Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R0734

Verordening (EU) 2023/734 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 549/2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie en tot intrekking van elf rechtshandelingen op het gebied van nationale rekeningen (Voor de EER relevante tekst)

PE/64/2022/REV/1

PB L 97 van 5.4.2023, p. 1–114 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/734/oj

5.4.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 97/1


VERORDENING (EU) 2023/734 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 maart 2023

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 549/2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie en tot intrekking van elf rechtshandelingen op het gebied van nationale rekeningen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is een herzien Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR 2010) ingesteld en is het referentiekader vastgesteld voor gemeenschappelijke normen, definities, classificaties en registratieregels voor de opstelling van de rekeningen van de lidstaten die voor de statistische behoeften van de Unie worden gebruikt, om ervoor te zorgen dat de resultaten van de lidstaten onderling vergelijkbaar zijn.

(2)

Bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 voorziet in de methode voor het opstellen van de rekeningen van de lidstaten.

(3)

Bij de toepassing van Verordening (EU) nr. 549/2013 zijn in bijlage A bij die verordening kleine inconsistenties in de tekst vastgesteld, en deze inconsistenties moeten worden gecorrigeerd.

(4)

Bijlage B bij Verordening (EU) nr. 549/2013 (het “indieningsprogramma”) bevat een reeks tabellen met gegevens van de nationale rekeningen, waaronder de daarmee samenhangende metagegevens, die de lidstaten binnen vastgestelde termijnen aan de Commissie (Eurostat) moeten toezenden ten behoeve van de doelstellingen van de Unie.

(5)

Het indieningsprogramma moet worden bijgewerkt om rekening te houden met de veranderende gebruikersbehoeften, met nieuwe beleidsprioriteiten en met de ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten in de Unie.

(6)

De in te dienen metagegevens over structurele informatie moeten in overeenstemming zijn met de beginselen die zijn beschreven in Aanbeveling (EU) 2023/397 van de Commissie (4). Nieuwe eisen betreffende de indiening van metagegevens mogen geen buitensporige extra kosten of buitensporige administratieve lasten voor de lidstaten met zich meebrengen.

(7)

Tijdens de 49e zitting van de Statistische Commissie van de Verenigde Naties werd de herziene versie van de classificatie van individuele verbruiksfuncties per doel (COICOP 2018) als internationaal aanvaarde norm beschouwd en goedgekeurd. Verordening (EU) nr. 549/2013 verwijst naar de vorige versie (COICOP 1999) in bijlagen A en B, en die verwijzingen moeten daarom worden bijgewerkt.

(8)

Verordening (EU) nr. 549/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Aangezien de uitvoering van deze verordening ingrijpende aanpassingen van de nationale statistische systemen zal vergen, moet de Commissie de lidstaten afwijkingen toestaan. Dergelijke afwijkingen moeten tijdelijk zijn en voor een maximumduur van drie jaar worden toegestaan. De Commissie moet de betrokken lidstaten steunen in hun inspanningen om de vereiste aanpassingen van hun statistische systemen aan te brengen, zodat de afwijkingen zo snel mogelijk kunnen worden beëindigd.

(10)

Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 549/2013 en Verordening (EU) 2019/516 van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn elf rechtshandelingen op basis van het vorige Europees systeem van nationale en regionale rekeningen, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad (6) (ESR 1995), niet langer relevant. De in de onderhavige verordening uiteengezette maatregelen vervangen de maatregelen van Verordeningen (EG) nr. 359/2002 (7), (EG) nr. 1221/2002 (8), (EG) nr. 1267/2003 (9), (EG) nr. 501/2004 (10), (EG) nr. 1161/2005 (11), (EG) nr. 1392/2007 (12) en (EG) nr. 400/2009 (13) van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 1222/2004 van de Raad (14), Verordening (EG) nr. 264/2000 van de Commissie (15) en Beschikkingen 98/715/EG (16) en 2002/990/EG (17) van de Commissie. Die handelingen moeten daarom worden ingetrokken.

(11)

Deze verordening moet van toepassing zijn vanaf 1 september 2024 om samen te vallen met het overeengekomen tijdschema voor de geharmoniseerde-benchmarksherziening van de nationale rekeningen in de lidstaten. Dit belet de lidstaten niet hun statistieken vóór die algemene toepassingsdatum overeenkomstig de gewijzigde bijlagen samen te stellen. Om te zorgen voor voldoende tijd voor de aanpassing aan nieuwe indieningsvereisten, dient een nieuwe verplichting voor de indiening van metagegevens over structurele informatie vanaf 1 september 2025 van toepassing te zijn, ook al kunnen die metagegevens reeds vóór die datum vrijwillig worden ingediend.

(12)

Om de sociale en economische gevolgen van de COVID-19-crisis te verzachten en de veerkracht van de economieën en maatschappelijke structuren van de lidstaten te versterken, heeft de Unie belangrijke initiatieven genomen, met name NextGenerationEU en de bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (18) ingestelde herstel- en veerkrachtfaciliteit. Tegen die achtergrond moeten de statistieken van de Unie de statistische rekeningen van de instellingen en organen van de Unie naar behoren weerspiegelen. Daartoe moeten de technische werkzaamheden worden voortgezet, zodat een robuuste methode wordt ontwikkeld met het oog op de opstelling en verspreiding van statistische rekeningen door de Commissie (Eurostat), met inbegrip van het vorderingenoverschot/-tekort zoals gedefinieerd in het ESR 2010 en de uitstaande Maastrichtschulden. De Commissie (Eurostat) moet uiterlijk op 31 maart 2024 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de in dat verband geboekte vooruitgang.

(13)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de invoering van gemeenschappelijke statistische maatstaven om geharmoniseerde gegevens van de nationale rekeningen te verkrijgen met het oog op algemene vergelijkbaarheid op Unieniveau, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(14)

Gegevens over apparatuur op het gebied van informatie- en communicatietechnologie zijn van essentieel belang ter ondersteuning van de analyse en de beleidsvorming in het kader van prioritaire beleidsmaatregelen in verband met digitalisering en de Europese Green Deal, die tot doel heeft het concurrentievermogen te versterken en de verdere ontwikkeling van nieuwe technologieën te ondersteunen. Evenzo zijn gegevens over bebouwde grond belangrijk voor de analyse van investeringen en welvaart op Unieniveau. De Commissie (Eurostat) en de nationale bureaus voor de statistiek moeten de methodologische werkzaamheden die de afgelopen jaren op dit gebied zijn verricht, voortzetten om over meer gedetailleerde gegevens te beschikken in het kader van de toekomstige herziening van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen.

(15)

Periodieke bijwerking is nodig om rekening te houden met de interactie tussen globalisering, de groene en de digitale transitie en de nationale rekeningen, zodat besluitvormers beschikken over de nodige gegevens en kennis om te kunnen zorgen voor concurrentievermogen, financiële stabiliteit, budgettaire veerkracht, gezonde overheidsfinanciën en een eerlijk fiscaal beleid. Voorts is tijdens de 51e zitting van de Statistische Commissie van de Verenigde Naties de gemeenschappelijke werkgroep van secretariaten inzake nationale rekeningen reeds verzocht een routekaart op te stellen voor de herziening van het systeem van nationale rekeningen van 2008. Het is de bedoeling dat de Statistische Commissie van de Verenigde Naties het herziene systeem van nationale rekeningen in 2025 goedkeurt.

(16)

De actualisering van internationale handleidingen over nationale rekeningen is, met name wat betreft welzijn en duurzaamheid, noodzakelijk, aangezien zeer veel activiteiten die gevolgen hebben voor het economisch welzijn van de bevolking, buiten de eigenlijke productie plaatsvinden.

(17)

De herziening van het systeem van nationale rekeningen van 2008 in 2025 zal de gelegenheid bieden om de internationaal overeengekomen concepten, definities, classificaties en registratieregels bij te werken teneinde mondiale uitdagingen in verband met klimaatverandering, veiligheid, ongelijkheid, duurzaamheid en welzijn aan te pakken, en zal cruciaal zijn om beleidsmakers te helpen gefundeerde besluiten te nemen teneinde de economische, sociale en territoriale cohesie te bevorderen, sociale en genderongelijkheid te verminderen en de groene en de digitale transitie te stimuleren. De Commissie moet daarom op geregelde tijdstippen de vereiste informatie verstrekken en met het Europees Parlement en de Raad overleggen over de herziening van het systeem van nationale rekeningen van 2008 voordat de in 2025 geplande afronding ervan plaatsvindt.

(18)

Het Comité voor het Europees statistisch systeem is geraadpleegd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 549/2013

Verordening (EU) nr. 549/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   In zoverre voor de toepassing van Verordening (EU) 2023/734 van het Europees Parlement en de Raad (*1) grote aanpassingen van een nationaal statistisch systeem nodig zijn, verleent de Commissie de lidstaten tijdelijke afwijkingen van de toepassing ervan middels uitvoeringshandelingen, voor een periode van maximaal drie jaar. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 8, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

(*1)  Verordening (EU) 2023/734 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2023 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 549/2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie en tot intrekking van elf rechtshandelingen op het gebied van nationale rekeningen (PB L 97 van 5.4.2023, blz. 1).”;"

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Voor de in de leden 1 en 2 bepaalde doeleinden dienen de betrokken lidstaten uiterlijk op 26 juli 2023 een met redenen omkleed verzoek in bij de Commissie.”

.

2)

Bijlage A wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

3)

Bijlage B wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Intrekking

De in bijlage III opgenomen rechtshandelingen worden ingetrokken.

Artikel 3

Evaluatie

Uiterlijk op 31 maart 2024 dient de Commissie (Eurostat) bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in met een evaluatie van de geboekte vooruitgang met betrekking tot de statistische rekeningen van de instellingen en organen van de Unie, met inbegrip van het vorderingenoverschot/-tekort zoals gedefinieerd in het ESR 2010 en de uitstaande Maastrichtschulden. Op basis van dat verslag kan de Commissie, indien passend, een wetgevingsvoorstel indienen.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 september 2024.

3.   In afwijking van lid 2 van dit artikel is artikel 1, punt 3), van deze verordening van toepassing met ingang van 1 september 2025 wat betreft de verplichting om metagegevens over structurele informatie als bedoeld in punt 10 van bijlage B bij Verordening (EU) nr. 549/2013 in te dienen.

4.   In afwijking van lid 3 van dit artikel is de verplichting om metagegevens over structurele informatie als bedoeld in punt 10 van bijlage B bij Verordening (EU) nr. 549/2013 in te dienen, van toepassing met ingang van 1 september 2024 wat tabel 27 van die bijlage betreft.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 15 maart 2023.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

J. ROSWALL


(1)   PB C 218 van 2.6.2022, blz. 2.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement 2 februari 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 februari 2023.

(3)  Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).

(4)  Aanbeveling (EU) 2023/397 van de Commissie van 17 februari 2023 betreffende referentiemetagegevens en kwaliteitsverslagen voor het Europees statistisch systeem, ter vervanging van Aanbeveling 2009/498/EG betreffende referentiemetagegevens voor het Europees statistisch systeem (PB L 53 van 21.2.2023, blz. 104).

(5)  Verordening (EU) 2019/516 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen en tot intrekking van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad (bni-verordening) (PB L 91 van 29.3.2019, blz. 19).

(6)  Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 359/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2002 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad, wat het gebruik van het ESR 1995 bij de vaststelling van de betalingen van de lidstaten aan de eigen middelen uit de BTW betreft (PB L 58 van 28.2.2002, blz. 1).

(8)  Verordening (EG) nr. 1221/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 met betrekking tot niet-financiële kwartaalrekeningen van de overheid (PB L 179 van 9.7.2002, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad betreffende de indieningstermijnen voor de belangrijkste aggregaten van de nationale rekeningen, de afwijkingen met betrekking tot de indiening van de belangrijkste aggregaten van de nationale rekeningen en de indiening van gegevens over de werkzame personen volgens de parameter "gewerkte uren" (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 501/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende financiële kwartaalrekeningen van de overheid (PB L 81 van 19.3.2004, blz. 1).

(11)  Verordening (EG) nr. 1161/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 betreffende de opstelling van niet-financiële kwartaalrekeningen per institutionele sector (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 22).

(12)  Verordening (EG) nr. 1392/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad, wat de indiening van gegevens van de nationale rekeningen betreft (PB L 324 van 10.12.2007, blz. 1).

(13)  Verordening (EG) nr. 400/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (PB L 126 van 21.5.2009, blz. 11).

(14)  Verordening (EG) nr. 1222/2004 van de Raad van 28 juni 2004 betreffende de berekening en indiening van gegevens over de driemaandelijkse overheidsschuld (PB L 233 van 2.7.2004, blz. 1).

(15)  Verordening (EG) nr. 264/2000 van de Commissie van 3 februari 2000 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad met betrekking tot kortetermijnstatistieken van de overheidsfinanciën (PB L 29 van 4.2.2000, blz. 4).

(16)  Beschikking 98/715/EG van de Commissie van 30 november 1998 ter verduidelijking van bijlage A van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap met betrekking tot de beginselen voor prijs- en volumemetingen (PB L 340 van 16.12.1998, blz. 33).

(17)  Beschikking 2002/990/EG van de Commissie van 17 december 2002 tot verdere verduidelijking van bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad met betrekking tot de beginselen voor prijs- en volumemetingen in de nationale rekeningen (PB L 347 van 20.12.2002, blz. 42).

(18)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).


BIJLAGE I

Bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In punt 1.51 wordt punt b) vervangen door:

“b)

de uitgaven voor wapensystemen die voldoen aan de algemene definitie van activa, zijn ingedeeld als investeringen in vaste activa en niet meer als intermediair verbruik;”.

2)

In punt 1.51 wordt punt h) vervangen door:

“h)

de behandeling van superdividenden betaald door vennootschappen in handen van de overheid is verduidelijkt, dat wil zeggen dat zij als uitzonderlijke betalingen moeten worden aangemerkt en als onttrekkingen aan het eigen vermogen moeten worden behandeld;”.

3)

In punt 1.118 wordt de titel van het schema vervangen door:

“Schema 1.1 — Schema van het rekeningenstelsel”.

4)

In punt 3.98 wordt de inleidende zin vervangen door:

“De consumptieve bestedingen (P.3) van de overheid omvatten twee categorieën , te vergelijken met die welke geboekt zijn voor de izw's t.b.v. huishoudens:”.

5)

Punt 3.105 wordt vervangen door:

“3.105

Uitgaande van de classificatie van individuele verbruiksfuncties (Classification of Individual Consumption by Purpose — COICOP) komen de individuele consumptieve bestedingen van de overheid overeen met afdeling 15 van die classificatie, die de volgende groepen omvat:

15.1

Huisvesting (komt overeen met COFOG-groep 10.6)

15.2

Gezondheid (komt overeen met de COFOG-groepen 7.1 tot en met 7.4)

15.3

Recreatie en cultuur (komt overeen met de COFOG-groepen 8.1 en 8.2)

15.4

Onderwijs (komt overeen met de COFOG-groepen 9.1 tot en met 9.6)

15.5

Sociale bescherming (komt overeen met de COFOG-groepen 10.1 tot en met 10.5 en groep 10.7)”.

6)

Punt 3.124 wordt vervangen door:

“3.124

Definitie: de bruto-investeringen in vaste activa (P.51g) bestaan uit het saldo van de gedurende een bepaalde periode door ingezeten producenten verrichte aan- en verkopen van vaste activa, plus bepaalde toevoegingen aan de waarde van niet-geproduceerde activa die zijn gerealiseerd door de productieve activiteit van producerende of institutionele eenheden. Vaste activa zijn voortgebrachte activa die langer dan één jaar in de productie worden gebruikt.”.

7)

In punt 3.132 wordt punt c) vervangen door:

“c)

computerprogrammatuur en databanken die gedurende meer dan één jaar in het productieproces worden gebruikt;”.

8)

Punt 3.138 wordt vervangen door:

“3.138

Zowel bij de eigendomsoverdracht van geproduceerde activa, inclusief vaste activa, als bij die van niet-geproduceerde activa, zoals grond, kunnen kosten worden gemaakt.

Bij geproduceerde activa maken deze kosten deel uit van de aankoopprijs. In het geval van grond en andere niet-geproduceerde activa worden zij gescheiden van de koop en verkoop zelf en bij de classificatie van de bruto-investeringen in vaste activa in een afzonderlijke rubriek (P.512) geregistreerd.”.

9)

In punt 3.181 wordt de laatste zin vervangen door:

“De overdracht van bestaande goederen wordt geregistreerd als een negatieve uitgave (verkoop) voor de verkoper en een positieve uitgave (aankoop) voor de koper.”.

10)

In punt 4.40 wordt de derde zin geschrapt.

11)

Punt 4.50 wordt vervangen door:

“4.50

Rente wordt geregistreerd op transactiebasis, d.w.z. rente wordt geregistreerd naar rato van de periode waarin de hoofdsom heeft uitgestaan. De aldus aangegroeide rente moet in elke verslagperiode worden geregistreerd, ongeacht of zij werkelijk is betaald of is toegevoegd aan de uitstaande hoofdsom. Wanneer de rente niet is betaald, wordt de toename van de hoofdsom in de financiële rekening opgenomen in de vorm van een actief bij de crediteur en een even groot passief bij de debiteur.”.

12)

(heeft geen betrekking op het Nederlands)

13)

In punt 4.93 wordt punt a) vervangen door:

“a)

sociale premies betaald door personen die niet wettelijk verplicht zijn om bij te dragen aan een socialezekerheidsfonds;”.

14)

Punt 5.235 wordt vervangen door:

“5.235

Verleende maar nog niet betaalde indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) worden opgenomen in het bijbehorende financiële instrument, en vooruitbetaalde verzekeringspremies worden opgenomen in de technische voorzieningen schadeverzekering (F.61); in geen van beide gevallen vindt registratie plaats onder handelskredieten.”.

15)

In punt 5.236 wordt punt c) vervangen door:

“c)

nog niet vervallen huursommen voor gebouwen, en”.

16)

Punt 7.88 wordt vervangen door:

“7.88

De marktwaarde van termijncontracten kan zowel positief (actief) als negatief (passief) zijn, afhankelijk van de prijsbewegingen van de onderliggende posities, en kan daarom zowel voor de schrijver als voor de houder verschuiven van een actief naar een passief en omgekeerd. Sommige termijncontracten gaan gepaard met margebetalingen, waarbij winst of verlies dagelijks wordt vastgesteld; in dat geval bedraagt de balanswaarde nul.”.

17)

In punt 8.09 wordt tabel 8.1 vervangen door:

“Tabel 8.1

Synoptische presentatie van de rekeningen, de saldi en de belangrijkste aggregaten

Rekeningen

Saldi

Belangrijkste aggregaten

Compleet rekeningenstelsel voor institutionele sectoren

Lopende rekeningen

I.

Productierekening

I.

Productierekening

 

 

 

 

B.1g

Toegevoegde waarde (bruto)

Bruto binnenlands product (bbp)

 

II.

Inkomensverdelings- en inkomens-bestedingsrekeningen

II.1

Primaire inkomensverdelingsrekeningen

II.1.1

Inkomensvormingsrekening

 

 

B.2g

B.3g

Exploitatieoverschot (bruto)

Gemengd inkomen (bruto)

 

 

 

 

 

 

II.1.2

Rekening voor bestemming van primaire inkomens

II.1.2.1

Rekening voor inkomen uit bedrijfsuitoefening

B.4g

Inkomen uit bedrijfsuitoefening (bruto)

 

 

 

 

 

 

 

 

II.1.2.2

Rekening voor bestemming van overige primaire inkomens

B.5g

Saldo primaire inkomens (bruto)

Bruto nationaal inkomen (bni)

 

 

 

II.2

Secundaire inkomensverdelingsrekening

 

 

 

 

B.6g

Beschikbaar inkomen (bruto)

Bruto nationaal beschikbaar inkomen

 

 

 

II.3

Tertiaire inkomensverdelingsrekening

 

 

 

 

B.7g

Alternatief beschikbaar inkomen (bruto)

 

 

 

 

II.4

Inkomensbestedingsrekening

II.4.1

Rekening voor besteding van het beschikbaar inkomen

 

 

B.8g

Besparingen (bruto)

Bruto nationale besparingen

 

 

 

 

 

II.4.2

Rekening voor besteding van het alternatief beschikbaar inkomen

 

 

 

 

 

Accumulatierekeningen

III.

Accumulatierekeningen

III.1

Kapitaalrekening

III.1.1

Rekening voor mutaties in het vermogenssaldo a.g.v. besparingen en kapitaaloverdrachten

 

 

B.101

Mutaties in het vermogenssaldo als gevolg van besparingen en kapitaaloverdrachten

 

 

 

 

 

 

III.1.2

Kapitaalvormingsrekening

 

 

B.9

Vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (–)

 

 

 

 

III.2

Financiële rekening

 

 

 

 

B.9F

Vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (–)

 

 

 

 

III.3

Rekening voor overige mutaties in activa

III.3.1

Rekening voor overige volumemutaties in activa

 

 

B.102

Mutaties in het vermogenssaldo a.g.v. overige volumemutaties in activa

 

 

 

 

 

 

III.3.2

Herwaarderingsrekeningen

 

 

B.103

Mutaties in het vermogenssaldo a.g.v. nominale waarderingsverschillen

 

 

 

 

 

 

 

 

III.3.2.1

Rekening voor neutrale verschillen

B.1031

Mutaties in het vermogenssaldo a.g.v. neutrale waarderingsverschillen

 

 

 

 

 

 

 

 

III.3.2.2

Rekening voor reële waarderingsverschillen

B.1032

Mutaties in het vermogens-saldo a.g.v. reële waarderingsverschillen

 

Balansen

IV.

Balansen

IV.1

Beginbalans

 

 

 

 

B.90

Vermogens-saldo

Nationaal vermogen

 

 

 

IV.2

Balansmutaties

 

 

 

 

B.10

Mutaties in het vermogens-saldo, totaal

Mutaties in het nationaal vermogen

 

 

 

IV.3

Eindbalans

 

 

 

 

B.90

Vermogens-saldo

Nationaal vermogen

Transactierekeningen

 

0.

Goederen- en dienstenrekening

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Buitenlandrekening (rekening voor transacties van het buitenland)

Lopende rekening

V.

Buitenlandrekening

V.I

Rekening voor goederen- en dienstentransacties van het buitenland

 

 

 

 

B.11

Saldo goederen- en dienstentransacties van het buitenland

Saldo goederen- en dienstentransacties van het buitenland

 

 

 

V.II

Rekening voor inkomenstransacties van het buitenland

 

 

 

 

B.12

Saldo lopende transacties van het buitenland

Saldo lopende transacties van het buitenland

Accumulatierekeningen

 

 

V.III

Rekeningen voor accumulatietransacties van het buitenland

V.III.1

Kapitaalrekening

V.III.1.1

Rekening voor mutaties in het vermogenssaldo a.g.v. besparingen en kapitaaloverdrachten

B.101

Mutaties in het vermogenssaldo a.g.v. het saldo lopende transacties van het buitenland en kapitaaloverdrachten

 

 

 

 

 

 

 

 

V.III.1.2

Kapitaalvormingsrekening

B.9

Vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (–)

 

 

 

 

 

 

V.III.2

Financiële rekening

 

 

B.9F

Vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (–)

Vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (-)

 

 

 

 

 

V.III.3

Rekening voor overige mutaties in activa

V.III.3.1

Rekening voor overige volumemutaties in activa

B.102

Mutaties in het vermogenssaldo a.g.v. overige volumemutaties in activa

 

 

 

 

 

 

 

 

V.III.3.2

Herwaarderingsrekeningen

B.103

Mutaties in het vermogens-saldo a.g.v. nominale waarderingsverschillen

 

Balansen

 

 

V.IV

Balansen van het buitenland

V.IV.1

Beginbalans

 

 

B.90

Vermogens-saldo

Netto financiële positie van het buitenland

 

 

 

 

 

V.IV.2

Balansmutaties

 

 

B.10

Mutaties in het vermogens-saldo

 

 

 

 

 

 

V.IV.3

Eindbalans

 

 

B.90

Vermogenssaldo

Netto financiële positie van het buitenland”

18)

Punt 9.61 wordt vervangen door:

“9.61

De analyse-eigenschappen van tabellen van het type product × product en die van het type bedrijfstak × bedrijfstak verschillen echter niet veel. De verschillen tussen beide worden veroorzaakt door een eventuele nevenproductie, die doorgaans beperkt is. In de praktijk moet bij analytische toepassingen van input-outputtabellen impliciet een bedrijfstaktechnologie worden verondersteld, ongeacht de oorspronkelijke methode van samenstelling van de tabellen. Voorts is elke tabel van het type product × product in de praktijk een bewerkte tabel van het type bedrijfstak × bedrijfstak, aangezien alle in de aanbod- en gebruikstabellen voorkomende kenmerken van de EEA en onderneming behouden zijn.”.

19)

Punt 10.27 wordt vervangen door:

“10.27

Bij dienstentransacties is het vaak moeilijker de kenmerken van de fysieke eenheid vast te stellen, zodat er verschil van mening kan rijzen over de aan te houden criteria. Dit probleem kan belangrijke bedrijfstakken betreffen, zoals financiële intermediatie, groot- en detailhandel, zakelijke dienstverlening, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling, gezondheidszorg en recreatie. De keuze van fysieke eenheden voor dergelijke activiteiten wordt uiteengezet in het Handbook on prices and volume measures in national accounts (Handboek inzake prijs- en volumemetingen in de nationale rekeningen)  (*1).

(*1)  Eurostat, Handbook on prices and volume measures in national accounts, 2016.”."

20)

In punt 10.56 wordt de tweede voetnoot vervangen door:

“Eurostat-OECD, Eurostat-OECD Methodological Manual on Purchasing Power Parities, 2012.”.

21)

In punt 14.06 wordt de tweede zin vervangen door:

“Bij de IGDFI-berekeningen gaat het vooral om de subsectoren S.122 en S.125; volgens afspraak worden voor de centrale bank geen IGDFI berekend (zie punt 14.16).”.

22)

(heeft geen betrekking op het Nederlands)

23)

In punt 15.31 wordt tabel 15.4 vervangen door:

“Tabel 15.4

Registratie van het gebruik en de aankoop van niet-financiële activa naar soort transactie en stroom

Soort transactie/andere economische stroom

Soort gebruik/aankoop en soort actief en soort betaling

Intermediair verbruik

Operationele lease van geproduceerde activa, bijvoorbeeld machines en intellectuele-eigendomsrechten

Periodieke betalingen door ondernemingen voor de levering van water

IGDFI-diensten in verband met de verstrekking van een financiële lease

Verbruik van vaste activa

Alleen voor geproduceerde activa, en voor de economische eigenaar

Consumptieve bestedingen

Operationele lease van duurzame consumptiegoederen

Aankoop van duurzame consumptiegoederen, ook indien gefinancierd door middel van een financiële lease of een huurkoopovereenkomst

Aankoop van niet-financiële activa

 

Investeringen in vaste activa

Aankoop van geproduceerde activa, ook indien gefinancierd door middel van een financiële lease

Aankoop van natuurlijke hulpbronnen

Aankoop van een natuurlijke hulpbron, met inbegrip van het recht op gebruik tot uitputting

Aankoop van het recht om een natuurlijke hulpbron gedurende een lange periode te gebruiken, bijvoorbeeld een visquotum

Aankoop van andere niet-geproduceerde activa

Overdraagbare timesharingovereenkomsten

Aankoop van een aan derden overdraagbaar contract

Contracten voor toekomstige productie, bijvoorbeeld contracten met voetballers en schrijvers

Betaling als inkomen uit vermogen: huur

Lease van hulpbronnen, d.w.z. betaling voor het gebruik van een natuurlijke hulpbron gedurende een korte termijn

Periodieke betalingen voor het recht om water te winnen

Financiële lease, d.w.z. aankoop van een niet-financieel actief dat tegelijkertijd door een lening wordt gefinancierd

Inkomensoverdracht

Door de overheid afgegeven vergunningen om een specifieke activiteit uit te oefenen die niet afhangt van kwalificatiecriteria, of waarvoor een vergoeding moet worden betaald die niet in verhouding staat tot de kosten om het vergunningstelstel te beheren

Door de overheid afgegeven emissievergunningen om de totale emissie te beheersen

Niet-productgebonden belastingen op productie

 

Financiële transactie: lening

Financiële lease, d.w.z. aankoop van een niet-financieel actief dat tegelijkertijd door een lening wordt gefinancierd

Overige volumemutaties in activa

Uitputting van natuurlijke hulpbronnen door de eigenaar

Illegale bosexploitatie, visserij of jacht (niet-gecompenseerde confiscatie van in cultuur gebrachte activa of natuurlijke hulpbronnen)

Wijziging van de prijs van activa

Afloop van als activa geregistreerde contracten en vergunningen”

24)

Punt 15.32 wordt vervangen door:

“15.32

Wanneer de overheid bijvoorbeeld het aantal taxi's of casino's beperkt door vergunningen af te geven, creëert zij in feite monopoliewinst voor de erkende exploitanten en int zij een deel van de winst als vergoeding. Dergelijke vergoedingen worden als niet-productgebonden belastingen op productie geregistreerd. Dit beginsel geldt voor alle gevallen waarin de overheid vergunningen afgeeft om het aantal op een bepaald gebied actieve eenheden te beperken en waarbij het maximumaantal willekeurig wordt vastgesteld en niet alleen van kwalificatiecriteria afhangt.”.

25)

Punt 15.35 wordt vervangen door:

“15.35

De vergunning om specifieke activiteiten uit te oefenen, verschijnt als actief voor het eerst in de rekening voor overige volumemutaties in activa. Waardeveranderingen, zowel naar boven als naar beneden, worden in de herwaarderingsrekening van de verkrijger geregistreerd.”.

26)

In punt 16.67 wordt tabel 16.1 vervangen door:

“Tabel 16.1

Schadeverzekering

Bestedingen

Middelen

 

 

 

S.1

S.15

S.14

S.13

S.12

S.11

 

 

S.11

S.12

S.13

S.14

S.15

S.1

 

 

 

 

Corresponderende posten in de

 

Corresponderende posten in de

 

Totaal

Goederen- en dienstenrekening

Buitenlandrekening

Totale economie

Izw's t.b.v. huishoudens

Huishoudens

Overheid

Financiële instellingen

Niet-financiële instellingen

 

Transacties en saldi

Niet-financiële instellingen

Financiële instellingen

Overheid

Huishoudens

Izw's t.b.v. huishoudens

Totale economie

Buitenland

Goederen- en dienstenrekening

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Buitenland-rekening

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0

 

0

 

 

 

 

 

 

P.62

Uitvoer van diensten

 

 

 

 

 

 

 

0

0

0

0

 

 

 

 

 

 

 

P.72

Invoer van diensten

 

 

 

 

 

 

0

 

0

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Productierekening

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

6

 

 

 

 

 

 

 

P.1

Output

 

6

 

 

 

6

 

 

6

4

 

0

4

0

3

0

0

1

P.2

Intermediair verbruik

 

 

 

 

 

 

 

4

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Primaire inkomens-verdelings-rekening

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

6

 

 

 

6

 

D.441

Inkomen uit vermogen toe te rekenen aan polishouders

5

0

0

1

0

6

0

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Secundaire inkomensverdelingsrekening

 

 

 

 

 

 

 

 

 

44

 

1

43

0

31

4

0

8

D.711

Premies schadeverzekering (netto)

 

44

 

 

 

44

 

 

44

45

 

0

45

 

 

 

45

 

D.721

Uitkeringen schadeverzekering

6

0

1

35

0

42

3

 

45

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rekening voor besteding van het beschikbaar inkomen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

2

 

2

 

 

 

P.3

Consumptieve bestedingen

 

 

 

 

 

 

 

2

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Beginbalans

 

 

 

 

 

 

 

 

 

74

 

0

74

 

40

0

9

25

AF.61

Technische voorzieningen schadeverzekering

 

74

 

 

 

74

 

 

74

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eindbalans

 

 

 

 

 

 

 

 

 

81

 

0

81

0

44

0

11

25

AF.61

Technische voorzieningen schadeverzekering

 

81

 

 

 

81

 

 

81

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Financiële transactie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

 

0

7

0

4

0

2

1

F.61

Technische voorzieningen schadeverzekering

 

7

 

 

 

7

 

 

7

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Herwaarderingsrekening

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0

 

0

0

0

0

0

0

0

AF.61

Technische voorzieningen schadeverzekering

 

0

 

 

 

0

 

 

0 ”

27)

Punt 17.148 wordt vervangen door:

“17.148

Als de overheid de verantwoordelijkheid voor de pensioenvoorziening van de werknemers van een niet-overheidsinstelling via een expliciete transactie op zich neemt, moeten alle betalingen door de niet-overheidsinstelling worden geregistreerd als vooruitbetaalde sociale premies (F.89). Dit type regeling wordt nader besproken in de punten 20.273 t/m 20.275.”.

28)

Punt 17.165 wordt vervangen door:

“17.165

De disconteringsvoet die in het geval van tot heden opgebouwde pensioenrechten wordt toegepast op ramingen van toekomstige pensioenuitkeringen, is een van de belangrijkste veronderstellingen in het model van een pensioenregeling, omdat het geaccumuleerde effect ervan na vele decennia heel groot kan zijn. De disconteringsvoet van een gekozen benadering kan in de loop van de tijd veranderen, wat leidt tot waarderingsverschillen in de rekeningen.”.

29)

In punt 18.26 wordt de voetnoot vervangen door:

“Verenigde Naties, International Merchandise Trade Statistics: Concepts and definitions, 2010.”.

30)

In de punten 20.57, 20.63 en 20.65 worden de woorden “(m.u.v. sociale zekerheid)” vervangen door de woorden “(m.u.v. socialezekerheidsfondsen)”.

31)

In punt 20.76 wordt de tabel vervangen door:

“Totaal inkomsten

=

 

totaal belastingen

D.2 + D.5 + D.91

 

 

+

sociale premies (netto)

D.61

 

 

+

totaal verkoop van goederen en diensten

P.11 + P.12 + P.131

 

 

+

overige lopende inkomsten

D.39 + D.4 + D.7

 

 

+

overige kapitaalinkomsten

D.92 + D.99”

32)

Punt 20.77 wordt vervangen door:

“20.77

Het totaal aan belastingen bestaat uit belastingen op productie en invoer (D.2), belastingen op inkomen, vermogen enz. (D.5) en vermogensheffingen (D.91). Het totaal aan sociale premies bestaat uit het saldo van werkelijke sociale premies (werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers (D.611) en werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens (D.613)), toegerekende sociale premies t.l.v. werkgevers (D.612) en aanvullende sociale premies t.l.v. huishoudens (D.614), minus de vergoeding voor de socialeverzekeringsregeling (D.61SC).”.

33)

In punt 20.84 wordt kader 20.1 vervangen door:

“Kader 20.1 — Van het centrale kader van het ESR tot GFS-transacties en -aggregaten

Middelen volgens het ESR

Inkomsten volgens de GFS op basis van het ESR

P.1

Output, waarvan

 

 

Marktoutput (P.11)

Verkoop van goederen en diensten

 

Output voor eigen finaal gebruik (P.12)

Verkoop van goederen en diensten

 

Niet-marktoutput (P.13), waarvan:

 

 

Betalingen voor niet-marktoutput (P.131)

Verkoop van goederen en diensten

 

Niet-marktoutput, overige (P.132)

Niet meegerekend in de totale inkomsten

D.2

Belastingen op productie en invoer (ontvangen)

Totaal belastingen

D.3

Subsidies (ontvangen)

Overige lopende inkomsten

D.4

Inkomen uit vermogen

Overige lopende inkomsten

D.5

Belastingen op inkomen en vermogen

Totaal belastingen

D.61

Sociale premies (netto)

Sociale premies (netto)

D.7

Overige inkomensoverdrachten

Overige lopende inkomsten

D.91r

Vermogensheffingen (ontvangen)

Totaal belastingen

D.92r

Investeringsbijdragen (ontvangen)

Overige kapitaalinkomsten

D.99r

Overige kapitaaloverdrachten (ontvangen)

Overige kapitaalinkomsten

 


Bestedingen en kapitaaltransacties in het ESR

GFS-uitgaven op basis van het ESR

P.2

Intermediair verbruik

Intermediair verbruik

D.1

Beloning van werknemers

Beloning van werknemers

D.2

Belastingen op productie en invoer (betaald)

Overige lopende uitgaven

D.3

Subsidies (betaald)

Subsidies

D.41

Rente

Rente

D.4

Inkomen uit vermogen (met uitzondering van D.41)

Overige lopende uitgaven

D.5

Belastingen op inkomen

Overige lopende uitgaven

D.62

Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura)

Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura)

D.632

Sociale overdrachten in natura via marktproducenten

Sociale overdrachten in natura via marktproducenten

D.7

Overige inkomensoverdrachten

Overige lopende uitgaven

D.8

Correctie voor mutaties in pensioenrechten

Overige lopende uitgaven

P.31

Individuele consumptieve bestedingen aan marktoutput

Sociale overdrachten in natura via marktproducenten

P.31

Individuele consumptieve bestedingen aan niet-marktoutput

Niet meegerekend in de totale uitgaven

P.32

Collectieve consumptieve bestedingen

Niet meegerekend in de totale uitgaven

P.5

Bruto-investeringen

Kapitaaluitgaven

NP

Saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde activa

Kapitaaluitgaven

D.92p

Investeringsbijdragen (betaald)

Kapitaaluitgaven

D.99p

Overige kapitaaloverdrachten (betaald)

Kapitaaluitgaven

In het centrale kader van het ESR is het vorderingenoverschot (+) c.q.-tekort (–) (B.9) het saldo van de kapitaalrekening. Het saldo van de sector overheid in de GFS-presentatie op basis van het ESR is gelijk aan het vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (–) (B.9). Hier wordt uitgelegd waarom dat zo is.

Het centrale kader van het ESR

De eerste rekening is de productierekening; daarom is in het ESR de output van een institutionele sector het eerste middel van die sector. Aangezien de meeste diensten van de overheid niet tegen economisch significante prijzen worden verkocht en dus niet-marktdiensten zijn, wordt de output van de overheid volgens afspraak berekend als de som van de productiekosten van deze diensten.

Op soortgelijke wijze worden ook de collectieve consumptieve bestedingen van de overheid, bestaande uit diensten die door de overheid aan de gemeenschap worden geleverd, zoals algemeen overheidsbestuur, defensie, openbare orde en veiligheid, berekend als de som van de productiekosten. Eveneens volgens afspraak zijn de collectieve consumptieve bestedingen (P.32) gelijk aan de werkelijke consumptie (P.4) van de overheid.

Individuele consumptieve bestedingen van huishoudens voor goederen en diensten die rechtstreeks door de overheid op niet-marktbasis worden geleverd, worden ook aan de hand van de productiekosten van die diensten berekend.

Bijgevolg worden in de overheidsrekeningen van het ESR twee stromen toegerekend:

1)

aan de middelenzijde de niet-marktoutput, overige (P.132), die in de productierekening wordt geregistreerd;

2)

aan de bestedingenzijde de werkelijke consumptie (P.4) en de sociale overdrachten in natura — niet-marktproducten (D.631). Deze worden respectievelijk in de tertiaire inkomensverdelingsrekening en de rekening voor de besteding van het alternatief beschikbaar inkomen geregistreerd.

Elke toegerekende stroom is gelijk aan de som van werkelijke stromen: de productiekosten. Deze twee toegerekende stromen, één aan de middelen- en één aan de bestedingenzijde, zijn in het ESR in evenwicht.

De GFS-presentatie op basis van het ESR

Om in de GFS-presentatie op basis van het ESR de totale inkomsten en uitgaven van de overheid te verkrijgen, worden dezelfde hoofdcategorieën van transacties gebruikt als in het ESR, maar wordt hoofdzakelijk uitgegaan van de werkelijke geldstromen. Van de toegerekende stromen worden er maar twee in aanmerking genomen: de toegerekende sociale premies en kapitaaloverdrachten in natura.

Het schrappen aan de middelenzijde van de niet-marktoutput (P.132) om de totale inkomsten te verkrijgen, en het schrappen aan de bestedingenzijde van de werkelijke consumptie (P.4 = P.32) en de sociale overdrachten in natura — niet-marktproducten (D.631) om de totale uitgaven te verkrijgen, resulteert in hetzelfde saldo: het vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (–) (B.9).

De enige sociale overdrachten in natura die bij de GFS-presentatie in het totaal van de overheidsuitgaven worden meegerekend, zijn de sociale overdrachten in natura aan huishoudens via marktproducenten (D.632), omdat overheidsinstellingen daarvoor werkelijke betalingen verrichten. Dit zijn ook de transacties die bij de som van de productiekosten (gelijk aan de niet-marktoutput, overige – P.132) moeten worden opgeteld om de consumptieve bestedingen van de overheid te verkrijgen.

P.3 = P.132 + D.632”

34)

(heeft geen betrekking op het Nederlands)

35)

Punt 20.130 wordt vervangen door:

“20.130

Als een overheidsinstelling financiële passiva terugkoopt, wordt dit geregistreerd als aflossing van financiële passiva en niet als verwerving van activa. Evenzo moet op subsector- of sectorniveau de aankoop door een overheidsinstelling van een financieel passief dat door een andere overheidsinstelling van die subsector is uitgegeven, in de geconsolideerde presentatie worden opgenomen als aflossing van een financieel passief door die subsector of sector.”.

36)

Punt 20.158 wordt vervangen door:

“20.158

Belastingen of subsidies die door de ene overheidsinstelling of -entiteit aan de andere worden betaald, mogen niet worden geconsolideerd. Productgebonden belastingen of subsidies kunnen niet in het systeem worden geconsolideerd omdat er voor dergelijke transacties geen tegenpartij in het ESR is; de desbetreffende bedragen worden niet afzonderlijk als uitgaven respectievelijk inkomsten opgevoerd, maar zijn opgenomen in, of uitgesloten van, de waarde van het intermediair verbruik of de verkopen.”.

37)

Punt 21.22 wordt vervangen door:

“21.22

Waarderingen van activa tegen de waarde in het economisch verkeer geven niet alleen een beter beeld van de balans dan waarderingen tegen de historische kostprijs, maar zij genereren ook meer gegevens op het vlak van waarderingsverschillen.”.

38)

Punt 22.13 wordt vervangen door:

“22.13

In de COICOP worden vijftien hoofdcategorieën onderscheiden:

a)

voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken;

b)

alcoholhoudende dranken, tabak en verdovende middelen;

c)

kleding en schoeisel;

d)

huisvesting, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen;

e)

stoffering, huishoudelijke apparaten en dagelijks onderhoud van de woning;

f)

gezondheid;

g)

vervoer;

h)

informatie en communicatie;

i)

recreatie, sport en cultuur;

j)

onderwijsdiensten;

k)

restaurants en accommodatiediensten;

l)

verzekeringen en financiële diensten;

m)

persoonlijke verzorging, sociale bescherming en diverse goederen en diensten;

n)

individuele consumptieve bestedingen van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (izw's t.b.v. huishoudens), en

o)

individuele consumptieve bestedingen van de overheid.

De eerste dertien categorieën geven samen de totale individuele consumptieve bestedingen door huishoudens. De laatste twee geven de individuele consumptieve bestedingen door de sectoren izw's t.b.v. huishoudens en overheid weer, d.w.z. hun sociale overdrachten in natura. Bij elkaar vormen de vijftien categorieën de werkelijke consumptie door huishoudens.”.

39)

Punt 22.14 wordt vervangen door:

“22.14

De individuele consumptieve bestedingen door izw's t.b.v. huishoudens en de overheid worden onderverdeeld in vijf gemeenschappelijke subcategorieën die overeenkomen met belangrijke beleidsgebieden: huisvesting, gezondheidszorg, recreatie en cultuur, onderwijs en sociale bescherming. Dit zijn ook COICOP-functies voor de individuele consumptieve bestedingen door huishoudens; sociale bescherming is een subcategorie van categorie 13 “persoonlijke verzorging, sociale bescherming en diverse goederen en diensten”. Daarom laat de COICOP voor elk van deze vijf gemeenschappelijke subcategorieën ook de rol van particuliere huishoudens, overheid en izw's t.b.v. huishoudens zien. Zo kan de rol van de overheid bij de verstrekking van huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs zichtbaar worden gemaakt.”.

40)

Punt 22.16 wordt vervangen door:

“22.16

De classificatie van overheidsuitgaven naar functie (COFOG) is een belangrijk instrument voor de beschrijving en analyse van de overheidsfinanciën. In deze classificatie worden tien hoofdafdelingen onderscheiden:

a)

algemeen overheidsbestuur;

b)

defensie;

c)

openbare orde en veiligheid;

d)

economische zaken;

e)

milieubescherming;

f)

huisvesting en gemeenschappelijke voorzieningen;

g)

gezondheid;

h)

recreatie, cultuur en godsdienst;

i)

onderwijs, en

j)

sociale bescherming.

De classificatie wordt gebruikt voor de indeling van individuele en collectieve consumptieve bestedingen door de overheid. Zij dient echter ook ter illustratie van de rol van andere soorten uitgaven, zoals subsidies, investeringsbijdragen en sociale uitkeringen, die in het kader van de uitvoering van het beleid worden gedaan.”.

41)

Hoofdstuk 23 wordt gewijzigd als volgt:

a)

punt 23.05 wordt vervangen door:

“23.05

Tot de functionele classificaties behoren naast de COFOG en de COICOP ook de COPNI (classificatie van de functies van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens) en de COPP (classificatie van de uitgaven van producenten naar functie). Deze classificaties worden gebruikt voor de functionele analyse van de uitgaven van vennootschappen, overheid, huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, alsmede voor functionele satellietrekeningen.”;

b)

de tabel onder het kopje “Transacties in producten (P)” wordt vervangen door:

“P.1

Output

P.11

Marktoutput

P.119

Indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI)

P.12

Output voor eigen finaal gebruik

P.13

Niet-marktoutput

P.131

Betalingen voor niet-marktoutput

P.132

Overige niet-marktoutput

P.2

Intermediair verbruik

P.3

Consumptieve bestedingen

P.31

Individuele consumptieve bestedingen

P.32

Collectieve consumptieve bestedingen

P.4

Werkelijke consumptie

P.41

Werkelijke individuele consumptie

P.42

Werkelijke collectieve consumptie

P.5

Investeringen (bruto)/P.5n Investeringen (netto)

P.51g

Bruto investeringen in vaste activa

P.511

Saldo aan- en verkopen van vaste activa

P.5111

Aankopen van nieuwe vaste activa

P.5112

Aankopen van bestaande vaste activa

P.5113

Verkopen van bestaande vaste activa

P.512

Kosten van eigendomsoverdracht voor niet-geproduceerde activa

P.51c

Verbruik van vaste activa (–)

P.51c1

Verbruik van vaste activa m.b.t. het bruto exploitatieoverschot (–)

P.51c2

Verbruik van vaste activa m.b.t. het bruto gemengd inkomen (–)

P.51n

Investeringen in vaste activa (netto)

P.52

Veranderingen in voorraden

P.53

Saldo aan- en verkopen van kostbaarheden

P.6

Uitvoer van goederen en diensten

P.61

Uitvoer van goederen

P.62

Uitvoer van diensten

P.7

Invoer van goederen en diensten

P.71

Invoer van goederen

P.72

Invoer van diensten”

c)

de tekst en de tabel onder het kopje “Duurzame consumptiegoederen” worden vervangen door:

“Duurzame consumptiegoederen worden gecodeerd met de beginletter X, gevolgd door de letters DHHCE (durable household consumption expenditure (duurzame consumptieve bestedingen van huishoudens)) plus één cijfer voor subgroepen en twee cijfers voor de posten.

SNA-codes

 

XDHHCE1

Meubelen en huishoudelijke apparaten

XDHHCE11

Meubelen en stoffering

XDHHCE12

Vloerbedekking

XDHHCE13

Grote huishoudelijke apparaten, al dan niet elektrisch

XDHHCE14

Grote gereedschappen en werktuigen voor huis en tuin

XDHHCE2

Privévoertuigen

XDHHCE21

Auto's

XDHHCE22

Motorfietsen

XDHHCE23

Fietsen

XDHHCE24

Door dieren getrokken voertuigen

XDHHCE3

Recreatie- en amusementsartikelen

XDHHCE31

Telefoon- en faxtoestellen

XDHHCE32

Audio- en video-opname- en -weergaveapparatuur

XDHHCE33

Foto- en filmapparatuur en optische instrumenten

XDHHCE34

Gegevensverwerkende apparatuur

XDHHCE35

Grote duurzame goederen voor recreatie buitenshuis

XDHHCE36

Muziekinstrumenten en grote duurzame goederen voor recreatie binnenshuis

XDHHCE4

Overige duurzame goederen

XDHHCE41

Sieraden en uurwerken

XDHHCE42

Therapeutische medische apparaten en toestellen”

d)

de tabel onder de titel “CLASSIFICATIE VAN INDIVIDUELE VERBRUIKSFUNCTIES (COICOP)” wordt vervangen door:

“01-13 Individuele consumptieve bestedingen van huishoudens

01

Voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken

01.1

Voedingsmiddelen

01.2

Alcoholvrije dranken

01.3

Diensten voor verwerking van primaire producten voor voedingsmiddelen en alcoholvrije dranken

02

Alcoholhoudende dranken, tabak en verdovende middelen

02.1

Alcoholhoudende dranken

02.2

Diensten in verband met de productie van alcohol

02.3

Tabak

02.4

Verdovende middelen

03

Kleding en schoeisel

03.1

Kleding

03.2

Schoeisel

04

Huisvesting, water, elektriciteit, gas en andere brandstoffen

04.1

Werkelijke woninghuur

04.2

Huurwaarde van de woning

04.3

Onderhoud, reparatie en beveiliging van de woning

04.4

Watervoorziening en diverse diensten in verband met de woning

04.5

Elektriciteit, gas en andere brandstoffen

05

Stoffering, huishoudelijke apparaten en dagelijks onderhoud van de woning

05.1

Meubelen, stoffering en losse tapijten

05.2

Huishoudtextiel

05.3

Huishoudelijke apparaten

05.4

Vaat- en glaswerk en huishoudelijke artikelen

05.5

Gereedschappen en werktuigen voor huis en tuin

05.6

Goederen en diensten voor het dagelijks onderhoud van de woning

06

Gezondheidszorg

06.1

Geneesmiddelen en gezondheidsproducten

06.2

Extramurale zorgdiensten

06.3

Intramurale zorgdiensten

06.4

Overige diensten in de gezondheidszorg

07

Vervoer

07.1

Aankoop van voertuigen

07.2

Gebruik van privévoertuigen

07.3

Personenvervoer

07.4

Goederenvervoer

08

Informatie en communicatie

08.1

Informatie- en communicatieapparatuur

08.2

Computerprogrammatuur, met uitzondering van spelletjes

08.3

Informatie- en communicatiediensten

09

Recreatie, sport en cultuur

09.1

Duurzame recreatieartikelen

09.2

Andere recreatieartikelen

09.3

Tuinproducten en huisdieren

09.4

Recreatiediensten

09.5

Cultuurgoederen

09.6

Diensten op het gebied van cultuur

09.7

Kranten, boeken en schrijfwaren

09.8

Pakketreizen

10

Onderwijs

10.1

Voor- en vroegschoolse educatie en lager onderwijs

10.2

Secundair onderwijs

10.3

Postsecundair niet-tertiair onderwijs

10.4

Tertiair onderwijs

10.5

Onderwijs dat niet naar niveau kan worden ingedeeld

11

Restaurants en accommodatiediensten

11.1

Eet- en drinkgelegenheden

11.2

Accommodatie

12

Verzekeringen en financiële diensten

12.1

Verzekering

12.2

Financiële diensten

13

Lichaamsverzorging, sociale bescherming en diverse goederen en diensten

13.1

Lichaamsverzorging

13.2

Overige artikelen voor persoonlijk gebruik

13.3

Sociale bescherming

13.9

Overige diensten

14

Individuele consumptieve bestedingen van instellingen zonder winstoogmerk (izw's) ten behoeve van huishoudens

14.1

Huisvesting

14.2

Gezondheidszorg

14.3

Recreatie en cultuur

14.4

Onderwijs

14.5

Sociale bescherming

14.6

Overige diensten

15

Individuele consumptieve bestedingen van de overheid

15.1

Huisvesting

15.2

Gezondheidszorg

15.3

Recreatie en cultuur

15.4

Onderwijs

15.5

Sociale bescherming”


(*1)  Eurostat, Handbook on prices and volume measures in national accounts, 2016.”.”


BIJLAGE II

“BIJLAGE B

PROGRAMMA VOOR DE INDIENING VAN GEGEVENS EN METAGEGEVENS

I.   Algemene voorschriften

Gegevens

1.

De lidstaten dienen bij de Commissie (Eurostat) de rekeningen in die worden beschreven in de gegevenstabellen in deze bijlage. Elke afzonderlijke gegevenstabel vermeldt de verplichte en vrijwillige variabelen die moeten worden ingediend, de vereiste referentieperioden en de termijnen voor de indiening.

Overzicht van de gegevenstabellen  (1)

Tabel nr.

Onderwerp

Termijn t + maanden (indien aangegeven: dagen) na de referentieperiode

Bestreken periode

1F

Flashramingen van bbp en werkgelegenheid – driemaandelijkse vrijwillige indiening

De datums worden overeengekomen door de deelnemende lidstaten en de Commissie (Eurostat) en stemmen overeen met de bekendmakingen met 30 of 45 dagen van Eurostat

Het meest recente gerapporteerde kwartaal

1Q

Belangrijkste aggregaten van de nationale rekeningen — driemaandelijks

2/(3) (2)

Vanaf 1995Q1

1A

Belangrijkste aggregaten van de nationale rekeningen — jaarlijks

2/(3) (2)/9

Vanaf 1995

2

Belangrijkste aggregaten van de overheid en haar subsectoren — jaarlijks

3/9

Vanaf 1995

3

Belangrijkste aggregaten naar economische activiteit — jaarlijks

9/21

Vanaf 1995

5

Consumptieve bestedingen van de huishoudens naar functie — jaarlijks

9

Vanaf 1995

6

Financiële rekeningen naar sector (transacties) — jaarlijks

4/9

Vanaf 1995

7

Financiële balansen naar sector — jaarlijks

4/9

Vanaf 1995

8

Niet-financiële rekeningen naar sector — jaarlijks

9

Vanaf 1995

801

Niet-financiële rekeningen naar sector — driemaandelijks – niet-gecorrigeerd

85 dagen/(3) (3)

Vanaf 1999Q1

801SA

Niet-financiële rekeningen naar sector — driemaandelijks – voor seizoens- en werkdaginvloeden gecorrigeerde gegevens

85 dagen + 3 werkdagen

Vanaf 1999Q1

9

Gedetailleerde inkomsten uit belastingen en sociale premies, inclusief de lijst van belastingen en sociale premies volgens de nationale classificatie — jaarlijks

9

Vanaf 1995

10

Belangrijkste aggregaten naar regio, NUTS-niveaus 2 en 3 — jaarlijks

12/24

Vanaf 2000

11

Uitgaven van de overheid naar functie (COFOG) — jaarlijks

11

Vanaf 1995

13

Rekeningen van de huishoudens per regio, NUTS-niveau 2 — jaarlijks

24

Vanaf 2000

15

Aanbodtabel tegen basisprijzen, inclusief de overgang naar aankoopprijzen — jaarlijks

36

Vanaf 2010

16

Gebruikstabel tegen aankoopprijzen — jaarlijks

36

Vanaf 2010

17

Symmetrische input-outputtabel tegen basisprijzen — vijfjaarlijks

36

Vanaf 2010

20

Vaste activa naar economische activiteit en type activa (standen) — jaarlijks

24

Vanaf 2000

22

Bruto-investeringen in vaste activa naar economische activiteit en type activa (transacties) — jaarlijks

9/24

Vanaf 1995

25

Niet-financiële rekeningen van de overheid — driemaandelijks

3

Vanaf 2002Q1

26

Balansen voor niet-financiële activa — jaarlijks

24

Vanaf 1995

27

Financiële rekeningen en balansen van de overheid — driemaandelijks

85 dagen/3

Vanaf 1999Q1

28

Bruto-overheidsschuld (“Maastrichtschuld”) — driemaandelijks

3

Vanaf 2000Q1

28A

Structuur van de bruto-overheidsschuld (“Maastrichtschuld”) — jaarlijks

100 dagen/283 dagen

Voorafgaande vier referentiejaren

29

Verworven pensioenrechten in de sociale verzekering — driejaarlijks

24

Vanaf 2012

t = referentieperiode (jaar of kwartaal).

2.

De lidstaten dienen alle verplichte gegevens in voor bekendmaking door de Commissie (Eurostat) op de geplande bekendmakingsdatums van de Europese aggregaten. Indien de ingediende gegevens niet kunnen worden verspreid om redenen van statistische geheimhouding, wordt de werkelijke waarde ingestuurd met de markeringen die zijn overeengekomen voor de primaire of secundaire statistische geheimhouding. Met uitzondering van embargodatums moet de toepassing van andere markeringen die de bekendmaking beperken, worden gemotiveerd en aan de hand van metagegevens worden uitgelegd.

3.

De lidstaten dienen alle gegevens in overeenkomstig de in bijlage A bij deze verordening vastgestelde begrippen en definities. Wanneer de ingediende gegevens afwijken van de begrippen en definities, worden de desbetreffende waarnemingen verzonden met een markering die aangeeft dat de definitie verschilt.

4.

De lidstaten dienen alle gegevens in overeenkomstig de kwaliteitscriteria van artikel 4, lid 1, van deze verordening.

5.

De lidstaten en de Commissie (Eurostat) coördineren de bekendmakingsdatums van de rekeningen. Wanneer de nationale publicatiedata na de uiterste data voor indiening van de gegevens aan de Commissie (Eurostat) liggen, worden de gegevens ingediend met een markering die het tijdelijke embargo op bekendmaking en de embargodatum en het tijdstip voor bekendmaking aangeeft.

6.

De vaststelling van embargodatums na de publicatiedatum voor Europese aggregaten wordt zoveel mogelijk vermeden.

Referentieperioden

7.

De lidstaten dienen de volledige verplichte tijdreeksen in bij de Commissie (Eurostat) bij afloop van elke termijn, met inbegrip van gegevens die niet zijn herzien, tenzij anders vermeld in specifieke afzonderlijke tabellen. Wanneer de ingediende gegevens onderbrekingen in de tijdreeksen vertonen, wordt de waarde van de betrokken referentieperiode verzonden met een markering die deze onderbreking aangeeft.

8.

Indien de lidstaten over tijdreeksen beschikken die langer zijn dan de in de gegevenstabellen vermelde verplichte referentieperioden, mogen zij op vrijwillige basis de volledige reeks indienen.

Metagegevens

9.

Metagegevens bestaan uit structurele informatie als bedoeld in punt 10 en uit specifieke informatie over de overeenkomstig punt 11 ingediende gegevens. De lidstaten dienen de metagegevens in bij de Commissie (Eurostat) om de Commissie (Eurostat) in staat te stellen de kwaliteit van de ingediende gegevens te beoordelen. Bij de indiening van metagegevens — in het kader van het indieningsprogramma — wordt voorkomen dat verzoeken om dezelfde informatie die in andere processen en tabellen worden verzameld, worden herhaald.

Wanneer de metagegevens vertrouwelijke informatie bevatten, delen de lidstaten de Commissie (Eurostat) mee dat de desbetreffende tekst in de metagegevens niet kan worden verspreid.

10.

Metagegevens over structurele informatie die de lidstaten bij de Commissie (Eurostat) moeten indienen, omvatten informatie over het productieproces, alsmede over gebruikte bronnen en methoden, indien deze niet uit andere bronnen beschikbaar zijn, en, in voorkomend geval, belangrijke methodologische of andere veranderingen die gevolgen hebben voor de ingediende gegevens, zodat de Commissie (Eurostat) de wijzigingen kan beoordelen en de gebruikers over dergelijke wijzigingen kan informeren.

Dergelijke metagegevens over structurele informatie geven, wanneer de in bijlage A gespecificeerde begrippen en definities niet worden toegepast, een korte toelichting over de begrippen en definities die daadwerkelijk in de ingediende gegevens worden toegepast en de redenen waarom de in bijlage A vermelde begrippen en definities niet worden toegepast of niet van toepassing zijn.

Na de eerste indiening ervan worden de metagegevens over structurele informatie ingediend telkens wanneer een belangrijke wijziging in het productieproces is doorgevoerd.

11.

Metagegevens over specifieke informatie over de door de lidstaten ingediende gegevens stellen de Commissie (Eurostat) in kennis van belangrijke gebeurtenissen, zoals belangrijke gegevensherzieningen, inconsistenties in de gegevens van significante omvang, uitschieters, onderbrekingen in tijdreeksen, actualiseringen van seizoenscorrecties, evenals ongebruikelijke nulwaarden en negatieve waarden. Voor gegevens die jaarlijks worden ingediend, wordt deze informatie uiterlijk op t+3 dagen toegezonden, behalve wat betreft de tabellen 1, 6 en 7, waarvoor de metagegevens samen met de gegevens moeten worden ingediend. Voor kwartaalgegevens worden de metagegevens samen met de gegevens ingediend. Deze informatie wordt alleen verzonden wanneer dergelijke gebeurtenissen worden weergegeven in de ingediende gegevens, en omvat een korte uitleg over de redenen waarom het voorval in de ingediende gegevens wordt waargenomen en om welke variabelen en referentieperioden het gaat.

De lidstaten verstrekken specifieke informatie over herzieningen die niet voortvloeien uit routineactiviteiten.

Indieningstermijnen

12.

De met metagegevens gepaard gaande gegevenstabellen worden ingediend binnen de specifieke termijnen voor elke tabel.

13.

De gegevens worden bij de Commissie (Eurostat) ingediend telkens wanneer zij door de nationale instantie worden bekendgemaakt, en wel uiterlijk op de dag waarop zij worden bekendgemaakt.

14.

Indien de lidstaten fouten in de ingediende gegevens vaststellen, stellen zij de Commissie (Eurostat) daarvan onmiddellijk in kennis en zenden zij de gecorrigeerde gegevens toe zodra de fout kan worden gecorrigeerd.

15.

Indien een lidstaat vóór het verstrijken van de termijn volledige gegevensverzamelingen in overeenstemming met de in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde kwaliteitscriteria indient, is de doorgifte van gegevens op de uiterste datum niet vereist, tenzij in specifieke afzonderlijke tabellen anders is bepaald.

Consistentie

16.

De in een tabel verstrekte gegevens moeten intern consistent zijn. De waarden die voor dezelfde variabele in verschillende gegevenstabellen worden ingediend, moeten numeriek consistent zijn wanneer zij dezelfde termijn hebben of wanneer zij op dezelfde datum moeten worden doorgegeven als andere tabellen.

17.

De som van de kwartaalwaarden van een variabele die niet gecorrigeerd is voor seizoens- en kalendereffecten in een tabel met kwartaalgegevens moet numeriek consistent zijn voor elk referentiejaar met dezelfde variabele in een overeenkomstige tabel met jaargegevens, wanneer de overeenkomstige tabellen dezelfde termijn hebben.

Tabellen 1Q en 1A

Belangrijkste aggregaten van de nationale kwartaalrekeningen (Q) en jaarrekeningen (A)

De jaargegevens (tabel 1A) worden gerapporteerd op t+2 maanden en t+9 maanden, en de kwartaalgegevens (tabel 1Q) op t+2 maanden na de referentieperiode. Indien een lidstaat op t+2 maanden een volledige gegevensset indient, is het niet nodig gegevens op t+3 maanden in te dienen. Tabel 1Q moet consistent zijn met tabel 1A op t+9 maanden.

Gegevens in lopende prijzen vanaf 1995, in prijzen van het voorgaande jaar vanaf 1996 en kettingindexcijfers volume vanaf 1995 voor jaargegevens en 1996Q1 voor kwartaalgegevens zijn verplicht (x) zoals hieronder gespecificeerd. Sommige uitsplitsingen zijn facultatief (o).

Kwartaalgegevens worden ingediend in een niet voor seizoensinvloeden gecorrigeerde vorm alsook in een voor seizoensinvloeden gecorrigeerde vorm (met inbegrip van, waar passend, aanpassingen voor het aantal werkdagen), behalve voor prijzen van het voorgaande jaar. Het indienen van kwartaalgegevens die alleen voor het aantal werkdagen of voor het seizoen zijn gecorrigeerd, geschiedt vrijwillig.

Voor specifiek administratief gebruik moet het jaarlijkse B.1*g worden ingediend met de hoogste beschikbare nauwkeurigheid, maar beperkt tot betekenisvolle waarden, bv. maximaal acht decimalen wanneer uitgedrukt in miljoenen nationale valuta en drie decimalen voor gegevens uitgedrukt in duizend personen.


Code

Variabelen

Kwartaalgegevens

t+2/(3) maanden

Jaargegevens

t+2/(3)/9 maanden

Uit-splitsing

Eenheid

B.1*g

Bruto binnenlands product tegen marktprijzen

x

x

 

CUP, PYP, CLV

Belangrijkste aggregaten van de output

B.1g

Toegevoegde waarde (bruto) tegen basisprijzen

x

x

A*10

CUP, PYP, CLV

D.21 – D.31

Saldo van productgebonden belastingen en subsidies

x

x

 

CUP, PYP, CLV

D.21

Productgebonden belastingen

o

t+9

 

CUP, PYP, CLV

D.31

Productgebonden subsidies

o

t+9

 

CUP, PYP, CLV

Belangrijkste aggregaten van de bestedingen

B.1*g

Bruto binnenlands product tegen marktprijzen

x

x

 

CUP, PYP,CLV

P.3_S1

Totaal consumptieve bestedingen

x

x

 

CUP, PYP, CLV

P.3_S14

Consumptieve bestedingen van huishoudens (binnenlands begrip)

x

x

 

CUP, PYP, CLV

waarvan

Indeling volgens duurzaamheid (DUR)

 

 

 

 

 

Duurzame goederen

x

x

DUR

CUP, PYP, CLV

 

Andere goederen en diensten

x

x

DUR

CUP, PYP, CLV

 

--

Semiduurzame goederen

x

x

DUR

CUP, PYP, CLV

 

--

Niet-duurzame goederen

x

x

DUR

CUP, PYP, CLV

 

--

Diensten

x

x

DUR

CUP, PYP, CLV

P.3_S.1M

Consumptieve bestedingen van huishoudens en izw's t.b.v. huishoudens (nationaal begrip)

x

x

 

CUP, PYP, CLV

P.3_S.14

Consumptieve bestedingen van huishoudens (nationaal begrip)

x

x

 

CUP, PYP, CLV

P.3_S.15

Consumptieve bestedingen van izw’s t. b.v. huishoudens

x

x

 

CUP, PYP, CLV

P.3_S.13

Consumptieve bestedingen van de overheid

x

x

 

CUP, PYP, CLV

P.31_S.13

Individuele consumptieve bestedingen van de overheid

x

x

 

CUP, PYP, CLV

P.32_S.13

Collectieve consumptieve bestedingen van de overheid

x

x

 

CUP, PYP, CLV

P.41

Werkelijke individuele consumptie

x

x

 

CUP, PYP, CLV

P.5

Bruto-investeringen

x

x

 

CUP, PYP, CLV

P.51g

Bruto-investeringen in vaste activa

x

x

 

CUP, PYP, CLV

waarvan

Uitsplitsingen naar type activa (AN_F6)

 

 

 

 

AN.111

Woningen

x

x

AN_F6

CUP, PYP, CLV

AN.112

Overige bouwwerken

x

x

AN_F6

CUP, PYP, CLV

AN.113 + AN.114

Machines en apparatuur + wapensystemen

x

x

AN_F6

CUP, PYP, CLV

AN.1131

Vervoermiddelen

x

x

AN_F6

CUP, PYP, CLV

AN.1132

ICT-apparatuur

o

t+9

AN_F6

CUP, PYP, CLV

AN.1139 + AN.114

Overige machines en apparatuur + wapensystemen

o

o

AN_F6

CUP, PYP, CLV

AN.115

In cultuur gebrachte biologische hulpbronnen

x

x

AN_F6

CUP, PYP, CLV

AN.117

Intellectuele eigendommen

x

x

AN_F6

CUP, PYP, CLV

P.52

Veranderingen in voorraden

x

x

 

CUP, PYP

P.53

Saldo aan- en verkopen van kostbaarheden

x

x

 

CUP, PYP

P.6

Uitvoer van goederen (fob) en diensten

x

x

GEO

CUP, PYP, CLV

P.61

Uitvoer van goederen

o

o

GEO

CUP, PYP, CLV

P.62

Uitvoer van diensten

o

o

GEO

CUP, PYP, CLV

P.7

Invoer van goederen (fob) en diensten

x

x

GEO

CUP, PYP, CLV

P.71

Invoer van goederen

o

o

GEO

CUP, PYP, CLV

P.72

Invoer van diensten

o

o

GEO

CUP, PYP, CLV

B.11

Saldo goederen- en dienstentransacties van het buitenland

x

x

 

CUP, PYP

B.111

Saldo goederentransacties van het buitenland

o

o

 

CUP, PYP

B.112

Saldo dienstentransacties van het buitenland

o

o

 

CUP,PYP

Belangrijkste aggregaten van het inkomen

B.2g + B.3g

Exploitatieoverschot (bruto) en gemengd inkomen (bruto)

x

x

 

CUP

D.2 – D.3

Belastingen op productie en invoer minus subsidies

x

x

 

CUP

D.2

Belastingen op productie en invoer

x

x

 

CUP

D.3

Subsidies

x

x

 

CUP

D.1

Beloning van werknemers in binnenlandse productie-eenheden (binnenlands begrip)

x

x

A*10

CUP

D.11

Lonen

x

x

A*10

CUP

D.12

Sociale premies t.l.v. werkgevers

x

x

A*10

CUP

Bevolking en werkgelegenheid

Verplichte eenheden (x): personen (PS) voor bevolking en alle werkgelegenheidsvariabelen en gewerkte uren (HW) voor werkgelegenheid in binnenlandse productie-eenheden.

Banen (JB) en voltijdequivalenten (FTE) facultatief (o) voor werkgelegenheid in binnenlandse productie-eenheden.

POP

Totale bevolking

(1 000 )

x

x

 

PS

EMP_NC

Ingezeten werkzame personen

(nationaal begrip)

x

x

 

PS

EEM_NC

Ingezeten werknemers

(nationaal begrip)

x

x

 

PS

ESE_NC

Ingezeten zelfstandigen

(nationaal begrip)

x

x

 

PS

EMP

Werkgelegenheid in binnenlandse productie-eenheden (binnenlands begrip)

x

x

A*10

PS, HW

o

o

A*10

JB, FTE

EEM

Werknemers in binnenlandse productie-eenheden (binnenlands begrip)

x

x

A*10

PS, HW

o

o

A*10

JB, FTE

ESE

Zelfstandigen in binnenlandse productie-eenheden (binnenlands begrip)

x

x

A*10

PS, HW

o

o

A*10

JB, FTE

Geografische uitsplitsingen van uitvoer en invoer — volgens de werkelijke samenstelling aan het einde van de laatste referentieperiode (“vaste samenstelling”)

GEO

Verplicht voor totale uitvoer en invoer;

Vrijwillig voor goederen en diensten

Eenheid met verplicht beginjaar/kwartaal

Code

Uitsplitsingen naar tegenpartijgebied

CUP

PYP

CLV

S.21

Lidstaten, met inbegrip van de instellingen en organen van de EuropeseUnie

2008/Q1

2012/Q1

2012/Q1

S.2I

Eurozone (lidstaten en instellingen van de eurozone)

2008/Q1

2012/Q1

2012/Q1

S.21 – S.2I

Intra-EU extra eurozone (lidstaten en instellingen die geen deel uitmaken van de eurozone)

2008/Q1

2012/Q1

2012/Q1

S.212

Instellingen en organen van de Europese Unie

o

o

o

S.22

Buiten de EU

2008/Q1

2012/Q1

2012/Q1


Tabel 1F

Flash-ramingen van bbp en werkgelegenheid – driemaandelijkse vrijwillige indiening

Vrijwillige indiening van flash-ramingen van de groei van het bbp en de werkgelegenheid wordt overeengekomen tussen de Commissie (Eurostat) en de lidstaten met het oog op een regelmatige gecoördineerde bekendmaking van ramingen van de desbetreffende Europese aggregaten ongeveer 30 of 45 dagen na de referentieperiode. De lidstaten die dergelijke ramingen bij de Commissie (Eurostat) indienen, doen dit elk kwartaal ten minste één werkdag vóór de overeengekomen publicatiedatum, met duidelijke vermelding of de ramingen mogen worden gepubliceerd (voorkeursoptie).


Code

Flash-ramingen

Periodiciteit

Op basis van

B.1*g

Bruto binnenlands product tegen marktprijzen

Q

Volume

EMP

Totale werkgelegenheid in binnenlandse productie-eenheden

Q

Personen


Tabel 2

Belangrijkste aggregaten van de overheid en haar subsectoren — jaarlijks

De gegevens worden gerapporteerd in lopende prijzen in miljoenen van de nationale valuta (ten minste tot op 1 miljoen van de nationale valuta nauwkeurig), met de hieronder vermelde uitzonderingen, vanaf 1995 op t+3 en t+9 maanden na de referentieperiode.

Sectoren en subsectoren:

De indeling van de overheid en de subsectoren daarvan moet verplicht worden gerapporteerd (uitzonderingen hieronder):

S.13 overheid

S.1311 centrale overheid

S.1312 deelstaatoverheid

S.1313 lokale overheid

S.1314 socialezekerheidsfondsen.

Alle niet-verplichte gegevens voor de overheid en haar subsectoren worden in de toelichting hieronder vermeld. In de andere gevallen zijn gegevens verplicht vanaf het referentiejaar 1995.

Sommige posten die verband houden met transacties met instellingen en organen van de Europese Unie moeten verplicht worden ingediend zoals hieronder aangegeven voor:

S.212 instellingen en organen van de Europese Unie

S.1 totale economie.

Subsectorgegevens worden gerapporteerd als geconsolideerd in de posten inkomen uit vermogen (D.4), overige inkomensoverdrachten (D.7) en kapitaaloverdrachten (D.9) (en de subposten en aggregaten daarvan) binnen elke subsector, maar niet tussen subsectoren. De gegevens voor sector S.13 zijn gelijk aan de som van de gegevens voor de subsectoren, met uitzondering van de posten D.4, D.7 en D.9 (en de subposten en aggregaten daarvan), die tussen de subsectoren moeten worden geconsolideerd (met informatie over transactiepartners van de uitgavenzijde). Wanneer aanzienlijke betalingen voor andere posten dan inkomen uit vermogen (D.4), overige inkomensoverdrachten (D.7) of kapitaaloverdrachten (D.9) en subposten binnen of tussen subsectoren plaatsvinden, vermelden de lidstaten deze betalingen in de voetnoten van de afzender.

De gerapporteerde gegevens moeten overeenstemmen met de krachtens Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad (4) gerapporteerde gegevens.


Code

Transactie

Toelichting

P.1

Output

 

P.11 + P.12

Marktoutput en output voor eigen finaal gebruik

 

P.11

Marktoutput

vrijwillig

P.12

Output voor eigen finaal gebruik

vrijwillig

P.12_GFSM_D.1

Output voor eigen finaal gebruik, kosten toe te rekenen aan beloning van werknemers (GFSM-doelstelling)

vrijwillig; voor de rapportage volgens de methode van het Handboek voor de statistiek van de overheidsfinanciën (Government Finance Statistics Manual - GFSM) van het Internationaal Monetair Fonds

P.12_GFSM_P.2

Output voor eigen finaal gebruik, kosten toe te rekenen aan intermediair verbruik (GFSM-doelstelling)

vrijwillig; zie P.12_GFSM_D.1

P.12_GFSM_P.51c

Output voor eigen finaal gebruik, kosten toe te rekenen aan verbruik van vaste activa (GFSM-doelstelling)

vrijwillig; zie P.12_GFSM_D.1

P.13

Niet-marktoutput

 

P.131

Betalingen voor niet-marktoutput

 

 

Pro memorie: inningskosten van eigen middelen

verplicht voor S.13 met ingang van referentiejaar 2004, vrijwillig voor subsectoren

P.132

Overige niet-marktoutput

 

P.11 + P.12 + P.131

Marktoutput, output voor eigen finaal gebruik en betalingen voor niet-marktoutput

 

P.2

Intermediair verbruik

 

B.1g

Toegevoegde waarde (bruto)

 

P.51c

Verbruik van vaste activa

 

B.1n

Toegevoegde waarde (netto)

 

D.1

Beloning van werknemers, betaald

 

D.11

Lonen, betaald

vrijwillig

D.12

Sociale premies t.l.v. werkgevers, betaald

vrijwillig

D.29p

Niet-productgebonden subsidies op productie, betaald

 

D.39r

Niet-productgebonden subsidies op productie, ontvangen

te rapporteren met een plusteken

D.3r_S.212

Subsidies, ontvangen van de instellingen en organen van de Europese Unie

alleen verplicht voor S.1 met ingang van referentiejaar 2004, vrijwillig voor S.13 en subsectoren

B.2n

Exploitatieoverschot (netto)

 

D.2r

Belastingen op productie en invoer, ontvangen

ook in te dienen voor S.212 (verplicht met ingang van referentiejaar 2004)

D.21r

Productgebonden belastingen, ontvangen

ook in te dienen voor S.212 (verplicht met ingang van referentiejaar 2004)

D.211r

Belasting over de toegevoegde waarde (btw), ontvangen

 

D.29r

Niet-productgebonden belastingen op productie, ontvangen

ook in te dienen voor S.212 (verplicht met ingang van referentiejaar 2004)

D.4r

Inkomen uit vermogen, ontvangen

 

D.41r

Rente, ontvangen

 

D.41Gr

Totaal rente vóór toerekening van IGDFI, ontvangen

vrijwillig

D.42r + D.43r + D.44r + D.45r

Overig inkomen uit vermogen, betaald

 

D.42r

Winstuitkeringen, ontvangen

vrijwillig

D.43r

Herbelegde winsten op DBI, ontvangen

vrijwillig

D.44r

Overig inkomen uit beleggingen, ontvangen

vrijwillig

D.45r

Huur, ontvangen

vrijwillig

D.3p

Subsidies, betaald

te rapporteren met een plusteken

D.31p

Productgebonden subsidies, betaald

te rapporteren met een plusteken

D.39p

Andere subsidies op productie, betaald

te rapporteren met een plusteken

D.4p

Inkomen uit vermogen, betaald

 

D.4p_S.1311 waarvan:

aan de subsector centrale overheid (S.1311)

 

D.4p_S.1312 waarvan:

aan de subsector deelstaatoverheid (S.1312)

 

D.4p_S.1313 waarvan:

aan de subsector lagere overheid (S.1313)

 

D.4p_S.1314 waarvan:

aan de subsector socialezekerheidsfondsen (S.1314)

 

D.41p

Rente, betaald

 

D.41Gp

Totaal rente vóór toerekening van IGDFI, betaald

vrijwillig

D.42p + D.43p + D.44p + D.45p

Overig inkomen uit vermogen, betaald

 

D.42p

Winstuitkeringen, betaald

vrijwillig

D.43p

Herbelegde winsten op DBI, betaald

vrijwillig

D.44p

Overig inkomen uit beleggingen, betaald

vrijwillig

D.45p

Huur, betaald

vrijwillig

B.5n

Saldo primaire inkomens (netto)

 

D.5r

Belastingen op inkomen, vermogen enz., ontvangen

 

D.51r

Belastingen op inkomen, ontvangen

vrijwillig

D.51a + D.51c1

Belastingen op het inkomen van individuen of huishoudens, inclusief waarderingsverschillen, ontvangen

vrijwillig

D.51b + D.51c2

Belastingen op het inkomen of de winsten van vennootschappen, inclusief waarderingsverschillen, ontvangen

vrijwillig

D.59r

Overige belastingen op vermogen, ontvangen

vrijwillig

D.61r

Sociale premies (netto), ontvangen

 

D.611r

Werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers, ontvangen

 

D.613r

Werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens, ontvangen

 

D.7r

Overige inkomensoverdrachten, ontvangen

 

D.7r_S.212

Overige inkomensoverdrachten, ontvangen, van de instellingen en organen van de Europese Unie

verplicht voor S.13 en S.1 met ingang van referentiejaar 2004; vrijwillig voor subsectoren van S.13

D.71r

Premies schadeverzekering, ontvangen

vrijwillig

D.72r

Uitkeringen schadeverzekering, ontvangen

vrijwillig

D.73r

Inkomensoverdrachten binnen de overheid, ontvangen

vrijwillig

D.74r

Inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking, ontvangen

vrijwillig

D.74r_S.212

Inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking, ontvangen, van de instellingen en organen van de Europese Unie

verplicht voor S.13 met ingang van referentiejaar 2004; vrijwillig voor subsectoren van S.13

D.75r

Overige inkomensoverdrachten, n.e.g., ontvangen

vrijwillig

D.76r

Eigen middelen van de EU op basis van btw en bni, inkomsten

wanneer gebruikt, verplicht op S.13-niveau met ingang van referentiejaar 2004

D.5p

Belastingen op inkomen, vermogen enz., betaald

 

D.62p

Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura), betaald

 

D.621p

Uitkeringen sociale zekerheid in geld, betaald

vrijwillig

D.622p

Uitkeringen overige sociale verzekering, betaald

vrijwillig

D.623p

Uitkeringen sociale voorziening in geld, betaald

vrijwillig

D.62p COFOG 10.2

Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura), waaronder COFOG 10.2

vrijwillig

D.62p COFOG 10.3

Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura), waaronder COFOG 10.3

vrijwillig

D.62p COFOG 10.5

Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura), waaronder COFOG 10.5

vrijwillig

D.632p

Sociale overdrachten in natura — aangekochte marktproducten, betaald

 

D.62p + D.632p

Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura), en sociale overdrachten in natura — aangekochte marktproducten, betaald

 

D.7p

Overige inkomensoverdrachten, betaald

 

D.7p_S.1311

aan de subsector centrale overheid (S.1311)

 

D.7p_S.1312

aan de subsector deelstaatoverheid (S.1312)

 

D.7p_S.1313

aan de subsector lagere overheid (S.1313)

 

D.7p_S.1314

aan de subsector socialezekerheidsfondsen (S.1314)

 

D.71p

Premies schadeverzekering (netto), betaald

vrijwillig

D.72p

Uitkeringen schadeverzekering, betaald

vrijwillig

D.73p

Inkomensoverdrachten binnen de overheid, betaald

vrijwillig

D.74p

Inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking, betaald

vrijwillig

D.74p_S.212

Inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking, betaald, aan de instellingen en organen van de Europese Unie

verplicht voor S.13 met ingang van referentiejaar 2004; vrijwillig voor subsectoren van S.13

D.75p

Overige inkomensoverdrachten, n.e.g., betaald

vrijwillig

D.76p

Eigen middelen van de EU op basis van btw en bni, betaald

verplicht voor S.13 met ingang van referentiejaar 2004; vrijwillig voor subsectoren van S.13

B.6n

Beschikbaar inkomen (netto)

 

P.3

Consumptieve bestedingen

 

P.31

Individuele consumptieve bestedingen

 

P.32

Collectieve consumptieve bestedingen

 

D.8

Correctie voor mutaties in pensioenrechten

 

B.8g

Besparingen (bruto)

 

B.8n

Besparingen (netto)

 

D.9r

Ontvangen kapitaaloverdrachten

 

D.9r_S.2

Kapitaaloverdrachten, ontvangen uit het buitenland

vrijwillig

D.9r_S.212

Kapitaalsoverdrachten, ontvangen, van de instellingen en organen van de Europese Unie

verplicht voor S.13 en S.1 met ingang van referentiejaar 2004; vrijwillig voor subsectoren van S.13

D.91r

Vermogensheffingen, ontvangen

 

D.92r + D.99r

Investeringsbijdragen en overige kapitaaloverdrachten, ontvangen

 

D.92r

Investeringsbijdragen, ontvangen

vrijwillig

D.99r

Overige kapitaaloverdrachten, ontvangen

vrijwillig

D.9p

Kapitaaloverdrachten, betaald

 

D.9p_S.1311

aan de subsector centrale overheid (S.1311)

 

D.9p_S.1312

aan de subsector deelstaatoverheid (S.1312)

 

D.9p_S.1313

aan de subsector lagere overheid (S.1313)

 

D.9p_S.1314

aan de subsector socialezekerheidsfondsen (S.1314)

 

D.9p_S.2

Kapitaaloverdrachten, betaald aan het buitenland

vrijwillig

D.9p_S.212

Kapitaalsoverdrachten, betaald, aan de instellingen en organen van de Europese Unie

verplicht voor S.13 en S.1 met ingang van referentiejaar 2004; vrijwillig voor subsectoren van S.13

D.92p

Investeringsbijdragen, betaald

 

D.99p

Overige kapitaaloverdrachten, betaald

vrijwillig

P.5

Bruto-investeringen

 

P.51g

Bruto investeringen in vaste activa

 

P.52 + P.53

Veranderingen in voorraden en saldo aan- en verkopen van kostbaarheden

 

NP

Saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa

 

P.5 + NP

Bruto-investeringen en saldo aan- en verkopen van niet-financiële niet-geproduceerde activa

 

B.9

Vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (-)

 

TE

Totaal uitgaven

 

TR

Totaal ontvangsten

 

D.995

Kapitaaloverdrachten van de overheid aan de desbetreffende sectoren voor belastingen en sociale premies die zijn geheven, maar waarschijnlijk niet zullen worden geïnd

D.995 moet worden afgetrokken van D.99r. In D.9p mogen geen bedragen voor D.995 worden opgenomen. D.995r te rapporteren met een plusteken.

PTC

Totaal betaalde belastingkorting

In te dienen op vrijwillige basis voor subsectoren en voor referentiejaren tot 2011.

Het volledige bedrag van een de betaalde belastingkorting moet worden geregistreerd als overheidsuitgaven (“totaal betaalde belastingkorting”, PTC), met vermelding van het bedrag van de “overdrachtscomponent” (TC).

TC

Betaalde belastingkorting waarmee de verplichting van de belastingbetaler wordt overschreden

Zie PTC.

De “overdrachtscomponent” (TC) komt overeen met betaalde belastingkorting die hoger zijn dan de verplichting van de belastingplichtige en die aan de belastingplichtige worden uitbetaald.

EMP (PS)

Werkgelegenheid in personen

vrijwillig (1 000 )

AN.1

Geproduceerde niet-financiële activa

vrijwillig

AN.11

Vaste activa

vrijwillig

AN.12 + AN.13

Voorraden en kostbaarheden

vrijwillig

AN.2

Niet-geproduceerde niet-financiële activa

vrijwillig

AN.21

Natuurlijke hulpbronnen

vrijwillig

AN.22

Contracten, leases en vergunningen

vrijwillig


Tabel 3

Gedetailleerde uitsplitsingen van belangrijkste aggregaten en werkgelegenheid per bedrijfstak — jaarlijks

De gegevens worden gerapporteerd op t+9 maanden na de referentieperiode voor de NACE-uitsplitsingen tot A*21 (met inbegrip van de totale economie en A*10) en op t+21 maanden voor A*64 (inclusief A*38). Deze uitsplitsingen zijn verplicht (x); uitsplitsingen van A*88 zijn facultatief (o).

Belangrijkste aggregaten van output en inkomen:

Gegevens in lopende prijzen (CUP) worden gerapporteerd vanaf 1995; prijzen van het voorgaande jaar (PYP) vanaf 1996 en kettingindexcijfers volume (CLV) vanaf 1995; PYP en CLV zijn facultatief voor P1 en P2, maar verplicht voor B.1g en P.51c; toegerekende huur van door de eigenaar bewoonde woningen (post 44 — “Exploitatie van en handel in onroerend goed”) alleen verplicht voor P.1, P.2, B.1g.


Code

Variabelen

t+9 maanden

t+21 maanden

CUP

1995

PYP

1996

CLV

1995

P.1

Output tegen basisprijzen per bedrijfstak

A*21

A*64

x

o

o

P.2

Intermediair verbruik tegen aankoopprijzen per bedrijfstak

A*21

A*64

x

o

o

B.1g

Toegevoegde waarde (bruto) tegen basisprijzen per bedrijfstak

A*21

A*64

x

x

x

P.51c

Verbruik van vaste activa per bedrijfstak

A*21

A*64

x

x

x

B.2n + B.3n

Exploitatieoverschot (netto) en gemengd inkomen (netto)

A*21

A*64

x

 

 

D.29 – D.39

Saldo van niet-productgebonden belastingen op productie en niet-productgebonden subsidies op productie

A*21

A*64

x

 

 

D.1

Beloning van werknemers per bedrijfstak

A*21

A*64

x

 

 

D.11

Lonen

A*21

A*64

x

 

 

Werkgelegenheid in binnenlandse productie (binnenlands begrip DC):

Gegevens worden gerapporteerd in personen (PS) en gewerkte uren (HW) vanaf 1995. Op t+9 maanden zijn gegevens verplicht (x) voor de NACE-uitsplitsingen tot A*21 (met inbegrip van de totale economie en A*10) en op t+21 maanden voor A*64 voor PS en A*38 voor HW; A*88-uitsplitsingen en gegevens voor banen (JB) en voltijdsequivalenten (VTE) zijn facultatief (o).

Code

Variabelen

t+9 maanden

A*21

PS/HW

1995

t+21 maanden

A*64

PS

1995

t+21 maanden

A*38 HW

1995

JB

FTE

EMP

Totale werkgelegenheid (DC)

x

x

x

o

o

EEM

Werknemers (DC)

x

x

x

o

o

ESE

Ingezeten zelfstandigen (DC)

x

x

x

o

o


Tabel 5

Consumptieve bestedingen van de huishoudens naar functie — jaarlijks

De gegevens worden gerapporteerd op t+9 maanden na de referentieperiode in lopende prijzen (CUP) vanaf 1995, in prijzen van het voorgaande jaar (PYP) vanaf 1996, en in kettingindexcijfers volume (CLV) vanaf 1995. Voor consumptieve bestedingen van huishoudens op basis van de indeling van het binnenlands begrip (DC) worden uitsplitsingen naar uitgavensoort gevraagd volgens de COICOP 2018-classificatie, met uitsplitsingen naar hoofdafdeling (2-cijferig) en naar groep (3-cijferig) zoals toegepast voor de samenstelling van de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (HICP).


Code

Variabelen

Begrip

Eenheid

P.31_S.14

Consumptieve bestedingen van ingezeten en niet-ingezeten huishoudens op het economisch gebied

Binnenlands – DC

CUP, PYP, CLV

waarvan

COICOP-uitsplitsingen

Binnenlands – DC

CUP, PYP, CLV

P.33

Consumptieve bestedingen van ingezeten huishoudens in het buitenland

 

CUP, PYP, CLV

P.34

Consumptieve bestedingen van niet-ingezeten huishoudens in het economisch gebied

 

CUP, PYP, CLV

P.31_S.14

Consumptieve bestedingen van ingezeten huishoudens in het economisch gebied en in het buitenland

Nationaal – NC

CUP, PYP, CLV


Tabel 6

Financiële rekeningen per sector — jaarlijks

De gegevens worden ingediend in lopende prijzen op t+4 en/of t+9 maanden na de referentieperiode vanaf 1995.

De volgende subsectoren van sector S.11 worden op vrijwillige basis verstrekt: S.11DO Niet-financiële vennootschappen in binnenlandse handen; S.11001 Niet-financiële vennootschappen in handen van de overheid; S.110011 waarvan: Niet-financiële vennootschappen in handen van de overheid, die deel uitmaken van binnenlandse multinationals; S.11002 Nationale niet-financiële vennootschappen in handen van de particuliere sector; S.110021 waarvan: Nationale niet-financiële vennootschappen in handen van de particuliere sector, die deel uitmaken van binnenlandse multinationals; S.11003 Niet-financiële vennootschappen in buitenlandse handen.

De volgende subsectoren van sector S.12 worden op vrijwillige basis verstrekt: S.12DO Financiële vennootschappen in binnenlandse handen; S.12001 Financiële vennootschappen in handen van de overheid; S.120011 waarvan: Financiële vennootschappen in handen van de overheid, die deel uitmaken van binnenlandse multinationals; S.12002 Nationale, financiële vennootschappen in handen van de particuliere sector; S.120021 waarvan: Nationale financiële vennootschappen in handen van de particuliere sector, die deel uitmaken van binnenlandse multinationals; S.12003 Financiële vennootschappen in buitenlandse handen; S.122 Deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank; S.123 Geldmarktfondsen (MMF's); S.125 Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen; S.126 Financiële hulpbedrijven; S.127 Financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband; S.128 Verzekeringsinstellingen; S.129 Pensioenfondsen.

De volgende subsectoren van sector S.2 worden op vrijwillige basis verstrekt: S.21 Lidstaten en instellingen en organen van de Europese Unie; S.2I Lidstaten van de eurozone, de Europese Centrale Bank en andere instellingen en organen van de eurozone; S.22 Niet-lidstaten en internationale organisaties die geen ingezetenen in de Europese Unie zijn.

De uitsplitsingen naar EMU en EU moeten de samenstelling zoals die er aan het einde van de laatste referentieperiode uitziet weergeven (“vaste samenstelling”).


 

Tabel 6

Geconsolideerd

Niet-geconsolideerd

 

Transacties

verplicht

verplicht

Overige volumemutaties

vrijwillig

verplicht

Herwaarderingsrekeningen

vrijwillig

verplicht

Informatie over transactiepartners*

 

vrijwillig

 

*

Verstrekking van niet-geconsolideerde informatie over transactiepartners geschiedt op vrijwillige basis en is beperkt tot de volgende partnersectoren:

 

S.11 Niet-financiële vennootschappen

 

S.12 Financiële instellingen

 

S.13 Overheid

 

S.14 + S.15 Huishoudens en izw's t.b.v. huishoudens

 

S.2 Buitenland

(Transacties, rekening voor overige volumemutaties en herwaarderingsrekening — geconsolideerd en niet-geconsolideerd — en informatie over transactiepartners)

ESR-code (financieel instrument)

Transacties/overige volumemutaties/nominale herwaardering van financiële instrumenten

S.1

S.11

S.12

S.121 + S.122 + S.123

S.121

S.122 + S.123

S.124

S.125 + S.126 + S.127

S.128 + S.129

S.13

S.1311

S.1312

S.1313

S.1314

S.14 + S.15

S.14

S.15

S.2

 

Activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

F.A

Totaal financiële activa

xra_ocv

xra_ocv

xra_ocv

xt+4

x

x

x

xt+4

xt+4

xra_ocv

x

x

x

x

xra_ocv

xnc

xnc

xra_ocv

F.1

Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR's)

xra_ocv

 

xra_ocv

xt+4

x

 

 

 

 

xra_ocv

x

x

x

x

 

 

 

xra_ocv

F.11

Monetair goud

xt+4

 

xt+4

xt+4

x

 

 

 

 

xt+4

x

x

x

x

 

 

 

xt+4

F.12

Bijzondere trekkingsrechten (SDR's)

xt+4

 

xt+4

xt+4

x

 

 

 

 

xt+4

x

x

x

x

 

 

 

xt+4

F.2

Chartaal geld en deposito's

xra_ocv

xra_ocv

xra_ocv

xt+4

x

x

x

xt+4

xt+4

xra_ocv

x

x

x

x

xra_ocv

xnc

xnc

xra_ocv

F.21

Chartaal geld

xt+4

xt+4

xt+4

xt+4

x

x

x

xt+4

xt+4

xt+4

x

x

x

x

xt+4

xnc

xnc

xt+4

F.22

Girale deposito's

xt+4

xt+4

xt+4

xt+4

x

x

x

xt+4

xt+4

xt+4

x

x

x

x

xt+4

xnc

xnc

xt+4

F.221

Interbancaire posities

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

F.229

Overige girale deposito's

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

F.29

Overige deposito's

xt+4

xt+4

xt+4

xt+4

x

x

x

xt+4

xt+4

xt+4

x

x

x

x

xt+4

xnc

xnc

xt+4

F.3

Schuldtitels

xra_ocv

xra_ocv

xra_ocv

xt+4

x

x

x

xt+4

xt+4

xra_ocv

x

x

x

x

xra_ocv

xnc

xnc

xra_ocv

F.31

Kortlopende leningen

xt+4

xt+4

xt+4

xt+4

x

x

x

xt+4

xt+4

xt+4

x

x

x

x

xt+4

xnc

xnc

xt+4

F.32

Langlopende leningen

xt+4

xt+4

xt+4

xt+4

x

x

x

xt+4

xt+4

xt+4

x

x

x

x

xt+4

xnc

xnc

xt+4

F.4

Leningen

xra_ocv

xra_ocv

xra_ocv