(1)

In artikel 9, lid 5, artikel 10, lid 6, en artikel 11, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/101 van de Commissie (2) is bepaald dat voor instellingen die volgens de in die verordening vastgestelde kernbenadering aanvullende waardeaanpassingen (AWA’s) berekenen, individuele AWA’s in verband met onzekerheid van de marktprijzen, afwikkelingskosten en het modelrisico moeten worden bepaald met inachtneming van een mate van zekerheid van 90 % op basis van de toepasselijke marktomstandigheden op het tijdstip van de berekening. In die verordening wordt ook een aggregatiebenadering vastgesteld voor de berekening van de op die individuele AWA’s gebaseerde totale AWA’s op categorieniveau, waarbij rekening wordt gehouden met overlappingen tussen individuele AWA’s die zich voordoen bij de aggregatie van die categorieën AWA’s.

(2)

De uitbreiding van de COVID-19-pandemie heeft overal ter wereld geleid tot niveaus van extreme volatiliteit op de financiële markten, wat van invloed is op meerdere activaklassen. Dit heeft geleid tot uitzonderlijke stijgingen van de spreiding van activaprijzen en de spreads tussen bied- en laatkoers. Daarom wordt verwacht dat de individuele AWA’s die op het niveau van de waarderingsblootstellingen worden berekend, aanzienlijk hoger zullen uitvallen dan in normale tijden.

(3)

De aanpassing van individuele AWA’s aan nieuwe marktomstandigheden is een normaal proces. Er mag echter worden verwacht dat ten gevolge van de COVID-19-pandemie en de besluiten van overheden om de economische activiteit op een groot aantal gebieden stil te leggen, de aggregatie van aanzienlijk hogere individuele AWA’s een onevenredige impact zal hebben op de geaggregeerde AWA-bedragen. De regels voor prudente waardering moeten derhalve worden herzien, zodat zij niet alleen voorzien in een aggregatiefactor die in normale marktomstandigheden moet worden gebruikt, maar ook erin voorzien dat instellingen voor deze specifieke periode van extreme volatiliteit van de marktprijzen en systeemschok ten gevolge van de COVID-19-pandemie een hogere aggregatiefactor moeten toepassen.

(4)

Er mag worden verwacht dat de extreme marktvolatiliteit die zich ten gevolge van de COVID-19-pandemie voordoet, zal afnemen naarmate de pandemie zoals verwacht in de komende maanden afzwakt. De hogere aggregatiefactor mag daarom alleen van toepassing zijn voor de verwachte duur van die extreme marktvolatiliteit in combinatie met systeemschok, die momenteel wordt geacht te lopen tot en met 31 december 2020.

(5)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/101 moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd. Gezien de urgentie veroorzaakt door de COVID-19-pandemie heeft de Europese Bankautoriteit geoordeeld dat de uitvoering van een openbare raadpleging en een kosten-batenanalyse onevenredig zou zijn. De Europese Bankautoriteit heeft echter de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen geïnformeerd.

(7)

Om snel te kunnen reageren op de gevolgen van de COVID-19-pandemie moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan,