk achten om de naleving van de door de NEAFC aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen te controleren, en om de kapitein of een door de kapitein aangewezen persoon te ondervragen.

3.   Het vissersvaartuig aan boord waarvan de NEAFC-inspecteur zich wenst te begeven, wordt niet verplicht te stoppen of te manoeuvreren tijdens het vissen, noch tijdens het uitzetten of binnenhalen van het vistuig. NEAFC-inspecteurs kunnen opdracht geven het binnenhalen van het vistuig te onderbreken of uit te stellen tot zij aan boord van het vissersvaartuig zijn gegaan, mits die opdracht wordt gegeven binnen 30 minuten nadat het vissersvaartuig de in lid 1 bedoelde voorafgaande kennisgeving heeft ontvangen.

4.   NEAFC-inspecteurs kunnen een vissersvaartuig opdragen het binnen- of buitenvaren van het gereglementeerde gebied uit te stellen tot ten hoogste zes uur nadat het vissersvaartuig de in artikel 14, lid 1, punten b) en g), bedoelde meldingen heeft verzonden.

5.   De duur van een inspectie bedraagt ten hoogste vier uur of, indien dat langer is, de tijd die nodig is om het net binnen te halen en het net en de vangst te inspecteren. Indien echter een inbreuk wordt gemeld, mogen de NEAFC-inspecteurs aan boord blijven tot de in artikel 34, lid 1, punt b), bedoelde maatregelen zijn getroffen.

6.   In bijzondere omstandigheden die betrekking hebben op de grootte van een vissersvaartuig en de hoeveelheden aan boord gehouden vis, mag de duur van de inspectie de in lid 5 bepaalde maximumtijd overschrijden. In dat geval mogen de NEAFC-inspecteurs in geen geval langer aan boord van het vissersvaartuig blijven dan de tijd die nodig is om de inspectie te voltooien. De redenen voor het overschrijden van de in lid 5 bepaalde maximumtijd worden in het inspectieverslag vermeld.

7.   Niet meer dan vier NEAFC-inspecteurs mogen aan boord gaan van een vissersvaartuig van een andere verdragsluitende partij.

8.   Bij de verrichting van hun inspectie kunnen de NEAFC-inspecteurs de kapitein om de nodige bijstand verzoeken.

9.   Wanneer NEAFC-inspecteurs zich aan boord begeven en hun inspectie verrichten, verhinderen zij de kapitein niet om zich in verbinding te stellen met de autoriteiten van de vlaggenstaat.

10.   Inspectieplatforms manoeuvreren volgens de regels van goed zeemanschap op veilige afstand van vissersvaartuigen.

11.   NEAFC-inspecteurs documenteren elke inspectie door het opstellen van een inspectieverslag dat wordt opgemaakt in het formaat van bijlage XVIII. Het inspectieverslag mag door de kapitein van opmerkingen worden voorzien en wordt aan het eind van de inspectie door de NEAFC-inspecteurs ondertekend. De NEAFC-inspecteurs verstrekken de kapitein van het vissersvaartuig een afschrift van het inspectieverslag.

12.   NEAFC-inspecteurs zenden het EFCA onverwijld een afschrift van elk inspectieverslag en uploaden de informatie van het inspectieverslag onmiddellijk op het beveiligde deel van de NEAFC-website. Het origineel of een gewaarmerkt afschrift van elk inspectieverslag wordt desgevraagd toegezonden aan de vlaggenlidstaat of de verdragsluitende partij van het geïnspecteerde vaartuig.

Artikel 24

Verplichtingen van de kapitein van een vissersvaartuig uit de Unie tijdens een inspectie op zee

De kapitein van een vissersvaartuig uit de Unie:

a)

staat de inspectie door naar behoren aangemelde NEAFC-inspecteurs toe, ongeacht welke verdragsluitende partij de inspecteurs heeft aangemeld;

b)

verleent medewerking om NEAFC-inspecteurs in staat te stellen snel en veilig aan en van boord te gaan met behulp van een loodsladder waarvan de constructie en het gebruik worden omschreven in bijlage XIX;

c)

waarborgt bij gebruik van een loodslift dat de aanvullende uitrusting van die lift van een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurd type is. De lift is zodanig ontworpen en geconstrueerd dat de inspecteurs veilig aan en van boord kunnen gaan en zich ook veilig van de loodslift naar het dek en omgekeerd kunnen begeven. Een loodsladder die voldoet aan bijlage XIX wordt naast de loodslift aan dek gehouden en moet onmiddellijk kunnen worden gebruikt;

d)

werkt mee en verleent bijstand aan de uit hoofde van deze verordening verrichte inspectie van het vissersvaartuig, onthoudt zich van tegenwerking, intimidatie of belemmering van de NEAFC-inspecteurs en waarborgt hun veiligheid;

e)

stelt de NEAFC-inspecteurs in staat om zich in verbinding te stellen met de instanties van de vlaggenstaat en van de inspecterende verdragsluitende partij;

f)

verleent toegang tot de plaatsen, dekken en ruimten van het vissersvaartuig, (al dan niet verwerkte) vangst, netten of ander vistuig, uitrusting en alle informatie of documenten die de NEAFC-inspecteur noodzakelijk acht overeenkomstig artikel 23, lid 2;

g)

verstrekt op verzoek van de NEAFC-inspecteurs afschriften van documenten, en

h)

stelt de NEAFC-inspecteurs behoorlijke faciliteiten ter beschikking, waaronder, naargelang van het geval, voeding en onderdak wanneer zij overeenkomstig artikel 37, lid 3, aan boord van het vaartuig blijven.

AFDELING 5

Havenstaatcontrole van vissersvaartuigen uit derde landen die verdragsluitende partij zijn

Artikel 25

Toepassingsgebied

Deze afdeling is van toepassing op het gebruik van havens van lidstaten door vissersvaartuigen met visbestanden aan boord die in het verdragsgebied zijn gevangen door vissersvaartuigen die onder de vlag van een andere verdragsluitende partij varen, en die nog niet eerder in een haven zijn aangeland of overgeladen. Deze afdeling is ook van toepassing op kapiteins van vissersvaartuigen uit de Unie of hun vertegenwoordiger die voornemens is een haven van een andere verdragsluitende partij aan te lopen en visbestanden aan boord heeft die in het verdragsgebied zijn gevangen en nog niet eerder in een haven zijn aangeland of overgeladen.

Artikel 26

Toepassing van de Overeenkomst van de FAO inzake havenstaatmaatregelen

1.   De bepalingen van de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (25) (FAO-PSMA) zijn op overeenkomstige wijze van toepassing als minimumnorm voor de havenstaatcontrole van vissersvaartuigen als bedoeld in artikel 25, onverminderd aanvullende bepalingen in deze afdeling.

2.   De lidstaten werken samen aan een doeltreffende implementatie van de FAO-PSMA en bij de uitwisseling van informatie die van belang is voor de uitvoering van de NEAFC-regeling.

Artikel 27

Aangewezen havens

1.   De lidstaten wijzen havens aan waar vaartuigen die visbestanden aan boord hebben die in het verdragsgebied door onder de vlag van een andere verdragsluitende partij varende vissersvaartuigen zijn gevangen en niet eerder in een haven zijn aangeland of overgeladen, mogen aanlanden of overladen of gebruik mogen maken van havendiensten. Zij zenden de lijst van deze havens aan de Commissie. Op die lijst worden de in bijlage XX vermelde gegevens opgenomen en de lijst wordt uiterlijk 15 dagen voor zijn ingangsdatum aan de Commissie toegezonden.

2.   Wijzigingen in de lijst worden ten minste 15 dagen voordat zij ingaan door de lidstaten aan de Commissie toegezonden.

3.   De Commissie stelt het NEAFC-secretariaat onverwijld in kennis van die havens en van wijzigingen in de lijst.

4.   Aanlanding, overlading en gebruik van havendiensten door vissersvaartuigen als bedoeld in artikel 25 zijn uitsluitend toegestaan in aangewezen havens.

Artikel 28

Voorafgaande kennisgeving van het binnenvaren van een haven

1.   Kapiteins van vissersvaartuigen uit de Unie die in artikel 25 bedoelde vis aan boord hebben en voornemens zijn een haven in de Unie aan te lopen of hun vertegenwoordigers, en kapiteins van vissersvaartuigen uit de Unie die in het verdragsgebied gevangen visbestanden aan boord hebben en voornemens zijn een haven van een andere verdragsluitende partij aan te lopen of hun vertegenwoordigers, stellen de bevoegde autoriteiten van de havenstaat uiterlijk drie werkdagen voor het verwachte tijdstip van aankomst in kennis. Havenlidstaten kunnen een andere termijn voor deze kennisgeving stellen, met name rekening houdend met de wijze van verwerking van de gevangen vis of de afstand tussen de visgronden en hun havens. In dat geval informeert de betrokken havenlidstaat onverwijld de Commissie, die het NEAFC-secretariaat onmiddellijk in kennis stelt.

2.   De in lid 1 bedoelde voorafgaande kennisgeving wordt via de NEAFC-website gedaan door het invullen van het havenstaatcontroleformulier (PSC-formulier) van bijlage XXI, waarvan deel A als volgt naar behoren wordt ingevuld:

a)

als het vissersvaartuig zijn eigen vangst vervoert, wordt formulier PSC 1 gebruikt;

b)

als het vissersvaartuig overladingen heeft verricht, wordt formulier PSC 2 gebruikt, waarbij per overladend vaartuig afzonderlijke vangstgegevens worden verstrekt.

3.   Indien de NEAFC-website offline is, wordt de in lid 1 bedoelde voorafgaande kennisgeving per e-mail of een faxsysteem verzonden.

4.   De afzender kan de in lid 1 bedoelde voorafgaande kennisgeving intrekken door de bevoegde autoriteiten van de haven die de kapitein voornemens was te gebruiken, daarvan uiterlijk 24 uur vóór de gemelde verwachte aankomsttijd in die haven in kennis te stellen. Havenlidstaten kunnen echter een andere kennisgevingstermijn voor de intrekking stellen. In dat geval informeert de betrokken havenlidstaat onverwijld de Commissie, die het NEAFC-secretariaat onmiddellijk in kennis stelt.

5.   De bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat zenden onverwijld een afschrift van de in de leden 1 en 4 bedoelde kennisgevingen door naar het NEAFC-secretariaat, de vlaggenstaat van het vissersvaartuig, alsmede naar de vlaggenstaat of vlaggenstaten van de overladende vaartuigen wanneer het vissersvaartuig overladingen heeft verricht.

Artikel 29

Toestemming voor aanlanding, overlading en ander gebruik van havens

1.   Na een kennisgeving op grond van artikel 28, zorgen de havenlidstaten ervoor dat de vlaggenstaat van het vissersvaartuig dat voornemens is om aan te landen of over te laden of, wanneer het vissersvaartuig buiten een haven overladingen heeft verricht, de vlaggenstaat of vlaggenstaten van de overladende vaartuigen deel B van het PSC-formulier invullen om te bevestigen of anderszins dat:

a)

het vissersvaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een toereikend quotum voor de aangegeven soort beschikte;

b)

de hoeveelheden aan boord gehouden vis naar behoren zijn aangegeven en zijn afgeboekt op de toepasselijke vangst- of inspanningsbeperkingen;

c)

het vissersvaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, over een machtiging beschikte om in de opgegeven gebieden te vissen;

d)

de aanwezigheid van het vaartuig in het opgegeven vangstgebied met VMS-gegevens is gestaafd.

2.   De kapitein van het vissersvaartuig maakt pas een aanvang met de aanlanding of overlading of het gebruik van havendiensten nadat de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat toestemming hebben gegeven door deel C van het PSC-formulier via de NEAFC-website naar behoren in te vullen en de in de voorafgaande kennisgeving (PSC1 of PSC2) opgegeven geschatte aankomsttijd is verstreken. Die toestemming wordt slechts verleend nadat de in lid 1 bedoelde bevestiging van de vlaggenstaat werd ontvangen. Aanlanding, overlading en gebruik van andere havendiensten mogen vóór de geschatte aankomsttijd aanvangen indien de bevoegde autoriteiten van de havenstaat daarvoor toestemming verlenen.

3.   In afwijking van lid 2 kan de havenlidstaat de aanlanding onder de volgende voorwaarden geheel of gedeeltelijk toestaan zonder de in lid 1 bedoelde bevestiging van de vlaggenstaat:

a)

de desbetreffende vis wordt opgeslagen onder controle van de bevoegde autoriteiten;

b)

de desbetreffende vis zal slechts voor verkoop, overname of vervoer worden vrijgegeven nadat de in lid 1 bedoelde bevestiging is ontvangen, en

c)

indien de bevestiging niet binnen 14 dagen na de aanlanding is ontvangen, mogen de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat de vis in beslag nemen en verwijderen overeenkomstig de nationale bepalingen.

4.   Voor aanlanding, overlading en ander gebruik van havendiensten wordt geen toestemming verleend indien de havenlidstaat duidelijke aanwijzingen ontvangt dat de aan boord gehouden vangst is gevangen in strijd met de geldende voorschriften van een verdragsluitende partij met betrekking tot onder de nationale jurisdictie van die staat vallende gebieden.

5.   De bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat delen hun beslissing om aanlanding, overlading of ander gebruik van havendiensten al dan niet toe te staan onverwijld mee aan de kapitein van het vaartuig of diens vertegenwoordiger, de vlaggenstaat van het vaartuig en het NEAFC-secretariaat door in voorkomend geval deel C van het PSC-formulier in te vullen.

Artikel 30

NEAFC-haveninspecteurs en -functionarissen

1.   Inspecties worden verricht door bevoegde functionarissen van de lidstaten met kennis van de ingevolge het verdrag opgestelde aanbevelingen.

2.   Met toestemming van de havenlidstaat kan de Commissie inspecteurs van andere verdragsluitende partijen uitnodigen om de inspecteurs van de havenlidstaat als waarnemer te vergezellen tijdens een inspectie.

3.   Uiterlijk op 1 december van elk jaar verstrekken de havenlidstaten het EFCA de volgende informatie:

a)

de namen en verdere gegevens van de NEAFC-haveninspecteurs die bevoegd zijn om inspecties te verrichten binnen het toepassingsgebied van hoofdstuk V van de NEAFC-regeling, overeenkomstig het formaat van bijlage XIV;

b)

de namen en verdere gegevens van de functionarissen die toestemming geven voor aanlanding, overlading en het gebruik van andere havendiensten.

4.   Uiterlijk op 1 januari van elk jaar verzamelt het EFCA de in lid 3 bedoelde informatie en zendt het deze aan het NEAFC-secretariaat en in afschrift aan de Commissie.

5.   De lidstaten delen eventuele wijzigingen van de in lid 3 bedoelde lijsten mee aan het EFCA, dat deze vervolgens onverwijld doorzendt aan het NEAFC-secretariaat en in afschrift aan de Commissie.

Artikel 31

Haveninspecties

1.   In het kader van de regeling voor gezamenlijke inspectie en bewaking uit hoofde van artikel 19, lid 1, waarborgen de lidstaten dat haveninspecties van vissersvaartuigen die onder het in artikel 25 omschreven toepassingsgebied vallen, gebaseerd zijn op een geharmoniseerde methodiek voor risicobeoordelingen die is opgesteld in samenwerking met en onder coördinatie van het EFCA, rekening houdend met de algemene richtsnoeren van bijlage XXII.

2.   Bij risicobeoordelingen en, in voorkomend geval, inspecties naar aanleiding van een in artikel 28 bedoelde voorafgaande kennisgeving waarborgen de lidstaten dat de NEAFC-haveninspecteurs een beoordeling verrichten van het elektronisch visserijlogboek en de VMS-gegevens met betrekking tot alle visserijactiviteiten binnen het gereglementeerde gebied die door het betrokken vaartuig in een tijdsbestek van een jaar vóór de voorgenomen aanlanding aan het NEAFC-secretariaat zijn verzonden. In geval van overlading worden ook de gegevens van de overladende vaartuigen beoordeeld.

3.   Voor elk jaar inspecteert elke lidstaat ten minste 5 % van de aanlandingen of overladingen van verse vis en ten minste 7,5 % van de bevroren vis in zijn havens met inachtneming van artikel 25. De inspectie van een vissersvaartuig dat zowel verse als bevroren vangsten aanlandt of overlaadt, wordt meegerekend in de percentages voor zowel verse als bevroren vis.

4.   De lidstaten waarborgen dat inspecties op billijke, transparante en niet-discriminerende wijze worden verricht en voor opvarenden van een vissersvaartuig in geen geval intimiderend zijn.

5.   De lidstaten waarborgen in de inspectieprocedures dat de inspecteurs:

a)

tijdens een inspectie een passend identiteitsdocument bij zich hebben en dat zo spoedig mogelijk aan de kapitein van het vissersvaartuig overleggen;

b)

alle relevante plaatsen op het vaartuig onderzoeken om de naleving van de toepasselijke instandhoudings- en beheersmaatregelen te controleren;

c)

alles in het werk stellen om een vaartuig niet onnodig lang op te houden, de werkzaamheden van het vaartuig zo min mogelijk te verstoren en om kwaliteitsverlies van de vis te voorkomen;

d)

de kapitein niet verhinderen zich in verbinding te stellen met de autoriteiten van de vlaggenstaat;

e)

verifiëren of de aan boord gehouden vaartuigidentificatiedocumenten en de informatie over de eigenaar van het vaartuig waarheidsgetrouw, volledig en correct zijn, indien nodig onder meer door middel van passende contacten met de vlaggenstaat of aan de hand van internationale vaartuigregisters;

f)

verifiëren of de vlag en de merktekens van het vaartuig, waaronder naam, extern registratienummer, IMO-nummer, internationale radioroepnaam en andere merktekens, voornaamste afmetingen, overeenstemmen met de informatie in de documenten;

g)

verifiëren of de machtigingen voor de visserij en de visserijgerelateerde activiteiten waarheidsgetrouw, volledig en correct zijn en overeenstemmen met de overeenkomstig artikel 28 verstrekte informatie;

h)

alle overige ter zake relevante aan boord gehouden documenten en registers controleren, waaronder de elektronische, alsmede de VMS-gegevens van de vlaggenstaat of de bevoegde regionale organisaties voor visserijbeheer. Tot de relevante documenten kunnen onder meer behoren logboeken, vangst-, overladings- en handelsdocumenten, bemanningslijsten, opslagplattegronden en -tekeningen, beschrijvingen van visruimen en documenten die vereist zijn op grond van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (26);

i)

al het relevante aan boord gehouden vistuig verifiëren, met inbegrip van vistuig dat uit het zicht is opgeslagen, alsmede het desbetreffende materieel, en verifiëren of dit in overeenstemming is met de in de machtigingen opgenomen voorwaarden. De verificatie van het vistuig houdt tevens in dat wordt gecontroleerd of met betrekking tot onder meer maaswijdte, twijndikte, voorzieningen en toebehoren, afmetingen en configuratie van netten, potten, dreggen, afmetingen van de haken en aantal haken de geldende regelgeving in acht wordt genomen en de merktekens overeenstemmen met wat voor het betrokken vaartuig is toegestaan;

j)

bepalen of de aan boord gehouden vis overeenkomstig de geldende machtigingen is geoogst;

k)

de volledige los- of overladingsverrichtingen monitoren en de naar soort in de voorafgaande kennisgeving opgegeven hoeveelheden vergelijken met de daadwerkelijk aangevoerde of overgeladen hoeveelheden;

l)

de vangst onderzoeken, onder meer aan de hand van bemonstering, teneinde de hoeveelheid en de samenstelling daarvan te bepalen. Daarbij mogen de inspecteurs containers openen waarin de vis is voorverpakt en mogen zij de vangst of de containers verplaatsen om de correcte staat van de visruimen te controleren. Een dergelijk onderzoek kan een inspectie van het producttype en een nominaalgewichtsbepaling omvatten;

m)

na voltooiing van de aanlanding of overlading, per vissoort de hoeveelheden controleren en registreren die aan boord blijven;

n)

beoordelen of duidelijk bewijs voorhanden is op basis waarvan kan worden aangenomen dat een vaartuig betrokken is bij illegale, ongemelde of ongereguleerde visserijactiviteiten of bij visserijgerelateerde activiteiten ter ondersteuning van dergelijke visserij;

o)

aan de kapitein van het vaartuig het door de inspecteur en de kapitein te ondertekenen verslag met de inspectiebevindingen overleggen, met inbegrip van eventueel te nemen maatregelen. De ondertekening van het verslag door de kapitein geldt slechts als bewijs van ontvangst van een exemplaar van het verslag. De kapitein wordt in de gelegenheid gesteld om op- of aanmerkingen aan het verslag toe te voegen en zo nodig contact met de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat op te nemen, met name wanneer de kapitein veel moeite heeft om de inhoud van het verslag te begrijpen, en

p)

indien noodzakelijk en mogelijk regelen dat de desbetreffende documenten worden vertaald.

6.   De lidstaten bevorderen de communicatie met de kapitein of de hoogstgeplaatste bemanningsleden van het vaartuig, onder meer, waar mogelijk en noodzakelijk, door een tolk ter beschikking te stellen van de inspecteur.

7.   Dit artikel is van toepassing in aanvulling op de in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 vastgelegde regels inzake de inspectieprocedure.

Artikel 32

Verplichtingen van exploitanten tijdens haveninspecties

1.   Dit artikel is van toepassing in aanvulling op de algemene verplichtingen van artikel 75 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en artikel 113 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

2.   De kapitein van een vissersvaartuig dat wordt geïnspecteerd of, indien van toepassing, de vertegenwoordiger van de kapitein, voldoet aan de verplichtingen van artikel 75 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en artikel 114 van Uitvoeringsverordening (EU) 404/2011 en, naargelang van het geval, aan de verplichtingen van artikel 24 van deze verordening.

Artikel 33

Inspectieverslagen

1.   Elke NEAFC-haveninspectie wordt gedocumenteerd door middel van een inspectieverslag van een havenstaatcontrole (formulier PSC 3) als omschreven in bijlage XXIII.

2.   Het inspectieverslag mag door de kapitein van een vissersvaartuig van opmerkingen worden voorzien en wordt na afloop van de inspectie door de inspecteur en de kapitein ondertekend. Een afschrift van het inspectieverslag wordt aan de kapitein van het vissersvaartuig of diens vertegenwoordiger overhandigd.

3.   De autoriteiten van de havenlidstaten waarborgen dat een exemplaar van elk inspectieverslag onverwijld wordt toegezonden aan de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig, aan de vlaggenstaat of vlaggenstaten van de overladende vaartuigen indien het vaartuig overladingen heeft verricht, en aan het NEAFC-secretariaat en in afschrift aan de Commissie en het EFCA. Het origineel of een gewaarmerkt afschrift van elk inspectieverslag wordt desgevraagd aan de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig toegestuurd.

4.   De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die ingevolge dit artikel inspectieverslagen moeten ontvangen.

AFDELING 6

Inbreuken

Artikel 34

Inbreukprocedures

1.   Indien inspecteurs een inbreuk door een vissersvaartuig melden die verband houdt met een visserijactiviteit en in strijd is met de door de NEAFC aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen:

a)

vermelden zij de inbreuk in het in artikel 22, lid 3, artikel 23, lid 11, of artikel 33, lid 1, bedoelde verslag;

b)

leggen zij het in verband met de inbreuk noodzakelijk geachte bewijs vast;

c)

treffen zij alle nodige maatregelen om het bewijsmateriaal veilig te stellen en te bewaren met het oog op latere inspecties in een haven. Op elk deel van het vistuig dat naar de mening van de inspecteur in strijd is, of is geweest, met de toepasselijke maatregelen, kan op stevige wijze een merkteken worden aangebracht, en

d)

trachten zij zich onmiddellijk in verbinding te stellen met de autoriteiten van de inspecterende lidstaat en het EFCA.

2.   De inspecterende lidstaat, of het EFCA indien het de inspectie of bewaking verricht, deelt schriftelijk en elektronisch de nadere gegevens van de inbreuk mee aan de aangewezen autoriteit van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig en aan de Commissie en het EFCA, indien mogelijk op de eerste werkdag volgend op de aanvang van de inspectie. In voorkomend geval deelt de inspecterende lidstaat of het EFCA de bevindingen ook mee aan de verdragsluitende partij in wier wateren de inbreuk heeft plaatsgevonden, en aan de staat waarvan de kapitein van het vaartuig een onderdaan is.

3.   De inspecterende lidstaat of het EFCA zendt het origineel van het bewakings- of inspectieverslag en de eventuele ondersteunende documenten onverwijld aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig, en in afschrift aan het NEAFC-secretariaat, de Commissie en het EFCA.

4.   Wanneer in het in artikel 33, lid 1, bedoelde verslag een inbreuk op de NEAFC-voorschriften wordt vastgesteld, neemt de inspecterende lidstaat passende handhavingsmaatregelen of stelt hij de aangewezen autoriteiten van de vlaggenlidstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig of die van de verdragsluitende partij waarvan het geïnspecteerde vissersvaartuig de vlag voert per e-mail in kennis van het voornemen om de procedure over te dragen. Die procedure doet geen afbreuk aan de jurisdictie van de inspecterende lidstaat, de vlaggenlidstaat of de verdragsluitende partij waarvan het vaartuig de vlag voert om hun eigen recht te handhaven, noch aan de jurisdictie van de vlaggenstaat met betrekking tot visserijactiviteiten in het gereglementeerde gebied.

Artikel 35

Follow-up in geval van een vermeende inbreuk

1.   De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die de bewijzen van een inbreuk moeten ontvangen. De aangewezen bevoegde autoriteiten die in kennis worden gesteld van een inbreuk die door een vissersvaartuig van die lidstaat is begaan, ondernemen onmiddellijk actie om het bewijsmateriaal van de inbreuk te verkrijgen en te onderzoeken, en eventueel nader onderzoek te doen dat noodzakelijk is voor de follow-up van de inbreuk en, indien mogelijk, om het betrokken vissersvaartuig te inspecteren.

2.   Wanneer de lidstaten naar aanleiding van verslagen van NEAFC-inspecteurs van andere verdragsluitende partijen in het kader van de NEAFC-regeling onderzoeken instellen en actie ondernemen, doen zij dat op dezelfde wijze als naar aanleiding van verslagen van hun eigen inspecteurs. De lidstaten werken met elkaar en met andere verdragsluitende partijen samen om de gerechtelijke of andere procedures mogelijk te maken die voortvloeien uit een door een inspecteur in het kader van de NEAFC-regeling opgesteld verslag.

Artikel 36

Ernstige inbreuken

Voor de toepassing van deze verordening worden de volgende inbreuken met betrekking tot visbestanden als ernstige inbreuken beschouwd:

a)

vissen zonder geldige machtiging van de vlaggenstaat;

b)

vissen zonder quotum of na volledige benutting van het quotum;

c)

gebruik van verboden vistuig;

d)

in ernstige mate onjuiste registratie van vangstgegevens van gereglementeerde bestanden;

e)

herhaalde niet-naleving van de artikelen 14 en 16 of, met betrekking tot gereglementeerde bestanden, van artikel 15;

f)

aanlanding of overlading in een haven die niet overeenkomstig artikel 27 is aangewezen;

g)

niet-naleving van de voorschriften van artikel 28, leden 1 tot en met 4;

h)

aanlanding of overlading zonder toestemming van de havenstaat of vóór de vooraf gemelde aankomsttijd zonder toestemming van de havenstaat als bedoeld in artikel 29;

i)

belemmering van inspecteurs bij de uitoefening van hun taken;

j)

gerichte visserij op een bestand waarvoor een moratorium of een visverbod geldt;

k)

het vervalsen of verbergen van de kentekens, de identiteit of het inschrijvingsnummer van een vissersvaartuig;

l)

het achterhouden, vervalsen of laten verdwijnen van bewijsmateriaal dat van belang is voor een onderzoek;

m)

het begaan van meerdere overtredingen die tezamen een ernstige schending van de instandhoudings- en beheersmaatregelen vormen;

n)

de uitvoering van overladingen of gezamenlijke visserijverrichtingen met vaartuigen van een niet-verdragsluitende partij die niet de status van actief samenwerkende niet-verdragsluitende partij van de NEAFC heeft gekregen;

o)

de verstrekking van voorzieningen, brandstof of de verrichting van andere diensten aan/voor vaartuigen die op de in artikel 47, lid 1, bedoelde lijst van vaartuigen die IOO-visserij uitvoeren zijn geplaatst.

Artikel 37

Follow-up in geval van ernstige inbreuken

1.   Indien een inspecteur van mening is dat er duidelijke redenen zijn om aan te nemen dat de kapitein of de exploitant van een vissersvaartuig een ernstige inbreuk heeft begaan, meldt die inspecteur die inbreuk onmiddellijk aan de bevoegde autoriteiten van de inspecterende lidstaat, de Commissie en het EFCA. De inspecterende lidstaat of het EFCA, indien de inspectie door dat bureau werd verricht, zendt de informatie onverwijld door aan het NEAFC-secretariaat, de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van het vaartuig en, naargelang van het geval, aan de vlaggenstaat of vlaggenstaten van de overladende vaartuigen indien het geïnspecteerde vaartuig overladingen heeft verricht.

2.   De inspecteur neemt alle nodige maatregelen om het bewijsmateriaal met betrekking tot de inbreuk veilig te stellen en te bewaren, en draagt er daarbij zorg voor dat het vaartuig zo min mogelijk hinder ondervindt en de verrichtingen ervan zo min mogelijk worden verstoord.

3.   In geval van een inspectie op zee in het gereglementeerde gebied is de inspecteur gerechtigd aan boord van het vissersvaartuig te blijven zo lang als nodig is om informatie te verstrekken aan een inspecteur die naar behoren is gemachtigd door de vlaggenstaat van de verdragsluitende partij, of tot de inspecteur blijkens het antwoord van de vlaggenlidstaat of de vlaggenstaat van de verdragsluitende partij het vissersvaartuig dient te verlaten.

Artikel 38

Follow-up in geval van ernstige inbreuken door een vissersvaartuig uit de Unie

1.   Een vlaggenlidstaat antwoordt onverwijld op een kennisgeving van een ernstige inbreuk en waarborgt dat het betrokken vissersvaartuig uit de Unie binnen 72 uur wordt geïnspecteerd door een inspecteur die voldoende bevoegd is voor de inbreuk.

2.   Na kennisgeving van de resultaten van het in lid 1 van dit artikel en in artikel 37, lid 1, bedoelde onderzoek verplicht de vlaggenlidstaat, indien het bewijsmateriaal dat rechtvaardigt, het vissersvaartuig zich onmiddellijk te begeven naar een door die vlaggenlidstaat aangewezen haven voor een uitvoerige inspectie onder zijn gezag en in aanwezigheid van een NEAFC-inspecteur van een andere verdragsluitende partij die aan de inspectie wenst deel te nemen.

3.   De vlaggenlidstaat kan de inspecterende staat toestemming geven om het vissersvaartuig onverwijld naar een door de vlaggenlidstaat aangewezen haven te begeleiden.

4.   Indien het vissersvaartuig niet wordt verzocht zich naar een haven te begeven, zendt de vlaggenlidstaat tijdig een deugdelijke motivering daarvoor toe aan het EFCA en de Commissie, die deze informatie doorzenden aan de inspecterende verdragsluitende partij en het NEAFC-secretariaat.

5.   Wanneer een vissersvaartuig zich voor een uitvoerige inspectie op grond van lid 2 of 3 naar een haven dient te begeven, mag een NEAFC-inspecteur van een andere verdragsluitende partij, met instemming van de vlaggenlidstaat van het vissersvaartuig, aan boord van het vissersvaartuig gaan en blijven terwijl het zich naar de haven begeeft, en aanwezig zijn bij de inspectie van het vissersvaartuig in de haven.

6.   Vlaggenlidstaten brengen de Commissie en het EFCA onmiddellijk op de hoogte van het resultaat van de inspectie en van de maatregelen die zij naar aanleiding van de inbreuk hebben genomen.

Artikel 39

Handhavingsmaatregelen

De lidstaten waarborgen dat in alle gevallen passende maatregelen worden genomen, waaronder bestuurlijke of strafrechtelijke procedures overeenkomstig hun interne recht, tegen de natuurlijke of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor een schending van de door de NEAFC aangenomen toepasselijke instandhoudings- en beheersmaatregelen die ten aanzien van hen afdwingbaar zijn.

Artikel 40

Verslagen over bewakings- en inspectieactiviteiten, inbreuken en de follow-up daarvan, en over IOO-activiteiten

1.   Uiterlijk op 1 februari van elk jaar brengt elke lidstaat aan het EFCA en de Commissie verslag uit over:

a)

het aantal inspecties dat die lidstaat heeft verricht in het kader van de artikelen 22, 23 en 31, onder vermelding van het aantal inspecties per vlaggenstaat van het geïnspecteerde vissersvaartuig en, in geval van een inbreuk, van de datum en de positie van het betrokken vissersvaartuig en de aard van de inbreuk;

b)

het aantal vlieguren en het aantal uren op zee voor NEAFC-patrouilles, het aantal waarnemingen per vlaggenstaat van de waargenomen vaartuigen en de lijst van individuele vissersvaartuigen waarvoor een bewakingsverslag is opgesteld;

c)

het aantal inspecties van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die in het kader van de NEAFC-regeling op zee of in hun havens werden verricht, de namen van de geïnspecteerde vaartuigen en hun respectieve vlaggenstaten, de datums van de inspecties, de namen van de havens waar de inspecties hebben plaatsgevonden, en de resultaten van die inspecties;

d)

waar vis is aangevoerd of overgeladen na een inspectie overeenkomstig de NEAFC-regeling, het bewijsmateriaal dat op grond van artikel 46 wordt voorgelegd, en

e)

de stand van zaken in de procedures voor elke inbreuk op de door de NEAFC aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen die gedurende het voorgaande kalenderjaar werd begaan, waarbij de inbreuken steeds in elk volgend verslag worden vermeld tot de procedure is afgesloten overeenkomstig de relevante bepalingen van het interne recht. In het verslag wordt de stand van zaken in de procedures behandeld, en meer in het bijzonder de vraag of de zaak hangende is, in beroep wordt behandeld of nog wordt onderzocht, en wordt tevens expliciet melding gemaakt van eventuele opgelegde sancties of boeten, en met name van boetebedragen, de waarde van in beslag genomen vangsten of vistuigen, eventueel gegeven schriftelijke waarschuwingen, en indien geen maatregelen zijn genomen, de redenen daarvoor.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt verstrekt overeenkomstig de NEAFC-modellen.

3.   Het EFCA stelt voor de Unie als geheel een verslag samen op basis van de verslagen van de lidstaten en de informatie die beschikbaar is in het kader van de regeling voor gezamenlijke inspectie en bewaking van de Unie. Het EFCA zendt het verslag van de Unie uiterlijk op 20 februari van elk jaar aan de Commissie. De Commissie zendt het verslag van de Unie uiterlijk op 1 maart van elk jaar aan het NEAFC-secretariaat.

AFDELING 7

Maatregelen ter bevordering van de naleving door vissersvaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

Artikel 41

Toepassingsgebied

Deze afdeling is van toepassing op vissersvaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die gebruikt worden of bedoeld zijn om gebruikt te worden voor visserijactiviteiten met betrekking tot visbestanden in het verdragsgebied.

Artikel 42

Waarnemingen en identificatie van vissersvaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

1.   De lidstaten of het EFCA zenden het EFCA en in afschrift de Commissie onverwijld informatie over vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen waarvan via waarnemingen of op andere wijze is geconstateerd dat zij in het verdragsgebied visserijactiviteiten verrichten. Het EFCA stelt het NEAFC-secretariaat en alle overige lidstaten onmiddellijk in kennis van elk waarnemingsverslag dat het ontvangt.

2.   Het EFCA of de lidstaat die het vissersvaartuig van de niet-verdragsluitende partij heeft waargenomen, tracht dat vaartuig er onverwijld van in kennis te stellen dat via waarnemingen of op andere wijze is geconstateerd dat het in het verdragsgebied visserijactiviteiten verricht en dat, tenzij de vlaggenstaat van het vaartuig van de NEAFC de status van actief samenwerkende niet-verdragsluitende partij heeft gekregen, bijgevolg wordt vermoed dat het de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de NEAFC overtreedt.

3.   Wanneer met betrekking tot een vissersvaartuig van een niet-verdragsluitende partij via waarnemingen of op andere wijze is geconstateerd dat het overladingsactiviteiten uitvoert, geldt het vermoeden van overtreding van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de NEAFC voor elk ander vaartuig van een niet-verdragsluitende partij waarvan is geconstateerd dat het bij dergelijke activiteiten met dat vaartuig is betrokken.

Artikel 43

Inspecties op zee

1.   De NEAFC-inspecteurs verzoeken om toestemming om aan boord te gaan van vissersvaartuigen van niet-verdragsluitende partijen waarvan via waarnemingen of op andere wijze is geconstateerd dat zij in het verdragsgebied visserijactiviteiten verrichten, en om deze te inspecteren. Indien de kapitein toestemming verleent om aan boord te gaan en het vaartuig te inspecteren, wordt de inspectie gedocumenteerd door middel van een inspectieverslag als bedoeld in bijlage XVIII.

2.   De NEAFC-inspecteurs zenden onverwijld een afschrift van het inspectieverslag aan de kapitein van het vissersvaartuig van de niet-verdragsluitende partij, aan de Commissie en aan het EFCA. Het EFCA zendt dit afschrift onmiddellijk door aan het NEAFC-secretariaat. Indien het bewijsmateriaal in dat verslag dat rechtvaardigt, treft een lidstaat passende maatregelen overeenkomstig het internationaal recht.

3.   Indien de kapitein geen toestemming geeft om aan boord van het vaartuig te gaan en het te inspecteren, of niet voldoet aan de verplichtingen van artikel 24, punten b) tot en met f), wordt het vissersvaartuig van de niet-verdragsluitende partij verondersteld illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten te hebben verricht. De NEAFC-inspecteur brengt dit onverwijld ter kennis van het EFCA en de Commissie. De Commissie stelt het NEAFC-secretariaat onmiddellijk in kennis.

Artikel 44

Binnenvaren van een haven

1.   Kapiteins van vissersvaartuigen van een niet-verdragsluitende partij die een haven wensen aan te doen, stellen de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat in kennis overeenkomstig artikel 28. De betrokken havenlidstaat zendt deze informatie onverwijld door aan de vlaggenstaat van het vissersvaartuig en aan het NEAFC-secretariaat, en in afschrift aan de Commissie en het EFCA.

2.   De havenlidstaat ontzegt de toegang tot zijn havens aan vissersvaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die niet de vereiste voorafgaande kennisgeving van het binnenvaren van een haven hebben gedaan of de in lid 1 bedoelde informatie hebben verstrekt.

3.   De havenlidstaat deelt het besluit om de toegang tot de haven te ontzeggen, onverwijld mee aan de kapitein van het vissersvaartuig van de niet-verdragsluitende partij of aan een vertegenwoordiger van de kapitein, aan de vlaggenstaat van het vaartuig, aan het NEAFC-secretariaat en in afschrift aan de Commissie en het EFCA.

Artikel 45

Haveninspecties

1.   De lidstaten waarborgen dat alle vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen die één van hun havens mogen aanlopen, worden geïnspecteerd overeenkomstig artikel 31, leden 4 tot en met 8. Het vissersvaartuig van de niet-verdragsluitende partij mag geen vis aanlanden of overladen tot de inspectie is voltooid. Elke inspectie wordt gedocumenteerd met een inspectieverslag als bedoeld in artikel 33.

2.   Indien de kapitein van het vissersvaartuig van de niet-verdragsluitende partij niet heeft voldaan aan een van de in artikel 24, punten b) tot en met f), omschreven verplichtingen, wordt het vaartuig verondersteld IOO-activiteiten te hebben verricht.

3.   De havenlidstaat zendt de informatie over de uitkomsten van alle in zijn havens verrichte inspecties van vissersvaartuigen van niet-verdragsluitende partijen en over daarop genomen maatregelen aan het NEAFC-secretariaat en in afschrift aan de Commissie en het EFCA.

Artikel 46

Aanlanding, overlading en gebruik van een haven

1.   Vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen mogen pas een aanvang maken met het aanlanden of overladen of een ander gebruik van de haven nadat de bevoegde autoriteiten van de havenlidstaat daarvoor toestemming hebben gegeven overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1005/2008.

2.   Wanneer een vissersvaartuig van een niet-verdragsluitende partij de haven is binnengevaren, weigeren de lidstaten dat vaartuig het recht op aanlanding, overlading, verwerking en verpakking van visbestanden, alsook op andere havendiensten, waaronder bijtanken, herbevoorrading, onderhoud en droogdokdiensten, indien:

a)

het vaartuig op grond van artikel 45 is geïnspecteerd en uit de inspectie blijkt dat het vaartuig soorten aan boord heeft die onder de aanbevelingen van de NEAFC vallen, tenzij de kapitein van dat vissersvaartuig de bevoegde autoriteiten op bevredigende wijze aantoont dat de vis buiten het gereglementeerde gebied of in overeenstemming met alle desbetreffende NEAFC-aanbevelingen werd gevangen;

b)

de bevestiging overeenkomstig artikel 29 niet wordt verstrekt door de vlaggenstaat van dat vissersvaartuig of de vlaggenstaat of vlaggenstaten van overladende vissersvaartuigen, indien het vaartuig overladingen heeft verricht;

c)

de kapitein van dat vaartuig niet heeft voldaan aan een van de verplichtingen van artikel 24, punten b) tot en met f);

d)

de lidstaten duidelijke bewijzen hebben ontvangen waaruit blijkt dat de visbestanden aan boord in strijd met de geldende voorschriften zijn gevangen in wateren onder de jurisdictie van een verdragsluitende partij, of

e)

de lidstaten over voldoende bewijzen beschikken dat het vaartuig op een andere wijze betrokken is bij IOO-visserijactiviteiten in het verdragsgebied of dergelijke visserijactiviteiten heeft ondersteund.

3.   In het geval van een weigering uit hoofde van lid 2 delen de lidstaten hun beslissing mee aan de kapitein van het vissersvaartuig van de niet-verdragsluitende partij of aan een vertegenwoordiger van de kapitein, aan het NEAFC-secretariaat en in afschrift aan de Commissie en het EFCA.

4.   De lidstaten trekken hun weigering van het gebruik van hun havens door een vissersvaartuig van een niet-verdragsluitende partij slechts in wanneer op bevredigende wijze wordt aangetoond dat de redenen waarom het gebruik was geweigerd inadequaat of onjuist waren of niet meer geldig zijn.

5.   Wanneer een lidstaat uit hoofde van lid 4 zijn weigering heeft ingetrokken, brengt die lidstaat degenen aan wie uit hoofde van lid 3 een mededeling is gestuurd, daarvan onverwijld op de hoogte.

Artikel 47

Optreden tegen vaartuigen die op de NEAFC-lijst van IOO-vaartuigen staan

1.   De lidstaten waarborgen dat vissersvaartuigen die zijn opgenomen op de voorlopige (“A”) of bevestigde (“B”) NEAFC-lijst van schepen die IOO-visserij uitvoeren:

a)

bij het binnenvaren van hun havens worden geïnspecteerd overeenkomstig artikel 45;

b)

geen toestemming krijgen voor aanlanding of overlading in hun havens;

c)

op geen enkele wijze bijstand krijgen of mogen deelnemen aan overladingen of gezamenlijke visserijverrichtingen met vissersvaartuigen, ondersteuningsvaartuigen, bunkervaartuigen, moederschepen en vrachtschepen die onder hun vlag varen, en

d)

geen voorzieningen, brandstof of andere diensten ontvangen.

2.   De punten b), c) en d), van lid 1 zijn niet van toepassing op vaartuigen die zijn opgenomen op de A-lijst van de NEAFC van schepen die IOO-visserij uitvoeren indien de NEAFC de aanbeveling heeft gekregen de betrokken vaartuigen van de A-lijst te schrappen.

3.   In aanvulling op de in lid 1 bedoelde maatregelen nemen de lidstaten de volgende maatregelen ten aanzien van in de B-lijst opgenomen vaartuigen:

a)

zij verbieden deze vaartuigen hun havens binnen te varen en delen dat verbod mee overeenkomstig artikel 44, lid 3;

b)

zij staan niet toe dat aan deze vaartuigen een machtiging wordt afgegeven om te vissen in wateren die onder hun nationale jurisdictie vallen;

c)

zij verbieden het charteren van deze vaartuigen;

d)

zij staan niet toe dat deze vaartuigen onder hun vlag komen te varen;

e)

zij verbieden de invoer van vis die van deze vaartuigen afkomstig is;

f)

zij verbieden importeurs, vervoerders en andere betrokken sectoren om door deze vaartuigen gevangen visproducten over te laden en te verhandelen, en

g)

zij verzamelen en delen alle relevante informatie met andere lidstaten en verdragsluitende partijen dan de Unie of samenwerkende niet-verdragsluitende partijen om vervalste import-/exportcertificaten voor visserijproducten van deze vaartuigen op te sporen, te controleren en te voorkomen.

4.   Lid 1, punt d), en lid 3, punten a) en d), zijn niet van toepassing wanneer het verdragsluitende partijen is toegestaan voorzieningen, brandstof of andere diensten te verstrekken of hun vlag te verlenen aan een vaartuig van de IOO-lijst na een aanbeveling aan de NEAFC op basis van bevredigend bewijs waaruit blijkt dat een vaartuig voor de sloop is bestemd of blijvend wordt ingezet voor andere doeleinden dan visserijactiviteiten.

TITEL III

MAATREGELEN VAN TOEPASSING OP BEPAALDE PELAGISCHE VISSERIJEN

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 48

Toepassingsgebied

Tenzij anders bepaald, is deze titel van toepassing op vissersvaartuigen uit de Unie en vissersvaartuigen uit derde landen die vissen op haring (Clupea harengus), makreel (Scomber scombrus), horsmakreel (Trachurus spp.) en blauwe wijting (Micromesistius poutassou) in de volgende geografische gebieden:

a)

het verdragsgebied, en

b)

de Uniewateren van de Cecaf.

HOOFDSTUK II

PELAGISCHE VISSERIJEN

Artikel 49

Beperkingen op het behandelen en lozen van vangsten voor pelagische vissersvaartuigen

1.   De maximumafstand tussen de staven in de waterafscheider aan boord van pelagische vissersvaartuigen bedraagt 10 mm. De staven worden vastgelast. Als in de waterafscheider geen staven worden gebruikt maar deze is voorzien van gaten, bedraagt de diameter van die gaten ten hoogste 10 mm. De diameter van de gaten in de glijgoten vóór de waterafscheider bedraagt ten hoogste 15 mm.

2.   De kapitein van een pelagisch vissersvaartuig beschikt aan boord te allen tijde over de tekeningen van de installaties voor vangstbehandeling en -lozing. De tekeningen en eventuele wijzigingen daarvan worden gecertificeerd door de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat. De kapitein zendt een exemplaar van de tekeningen en de eventuele wijzigingen daarin aan de bevoegde visserijautoriteiten van de vlaggenlidstaat, die de juistheid van de tekeningen periodiek controleren.

3.   Het is pelagische vissersvaartuigen verboden vis onder de waterlijn van het vaartuig te lozen, ook indien die vis afkomstig is uit buffertanks of tanks met gekoeld zeewater.

4.   Lozingspunten onder de waterlijn worden verzegeld. De vlaggenlidstaten kunnen echter een vismachtiging overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 afgeven waarin wordt toegestaan dat een lozingspunt onder de waterlijn niet is verzegeld, mits:

a)

elk gebruik van het lozingspunt op afstand elektronisch kan worden gemonitord door de controlerende instanties, en

b)

het lozingspunt en de bijbehorende voorzieningen voor elektronische monitoring worden omschreven in de in lid 2 bedoelde gecertificeerde tekeningen.

Artikel 50

Beperkingen op het gebruik van automatische sorteermachines

1.   Op vissersvaartuigen mogen geen machines aan boord zijn of gebruikt worden waarmee haring, makreel, blauwe wijting of horsmakreel automatisch naar grootte kan worden gesorteerd.

2.   In afwijking van lid 1 mogen dergelijke machines aan boord zijn of worden gebruikt mits:

a)

de gehele vangst die legaal aan boord mag worden gehouden in bevroren toestand wordt opgeslagen, de gesorteerde vis onmiddellijk na sortering, verwerking en verpakking wordt bevroren en geen gesorteerde vis in zee wordt teruggezet, behalve bijproducten als afval of koppen, en de machines op zodanige wijze op het vaartuig zijn geïnstalleerd en gesitueerd dat mariene soorten onmiddellijk worden bevroren en niet meer in zee kunnen worden teruggezet;

b)

de sorteermachines aan boord van het vaartuig niet op een energiebron zijn aangesloten en door bevoegde autoriteiten vóór aanvang van de visreis zijn verzegeld, zodat het sorteersysteem niet kan worden gebruikt tot de bevoegde autoriteiten de verzegeling verwijderen;

c)

het vissersvaartuig elektronische systemen voor monitoring op afstand aan boord heeft om na te gaan of de aanlandingsverplichting wordt nageleefd, of

d)

aan boord van het vissersvaartuig een waarnemer aanwezig is die monitort op de naleving van de aanlandingsverplichting.

Artikel 51

Afstandsbepalingen

Kapiteins van vissersvaartuigen verleggen hun verrichtingen naar andere visgronden indien in het gebied waarin zij een visserijverrichting uitvoeren, meer dan 10 % van het levende gewicht van de vangsten van een van de in artikel 48 bedoelde soorten bestaat uit vangsten onder de desbetreffende minimuminstandhoudingsreferentiegrootten.

HOOFDSTUK III

BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN VOOR WEEG- EN VERWERKINGSINSTALLATIES

Artikel 52

Bewaking op afstand

1.   Havenlidstaten dragen er zorg voor dat aanlandingen van meer dan 10 ton in aanlandings- en verwerkingsinstallaties waar per jaar in totaal meer dan 3 000 ton van de in artikel 48 bedoelde soorten wordt gewogen met behulp van camera- en sensortechnologie worden bewaakt. Daartoe maken de lidstaten een lijst openbaar van hun havens die aan die drempels voldoen en waar die vereisten van toepassing zijn.

2.   Deze bewaking heeft betrekking op de aanlandings- en verwerkingsinstallaties en bestrijkt het traject van de aangelande vis tot het punt waarop de weging is voltooid. Dit voorschrift is niet van toepassing tijdens het vervoer van aangelande vangsten naar de verwerkings- en weeginstallatie.

3.   De voor de weging verantwoordelijke persoon:

a)

verzorgt voor de bevoegde autoriteiten een livestream en verleent deze instanties in realtime toegang tot de bewakingsgegevens, en

b)

bewaart de bewakingsgegevens gedurende ten minste zes maanden en ten hoogste drie jaar, en verstrekt de bevoegde autoriteiten desgevraagd een kopie van de bewaarde gegevens.

4.   De overeenkomstig dit artikel verkregen gegevens worden uitsluitend gebruikt voor visserijcontroledoeleinden en worden niet gebruikt voor de herkenning van natuurlijke personen.

TITEL IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 53

Gegevensbeheer, bescherming van persoonsgegevens en vertrouwelijkheid

1.   Persoonsgegevens die nodig zijn voor de toepassing van artikel 7, lid 2, artikel 13, artikel 14, lid 1, artikel 15, lid 1, artikel 16, lid 1, punt d), artikel 17, leden 3, 4 en 5, artikel 20, lid 2, artikel 21, leden 2 tot en met 5, 7 en 8, artikel 22, leden 2 en 3, artikel 23, leden 11 en 12, artikel 24, punten f) en g), artikel 27, leden 1 en 2, artikel 28, leden 1 en 2, artikel 30, leden 3 en 4, artikel 31, lid 5, artikel 33, artikel 34, artikel 35, lid 1, artikel 37, lid 1, artikel 38, lid 1, artikel 39, artikel 40, leden 1 en 3, artikel 42, lid 1, artikel 43, leden 1 en 2, artikel 45, lid 3, artikel 47, leden 1 en 3, artikel 49, leden 2 en 4, artikel 50, lid 2, punten c) en d) en artikel 52 worden door de autoriteiten van de lidstaten, het EFCA en de Commissie verzameld en verwerkt voor de volgende doeleinden:

a)

de naleving van de verplichting om relevante contactpunten te identificeren en visserijgegevens uit te wisselen overeenkomstig de artikelen 7, 8, 13 tot en met 19, 21, 22, 27 tot en met 31, 33, 34, 35, 37 tot en met 40, 42 tot en met 46, 49, 50 en 52 van deze verordening;

b)

de monitoring van vangstmogelijkheden, waaronder de benutting van quota overeenkomstig artikel 18;

c)

validering van gegevens overeenkomstig artikel 17;

d)

monitoring, controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 47, en

e)

onderzoeken in verband met klachten, inbreuken en gerechtelijke of administratieve procedures, overeenkomstig de artikelen 35 tot en met 40 en 42 tot en met 47.

2.   Persoonsgegevens die overeenkomstig deze verordening worden ontvangen, worden niet langer bewaard dan noodzakelijk voor het doel waarvoor ze werden verzameld en in geen geval langer dan vijf jaar na de verzameling, met uitzondering van persoonsgegevens die nodig zijn voor de follow-up van klachten, inbreuken en gerechtelijke of administratieve procedures, die mogen worden bewaard tot het eind van de desbetreffende procedure, administratieve of gerechtelijke procedure of de tijd die nodig is voor de oplegging van sancties. Indien de informatie langer wordt bewaard, worden de gegevens geanonimiseerd.

3.   De autoriteiten van de lidstaten worden beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken als gedefinieerd in artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679 voor de verwerking van persoonsgegevens die zij op grond van deze verordening verzamelen en doorzenden.

4.   De Commissie en het EFCA worden elk beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke als gedefinieerd in artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725 voor de verwerking van persoonsgegevens die zij op grond van deze verordening verzamelen en doorzenden.

5.   In aanvulling op de verplichtingen van de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 dienen de autoriteiten van de lidstaten, het EFCA en de Commissie elk:

a)

een vertrouwelijke behandeling te waarborgen bij de doorgifte en de ontvangst van elektronische gegevens;

b)

de noodzakelijke maatregelen te treffen om te voldoen aan de bepalingen met betrekking tot geheimhouding en beveiliging uit door de NEAFC goedgekeurde aanbevelingen, waaronder passende coderingsprotocollen om geheimhouding en echtheid te waarborgen;

c)

indien nodig op verzoek van het NEAFC-secretariaat elektronische meldingen of berichten recht te zetten of te wissen indien deze zijn verwerkt op een wijze die niet met deze verordening in overeenstemming is;

d)

te waarborgen dat elektronische gegevens uitsluitend worden opgeslagen en gebruikt ten behoeve van monitoring, controle, inspectie en handhaving of andere in deze verordening omschreven doeleinden, en

e)

te waarborgen dat bij doorzending van elektronische gegevens in alle gevallen wordt gebruikgemaakt van systemen voor gegevenscommunicatie die uitvoerig zijn beproefd met het NEAFC-secretariaat.

6.   De autoriteiten van de lidstaten, het EFCA en de Commissie waarborgen elk de beveiliging van de verwerking van persoonsgegevens met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die plaatsvindt voor de toepassing van deze verordening, waaronder de verwerking van persoonsgegevens door de autoriteiten die toegang hebben tot de desbetreffende visserijgegevensbestanden. Met name treffen zij de noodzakelijke maatregelen, waaronder een bedrijfscontinuïteitsplan en maatregelen voor de naleving van de door de NEAFC in Aanbeveling 08:2014 aangenomen richtsnoeren en voorwaarden voor het managementsysteem voor informatiebeveiliging, teneinde:

a)

de gegevens fysiek te beschermen, onder andere door middel van noodplannen voor de bescherming van kritieke infrastructuur;

b)

te voorkomen dat onbevoegden de gegevensdragers lezen, kopiëren, wijzigen of verwijderen;

c)

te voorkomen dat gegevens onrechtmatig worden ingevoerd en dat opgeslagen persoonsgegevens onrechtmatig worden ingezien, gewijzigd of verwijderd;

d)

te voorkomen dat gegevens onrechtmatig worden verwerkt, gekopieerd, gewijzigd of gewist;

e)

erop toe te zien dat personen die toestemming hebben voor toegang tot de relevante visserijgegevensbestanden, uitsluitend toegang hebben tot de gegevens waarop hun toegangsbevoegdheid betrekking heeft, en uitsluitend door middel van persoonlijke gebruikersidentiteiten en geheime toegangsprocedures;

f)

te waarborgen dat het mogelijk is om te verifiëren en te bepalen naar welke instanties persoonsgegevens mogen worden doorgestuurd en welke gegevens wanneer, door wie en voor welk doel werden verwerkt in de relevante visserijgegevensbestanden;

g)

te voorkomen, in het bijzonder door middel van passende versleutelingstechnieken, dat bij de doorgifte van persoonsgegevens vanuit en naar de relevante visserijgegevensbestanden of gedurende het transport van gegevensdragers persoonsgegevens onrechtmatig worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd, en

h)

de doelmatigheid van de in dit lid bedoelde beveiligingsmaatregelen te monitoren, en met betrekking tot de interne monitoring de nodige organisatorische maatregelen te nemen om te waarborgen dat deze verordening wordt nageleefd.

7.   De verplichtingen van artikel 113 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad zijn van toepassing op de gegevens die in het kader van deze verordening worden verzameld en ontvangen.

Artikel 54

Procedure voor wijzigingen

1.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde NEAFC-maatregelen te implementeren tot wijziging van:

a)

de procedures voor de kennisgeving van contactpunten als bedoeld in artikel 7, leden 1, 2 en 3;

b)

de procedures voor het verzenden van kennisgevingen en machtigingen van vissersvaartuigen uit artikel 8, leden 1 en 2;

c)

de voorschriften voor opslagplattegronden van artikel 13, lid 3, punt b);

d)

de procedures voor het meedelen van overladingen van artikel 15, leden 1, 2 en 3;

e)

de procedures voor mededelingen aan het NEAFC-secretariaat van artikel 17, leden 1 en 8;

f)

de procedures voor de melding van de totale vangst en visserijinspanning als bedoeld in artikel 18;

g)

de procedures voor de kennisgeving van de inzet van inspectievaartuigen en -vliegtuigen uit artikel 21, lid 7;

h)

de bewakingsprocedure zoals bepaald in artikel 22;

i)

de procedures voor de kennisgeving van inbreuken zoals bepaald in artikel 34, leden 2 en 3;

j)

de lijst van gereglementeerde bestanden zoals bepaald in bijlage I;

k)

de lijst van KME-indicatorsoorten zoals bepaald in bijlage II;

l)

de coördinaten van de bestaande bodemvisserijgebieden zoals bepaald in bijlage III;

m)

de technische maatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied uit bijlage IV;

n)

de gegevenselementen van de berichten uit bijlage V;

o)

de gegevenselementen van het productielogboek uit bijlage VI;

p)

de lijst met productvormcodes, type verpakking, type container en type verwerking als omschreven in bijlage VII;

q)

de gegevenselementen van het elektronische visserijlogboek, de overlading en de haven van aanlanding als omschreven in bijlage VIII;

r)

het model voor de verzending van gegevens en de gegevenselementen van bijlage XI;

s)

de FMC-markeringsprocedure van bijlage XII;

t)

de gegevenselementen voor de kennisgeving van inspecteurs- en inspectieplatforms van bijlage XIV;

u)

de gegevenselementen voor de kennisgeving van bewakingsactiviteiten van bijlage XVI;

v)

de gegevenselementen voor de doorgifte van bewakings- en waarnemingsverslagen van bijlage XVII;

w)

de modellen voor inspectieverslagen van de bijlagen XVIII en XXIII;

x)

de voorschriften voor de constructie en het gebruik van loodsladders van bijlage XIX;

y)

de gegevenselementen voor de kennisgeving van de aanwijzing van havens van bijlage XX, en

z)

het model voor de havenstaatcontroleformulieren van bijlage XXI.

2.   Wijzigingen overeenkomstig lid 1 beperken zich strikt tot de implementatie van maatregelen tot wijziging of aanvulling van de NEAFC-regeling en andere aanbevelingen van de NEAFC.

3.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 55 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van titel III teneinde deze aan te passen aan maatregelen die door de Unie en andere kuststaten van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan zijn bekrachtigd, zoals opgenomen in goedgekeurde vergaderingsnotulen, tijdens raadplegingen in verband met de in artikel 48 bedoelde visserijcontroles, of die in het kader van de NEAFC zijn vastgesteld, betreffende:

a)

de beperkingen voor pelagische vaartuigen bij het behandelen en lozen van vangsten als bedoeld in artikel 49;

b)

de afwijkingen van het verbod op het gebruik van automatische sorteermachines als omschreven in artikel 50, lid 2;

c)

de afstandsbepalingen als bedoeld in artikel 51, en

d)

de drempels als bedoeld in artikel 52.

4.   Wijzigingen overeenkomstig lid 3 beperken zich strikt tot de implementatie van maatregelen tot wijziging of aanvulling van de controle van de in artikel 48 bedoelde visserijen:

a)

die door de Unie en andere kuststaten van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan zijn bekrachtigd, of

b)

die in het kader van de NEAFC zijn vastgesteld en die bindend zijn voor de Unie.

Artikel 55

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 54 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar die ingaat op 1 december 2023. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 54 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van artikel 54 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 56

Wijziging van andere verordeningen

1.   In Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden de artikelen 54 ter en 54 quater geschrapt.

2.   In Verordening (EU) 2019/1241 worden artikel 5, punt h), hoofdstuk VI en bijlage XII geschrapt.

Artikel 57

Intrekkingen

1.   De Verordeningen (EEG) nr. 1899/85, (EEG) nr. 1638/87 en (EU) nr. 1236/2010 worden ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 58

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 49, lid 4, en artikel 52 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2026.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 18 september 2024.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

BÓKA J.


(1)   PB C, C/2023/871, 8.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/871/oj.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 10 april 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 juli 2024.

(3)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(4)  Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).

(5)  Besluit 98/414/EG van de Raad van 8 juni 1998 inzake de bekrachtiging door de Europese Gemeenschap van de overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 189 van 3.7.1998, blz. 14).

(6)  Besluit 81/608/EEG van de Raad van 13 juli 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 227 van 12.8.1981, blz. 21).

(7)  Besluit 2009/550/EG van de Raad van 5 maart 2009 betreffende de goedkeuring van wijzigingen van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan die de instelling van procedures voor de regeling van geschillen, de uitbreiding van de werkingssfeer van het verdrag en een herziening van de doelstellingen van het verdrag mogelijk maken (PB L 184 van 16.7.2009, blz. 12).

(8)  Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).

(9)  Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan valt en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad (PB L 348 van 31.12.2010, blz. 17).

(10)  Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004 (PB L 247 van 13.7.2021, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(13)  Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).

(14)  Verordening (EEG) nr. 1899/85 van de Raad van 8 juli 1985 houdende vaststelling van een minimummaaswijdte voor het vissen op lodde in het gedeelte van het onder de toepassing van het Verdrag inzake de toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan vallende gebied dat buiten de onder de visserijjurisdictie van de verdragsluitende partijen begrepen maritieme wateren is gelegen (PB L 179 van 11.7.1985, blz. 2).

(15)  Verordening (EEG) nr. 1638/87 van de Raad van 9 juni 1987 tot vaststelling van de minimummaaswijdte voor pelagische trawlnetten waarmee op blauwe wijting wordt gevist in het onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan vallende gebied buiten de maritieme wateren die vallen onder de jurisdictie op visserijgebied van de partijen bij dat Verdrag (PB L 153 van 13.6.1987, blz. 7).

(16)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(17)  Verordening (EG) nr. 216/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 1).

(18)  Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).

(19)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

(20)   PB L 227 van 12.8.1981, blz. 22.

(21)  Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende het Europees Bureau voor visserijcontrole (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 18).

(22)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie van 6 februari 2017 inzake het vissersvlootregister van de Unie (PB L 34 van 9.2.2017, blz. 9).

(23)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).

(24)  Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116).

(25)   PB L 191 van 22.7.2011, blz. 3.

(26)   PB L 75 van 19.3.2015, blz. 4.


BIJLAGE I

GEREGLEMENTEERDE BESTANDEN

1.   Pelagische en oceaansoorten

Bestand (gangbare naam)

FAO-code

Wetenschappelijke naam

ICES-deelgebieden en -sectoren

Roodbaars

REB

Sebastes mentella

1, 2, 5, 12, 14

Noorse lentepaaiende haring (Atlantisch-Scandinavische)

HER

Clupea harengus

1, 2, 4a, 5, 14

Blauwe wijting

WHB

Micromesistius poutassou

1-9, 12, 14

Makreel

MAC

Scomber scombrus

1-8, 9a, 12, 14

Lodde

CAP

Mallotus villosus

1, 2, 5, 14

Horsmakreel

HOM

Trachurus trachurus

2a, 4a, 5b, 6a, 7a-c en e-k, 8

2.   Diepzeesoorten

Bestand (gangbare naam)

FAO-code

Wetenschappelijke naam

ICES-deelgebieden

Gladkop

ALC

Alepocephalus bairdii

1-14

Risso’s gladkopvis

PHO

Alepocephalus rostratus

1-14

Blauwe diepzeekabeljauw

ANT

Antimora rostrata

1-14

Zwarte haarstaartvis

BSF

Aphanopus carbo

1-14

IJslandse hondshaai

API

Apristurus spp.

1-14

Zilversmelt

ARG

Argentina spp.

1-14

Grote zilvervis

ARU

Argentina silus

1-14

Beryciden n.e.g.

ALF

Beryx spp.

1-14

Lom

USK

Brosme brosme

1-14

Ruwe zwelghaai

GUP

Centrophorus granulosus

1-14

Schubzwelghaai

GUQ

Centrophorus squamosus

1-14

Zwarte lantaarnhaai

CFB

Centroscyllium fabricii

1-14

Portugese ijshaai

CYO

Centroscymnus coelolepis

1-14

Langsnuitijshaai

CYP

Centroscymnus crepidater

1-14

Rode diepzeekrab

KEF

Chaceon (Geryon) affinis

1-14

Engelse poon

GUR

Chelidonichthys cuculus

1-14

Draakvis (zeerat)

CMO

Chimaera monstrosa

1-14

“Opal chimaera”

WCH

Chimaera opalescens

1-14

Franjehaai

HXC

Chlamydoselachus anguineus

1-14

Kongeraal

COE

Conger conger

1-14

Rondneusgrenadier

RNG

Coryphaenoides rupestris

1-14

Zwarte haai

SCK

Dalatias licha

1-14

Spitssnuitsnavelhaai

DCA

Deania calcea

1-14

Zwarte kardinaalvis

EPI

Epigonus telescopus

1-14

Lantaarnhaaien n.e.g.

SHL

Etmopterus spp.

1-14

Grote lantaarnhaai

ETR

Etmopterus princeps

1-14

Zwarte doornhaai

ETX

Etmopterus spinax

1-14

Kabeljauw

COD

Gadus morhua

1-14

Zwartmondhondshaai

SHO

Galeus melastomus

1-14

Muiskathaai

GAM

Galeus murinus

1-14

Kleinstekeldraakvis

HCH

Harriotta haeckeli

1-14

Smalsnuitdraakvis

HCR

Harriotta raleighana

1-14

Blauwkeeltje

BRF

Helicolenus dactylopterus

1-14

Stompsnuitzeskieuwshaai

SBL

Hexanchus griseus

1-14

Atlantische slijmkop

ORY

Hoplostethus atlanticus

1-14

Middellandse Zeeslijmkop

HPR

Hoplostethus mediterraneus

1-14

Kleinoogdraakvis

CYA

Hydrolagus affinis

1-14

“Large-eyed rabbit fish (Ratfish)”

CYH

Hydrolagus mirabilis

1-14

Portugese draakvis

KXA

Hydrolagus lusitanicus

1-14

“Pale chimaera”

CYZ

Hydrolagus pallidus

1-14

Zilveren degenvis

SFS

Lepidopus caudatus

1-14

Scharretong

LEZ

Lepidorhombus spp.

1-14

“Greater eelpout”

LXK

Lycodes esmarkii

1-14

Noordelijke grenadiervis

RHG

Macrourus berglax

1-14

Wijting

WHG

Merlangius merlangus

1-14

Schelvis

HAD

Melanogrammus aeglefinus

1-14

Heek

HKE

Merluccius merluccius

1-14

Blauwe leng

BLI

Molva dypterygia

1-14

Leng

LIN

Molva molva

1-14

Diepzeekabeljauw

RIB

Mora moro

1-14

Zeilvinruwhaai

OXN

Oxynotus paradoxus

1-14

Rode zeebrasem

SBR

Pagellus bogaraveo

1-14

Noordse garnaal

PRA

Pandalus borealis

1-14

Gaffelkabeljauw n.e.g.

FOX

Phycis spp.

1-14

Gaffelkabeljauw

GFB

Phycis blennoides

1-14

Zwarte koolvis

POK

Pollachius virens

1-14

Wrakbaars

WRF

Polyprion americanus

1-14

Fylla’s rog

RJY

Rajella fyllae

1-14

Arctische rog

RJG

Amblyraja hyperborea

1-14

Noorse rog

JAD

Dipturus nidarosiensis

1-14

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot

GHL

Reinhardtius hippoglossoides

1-14

Atlantische speersnuitdraakvis

RCT

Rhinochimaera atlantica

1-14

Mestandijshaai

SYR

Scymnodon ringens

1-14

Roodbaars

REG

Sebastes norvegicus

1-14

Kleine roodbaars

SFV

Sebastes viviparus

1-14

Groenlandse haai

GSK

Somniosus microcephalus

1-14

“Spiny (Deep-sea) scorpionfish”

TJX

Trachyscorpia cristulata

1-14

Ruwsnuitgrenadiervis

TSU

Trachyrincus scabrus

1-14

Grenadiervissen

RTX

Macrouridae

1-14

Puitaal

ELP

Zoarces viviparus

1-14

3.   Overige gereglementeerde bestanden

Bestand (gangbare naam)

FAO-code

Wetenschappelijke naam

ICES-deelgebieden

Haringhaai (neushaai) (1)

POR

Lamna nasus

1-14

Doornhaai (stekelhaai)

DGS

Squalus acanthias

1-14

Reuzenhaai (1)

BSK

Cetorhinus maximus

1-14


(1)  Zolang de aanbevelingen van de NEAFC voor deze bestanden van kracht zijn.


BIJLAGE II

KME-INDICATORSOORTEN

Hieronder volgt een lijst van zeven habitattypen en fysieke elementen voor het gereglementeerde gebied, met de taxa die het hoogstwaarschijnlijk in deze habitats worden aangetroffen en die als KME-indicatoren moeten worden beschouwd.

KME-habitattype

Representatieve taxa

1.

Koudwaterkoraalrif

 

a)

Lophelia pertusarif

b)

Solenosmilia variabilisrif

Lophelia pertusa

Solenosmilia variabilis

2.

Koraaltuin

 

a)

Tuin op harde ondergrond

 

 

i)

Gorgoonkoraal- en zwartkoraaltuinen op harde ondergrond

Anthothelidae

Chrysogorgiidae

Isididae, Keratoisidinae

Plexauridae

Acanthogorgiidae

Coralliidae

Paragorgiidae

Primnoidae

Schizopathidae

 

 

ii)

Kolonievormende scleractinia op rotsachtige dagzomen

Lophelia pertusa

Solenosmilia variabilis

 

 

iii)

Scleractinia-aggregaties die geen rif vormen

Enallopsammia rostrata

Madrepora oculata

 

b)

Koraaltuinen op zachte ondergrond

 

 

i)

Gorgoonkoraal- en zwartkoraaltuinen op zachte ondergrond

Chrysogorgiidae

 

 

ii)

Bekerkoraalvelden

Caryophylliidae

Flabellidae

 

 

iii)

Pocillopora-meandrinavelden

Nephtheidae

3.

Aggregaties van diepzeesponzen

Aggregaties van andere sponssoorten

Geodiidae

Ancorinidae

Pachastrellidae

Sponzentuin op harde ondergrond

Axinellidae

Mycalidae

Polymastiidae

Tetillidae

Gemeenschappen van glassponzen

Rossellidae

Pheronematidae

Velden van zeeveren

Anthoptilidae

Pennatulidae

Funiculinidae

Halipteridae

Kophobelemnidae

Protoptilidae

Umbellulidae

Vigulariidae

Afzettingen van kokeranemonen

Cerianthidae

Boven modder en zand uitstekende fauna

Bourgetcrinidae

Antedontidae

Hyocrinidae

Xenophyophora

Syringamminidae

Afzettingen van mosdiertjes

 


Fysieke elementen

Toelichting

Geïsoleerde onderzeese bergen

Onderzeese bergen die geen onderdeel zijn van de mid-Atlantische rug

Steile hellingen en pieken op mid-oceanische ruggen

Steile hellingen en pieken ondersteunen koraaltuinen en andere KME-soorten met een hoge dichtheid

“Knolls” (terpen)

Een typografisch element dat minder dan 1 000  meter boven de zeebodem uitsteekt

Canyonachtige elementen

Een kenmerk van een “stroomgebied” met steile wanden dat niet noodzakelijkerwijs samenhangt met de rand van een plat, eiland of oever

Steile flanken > 6,4 o

Uit NAFO SCR Doc. 11/73


BIJLAGE III

BESTAANDE BODEMVISSERIJGEBIEDEN

1.   Bestaand visserijgebied: coördinaten van de Hatton Bank (HAR 1-5)

HAR 1

HAR 1

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

60,0557

-14,2048

60o 03,34 ′

-14o 12,29 ′

2

59,6708

-14,0275

59o 40,25 ′

-14o 01,65 ′

3

59,5262

-14,2562

59o 31,57 ′

-14o 15,37 ′

4

59,3197

-14,6393

59o 19,18 ′

-14o 38,36 ′

5

59,2495

-14,8738

59o 14,97 ′

-14o 52,43 ′

6

59,1178

-14,9539

59o 07,07 ′

-14o 57,23 ′

7

59,0620

-15,7430

59o 03,72 ′

-15o 44,58 ′

8

58,9765

-15,9202

58o 58,59 ′

-15o 55,21 ′

9

59,0620

-16,3034

59o 03,72 ′

-16o 18,20 ′

10

59,2992

-16,5207

59o 17,95 ′

-16o 31,24 ′

11

59,6160

-16,5207

59o 36,96 ′

-16o 31,24 ′

12

59,6160

-15,4456

59o 36,96 ′

-15o 26,74 ′

13

59,8005

-14,8280

59o 48,03 ′

-14o 49,68 ′

14

60,0670

-14,3420

60o 04,02 ′

-14o 20,52 ′

15

60,0557

-14,2048

60o 03,34 ′

-14o 12,29 ′


HAR 2

HAR 2

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

59,6998

-16,7094

59o 41,99 ′

-16o 42,56 ′

2

59,2496

-16,8066

59o 14,97 ′

-16o 48,39 ′

3

59,1530

-17,4699

59o 09,18 ′

-17o 28,19 ′

4

58,9913

-17,3384

58o 59,48 ′

-17o 20,30 ′

5

59,0884

-16,9552

59o 05,30 ′

-16o 57,31 ′

6

58,9618

-16,7094

58o 57,71 ′

-16o 42,56 ′

7

58,4600

-17,4584

58o 27,60 ′

-17o 27,51 ′

8

58,1897

-17,5156

58o 11,38 ′

-17o 30,94 ′

9

58,0901

-17,2297

58o 05,41 ′

-17o 13,78 ′

10

57,9720

-17,2412

57o 58,32 ′

-17o 14,47 ′

11

57,9144

-17,1039

57o 54,86 ′

-17o 06,23 ′

12

57,8292

-17,0925

57o 49,75 ′

-17o 05,55 ′

13

57,5511

-17,7844

57o 33,07 ′

-17o 47,06 ′

14

57,4928

-18,2075

57o 29,57 ′

-18o 12,45 ′

15

57,2955

-18,4935

57o 17,73 ′

-18o 29,61 ′

16

57,2151

-18,8194

57o 12,91 ′

-18o 49,16 ′

17

57,0662

-19,3512

57o 03,97 ′

-19o 21,07 ′

18

56,4992

-19,5399

56o 29,95 ′

-19o 32,39 ′

19

56,6127

-20,0202

56o 36,76 ′

-20o 01,21 ′

20

56,3791

-20,4377

56o 22,75 ′

-20o 26,26 ′

21

56,3791

-20,6435

56o 22,75 ′

-20o 38,61 ′

22

56,4992

-20,8494

56o 29,95 ′

-20o 50,96 ′

23

56,6190

-20,8494

56o 37,14 ′

-20o 50,96 ′

24

56,8354

-20,4262

56o 50,13 ′

-20o 25,57 ′

25

57,2368

-20,5635

57o 14,21 ′

-20o 33,81 ′

26

57,5818

-20,5635

57o 34,91 ′

-20o 33,81 ′

27

57,8566

-20,1803

57o 51,40 ′

-20o 10,82 ′

28

57,9235

-19,8830

57o 55,41 ′

-19o 52,98 ′

29

58,4809

-19,2425

58o 28,85 ′

-19o 14,55 ′

30

58,6806

-19,2826

58o 40,84 ′

-19o 16,95 ′

31

58,9766

-18,9967

58o 58,59 ′

-18o 59,80 ′

32

59,2145

-18,2876

59o 12,87 ′

-18o 17,26 ′

33

59,2700

-17,9216

59o 16,20 ′

-17o 55,30 ′

34

59,5001

-17,6643

59o 30,01 ′

-17o 39,86 ′

35

59,6998

-16,7094

59o 41,99 ′

-16o 42,56 ′


HAR 3

HAR 3

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

54,9406

-17,2011

54o 56,44 ′

-17o 12,07 ′

2

54,5810

-18,0303

54o 34,86 ′

-18o 01,82 ′

3

54,4083

-18,3962

54o 24,50 ′

-18o 23,77 ′

4

54,4781

-19,0538

54o 28,69 ′

-19o 03,23 ′

5

54,4150

-19,3112

54o 24,90 ′

-19o 18,67 ′

6

53,9767

-19,9516

53o 58,60 ′

-19o 57,10 ′

7

54,1847

-20,1289

54o 11,08 ′

-20o 07,73 ′

8

54,3350

-20,1003

54o 20,10 ′

-20o 06,02 ′

9

54,6373

-19,3912

54o 38,24 ′

-19o 23,47 ′

10

54,9800

-19,2540

54o 58,80 ′

-19o 15,24 ′

11

55,0685

-18,7393

55o 04,11 ′

-18o 44,36 ′

12

55,4303

-18,6822

55o 25,82 ′

-18o 40,93 ′

13

55,4076

-18,4134

55o 24,46 ′

-18o 24,80 ′

14

55,1438

-17,7730

55o 08,63 ′

-17o 46,38 ′

15

54,9505

-18,0303

54o 57,03 ′

-18o 01,82 ′

16

54,9800

-17,1325

54o 58,80 ′

-17o 07,95 ′

17

54,9406

-17,2011

54o 56,44 ′

-17o 12,07 ′


HAR 4

HAR 4

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

58,4869

-14,7537

58o 29,21 ′

-14o 45,22 ′

2

58,0659

-14,7766

58o 03,96 ′

-14o 46,59 ′

3

57,4928

-14,6851

57o 29,57 ′

-14o 41,11 ′

4

56,9385

-14,5479

56o 56,31 ′

-14o 32,87 ′

5

56,5812

-14,3020

56o 34,87 ′

-14o 18,12 ′

6

55,5696

-15,4571

55o 34,18 ′

-15o 27,42 ′

7

55,5146

-15,7887

55o 30,88 ′

-15o 47,32 ′

8

55,3914

-15,9488

55o 23,48 ′

-15o 56,93 ′

9

55,2116

-16,7523

55o 12,69 ′

-16o 45,14 ′

10

55,2884

-16,8972

55o 17,30 ′

-16o 53,83 ′

11

55,4329

-16,8667

55o 25,98 ′

-16o 52,00 ′

12

55,5223

-16,6862

55o 31,34 ′

-16o 41,17 ′

13

55,5081

-17,5842

55o 30,49 ′

-17o 35,05 ′

14

55,5656

-17,6744

55o 33,94 ′

-17o 40,46 ′

15

55,2221

-18,0232

55o 13,32 ′

-18o 01,39 ′

16

55,3183

-18,2793

55o 19,10 ′

-18o 16,76 ′

17

55,6856

-17,9905

55o 41,14 ′

-17o 59,43 ′

18

55,7960

-17,8706

55o 47,76 ′

-17o 52,23 ′

19

56,4973

-17,7834

56o 29,84 ′

-17o 47,00 ′

20

56,5994

-17,8215

56o 35,97 ′

-17o 49,29 ′

21

56,6983

-17,6308

56o 41,90 ′

-17o 37,85 ′

22

56,7509

-17,3955

56o 45,05 ′

-17o 23,73 ′

23

56,8948

-17,1325

56o 53,69 ′

-17o 07,95 ′

24

56,9167

-16,7780

56o 55,00 ′

-16o 46,68 ′

25

57,1904

-16,7094

57o 11,42 ′

-16o 42,56 ′

26

57,1532

-15,7887

57o 09,19 ′

-15o 47,32 ′

27

57,2708

-15,3942

57o 16,25 ′

-15o 23,65 ′

28

57,6188

-15,3054

57o 37,13 ′

-15o 18,32 ′

29

57,8415

-15,3104

57o 50,49 ′

-15o 18,63 ′

30

57,9537

-15,4859

57o 57,22 ′

-15o 29,15 ′

31

58,0668

-15,4376

58o 04,01 ′

-15o 26,26 ′

32

58,2131

-15,4859

58o 12,79 ′

-15o 29,15 ′

33

58,3882

-15,2392

58o 23,29 ′

-15o 14,35 ′

34

58,3628

-15,1350

58o 21,77 ′

-15o 08,10 ′

35

58,5018

-14,9024

58o 30,11 ′

-14o 54,14 ′

36

58,4869

-14,7537

58o 29,21 ′

-14o 45,22 ′


HAR 5

HAR 5

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

55,8531

-19,9630

55o 51,19 ′

-19o 57,78 ′

2

55,4368

-19,7457

55o 26,21 ′

-19o 44,74 ′

3

55,3361

-20,2375

55o 20,17 ′

-20o 14,25 ′

4

55,4855

-20,7236

55o 29,13 ′

-20o 43,41 ′

5

55,7856

-20,4548

55o 47,14 ′

-20o 27,29 ′

6

55,8531

-19,9630

55o 51,19 ′

-19o 57,78 ′

2.   Bestaand visserijgebied: coördinaten van de Josephine Seamount (JOS 1)

JOS 1

JOS 1

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

37,0621

-14,1703

37o 03,73 ′

-14o 10,22 ′

2

36,7150

-14,1044

36o 42,90 ′

-14o 06,26 ′

3

36,5521

-14,1854

36o 33,12 ′

-14o 11,13 ′

4

36,5622

-14,2668

36o 33,73 ′

-14o 16,01 ′

5

36,7029

-14,5385

36o 42,17 ′

-14o 32,31 ′

6

36,8795

-14,5560

36o 52,77 ′

-14o 33,36 ′

7

37,0560

-14,2415

37o 03,36 ′

-14o 14,49 ′

8

37,0621

-14,1703

37o 03,73 ′

-14o 10,22 ′

3.   Bestaand visserijgebied: coördinaten van de mid-Atlantische rug (MAR 1-5)

MAR 1

MAR 1

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

57,1717

-33,3419

57o 10,30 ′

-33o 20,51 ′

2

57,0976

-33,1241

57o 05,85 ′

-33o 07,45 ′

3

56,7293

-33,4885

56o 43,76 ′

-33o 29,31 ′

4

56,4943

-33,5696

56o 29,66 ′

-33o 34,18 ′

5

56,3731

-34,0165

56o 22,39 ′

-34o 00,99 ′

6

56,5289

-34,2443

56o 31,73 ′

-34o 14,66 ′

7

56,7449

-34,1446

56o 44,69 ′

-34o 08,68 ′

8

57,1517

-33,5070

57o 09,10 ′

-33o 30,42 ′

9

57,1717

-33,3419

57o 10,30 ′

-33o 20,51 ′


MAR 2

MAR 2

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

44,7495

-25,2187

44o 44,97 ′

-25o 13,12 ′

2

44,4873

-24,9684

44o 29,24 ′

-24o 58,10 ′

3

44,3749

-25,2867

44o 22,50 ′

-25o 17,20 ′

4

44,5689

-25,4261

44o 34,13 ′

-25o 25,57 ′

5

44,7977

-25,3331

44o 47,86 ′

-25o 19,99 ′

6

44,7495

-25,2187

44o 44,97 ′

-25o 13,12 ′


MAR 3

MAR 3

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

45,6840

-27,2571

45o 41,04 ′

-27o 15,42 ′

2

45,4763

-27,1426

45o 28,58 ′

-27o 08,56 ′

3

45,4286

-27,4180

45o 25,72 ′

-27o 25,08 ′

4

45,2023

-27,6218

45o 12,14 ′

-27o 37,31 ′

5

45,1872

-27,7613

45o 11,23 ′

-27o 45,68 ′

6

45,4913

-27,8757

45o 29,48 ′

-27o 52,54 ′

7

45,6690

-27,6683

45o 40,14 ′

-27o 40,10 ′

8

45,6690

-27,2571

45o 40,14 ′

-27o 15,42 ′

9

45,6840

-27,2571

45o 41,04 ′

-27o 15,42 ′


MAR 4

MAR 4

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

46,3844

-27,6218

46o 23,06 ′

-27o 37,31 ′

2

46,0528

-27,6469

46o 03,17 ′

-27o 38,81 ′

3

46,0528

-27,9186

46o 03,17 ′

-27o 55,12 ′

4

46,3992

-27,9186

46o 23,95 ′

-27o 55,12 ′

5

46,3992

-27,6683

46o 23,95 ′

-27o 40,10 ′

6

46,3844

-27,6218

46o 23,06 ′

-27o 37,31 ′


MAR 5

MAR 5

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

47,5556

-27,4395

47o 33,34 ′

-27o 26,37 ′

2

47,2919

-27,3036

47o 17,51 ′

-27o 18,21 ′

3

47,2919

-27,8042

47o 17,51 ′

-27o 48,25 ′

4

47,4638

-27,9437

47o 27,83 ′

-27o 56,62 ′

5

47,7243

-27,8042

47o 43,46 ′

-27o 48,25 ′

6

47,5556

-27,4859

47o 33,34 ′

-27o 29,16 ′

7

47,5556

-27,4395

47o 33,34 ′

-27o 26,37 ′

4.   Bestaand visserijgebied: coördinaten van de Barentszzee (BAR 1)

BAR 1

BAR 1

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

74,1356

41,0604

74o 08,14 ′

41o 03,62 ′

2

73,7439

41,3600

73o 44,63 ′

41o 21,60 ′

3

73,4273

41,0317

73o 25,64 ′

41o 01,90 ′

4

73,1143

40,7075

73o 06,86 ′

40o 42,45 ′

5

72,6406

40,5967

72o 38,44 ′

40o 35,80 ′

6

72,1881

40,5433

72o 11,29 ′

40o 32,60 ′

7

72,2545

39,7799

72o 15,27 ′

39o 46,79 ′

8

72,6810

38,8237

72o 40,86 ′

38o 49,42 ′

9

73,0749

37,6254

73o 04,49 ′

37o 37,52 ′

10

73,3730

36,6445

73o 22,38 ′

36o 38,67 ′

11

73,6367

35,3640

73o 38,20 ′

35o 21,84 ′

12

73,9028

34,1123

73o 54,17 ′

34o 06,74 ′

13

73,9778

33,7019

73o 58,67 ′

33o 42,11 ′

14

74,2908

35,0644

74o 17,45 ′

35o 03,86 ′

15

74,5760

36,0207

74o 34,56 ′

36o 01,24 ′

16

74,9065

36,9441

74o 54,39 ′

36o 56,65 ′

17

74,9377

37,0000

74o 56,26 ′

37o 00,00 ′

18

75,1947

37,0000

75o 11,68 ′

37o 00,00 ′

19

75,5264

37,5368

75o 31,58 ′

37o 32,21 ′

20

75,8002

38,0000

75o 48,01 ′

38o 00,00 ′

21

77,3222

38,0000

77o 19,33 ′

38o 00,00 ′

22

77,1900

39,0197

77o 11,40 ′

39o 01,18 ′

23

77,0770

40,1494

77o 04,62 ′

40o 08,96 ′

24

76,9570

41,5452

76o 57,42 ′

41o 32,71 ′

25

76,8570

42,9472

76o 51,42 ′

42o 56,83 ′

26

76,8138

43,9780

76o 48,828 ′

43o 58,68 ′

27

76,6350

43,6305

76o 38,10 ′

43o 37,83 ′

28

76,3275

43,2220

76o 19,65 ′

43o 13,32 ′

29

76,1361

43,0563

76o 08,16 ′

43o 03,37 ′

30

76,0200

42,0669

76o 01,20 ′

42o 04,01 ′

31

75,5715

42,1034

75o 34,29 ′

42o 06,20 ′

32

75,0994

39,5952

75o 05,96 ′

39o 35,71 ′

33

74,1356

41,0604

74o 08,14 ′

41o 03,62 ′

5.   Bestaand visserijgebied: coördinaten van de Reykjanesrug

Reykjanesrug

 

Breedtegr.

Lengtegr.

BREEDTEGR.

LENGTEGR.

1

60,9844

-27,0000

60o 59,07 ′

-27o 00,00 ′

2

60,8811

-27,4432

60o 52,86 ′

-27o 26,59 ′

3

60,8893

-27,6897

60o 53,36 ′

-27o 41,38 ′

4

60,9592

-27,8432

60o 57,55 ′

-27o 50,59 ′

5

61,0295

-27,7756

61o 01,77 ′

-27o 46,53 ′

6

61,1569

-28,0560

61o 09,41 ′

-28o 03,36 ′

7

61,1901

-28,0221

61o 11,41 ′

-28o 01,33 ′

8

60,9844

-27,0000

60o 59,07 ′

-27o 00,00 ′


BIJLAGE IV

TECHNISCHE MAATREGELEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN IN HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED

1.   Aanlandingsverplichting

Het is verboden om vangsten van de onderstaande soorten uit het gereglementeerde gebied terug te gooien of vrij te laten:

a)

soorten vermeld in afdeling 1 van bijlage I,

b)

schelvis,

c)

kabeljauw,

d)

wijting,

e)

koolvis in ICES-deelgebieden 3-14,

f)

zeeduivel,

g)

scharretong,

h)

tong,

i)

heek,

j)

langoustine,

k)

schol,

l)

witte koolvis,

m)

horsmakreel,

n)

leng,

o)

grote zilvervis,

p)

lom,

q)

blauwe leng,

r)

Groenlandse heilbot,

s)

evervis,

t)

zwarte haarstaartvis,

u)

beryciden,

v)

rondneusgrenadiervis, en

w)

zeebrasem.

2.   Minimuminstandhoudingsreferentiegrootten in het gereglementeerde gebied

Soort

NEAFC

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

30 cm

Leng (Molva molva)

63 cm

Blauwe leng (Molva dipterygia)

70 cm

Makreel (Scomber spp.)

30 cm

Haring (Clupea harengus)

20 cm

3.   Maaswijdten in het gereglementeerde gebied

3.1.   Basisnormen voor maaswijdten van gesleept vistuig

Voor kuilen gelden in het gereglementeerde gebied de volgende maaswijdten en bijbehorende voorwaarden:

Maaswijdte van de kuil

Geografisch gebied

Voorwaarden

Ten minste 100 mm

Hele gebied

Geen

Ten minste 35 mm

Hele gebied

Gerichte visserij op blauwe wijting

Ten minste 32 mm

ICES-deelgebieden 1 en 2

Gerichte visserij op Noordse garnaal (Pandalus borealis)

Er wordt een sorteerrooster met een maximumafstand van 22 mm tussen de staven aangebracht

Ten minste 16 mm

Hele gebied

Gerichte visserij op makreel, lodde (1) en zilversmelt

3.2.   Basisnormen voor maaswijdten van staande netten

Voor staande netten gelden in het gereglementeerde gebied de volgende maaswijdten en bijbehorende voorwaarden:

Maaswijdte

Geografisch gebied

Voorwaarden

Ten minste 220 mm

Hele gebied

Geen

4.   Maatregelen om de duurzaamheid van roodbaars in de Irmingerzee en aangrenzende wateren te waarborgen

4.1.

Alle visserijactiviteiten zijn verboden in het gebied dat wordt begrensd door de volgende coördinaten, die worden gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel:

Breedtegraad

Lengtegraad

63o 00′ NB

30o 00′ WL

61o 30′ NB

27o 35′ WL

60o 45′ NB

28o 45′ WL

62o 00′ NB

31o 35′ WL

63o 00′ NB

30o 00′ WL

4.2.

Tenzij er sprake is van overmacht, mogen vissersvaartuigen met vangsten aan boord van roodbaars (ondiep pelagisch) en roodbaars (diep pelagisch) (Sebastes mentella) uit de Irmingerzee en aangrenzende wateren (ICES-deelgebieden 5, 12 en 14, en NAFO-deelgebieden 1 en 2) de havens van de Unie niet binnenvaren.

4.3.

Het is vissersvaartuigen van de Unie verboden deel te nemen aan overladingen van de in lid 4.2 bedoelde bestanden.

5.   Bijzondere voorschriften voor de bescherming van blauwe leng in ICES-deelgebied 14

In de periode van 15 februari tot 15 april is alle visserij met bodemberoerend vistuig (bodemtrawl, beuglijn en kieuwnet) verboden in het gebied dat wordt begrensd door de volgende coördinaten, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel:

Breedtegraad

Lengtegraad

60o 58,76 ′ NB

27o 27,32 ′ WL

60o 56,02 ′ NB

27o 31,16 ′ WL

60o 59,76 ′ NB

27o 43,48 ′ WL

61o 03,00 ′ NB

27o 39,41 ′ WL

6.   Maatregelen voor de visserij op roodbaars in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden 1 en 2

De lidstaten zien erop toe dat er aan boord van vaartuigen die hun vlag voeren, wetenschappelijke informatie wordt verzameld door wetenschappelijke waarnemers. De verzamelde informatie dient ten minste representatieve gegevens inzake geslacht, leeftijd en lengte met betrekking tot de samenstelling van de visbestanden per diepte te bevatten. De bevoegde autoriteiten in de lidstaten delen deze informatie aan de ICES mee.

7.   Rockall-schelvisbox in ICES-deelgebied 6

Iedere vorm van visserij, met uitzondering van de visserij met de beug, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel):

Breedtegraad

Lengtegraad

57o 00′ NB

15o 00′ WL

57o 00′ NB

14o 00′ WL

56o 30′ NB

14o 00′ WL

56o 30′ NB

15o 00′ WL

8.   Gesloten gebieden voor de bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen (KME)

De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in de volgende gebieden die worden ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de volgende punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden, gemeten volgens het WGS84-coördinatenstelsel:

a)

het noordelijke deel van de mid-Atlantische rug:

59o 45′ NB, 33o 30′ WL

57o 30′ NB, 27o 30′ WL

56o 45′ NB, 28o 30′ WL

59o 15′ NB, 34o 30′ WL

59o 45′ NB, 33o 30′ WL

b)

het centrale deel van de mid-Atlantische rug (breukzone Charlie-Gibbs en subpolaire frontale regio):

53o 30′ NB, 38o 00′ WL

53o 30′ NB, 36o 49′ WL

55o 04,53′ NB, 36o 49′ WL

54o 58,99′ NB, 34o 41,36′ WL

54o 41,18′ NB, 34o 00′ WL

53o 30′ NB, 34o 00′ WL

53o 30′ NB, 30o 00′ WL

51o 30′ NB, 28o 00′ WL

49o 00′ NB, 26o 30′ WL

49o 00′ NB, 30o 30′ WL

51o 30′ NB, 32o 00′ WL

51o 30′ NB, 38o 00′ WL

53o 30′ NB, 38o 00′ WL

c)

het zuidelijke deel van de mid-Atlantische rug:

44o 30′ NB, 30o 30′ WL

44o 30′ NB, 27o 00′ WL

43o 15′ NB, 27o 15′ WL

43o 15′ NB, 31o 00′ WL

44o 30′ NB, 30o 30′ WL

d)

de Altair Seamount:

45o 00′ NB, 34o 35′ WL

45o 00′ NB, 33o 45′ WL

44o 25′ NB, 33o 45′ WL

44o 25′ NB, 34o 35′ WL

45o 00′ NB, 34o 35′ WL

e)

de Antialtair Seamount:

43o 45′ NB, 22o 50′ WL

43o 45′ NB, 22o 05′ WL

43o 25′ NB, 22o 05′ WL

43o 25′ NB, 22o 50′ WL

43o 45′ NB, 22o 50′ WL

f)

de Hatton Bank:

59o 26′ NB, 14o 30′ WL

59o 12′ NB, 15o 08′ WL

58o 34′ NB, 16o 47′ WL

58o 29′ NB, 17o 25′ WL

58o 30′ NB, 17o 52′ WL

58o 03′ NB, 17o 52′ WL

58o 03′ NB, 17o 30′ WL

57o 55′ NB, 17o 30′ WL

57o 45′ NB, 19o 15′ WL

58o 11,15′ NB, 18o 57,51′ WL

58o 11,57′ NB, 19o 11,97′ WL

58o 27,75′ NB, 19o 11,65′ WL

58o 39,09′ NB, 19o 14,28′ WL

58o 38,11′ NB, 19o 01,29′ WL

58o 53,14′ NB, 18o 43,54′ WL

59o 00,29′ NB, 18o 01,31′ WL

59o 08,01′ NB, 17o 49,31′ WL

59o 08,75′ NB, 18o 01,47′ WL

59o 15,16′ NB, 18o 01,56′ WL

59o 24,17′ NB, 17o 31,22′ WL

59o 21,77′ NB, 17o 15,36′ WL

59o 26,91′ NB, 17o 01,66′ WL

59o 42,69′ NB, 16o 45,96′ WL

59o 20,97′ NB, 15o 44,75′ WL