This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32019R0941
Regulation (EU) 2019/941 of the European Parliament and of the Council of 5 June 2019 on risk-preparedness in the electricity sector and repealing Directive 2005/89/EC (Text with EEA relevance.)
Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG (Voor de EER relevante tekst.)
Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG (Voor de EER relevante tekst.)
PE/73/2018/REV/1
PB L 158 van 14.6.2019, p. 1–21
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Repeal | 32005L0089 | 04/07/2019 |
14.6.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 158/1 |
VERORDENING (EU) 2019/941 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 5 juni 2019
betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De elektriciteitssector in de Unie maakt een diepgaande transformatie door die wordt gekenmerkt door markten met een grotere mate van decentralisatie en met meer marktdeelnemers, een groter aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen en beter geïnterconnecteerde systemen. Naar aanleiding daarvan streven Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad (5) ernaar het juridische kader voor de interne elektriciteitsmarkt van de Unie te moderniseren teneinde te waarborgen dat de markten en netten optimaal werken, ten bate van het bedrijfsleven en de burgers van de Unie. Deze verordening is bedoeld om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de energie-unie, waarvan energiezekerheid, solidariteit, vertrouwen en een ambitieus klimaatbeleid integraal deel uitmaken. |
(2) |
Goed werkende markten en systemen met toereikende elektriciteitsinterconnecties zijn de beste garantie voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening. Zelfs als markten en systemen goed functioneren en onderling verbonden zijn, kan het risico op een elektriciteitscrisis door natuurrampen, zoals extreme weersomstandigheden, aanslagen of brandstoftekorten, nooit worden uitgesloten. Elektriciteitscrises hebben vaak consequenties die over nationale grenzen heen reiken. Zelfs wanneer dergelijke crises plaatselijk beginnen, kunnen de gevolgen ervan zich snel over grenzen heen verspreiden. Hele regio's kunnen tegelijkertijd worden getroffen door extreme omstandigheden, zoals koude- of hittegolven of cyberaanvallen. |
(3) |
In de context van gekoppelde elektriciteitsmarkten en -systemen kunnen elektriciteitscrisispreventie en -beheersing niet uitsluitend als nationale taak worden beschouwd. Het potentieel voor efficiëntere en goedkopere maatregelen door regionale samenwerking moet beter worden benut. Een gemeenschappelijk regelgevingskader en beter gecoördineerde procedures zijn noodzakelijk om te waarborgen dat de lidstaten en andere actoren over grenzen heen doeltreffend samenwerken in een geest van meer transparantie, vertrouwen en solidariteit tussen de lidstaten. |
(4) |
In Richtlijn 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn de nodige maatregelen vastgesteld die de lidstaten moeten treffen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in het algemeen te waarborgen. De bepalingen van die richtlijn zijn grotendeels achterhaald als gevolg van daarna vastgestelde wetgevingshandelingen, met name wat betreft de manier waarop elektriciteitsmarkten georganiseerd moeten zijn teneinde te waarborgen dat afdoende capaciteit beschikbaar is en waarop transmissiesysteembeheerders moeten samenwerken om voor systeemstabiliteit te zorgen alsmede wat betreft de noodzaak om te waarborgen dat passende infrastructuur is aangelegd. Deze verordening heeft specifiek betrekking op het thema elektriciteitscrisispreventie en -beheersing. |
(5) |
De Verordeningen (EU) 2017/1485 (7) en (EU) 2017/2196 (8) van de Commissie omvatten gedetailleerde voorschriften betreffende de manier waarop transmissiesysteembeheerders en andere relevante belanghebbenden te werk moeten gaan en moeten samenwerken teneinde de systeemveiligheid te waarborgen. Deze voorschriften moeten ervoor zorgen dat de meeste elektriciteitsincidenten op operationeel niveau doeltreffend worden afgehandeld. Deze verordening is gericht op elektriciteitscrises die op grotere schaal gevolgen kunnen hebben. In de verordening is bepaald wat de lidstaten moeten doen om dergelijke crises te voorkomen en welke maatregelen zij kunnen treffen indien de systeembeheersvoorschriften alleen niet meer afdoende zijn. Zelfs in elektriciteitscrises moeten de systeembeheersvoorschriften volledig worden nageleefd en deze verordening moet stroken met Verordening (EU) 2017/2196. |
(6) |
Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader gecreëerd dat bestaat uit voorschriften voor het voorkomen van elektriciteitscrises alsmede de voorbereiding daarop en de beheersing daarvan, waardoor de transparantie tijdens de voorbereidingsfase en tijdens een elektriciteitscrisis wordt verbeterd en wordt gewaarborgd dat op gecoördineerde en doeltreffende wijze maatregelen worden genomen. Op grond van de verordening moeten de lidstaten op regionaal niveau en, waar nodig, bilateraal samenwerken in een geest van solidariteit. Bovendien wordt voorzien in een kader voor een doeltreffend toezicht op de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in de Unie via de Coördinatiegroep voor elektriciteit die door de Commissie bij besluit van 15 november 2012 is opgericht (9) als forum voor de uitwisseling van informatie en ter bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten, met name op het gebied van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening. De samenwerking tussen lidstaten en het toezichtskader hebben tot doel de risicoparaatheid te verbeteren en de kosten ervan terug te dringen. Deze verordening moet de interne elektriciteitsmarkt versterken door meer onderling vertrouwen tussen de lidstaten te scheppen en ongepaste overheidsmaatregelen in elektriciteitscrises tegen te gaan, waarbij in het bijzonder de ongerechtvaardigde inperking van grensoverschrijdende stromen en zoneoverschrijdende transmissiecapaciteit wordt voorkomen, zodat het risico van negatieve overloopeffecten op naburige lidstaten wordt beperkt. |
(7) |
Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad (10) voorziet in algemene voorschriften inzake netwerk- en informatiebeveiliging, terwijl specifieke voorschriften betreffende cyberbeveiliging zullen worden vastgesteld door middel van een netcode als bepaald in Verordening (EU) 2019/943. Onderhavige verordening vult Richtlijn (EU) 2016/1148 aan doordat wordt gewaarborgd cyberincidenten, als gedefinieerd in die richtlijn, naar behoren als risico worden geïdentificeerd en dat maatregelen die met betrekking tot dergelijke incidenten worden getroffen naar behoren worden opgenomen in de risicoparaatheidsplannen. |
(8) |
Richtlijn 2008/114/EG van de Raad (11) voorziet in een proces om de veiligstelling van als dusdanig aangemerkte Europese kritieke infrastructuur in de Unie te verbeteren, inclusief voor bepaalde elektriciteitsinfrastructuur. Samen met deze verordening draagt Richtlijn 2008/114/EG ertoe bij dat een totaalaanpak tot stand komt om de energievoorziening binnen de Unie veilig te stellen. |
(9) |
Bij Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (12) zijn verplichtingen vastgesteld op grond waarvan de lidstaten om de drie jaar risicobeoordelingen op nationaal of passend subnationaal niveau moeten opstellen en hun risicobeheersingsplanning moeten ontwikkelen en verfijnen op nationaal of passend subnationaal niveau. De in deze verordening opgenomen specifieke maatregelen betreffende risicopreventie, -paraatheid en -planning moeten in overeenstemming zijn met de bredere multirisicobeoordelingen op nationaal niveau die op grond van Besluit nr. 1313/2013/EU moeten worden uitgevoerd. |
(10) |
De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening op hun grondgebied, waarbij de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening tevens een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de Commissie en de andere actoren in de Unie is, elk binnen hun respectieve activiteitenterreinen en bevoegdheidsgebieden. De zekerheid van de elektriciteitsvoorziening veronderstelt doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten, de instellingen, organen, bureaus en agentschappen van Unie, en de relevante belanghebbenden. De distributiesysteembeheerders en de transmissiesysteembeheerders spelen een sleutelrol bij het waarborgen van een zeker, betrouwbaar en doeltreffend elektriciteitssysteem, in overeenstemming met de artikelen 31 en 40 van Richtlijn (EU) 2019/944. De regulerende instanties en de andere betrokken nationale instanties spelen ook een belangrijke rol bij het waarborgen en controleren van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening, als onderdeel van hun taken uit hoofde van artikel 59 van Richtlijn (EU) 2019/944. De lidstaten moeten een bestaande of nieuwe entiteit aanwijzen als hun enige bevoegde nationale overheids- of regulerende instantie met het oog op het garanderen van een transparante en inclusieve participatie van alle betrokken partijen en van een doeltreffende en goede tenuitvoerlegging van de risicoparaatheidsplannen, alsmede ter vergemakkelijking van de preventie en de ex-postevaluatie van elektriciteitscrises, en de uitwisseling van informatie hierover. |
(11) |
Een gemeenschappelijke aanpak van de elektriciteitscrisispreventie en -beheersing impliceert dat de lidstaten een gemeenschappelijk inzicht moeten hebben in hetgeen een elektriciteitscrisis is. Deze verordening moet met name de coördinatie tussen de lidstaten vergemakkelijken met het oog op de identificatie van een situatie waarin een potentieel risico van een significant tekort aan elektriciteit of een onmogelijkheid van het leveren aan afnemers ervan bestaand of ophanden is. Het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSB voor elektriciteit) en de lidstaten moeten respectievelijk concrete regionale en nationale elektriciteitscrisisscenario's afbakenen. Die benadering moet waarborgen dat alle relevante elektriciteitscrises zijn afgedekt en dat rekening wordt gehouden met de specifieke regionale en nationale kenmerken, zoals de topologie van het net, de elektriciteitsmix, de omvang van de opwekking en het verbruik, en de mate van bevolkingsdichtheid. |
(12) |
Voor een gemeenschappelijke aanpak betreffende elektriciteitscrisispreventie en -beheersing is het ook van belang dat de lidstaten dezelfde methoden en definities gebruiken voor het identificeren van risico's in verband met de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en dat zij in staat zijn op doeltreffende wijze te vergelijken hoe goed zij en hun buren op dat gebied presteren. Deze verordening omvat twee indicatoren aan de hand waarvan de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in de Unie wordt gemonitord: "verwachte niet-geleverde energie", uitgedrukt in GWh per jaar, en "de probabiliteit dat niet aan de vraag kan worden voldaan", uitgedrukt in uren per jaar. Deze indicatoren maken deel uit van de beoordeling van de toereikendheid van hulpbronnen in Europa die krachtens artikel 23 van Verordening (EU) 2019/943 door de ENTSB voor elektriciteit wordt uitgevoerd. De Coördinatiegroep voor elektriciteit moet zorgen voor regelmatig toezicht op de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening op basis van de resultaten van deze indicatoren. Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) moet van deze indicatoren gebruikmaken wanneer het in het kader van het jaarlijkse monitoringverslagen inzake de elektriciteitsmarkt overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad (13) verslag uitbrengt over de prestaties van de lidstaten wat betreft de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening. |
(13) |
Teneinde de samenhang van de risicobeoordelingen te waarborgen op een wijze die meer onderling vertrouwen tussen de lidstaten in een elektriciteitscrisis schept, is een gemeenschappelijke benadering ten aanzien van het identificeren van risicoscenario's noodzakelijk. De ENTSB voor elektriciteit moet daarom, na overleg met de betrokken belanghebbenden en in samenwerking met ACER en met de Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten, een gemeenschappelijke methodologie voor het identificeren van risico's ontwikkelen en bijwerken, waarbij de ENTSB voor elektriciteit de methodologie voorstelt en ACER deze goedkeurt. Wanneer ACER de Coördinatiegroep voor elektriciteit raadpleegt, houdt het zo veel mogelijk rekening met de standpunten daarvan. Wanneer belangrijke nieuwe informatie beschikbaar wordt, moet de ENTSB voor elektriciteit de gemeenschappelijke methodologie voor het identificeren van risico's bijwerken. |
(14) |
Op basis van de gemeenschappelijke methode moet de ENTSB voor elektriciteit regelmatig regionale elektriciteitscrisisscenario's opstellen en bijwerken, en de meest relevante risico's voor elke regio identificeren, zoals extreme weersomstandigheden, natuurrampen, brandstoftekorten of aanslagen. Wat betreft het crisisscenario waarbij een gastekort optreedt, moet het risico op een onderbreking van de gaslevering worden beoordeeld op basis van de scenario's voor verstoring van de gaslevering en infrastructuur die door het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (ENTSB-G) zijn ontwikkeld overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (14). De ENTSB voor elektriciteit moet taken in verband met het identificeren van regionale elektriciteitscrisisscenario's kunnen delegeren aan de regionale coördinatiecentra die zijn opgericht uit hoofde van artikel 35 van Verordening (EU) 2019/943. Deze gedelegeerde taken moeten worden uitgevoerd onder het toezicht van de ENTSB voor elektriciteit. De lidstaten dienen hun nationale elektriciteitscrisisscenario's op basis van de regionale elektriciteitscrisisscenario's vast te stellen en in principe om de vier jaar bij te werken. Deze scenario's moeten als basis voor de risicoparaatheidsplannen dienen. Wanneer de lidstaten op nationaal niveau risico's identificeren, moeten zij melding maken van mogelijke risico's die zij identificeren met betrekking tot de eigendom van infrastructuur die relevant is voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en van de maatregelen die eventueel zijn getroffen om deze risico's aan te pakken (zoals algemene of sectorspecifieke wetgeving inzake de doorlichting van investeringen, bijzondere rechten voor bepaalde aandeelhouders enz.), waarbij moet worden vermeld waarom zij dergelijke maatregelen als noodzakelijk en evenredig beschouwen. |
(15) |
Een regionale aanpak voor het identificeren van risicoscenario's en het ontwikkelen van preventieve, voorbereidende en beperkende maatregelen moet aanzienlijke voordelen opleveren wat betreft de doeltreffendheid van de maatregelen en het optimale gebruik van hulpbronnen. In het geval van een gelijktijdige elektriciteitscrisis zou een gecoördineerde en vooraf overeengekomen aanpak bovendien zorgen voor een consistente respons en voor beperking van het risico dat zuiver nationale maatregelen negatieve overloopeffecten hebben in naburige lidstaten. De lidstaten zijn daarom op grond van deze verordening verplicht op regionaal niveau samen te werken. |
(16) |
De regionale coördinatiecentra moeten taken van regionaal belang verrichten die hun overeenkomstig Verordening (EU) 2019/943 worden toebedeeld. Om ervoor te zorgen dat zij hun taken op doeltreffende wijze kunnen uitvoeren en dat zij in nauwe samenwerking met de relevante nationale instanties te werk gaan teneinde elektriciteitsincidenten op grotere schaal te voorkomen en te beperken, moet voor de in het kader van deze verordening verplichte regionale samenwerking worden voortgebouwd op de regionale samenwerkingsstructuren die op technisch niveau worden gebruikt, namelijk de groepen lidstaten die onder hetzelfde regionale coördinatiecentrum vallen. De geografische regio's van de regionale coördinatiecentra zijn derhalve van belang voor het identificeren van de regionale elektriciteitscrisisscenario's en risicobeoordelingen. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid hebben binnen de regio's subgroepen te vormen met het oog op samenwerking ten aanzien van concrete regionale maatregelen, of om daartoe samen te werken binnen bestaande regionale samenwerkingsfora, aangezien het technische vermogen om elkaar onderlinge assistentie bij een elektriciteitscrisis te bieden van essentieel belang is. Niet alle lidstaten in een grotere regio zijn immers noodzakelijkerwijze in staat om in een elektriciteitscrisis aan een andere lidstaat te leveren. Derhalve is het niet nodig dat alle lidstaten in een regio regionale overeenkomsten over concrete regionale maatregelen sluiten. In plaats daarvan zouden lidstaten die het technische vermogen hebben assistentie aan elkaar te bieden, dergelijke overeenkomsten moeten sluiten. |
(17) |
Op grond van Verordening (EU) 2019/943 moet een gemeenschappelijke methode worden gebruikt voor de beoordeling van de middellangetermijn- tot langetermijntoereikendheid van hulpbronnen in Europa (van 10 year-ahead tot year-ahead) om te waarborgen dat de besluiten van de lidstaten met betrekking tot eventuele investeringen op een transparante en gemeenschappelijk overeengekomen basis worden vastgesteld. De beoordeling van de toereikendheid van hulpbronnen in Europa heeft een ander doel dan de beoordelingen van de kortetermijntoereikendheid, die worden gebruikt om mogelijke problemen in verband met de kortetermijntoereikendheid op te sporen, namelijk seizoensgebonden beoordelingen van de toereikendheid (zes maanden ahead) en beoordelingen van de toereikendheid op week-ahead- tot en met ten minste day-ahead-basis. Wat betreft kortetermijnbeoordelingen, is het noodzakelijk om een gemeenschappelijke benadering vast te stellen ten aanzien van de manier waarop mogelijke problemen in verband met de toereikendheid worden opgespoord. De ENTSB voor elektriciteit moet winter- en zomertoereikendheidsbeoordelingen uitbrengen om de lidstaten en de transmissiesysteembeheerders te waarschuwen voor risico's betreffende de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening die zich de volgende zes maanden kunnen voordoen. Om die toereikendheidsbeoordelingen te verbeteren, moet de ENTSB voor elektriciteit een gemeenschappelijke probabilistische methodologie ontwikkelen na raadpleging van de relevante belanghebbenden en in samenwerking met ACER en de Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten. De ENTSB voor elektriciteit moet deze methodologie en bijgewerkte versies ervan aan ACER voorstellen en ACER moet het voorstel en de bijgewerkte versies goedkeuren. Bij de raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit moet ACER zo veel mogelijk rekening houden met de standpunten van de Coördinatiegroep voor elektriciteit. Wanneer belangrijke nieuwe informatie beschikbaar wordt, moet ENTSB-E de methodologie bijwerken. De ENTSB voor elektriciteit moet over de mogelijkheid beschikken om taken die verband houden met seizoensgebonden vooruitzichten, te delegeren aan de regionale coördinatiecentra, waarbij gedelegeerde taken moeten worden verricht onder toezicht van de ENTSB voor elektriciteit. |
(18) |
De transmissiesysteembeheerders moeten de ter voorbereiding van de seizoensgebonden toereikendheidsbeoordelingen gebruikte methode toepassen wanneer zij eender welk ander type kortetermijnbeoordeling van risico's uitvoeren, met name prognoses betreffende de week-ahead tot en met ten minste de day-ahead-productietoereikendheid waarin wordt voorzien in Verordening (EU) 2017/1485. |
(19) |
Om een gemeenschappelijke benadering betreffende elektriciteitscrisispreventie en -beheersing te waarborgen, moet de bevoegde instantie van elke lidstaat een risicoparaatheidsplan opstellen op basis van de regionale en nationale elektriciteitscrisisscenario's. De bevoegde instanties moeten de belanghebbenden of vertegenwoordigers van groepen van belanghebbenden, zoals vertegenwoordigers van producenten of hun belangenorganisaties of van distributiesysteembeheerders, raadplegen wanneer die van belang zijn voor de preventie en aanpak van een elektriciteitscrisis. Hiertoe moeten de bevoegde instanties een besluit nemen over de passende regelingen voor het doorvoeren van de raadpleging. In de risicoparaatheidsplannen moeten effectieve, proportionele en niet-discriminerende maatregelen worden uiteengezet waarmee alle geïdentificeerde elektriciteitscrisisscenario's worden aangepakt. Er moet rekening worden gehouden met de milieueffecten van de voorgestelde maatregelen aan de vraagzijde en de aanbodzijde. De plannen moeten transparant zijn, met name wat betreft de voorwaarden waaronder niet-marktgebaseerde maatregelen kunnen worden getroffen om elektriciteitscrises te beperken. Alle beoogde niet-marktgebaseerde maatregelen moeten voldoen aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften. De risicoparaatheidsplannen moeten openbaar worden gemaakt, waarbij de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie moet worden gewaarborgd. |
(20) |
In de risicoparaatheidsplannen moeten nationale, regionale en, waar nodig, bilaterale maatregelen worden vastgesteld. Regionale en, waar nodig, bilaterale maatregelen zijn met name noodzakelijk in het geval van een gelijktijdige elektriciteitscrisis, wanneer een gecoördineerde en vooraf overeengekomen benadering nodig is om te zorgen voor een consistente respons en om het risico op negatieve overloopeffecten te verminderen. Daartoe moeten de bevoegde instanties, voorafgaand aan de vaststelling van risicoparaatheidsplannen, de bevoegde instanties van de relevante lidstaten raadplegen. De relevante lidstaten zijn de staten waar zich negatieve overloopeffecten of andere gevolgen voor elkaars elektriciteitssystemen kunnen voordoen, of deze lidstaten zich nu in dezelfde regio bevinden of rechtstreeks verbonden zijn. In de plannen dient rekening te worden gehouden met de relevante nationale omstandigheden, met inbegrip van de situatie van ultraperifere regio's in de zin van artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met sommige geïsoleerde microsystemen die niet zijn aangesloten op de nationale transmissiesystemen. In dit verband moeten de lidstaten passende conclusies trekken over, onder meer, de bepalingen van deze verordening inzake de identificatie van regionale elektriciteitscrisisscenario's en de in de risicoparaatheidsplannen vastgestelde regionale en bilaterale maatregelen, alsmede de bepalingen inzake assistentie. In de plannen dienen de rollen en verantwoordelijkheden van de bevoegde instanties duidelijk te worden vastgesteld. In de nationale maatregelen moet volledig rekening worden gehouden met de overeengekomen regionale maatregelen en moeten de kansen die regionale en bilaterale samenwerking biedt optimaal worden benut. De plannen moeten een technische en operationele inhoud krijgen en hebben als functie dat zij het plaatsvinden of het escaleren van een elektriciteitscrisis moeten helpen voorkomen en de effecten daarvan beperken. |
(21) |
De risicoparaatheidsplannen moeten regelmatig worden bijgewerkt. Teneinde te waarborgen dat de plannen bijgewerkt en doeltreffend zijn, moeten de bevoegde instanties van de lidstaten van elke regio, in samenwerking met transmissiesysteembeheerders en andere belanghebbenden, om de twee jaar simulaties organiseren om de geschiktheid ervan te testen. |
(22) |
Het in deze verordening voorziene model is bedoeld om de voorbereiding van de plannen te vergemakkelijken waarbij het mogelijk is bijkomende, voor lidstaten specifieke informatie op te nemen. Het model is tevens bedoeld om overleg met de andere lidstaten in de betrokken regio en de Coördinatiegroep voor elektriciteit te vergemakkelijken. Doordat overleg met de regio en overleg in het kader van de Coördinatiegroep voor elektriciteit plaatsvindt, moet worden gewaarborgd dat in één lidstaat of regio getroffen maatregelen de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening van andere lidstaten of regio's niet in gevaar brengen. |
(23) |
Het is van belang de communicatie en de transparantie tussen de lidstaten te bevorderen wanneer zij over concrete, serieuze en betrouwbare informatie beschikken dat zich een elektriciteitscrisis kan voordoen. In dergelijke omstandigheden moeten de betrokken lidstaten de Commissie, de aangrenzende lidstaten en de Coördinatiegroep voor elektriciteit zonder onnodige vertraging in kennis stellen en daarbij in het bijzonder informatie verstrekken over de oorzaken van de verslechtering van de elektriciteitsvoorzieningssituatie, de maatregelen die zijn gepland om de elektriciteitscrisis te voorkomen en de mogelijke behoefte aan assistentie van de andere lidstaten. |
(24) |
Uitwisseling van informatie in het geval van een elektriciteitscrisis is van essentieel belang om gecoördineerde maatregelen en doelgerichte assistentie te waarborgen. Daarom is in de verordening bepaald dat de bevoegde instantie de lidstaten in de regio, de aangrenzende lidstaten en de Commissie zonder onnodige vertraging in kennis moet stellen wanneer zij met een elektriciteitscrisis wordt geconfronteerd. De bevoegde instantie moet tevens informatie verstrekken over de oorzaken van de crisis, over de geplande en getroffen maatregelen ter beperking van de crisis en over de eventuele behoefte aan assistentie door andere lidstaten. Wanneer deze assistentie verder gaat dan de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening, moet het Uniemechanisme voor civiele bescherming het toepasselijke wettelijke kader blijven. |
(25) |
In het geval van een elektriciteitscrisis moeten de lidstaten samenwerken in een geest van solidariteit. Naast deze algemene regel zijn ook passende bepalingen nodig om ervoor te zorgen dat lidstaten elkaar assistentie bieden in geval van een elektriciteitscrisis. Dergelijke assistentie moet zijn gebaseerd op overeengekomen gecoördineerde maatregelen die in de risicoparaatheidsplannen staan. Deze verordening geeft de lidstaten een ruime beoordelingsbevoegdheid bij het overeenkomen van de inhoud van dergelijke gecoördineerde maatregelen en dus van de inhoud van de door hen geboden assistentie. Het is aan de lidstaten te beslissen en het eens te worden over dergelijke gecoördineerde maatregelen met inachtneming van vraag en aanbod. Tegelijkertijd zorgt deze verordening ervoor dat, voor de toepassing van de overeengekomen assistentie, de elektriciteit op een gecoördineerde manier wordt geleverd. De lidstaten moeten het eens worden over de nodige technische, juridische en financiële regelingen voor de uitvoering van de overeengekomen regionale en bilaterale maatregelen. In het kader van deze technische regelingen moeten de lidstaten de maximumhoeveelheden te leveren elektriciteit aangeven, die opnieuw moeten worden beoordeeld op basis van de technische haalbaarheid van het leveren van elektriciteit, zodra assistentie tijdens een elektriciteitscrisis nodig is. Vervolgens dienen de lidstaten alle nodige maatregelen te nemen voor de uitvoering van de overeengekomen regionale en bilaterale maatregelen en technische, juridische en financiële regelingen. |
(26) |
Wanneer de lidstaten gecoördineerde maatregelen en technische, juridische en financiële regelingen overeenkomen of anderszins assistentiebepalingen toepassen, moeten zij rekening houden met sociale en economische factoren, met inbegrip van de veiligheid van de burgers van de Unie en met evenredigheid. Zij worden aangemoedigd beste praktijken uit te wisselen en de Coördinatiegroep voor elektriciteit te gebruiken als discussieplatform voor de identificatie van beschikbare opties voor assistentie, met name betreffende gecoördineerde maatregelen en de nodige technische, juridische en financiële regelingen, met inbegrip van billijke compensatie. De Commissie kan de voorbereiding van de regionale en bilaterale maatregelen vergemakkelijken. |
(27) |
De assistentie tussen lidstaten uit hoofde van deze verordening moet geschieden op basis van billijke, tussen de lidstaten overeengekomen compensatie. Deze verordening harmoniseert niet alle aspecten van zo'n billijke compensatie tussen de lidstaten. De lidstaten moeten daarom bepalingen inzake billijke compensatie overeenkomen voordat assistentie wordt geboden. De lidstaat die om assistentie verzoekt, moet deze compensatie onmiddellijk betalen of de onmiddellijke betaling waarborgen aan de lidstaat die assistentie biedt. De Commissie moet juridische niet-bindende sturing bieden voor de belangrijkste aspecten van billijke compensatie en andere aspecten van de technische, juridische en financiële regelingen. |
(28) |
Bij het bieden van assistentie uit hoofde van deze verordening passen de lidstaten het Unierecht toe, en zij moeten derhalve de grondrechten die worden gewaarborgd door het Unierecht eerbiedigen. Dergelijke assistentie kan, afhankelijk van de tussen lidstaten overeengekomen maatregelen, resulteren in een verplichting voor een lidstaat om compensatie te betalen aan de door zijn maatregelen getroffenen. Daarom moeten de lidstaten, waar nodig, ervoor zorgen dat is voorzien in nationale compensatieregelingen die stroken met het Unierecht, en meer bepaald met de grondrechten. Voorts moet de lidstaat die assistentie ontvangt uiteindelijk alle redelijke kosten dragen die een andere lidstaat maakt als gevolg van het bieden van assistentie, overeenkomstig dergelijke nationale compensatieregelingen. |
(29) |
In geval van een elektriciteitscrisis moet assistentie worden geboden, zelfs wanneer de lidstaten het nog niet eens zijn geworden over gecoördineerde maatregelen en technische, juridische en financiële regelingen, zoals vereist uit hoofde van de bepalingen van deze verordening inzake assistentie. Om in een dergelijke situatie assistentie te bieden in overeenstemming met deze verordening, moeten de lidstaten ad-hocmaatregelen en -regelingen overeenkomen, als alternatief voor de ontbrekende gecoördineerde maatregelen en technische, juridische en financiële regelingen. |
(30) |
Bij deze verordening wordt een dergelijk assistentiemechanisme tussen lidstaten ingesteld als instrument om een elektriciteitscrisis in de Unie te voorkomen of te helpen opvangen. Derhalve moet de Commissie het assistentiemechanisme evalueren in het licht van de toekomstige ervaring met de werking ervan, en zij moet, indien nodig, wijzigingen voorstellen. |
(31) |
Deze verordening moet elektriciteitsbedrijven en afnemers in staat stellen zo lang mogelijk te rekenen op mechanismen als vastgesteld in Verordening (EU) 2019/943 en Richtlijn (EU) 2019/944, wanneer zij met elektriciteitscrises worden geconfronteerd. De voorschriften betreffende de interne markt en het beheer van systemen moeten ook in elektriciteitscrises worden nageleefd. Deze voorschriften omvatten artikel 22, lid 1, onder i), van Verordening (EU) 2017/1485 en artikel 35 van Verordening (EU) 2017/2196, die betrekking hebben op beperking van transacties, beperking van de levering van zoneoverschrijdende capaciteit voor capaciteitstoewijzing of beperking van de levering van schema's. Dat betekent dat niet-marktgebaseerde maatregelen, zoals gedwongen verbruiksontkoppeling of de levering van extra voorraden buiten de normale marktwerking, uitsluitend in laatste instantie en als alle door de markt geboden mogelijkheden zijn uitgeput, mogen worden getroffen. Tot gedwongen verbruiksontkoppeling moet derhalve slechts worden overgegaan als alle mogelijkheden voor vrijwillige verbruiksontkoppeling zijn uitgeput. Bovendien moeten alle niet-marktgebaseerde maatregelen noodzakelijk, evenredig, niet-discriminerend en tijdelijk zijn. |
(32) |
Teneinde te zorgen voor transparantie na een elektriciteitscrisis, moet de bevoegde instantie die de elektriciteitscrisis afkondigt, een ex-postevaluatie van de crisis en de gevolgen ervan uitvoeren. Bij deze evaluatie moeten onder meer de doeltreffendheid en de evenredigheid van de maatregelen alsmede de economische kosten ervan worden onderzocht. Bij deze evaluatie dienen bovendien grensoverschrijdende factoren te worden bekeken, zoals de impact van de maatregelen op andere lidstaten en de mate van assistentie die de lidstaat welke de elektriciteitscrisis heeft afgekondigd, van hen heeft ontvangen. |
(33) |
Door middel van de verplichtingen inzake transparantie moet worden gewaarborgd dat alle maatregelen die worden getroffen om elektriciteitscrises te voorkomen of te beheersen, voldoen aan de regels van de interne markt, en in overeenstemming zijn met de beginselen van samenwerking en solidariteit die aan de energie-unie ten grondslag liggen. |
(34) |
Door deze verordening wordt de rol van de Coördinatiegroep voor elektriciteit versterkt. De Coördinatiegroep moet specifieke taken uitvoeren, met name in verband met de ontwikkeling van een methodologie voor de identificatie van regionale elektriciteitscrisisscenario's en een methodologie voor de beoordelingen van de kortetermijn- en seizoensgebonden toereikendheid, alsmede in verband met de voorbereiding van de risicoparaatheidsplannen, en moet een voorstaande rol spelen bij het toezicht op de prestaties van de lidstaten op het gebied van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en op basis daarvan beste praktijken ontwikkelen. |
(35) |
Een elektriciteitscrisis kan over de grenzen van de Unie heen reiken tot het grondgebied van de verdragspartijen bij de Energiegemeenschap. Als partij bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap moet de Unie zich inspannen om dat verdrag te wijzigen, teneinde een geïntegreerde markt en een gemeenschappelijke regelgevingsruimte tot stand te brengen door een passend en stabiel regelgevingskader vast te leggen. Teneinde efficiënte crisisbeheersing te waarborgen, moet de Unie nauw samenwerken met de verdragspartijen bij de Energiegemeenschap wat betreft het voorkomen van, het voorbereiden op en het reageren op een elektriciteitscrisis. |
(36) |
Wanneer de Commissie, ACER, de Coördinatiegroep voor elektriciteit, de ENTSB voor elektriciteit, de lidstaten en hun bevoegde instanties en de regulerende instanties of andere organen, entiteiten en personen op grond van deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen, moeten zij de vertrouwelijkheid van de ontvangen informatie waarborgen. Te dien einde moet de vertrouwelijke informatie worden onderworpen aan de toepasselijke nationale en Unievoorschriften inzake de behandeling van vertrouwelijke informatie en procedures. |
(37) |
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het waarborgen van een zo effectief en efficiënt mogelijke risicoparaatheid binnen de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(38) |
Cyprus is momenteel de enige lidstaat die niet rechtstreeks verbonden is met een andere lidstaat. Het moet duidelijk worden gemaakt dat, zolang deze situatie duurt, sommige bepalingen van deze verordening niet van toepassing zijn op Cyprus, namelijk de bepalingen inzake de identificatie van regionale elektriciteitscrisisscenario's, inzake de opneming van in risicoparaatheidsplannen vastgestelde regionale en bilaterale maatregelen en inzake assistentie. Cyprus en de overige betrokken lidstaten worden aangespoord om, met steun van de Commissie, alternatieve maatregelen en procedures op de onder deze bepalingen vallende gebieden uit te werken, mits deze geen afbreuk doen aan de effectieve toepassing van deze verordening tussen de andere lidstaten. |
(39) |
Richtlijn 2005/89/EG dient te worden ingetrokken, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld voor de samenwerking tussen de lidstaten met het oog op het voorkomen van elektriciteitscrises, het treffen van voorbereidingen om deze tegen te gaan en het beheersen ervan, in een geest van solidariteit en transparantie, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de eisen van een concurrerende interne markt voor elektriciteit.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
1. |
"zekerheid van de elektriciteitsvoorziening": het vermogen van een elektriciteitssysteem om de voorziening van elektriciteit aan afnemers met een duidelijk vastgesteld, door de betrokken lidstaten gedefinieerd prestatieniveau te garanderen; |
2. |
"transmissiesysteembeheerder": transmissiesysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 35, van Richtlijn (EU) 2019/944; |
3. |
"distributie": distributie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 27, van Richtlijn (EU) 2019/944; |
4. |
"grensoverschrijdende stroom": grensoverschrijdende stroom zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3, van Verordening (EU) 2019/943; |
5. |
"zoneoverschrijdende capaciteit": het vermogen van het geïnterconnecteerde systeem om de overdracht van energie tussen biedzones mogelijk te maken; |
6. |
"afnemer": afnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/944; |
7. |
"distributiesysteembeheerder": distributiesysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 29, van Richtlijn (EU) 2019/944; |
8. |
"productie": productie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 37, van Richtlijn (EU) 2019/944; |
9. |
"elektriciteitscrisis": een bestaande of ophanden zijnde situatie waarin zich een significant tekort aan elektriciteit voordoet, als vastgesteld door de lidstaten en beschreven in hun risicoparaatheidsplannen, of waarin het niet mogelijk is afnemers te voorzien van elektriciteit; |
10. |
"gelijktijdige elektriciteitscrisis": een elektriciteitscrisis waardoor meerdere lidstaten tegelijkertijd worden getroffen; |
11. |
"bevoegde instantie": een nationale overheidsinstantie of een regulerende instantie die door een lidstaat is aangewezen overeenkomstig artikel 3; |
12. |
"regulerende instanties": regulerende instanties zoals bedoeld in artikel 57, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/944; |
13. |
"crisiscoördinator": een persoon, een groep personen, een team dat is samengesteld uit de relevante nationale elektriciteitscrisismanagers of een instelling die ermee belast is tijdens een elektriciteitscrisis op te treden als contactpunt en de informatiestroom te coördineren; |
14. |
"niet-marktgebaseerde maatregel": een maatregel aan de aanbod- of de vraagzijde die afwijkt van marktvoorschriften of commerciële overeenkomsten en die tot doel heeft een elektriciteitscrisis te beperken; |
15. |
"producent": producent zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 38, van Richtlijn (EU) 2019/944; |
16. |
"regio": een groep lidstaten waarvan de transmissiesysteembeheerders het regionale coördinatiecentrum als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) 2019/943 delen; |
17. |
"subgroep": een groep lidstaten binnen een regio die het technische vermogen hebben om elkaar assistentie te bieden overeenkomstig artikel 15; |
18. |
"vroegtijdige waarschuwing": een situatie waarin uit concrete, ernstige en betrouwbare informatie blijkt dat er zich een gebeurtenis kan voordoen die kan resulteren in een aanzienlijke verslechtering van de elektriciteitsvoorzieningssituatie en het ontstaan van een elektriciteitscrisis; |
19. |
"transmissie": transmissie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 34, van Richtlijn (EU) 2019/944; |
20. |
"elektriciteitsbedrijf": elektriciteitsbedrijf zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 57, van Richtlijn (EU) 2019/944; |
21. |
"capaciteitstoewijzing" de toewijzing van zoneoverschrijdende capaciteit; |
22. |
"energie uit hernieuwbare bronnen": energie uit hernieuwbare bronnen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 31, van Richtlijn (EU) 2019/944. |
Artikel 3
Bevoegde instantie
1. Elke lidstaat wijst zo spoedig mogelijk en in elk geval uiterlijk op 5 januari 2020 een nationale overheidsinstantie of een nationale regulerende instantie aan als bevoegde instantie. De bevoegde instanties zijn verantwoordelijk voor en werken onderling samen bij de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde taken. Zo nodig en totdat de bevoegde instantie is aangewezen, verrichten de voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening verantwoordelijke nationale entiteiten de taken van de bevoegde instantie overeenkomstig deze verordening.
2. De lidstaten stellen de Commissie en de Coördinatiegroep voor elektriciteit onverwijld in kennis van de naam en de contactgegevens van hun overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde instanties en van elke wijziging van hun naam en contactgegevens, en maken deze openbaar.
3. De lidstaten kunnen de bevoegde instantie machtigen aan andere organen operationele taken te delegeren die betrekking hebben op de risicoparaatheidsplanning en risicobeheersing als bepaald in deze verordening. De gedelegeerde taken worden uitgevoerd onder het toezicht van de bevoegde instantie en worden gespecificeerd in het risicoparaatheidsplan overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b).
HOOFDSTUK II
Risicobeoordeling
Artikel 4
Beoordeling van de risico's voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening
Elke bevoegde instantie zorgt ervoor dat alle relevante risico's die verband houden met de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening overeenkomstig de in deze verordening en in hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2019/943 vervatte voorschriften worden beoordeeld. Daartoe werkt zij, waar nodig, samen met de transmissiesysteembeheerders, de distributiesysteembeheerders, de regulerende instanties, de ENTSB voor elektriciteit, de regionale coördinatiecentra en andere relevante belanghebbenden.
Artikel 5
Methodologie voor het identificeren van regionale elektriciteitscrisesscenario's
1. Uiterlijk op 5 januari 2020 dient de ENTSB voor elektriciteit bij ACER een voorstel in betreffende een methodologie voor het identificeren van de meest relevante regionale elektriciteitscrisesscenario's.
2. Met de voorgestelde methodologie worden elektriciteitscrisisscenario's met betrekking tot systeemtoereikendheid, systeemveiligheid en brandstofveiligheid geïdentificeerd op basis van ten minste de volgende risico's:
a) |
zeldzame en extreme natuurrampen; |
b) |
ongevalrisico's die verder gaan dan het N-1-veiligheidscriterium en uitzonderlijke onvoorziene gebeurtenissen; |
c) |
gevolgrisico's, met inbegrip van de gevolgen van aanslagen en brandstoftekorten. |
3. De voorgestelde methode omvat ten minste de volgende elementen:
a) |
er wordt rekening gehouden met alle relevante nationale en regionale omstandigheden, met inbegrip van eventuele subgroepen; |
b) |
wisselwerking van en correlatie tussen risico's over grenzen heen; |
c) |
simulaties van gelijktijdige elektriciteitscrisisscenario's; |
d) |
een rangschikking van risico's naargelang van hun impact en waarschijnlijkheid; |
e) |
beginselen over de wijze waarop moet worden omgegaan met gevoelige informatie, opdat de transparantie ten overstaan van het publiek kan worden gewaarborgd. |
4 Bij zijn overwegingen met betrekking tot risico's op verstoring van de gaslevering in het kader van het identificeren van de risico's overeenkomstig lid 2, onder c), van dit artikel, maakt de ENTSB voor elektriciteit gebruik van de scenario's voor verstoring van de aardgaslevering en infrastructuur die door ENTSB-G zijn ontwikkeld overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2017/1938.
5. Voordat de ENTSB voor elektriciteit de voorgestelde methode bij ACER indient, voert het een raadpleging uit waarbij ten minste de regionale coördinatiecentra, de industrieorganisaties, consumentenorganisaties, producenten of hun belangenorganisaties, de transmissiesysteembeheerders en de relevante distributiesysteembeheerders, de bevoegde instanties, de regulerende instanties en andere relevante nationale instanties worden betrokken. De ENTSB voor elektriciteit houdt terdege rekening met de resultaten van de raadpleging en presenteert deze, samen met de voorgestelde methodologie, tijdens een vergadering van de Coördinatiegroep voor elektriciteit.
6. Uiterlijk twee maanden na ontvangst van de voorgestelde methodologie, wordt het voorstel door ACER goedgekeurd of gewijzigd, na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit, in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten. De ENTSB voor elektriciteit en ACER maken de definitieve versie van de geactualiseerde methodologie bekend op hun websites.
7. De ENTSB voor elektriciteit werkt de methodologie bij en verbetert deze, in overeenstemming met de leden 1 tot en met 6, wanneer er belangrijke nieuwe informatie beschikbaar komt. De Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten kan aanbevelen en ACER of de Commissie kunnen erom verzoeken dat de methodologie wordt bijgewerkt en verbeterd, waarbij zij een passende rechtvaardiging verstrekken. Uiterlijk zes maanden na ontvangst van het verzoek dient de ENTSB voor elektriciteit een ontwerpversie van de voorgestelde wijzigingen in bij ACER. Uiterlijk twee maanden na ontvangst van een dergelijke ontwerpversie, worden de voorgestelde wijzigingen door ACER goedgekeurd of gewijzigd, na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten. De ENTSB voor elektriciteit en ACER maken de definitieve versie van de bijgewerkte methodologie bekend op hun websites.
Artikel 6
Identificatie van regionale elektriciteitscrisesscenario's
1. Uiterlijk zes maanden na de goedkeuring van een methodologie overeenkomstig artikel 5, lid 6, en op basis van die methodologie, identificeert de ENTSB voor elektriciteit in nauwe samenwerking met de Coördinatiegroep voor elektriciteit, de regionale coördinatiecentra, de bevoegde instanties en de regulerende instanties de meest relevante elektriciteitscrisisscenario's voor elke regio. De ENTSB voor elektriciteit kan taken in verband met het identificeren van regionale elektriciteitscrisisscenario's delegeren aan de regionale coördinatiecentra.
2. De ENTSB voor elektriciteit legt de regionale elektriciteitscrisisscenario's voor aan de relevante transmissiesysteembeheerders, de regionale coördinatiecentra, de bevoegde instanties, de regulerende instanties en de Coördinatiegroep voor elektriciteit. De Coördinatiegroep voor elektriciteit kan wijzigingen aanbevelen.
3. De ENTSB voor elektriciteit werkt de regionale elektriciteitscrisisscenario's om de vier jaar bij, tenzij de omstandigheden een hogere frequentie rechtvaardigen.
Artikel 7
Identificatie van nationale elektriciteitscrisesscenario's
1. Uiterlijk vier maanden na identificatie van de regionale elektriciteitscrisisscenario's overeenkomstig artikel 6, lid 1, identificeert de bevoegde instantie de meest relevante nationale elektriciteitscrisisscenario's.
2. Voor het identificeren van de nationale elektriciteitscrisisscenario's raadpleegt de bevoegde instantie de transmissiesysteembeheerders, de distributiesysteembeheerders die door de bevoegde instantie als relevant worden beschouwd, de relevante producenten of hun belangenorganisaties en de regulerende instantie, wanneer deze niet de bevoegde instantie is.
3. De nationale elektriciteitscrisisscenario's worden geïdentificeerd op basis van ten minste de in artikel 5, lid 2, genoemde risico's en zijn in overeenstemming met de regionale, overeenkomstig artikel 6, lid 1, geïdentificeerde regionale elektriciteitscrisisscenario's. De lidstaten werken de nationale elektriciteitscrisisscenario's om de vier jaar bij, tenzij de omstandigheden een hogere frequentie rechtvaardigen.
4. Uiterlijk vier maanden na de identificatie van de regionale elektriciteitscrisisscenario's overeenkomstig artikel 6, lid 1, stellen de lidstaten de Coördinatiegroep voor elektriciteit en de Commissie in kennis van hun beoordeling van de risico's met betrekking tot de eigendom van infrastructuur die relevant is voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de maatregelen die zijn getroffen om dergelijke risico's te voorkomen of beperken, waarbij zij vermelden waarom zij dergelijke maatregelen als noodzakelijk en evenredig beschouwen.
Artikel 8
Methodologie voor beoordelingen van de kortetermijn- en seizoensgebonden toereikendheid
1. Uiterlijk op 5 januari 2020 dient de ENTSB voor elektriciteit bij ACER een voorstel in betreffende een methodologie voor het beoordelen van de seizoensgebonden en kortetermijntoereikendheid, dat wil zeggen de maandelijkse, week-ahead- tot ten minste day-ahead-toereikendheid, waarvan ten minste de volgende elementen deel uitmaken:
a) |
de onzekerheid van de inputs, zoals de waarschijnlijkheid van een niet-beschikbaarheid van transmissiecapaciteit, de waarschijnlijkheid van een ongeplande niet-beschikbaarheid van elektriciteitscentrales, extreme weersomstandigheden, variabele vraag, met name pieken die van de weersomstandigheden afhangen, en de variabiliteit van de productie van energie uit hernieuwbare bronnen; |
b) |
de waarschijnlijkheid dat zich een elektriciteitscrisis voordoet; |
c) |
de waarschijnlijkheid dat zich een gelijktijdige elektriciteitscrisis voordoet. |
2. De in lid 1 bedoelde methodologie voorziet in een probabilistische benadering, met inbegrip van verschillende scenario's, en houdt rekening met de nationale, regionale en Uniebrede context, waaronder de mate van interconnectie tussen de lidstaten en, voor zover mogelijk, met derde landen binnen synchrone zones van de Unie. De methodologie houdt rekening met de specifieke kenmerken van de energiesector in elke lidstaat, waaronder specifieke weersomstandigheden en externe omstandigheden.
3. Voordat de ENTSB voor elektriciteit de voorgestelde methodologie indient, voert het een raadpleging uit waarbij ten minste de regionale coördinatiecentra, de industrieorganisaties, consumentenorganisaties, producenten of hun belangenorganisaties, de transmissiesysteembeheerders, de relevante distributiesysteembeheerders, de bevoegde instanties, de nationale regulerende instanties en andere relevante nationale instanties worden betrokken. De ENTSB voor elektriciteit houdt terdege rekening met de resultaten van de raadpleging en presenteert deze, samen met de voorgestelde methodologie, tijdens een bijeenkomst van de Coördinatiegroep voor elektriciteit.
4. Uiterlijk twee maanden na ontvangst van de voorgestelde methodologie, wordt het voorstel door ACER goedgekeurd of gewijzigd, na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten. De ENTSB voor elektriciteit en ACER maken de definitieve versie van de methodologie bekend op hun websites.
5. De ENTSB voor elektriciteit werkt de methodologie bij en verbetert deze, in overeenstemming met de leden 1 tot en met 4, wanneer er belangrijke nieuwe informatie beschikbaar komt. De Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten kan aanbevelen en ACER of de Commissie kunnen erom verzoeken dat de methodologie wordt bijgewerkt en verbeterd, waarbij zij een passende rechtvaardiging verstrekken. Uiterlijk zes maanden na ontvangst van het verzoek dient de ENTSB voor elektriciteit een ontwerpversie van de voorgestelde wijzigingen in bij ACER. Uiterlijk twee maanden na ontvangst van een dergelijke ontwerpversie, worden de voorgestelde wijzigingen door ACER goedgekeurd of gewijzigd, na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit, in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten. De ENTSB voor elektriciteit en ACER maken de definitieve versie van de bijgewerkte methodologie bekend op hun websites.
Artikel 9
Beoordelingen van de kortetermijn- en seizoensgebonden toereikendheid
1. Alle beoordelingen van de kortetermijntoereikendheid worden, ongeacht of zij op nationaal, regionaal of Unieniveau worden verricht, uitgevoerd overeenkomstig de krachtens artikel 8 ontwikkelde methodologie.
2. De ENTSB voor elektriciteit stelt beoordelingen van de seizoensgebonden toereikendheid op overeenkomstig de krachtens artikel 8 ontwikkelde methodologie. ENTSB-E publiceert de resultaten van de wintertoereikendheidsbeoordeling elk jaar uiterlijk op 1 december en van de zomertoereikendheidsbeoordeling elk jaar uiterlijk op 1 juni. Het kan taken in verband met de toereikendheidsbeoordelingen aan de regionale coördinatiecentra delegeren. Het legt de toereikendheidsbeoordeling voor tijdens een bijeenkomst van de Coördinatiegroep voor elektriciteit die waar nodig aanbevelingen kan doen.
3. De regionale coördinatiecentra voeren op basis van de overeenkomstig artikel 8 vastgestelde methodologie week-ahead- tot ten minste day-ahead-toereikendheidsbeoordelingen uit in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/1485.
HOOFDSTUK III
Risicoparaatheidsplannen
Artikel 10
Vaststelling van risicoparaatheidsplannen
1. Op basis van de overeenkomstig de artikelen 6 en 7 geïdentificeerde regionale en nationale elektriciteitscrisisscenario's stelt de bevoegde instantie van elke lidstaat een risicoparaatheidsplan vast na raadpleging van de distributiesysteembeheerders die door de bevoegde instantie relevant worden geacht, de transmissiesysteembeheerders, de relevante producenten of hun belangenorganisaties, de elektriciteits- en aardgasbedrijven, de relevante organisaties die de belangen van industriële en niet-industriële elektriciteitsafnemers behartigen en de regulerende instantie (wanneer deze niet de bevoegde instantie is).
2. Het risicoparaatheidsplan omvat nationale, regionale en, waar van toepassing, bilaterale maatregelen als bepaald in de artikelen 11 en 12. Overeenkomstig artikel 16 voldoen alle geplande of getroffen maatregelen inzake het voorkomen van elektriciteitscrises, het treffen van voorbereidingen om deze tegen te gaan en het beperken ervan volledig aan de voorschriften betreffende de interne markt en het beheer van systemen. Deze maatregelen zijn duidelijk omschreven, transparant, evenredig en niet-discriminerend.
3. De risicoparaatheidsplannen worden ontwikkeld overeenkomstig de artikelen 11 en 12 en het in de bijlage opgenomen model. De lidstaten kunnen, indien nodig, in het risicoparaatheidsplan bijkomende informatie opnemen.
4. Teneinde de consistentie van de risicoparaatheidsplannen te waarborgen, legt de bevoegde instantie, voordat zij een plan goedkeurt, een ontwerpversie daarvan ter raadpleging voor aan de bevoegde instanties van de desbetreffende lidstaten in de regio, en aan de bevoegde instanties van de rechtstreeks verbonden lidstaten die niet tot dezelfde regio behoren, alsmede aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit.
5. Binnen zes maanden na ontvangst van het ontwerp van de risicoparaatheidsplannen kunnen de bevoegde instanties als bedoeld in lid 4, alsmede de Coördinatiegroep voor elektriciteit aanbevelingen doen betreffende de uit hoofde van lid 4 voorgelegde ontwerpversies.
6. De betrokken bevoegde instanties stellen de risicoparaatheidsplannen vast uiterlijk negen maanden nadat hun ontwerpplannen zijn ingediend, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van de raadpleging uit hoofde van lid 4 en de aanbevelingen uit hoofde van lid 5. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van hun risicoparaatheidsplannen.
7. De bevoegde instanties en de Commissie maken de plannen openbaar op hun websites, waarbij zij het vertrouwelijke karakter van gevoelige informatie in acht nemen, met name wat betreft informatie over maatregelen die verband houden met het voorkomen of beperken van de gevolgen van aanslagen. De bescherming van het vertrouwelijk karakter van gevoelige informatie wordt gebaseerd op de overeenkomstig artikel 19 vastgestelde beginselen.
8. Uiterlijk op 5 januari 2022 stellen de bevoegde instanties hun eerste risicoparaatheidsplannen vast en publiceren zij deze. Zij werken de plannen om de vier jaar bij, tenzij de omstandigheden een hogere frequentie rechtvaardigen.
Artikel 11
Inhoud van risicoparaatheidsplannen wat betreft nationale maatregelen
1. Het risicoparaatheidsplan van elke lidstaat omvat alle geplande of getroffen nationale maatregelen inzake het voorkomen van overeenkomstig de artikelen 6 en 7 geïdentificeerde elektriciteitscrises, het treffen van voorbereidingen om deze tegen te gaan en het beperken ervan. Het plan omvat ten minste het volgende:
a) |
een samenvatting van de voor de relevante lidstaat en regio gedefinieerde elektriciteitscrisisscenario's, in overeenstemming met de procedures zoals vastgesteld in de artikelen 6 en 7; |
b) |
de vaststelling van de rol en de verantwoordelijkheden van de bevoegde instantie en een beschrijving van de taken die eventueel aan andere instanties zijn gedelegeerd; |
c) |
een omschrijving van de nationale maatregelen voor de preventie van en de voorbereiding op de overeenkomstig de artikelen 6 en 7 geïdentificeerde elektriciteitscrisisscenario's; |
d) |
de aanwijzing van een nationale crisiscoördinator en de vaststelling van zijn taken; |
e) |
de vaststelling van gedetailleerde procedures die in elektriciteitscrises moeten worden gevolgd, inclusief de bijbehorende schema's inzake informatiestromen; |
f) |
de identificatie van de bijdrage die door marktgebaseerde maatregelen, met name aan de aanbod- en de vraagzijde, wordt geleverd om het hoofd te bieden aan elektriciteitscrises; |
g) |
de identificatie van mogelijke niet-marktgebaseerde maatregelen die in elektriciteitscrises moeten worden uitgevoerd, waarbij wordt aangegeven naar aanleiding waarvan, onder welke voorwaarden en volgens welke procedures deze maatregelen worden uitgevoerd, en op welke manier deze voldoen aan de in artikel 16 vastgestelde eisen en stroken met regionale en bilaterale maatregelen; |
h) |
een kader voor handmatige belastingafschakeling waarin wordt vermeld onder welke omstandigheden belasting moet worden afgeschakeld en, met betrekking tot de openbare en persoonlijke veiligheid, wordt gespecificeerd welke categorieën elektriciteitsafnemers, overeenkomstig het nationale recht, gerechtigd zijn speciale bescherming tegen afschakeling te krijgen, de behoefte aan dergelijke bescherming wordt gerechtvaardigd, en wordt gespecificeerd hoe de transmissiesysteembeheerders en de distributiesysteembeheerders van de betrokken lidstaten moeten handelen om het verbruik te verlagen; |
i) |
een omschrijving van de mechanismen die worden gebruikt om het publiek in te lichten over elektriciteitscrises; |
j) |
een beschrijving van de nationale maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering en handhaving van de regionale en, waar van toepassing, bilaterale maatregelen die overeenkomstig artikel 12 zijn overeengekomen; |
k) |
informatie over bijbehorende en noodzakelijk plannen voor de ontwikkeling van het toekomstige net en die helpen het hoofd te bieden aan de gevolgen van de geïdentificeerde elektriciteitscrisisscenario's. |
2. Nationale maatregelen houden terdege rekening met de overeenkomstig artikel 12 overeengekomen regionale en, waar van toepassing, bilaterale maatregelen en brengen noch de operationele zekerheid of veiligheid van het transmissiesysteem noch de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening van andere lidstaten in gevaar.
Artikel 12
Inhoud van risicoparaatheidsplannen wat betreft regionale en bilaterale maatregelen
1. Als aanvulling op de in artikel 11 genoemde nationale maatregelen omvat het plan van elke lidstaat regionale en, waar van toepassing, bilaterale maatregelen waarmee wordt gewaarborgd dat elektriciteitscrises met een grensoverschrijdende werking naar behoren worden voorkomen en beheerst. Regionale maatregelen worden in de betrokken regio overeengekomen tussen lidstaten die het technische vermogen hebben elkaar overeenkomstig artikel 15 assistentie bij een elektriciteitscrisis te bieden. Daartoe kunnen de lidstaten tevens subgroepen binnen een regio tot stand brengen. Bilaterale maatregelen worden overeengekomen tussen lidstaten die rechtstreeks met elkaar verbonden zijn maar niet tot dezelfde regio behoren. De lidstaten zorgen voor consistentie tussen regionale en bilaterale maatregelen. De regionale en bilaterale maatregelen omvatten ten minste:
a) |
de aanwijzing van een crisiscoördinator; |
b) |
mechanismen voor het delen van informatie en voor samenwerking; |
c) |
gecoördineerde maatregelen om de gevolgen van een elektriciteitscrisis, met inbegrip van een gelijktijdige elektriciteitscrisis, te beperken met het oog op de in artikel 15 bedoelde assistentie; |
d) |
procedures betreffende de uitvoering van jaarlijkse of tweejaarlijkse tests van de plannen; |
e) |
de mechanismen die aanleiding geven tot niet-marktgebaseerde maatregelen die overeenkomstig artikel 16, lid 2, worden geactiveerd. |
2. De in het risicoparaatheidplan op te nemen regionale en bilaterale maatregelen worden overeengekomen door de betrokken lidstaten, na raadpleging van de relevante regionale coördinatiecentra. De Commissie kan een faciliterende rol vervullen bij het opstellen van de overeenkomst inzake regionale en bilaterale maatregelen. De Commissie kan ACER en de ENTSB voor elektriciteit verzoeken de lidstaten technische assistentie te verlenen om tot een dergelijke overeenkomst te komen. Ten minste acht maanden voor de termijn waarop het risicoparaatheidsplan wordt vastgesteld of bijgewerkt, brengen de bevoegde instanties verslag uit aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit over de gesloten overeenkomsten. Indien de lidstaten niet in staat zijn een overeenkomst te sluiten, stellen de betrokken bevoegde instanties de Commissie in kennis van de redenen voor dit gebrek aan overeenstemming. In een dergelijk geval stelt de Commissie maatregelen voor waaronder een samenwerkingsmechanisme met het oog op de sluiting van een overeenkomst houdende regionale en bilaterale maatregelen.
3. Samen met de belanghebbenden testen de bevoegde instanties van de lidstaten van elke regio op gezette tijden de doeltreffendheid van de in de risicoparaatheidsplannen ontwikkelde procedures ter voorkoming van elektriciteitscrises, met inbegrip van de in lid 1, onder b), bedoelde mechanismen, en voeren zij tweejaarlijkse elektriciteitscrisissimulaties uit waarbij met name deze mechanismen worden getest.
Artikel 13
Beoordeling door de Commissie van de risicoparaatheidsplannen
1. Uiterlijk vier maanden na de kennisgeving van de goedgekeurde risicoparaatheidsplannen door de bevoegde instantie beoordeelt de Commissie het plan waarbij zij terdege rekening houdt met de standpunten van de Coördinatiegroep voor elektriciteit.
2. Na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit brengt de Commissie een niet-bindend advies uit met een gedetailleerde motivering en legt zij dit voor aan de bevoegde instantie met een aanbeveling om het risicoparaatheidsplan te herzien, wanneer dat plan:
a) |
niet doeltreffend is bij het beperken van de risico's die in de elektriciteitscrisisscenario's zijn geïdentificeerd; |
b) |
niet strookt met de geïdentificeerde elektriciteitscrisisscenario's of met het risicoparaatheidsplan van een andere lidstaat; |
c) |
niet voldoet aan de eisen van artikel 10, lid 2; |
d) |
maatregelen omvat die de zekerheid van elektriciteitsvoorziening van andere lidstaten in gevaar kan brengen; |
e) |
de mededinging of de werking van de interne markt ongerechtvaardigd verstoort, of |
f) |
niet voldoet aan de bepalingen van deze verordening of andere Unierechtelijke bepalingen. |
3. Binnen drie maanden na ontvangst van het in lid 2 bedoelde advies van de Commissie houdt de betrokken bevoegde instantie volledig rekening met de aanbeveling van de Commissie en brengt zij het gewijzigde risicoparaatheidsplan ter kennis van de Commissie of brengt zij de Commissie de redenen waarom zij niet instemt met de aanbevelingen ter kennis.
4. Wanneer de bevoegde instantie niet instemt met tegen de aanbeveling van de Commissie, kan de Commissie binnen vier maanden na de ontvangst van de kennisgeving van de bezwaargronden van de bevoegde instantie haar aanbeveling intrekken of een bijeenkomst met de bevoegde instantie en, waar zij dit nodig acht, met de Coördinatiegroep voor elektriciteit beleggen om de kwestie te beoordelen. De Commissie geeft een gedetailleerde motivering van haar verzoek tot wijziging van het risicoparaatheidsplan. Wanneer het definitieve standpunt van de betrokken bevoegde instantie afwijkt van de gedetailleerde motivering van de Commissie, stelt die bevoegde instantie de Commissie in kennis van de redenen van haar standpunt binnen twee maanden na ontvangst van de gedetailleerde motivering van de Commissie.
HOOFDSTUK IV
Beheersen van elektriciteitscrises
Artikel 14
Vroegtijdige waarschuwing voor en afkondiging van een elektriciteitscrisissituatie
1. Wanneer een beoordeling van de seizoensgebonden toereikendheid of andere gekwalificeerde bronnen concrete, serieuze en betrouwbare informatie bieden waaruit blijkt dat zich een elektriciteitscrisis zou kunnen voordoen in een lidstaat, dan verstrekt de bevoegde instantie van de lidstaat onverwijld een vroegtijdige waarschuwing aan de Commissie, aan de bevoegde instanties van de lidstaten binnen dezelfde regio en, indien zij zich niet in dezelfde regio bevinden, aan de bevoegde instanties van rechtstreeks verbonden lidstaten. De betreffende bevoegde instantie verstrekt tevens informatie over de oorzaken van de mogelijke elektriciteitscrisis, de geplande of getroffen maatregelen ter preventie van een elektriciteitscrisis en de eventuele behoefte aan assistentie door andere lidstaten. De informatie omvat de mogelijke effecten die de maatregelen op de interne elektriciteitsmarkt kunnen hebben. De Commissie verstrekt deze informatie aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit.
2. Wanneer de bevoegde instantie met een elektriciteitscrisissituatie wordt geconfronteerd, kondigt zij in overleg met de betrokken transmissiesysteembeheerder de elektriciteitscrisis af en stelt zij de bevoegde instanties van de lidstaten binnen dezelfde regio en, indien zij zich niet tot dezelfde regio bevinden, de bevoegde instanties van de rechtstreeks verbonden lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Deze informatie omvat de oorzaken van de verslechtering van de elektriciteitsvoorzieningssituatie, de redenen van de afkondiging van een elektriciteitscrisis, de geplande of getroffen maatregelen ter beperking ervan en de behoefte aan assistentie door andere lidstaten.
3. Indien de Commissie, de Coördinatiegroep voor elektriciteit of de betrokken bevoegde instanties van de lidstaten binnen dezelfde regio en, indien zij zich niet tot dezelfde regio bevinden, de bevoegde instanties van de rechtstreeks verbonden lidstaten van mening zijn dat de krachtens lid 1 of lid 2 verstrekte informatie onvoldoende is, kunnen zij de betrokken lidstaat verzoeken aanvullende informatie te verstrekken.
4. Wanneer een bevoegde instantie een vroegtijdige waarschuwing afgeeft of een elektriciteitscrisis afkondigt, worden de in het risicoparaatheidsplan vastgestelde maatregelen in de hoogst mogelijke mate gevolgd.
Artikel 15
Samenwerking en assistentie
1. De lidstaten handelen en werken samen in een geest van solidariteit teneinde elektriciteitscrises te voorkomen en te beheersen.
2. Wanneer zij over het nodige technische vermogen beschikken, bieden de lidstaten onderlinge assistentie door middel van regionale en bilaterale maatregelen die voorafgaand aan het aanbieden van die assistentie zijn overeengekomen krachtens dit artikel en artikel 12. Met het oog hierop, en ter verzekering van de openbare en persoonlijke veiligheid, bereiken de lidstaten een akkoord over de regionale of bilaterale maatregelen van hun keuze om op een gecoördineerde manier elektriciteit te leveren.
3. De lidstaten worden het voorafgaand aan het aanbieden van assistentie eens over de nodige technische, juridische en financiële regelingen voor de uitvoering van de regionale en bilaterale maatregelen. In dergelijke regelingen wordt onder meer de maximumhoeveelheid elektriciteit gespecificeerd die op regionaal of bilateraal niveau moeten worden geleverd, de aanleiding voor de assistentie en de opschorting ervan, de leveringswijze van de elektriciteit, en de bepalingen voor billijke compensatie tussen lidstaten overeenkomstig de leden 4, 5 en 6.
4. Over de assistentie wordt een voorafgaand akkoord tussen de betrokken lidstaten over billijke compensatie bereikt, waarin ten minste het volgende wordt geregeld:
a) |
de kosten van de op het grondgebied van de om assistentie verzoekende lidstaat geleverde elektriciteit en de daaraan verbonden transmissiekosten; |
b) |
andere redelijke kosten die de assistentie biedende lidstaat maakt, onder meer wat betreft de vergoeding voor assistentie die is voorbereid zonder daadwerkelijke activering, alsmede kosten die voortvloeien uit gerechtelijke procedures, arbitrageprocedures of soortgelijke procedures en schikkingen. |
5. De billijke compensatie uit hoofde van lid 4 omvat onder meer alle redelijke kosten die de assistentie biedende lidstaat maakt als gevolg van een verplichting om compensatie te betalen krachtens de door het Unierecht gewaarborgde grondrechten en de voor de toepassing van de bepalingen van deze verordening geldende internationale verplichtingen, alsmede andere redelijke kosten die uit het betalen van compensatie overeenkomstig nationale compensatieregelingen voortvloeien.
6. De lidstaat die om assistentie verzoekt, betaalt meteen, of zorgt voor de spoedige betaling van, een billijke compensatie aan de solidariteit verstrekkende lidstaat.
7. Uiterlijk op 5 januari 2020 en na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit en ACER, geeft de Commissie niet-bindende richtsnoeren voor de belangrijkste aspecten van de in de leden 3 tot en met 6 bedoelde billijke compensatie en andere belangrijke aspecten van de in lid 3 bedoelde technische, juridische en financiële regelingen, alsmede de in lid 2 bedoelde algemene beginselen voor wederzijdse assistentie.
8. In geval van een elektriciteitscrisis waarbij de lidstaten nog geen akkoord hebben bereikt over regionale en bilaterale maatregelen en technische, juridische en financiële regelingen krachtens dit artikel, komen de lidstaten ad-hocmaatregelen en -regelingen overeen met het oog op de toepassing van dit artikel, onder meer wat betreft billijke compensatie uit hoofde van de leden 4, 5 en 6. Wanneer een lidstaat om assistentie verzoekt voordat dergelijke ad-hocmaatregelen zijn overeengekomen, verbindt zij zich ertoe om voorafgaand aan het ontvangen van assistentie, billijke compensatie te betalen uit hoofde van de leden 4, 5 en 6.
9. De lidstaten zorgen ervoor dat de bepalingen van deze verordening met betrekking tot assistentie worden toegepast in overeenstemming met de Verdragen, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en andere toepasselijke internationale verplichtingen. Hiertoe nemen zij de nodige maatregelen.
Artikel 16
Naleving van de marktvoorschriften
1. Maatregelen die worden getroffen of gepland om elektriciteitscrises te voorkomen of beperken, voldoen aan de voorschriften betreffende de interne elektriciteitsmarkt en het beheer van systemen.
2. Niet-marktgebaseerde maatregelen worden in een elektriciteitscrisis enkel toegepast als laatste redmiddel, indien alle opties waarin de markt voorziet, zijn uitgeput, of wanneer duidelijk is dat marktgebaseerde maatregelen alleen niet volstaan om een verdere verslechtering van de elektriciteitsvoorzieningssituatie te voorkomen. Door niet-marktgebaseerde maatregelen worden de mededinging en de doeltreffende werking van de interne elektriciteitsmarkt niet onnodig verstoord. Deze maatregelen zijn noodzakelijk, evenredig, niet-discriminerend en tijdelijk. De bevoegde instantie stelt de relevante belanghebbenden in haar lidstaat in kennis van de toepassing van alle niet-marktgebaseerde maatregelen.
3. Beperking van transacties, met inbegrip van de beperking van reeds toegewezen zoneoverschrijdende capaciteit, beperking van de levering van zoneoverschrijdende capaciteit voor capaciteitstoewijzing of beperking van de levering van schema's, wordt geïnitieerd enkel in overeenstemming met de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943 en de voorschriften die worden vastgesteld om deze bepaling uit te voeren.
HOOFDSTUK V
Evaluatie en toezicht
Artikel 17
Ex-postevaluatie
1. Zo spoedig mogelijk en in elk geval drie maanden na afloop van een elektriciteitscrisis legt de betrokken bevoegde instantie van de lidstaat die de elektriciteitscrisis heeft afgekondigd na overleg met de regulerende instantie, voor zover deze niet de bevoegde regulerende instantie is, een ex-postevaluatierapport voor aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit en de Commissie.
2. Het ex-postevaluatierapport omvat ten minste:
a) |
een omschrijving van de gebeurtenis die tot de elektriciteitscrisis heeft geleid; |
b) |
een omschrijving van alle getroffen preventieve, voorbereidende en gevolgenbeperkende maatregelen en een beoordeling van de evenredigheid en doeltreffendheid daarvan; |
c) |
een beoordeling van de grensoverschrijdende werking van de getroffen maatregelen; |
d) |
een beschrijving van de assistentie die met of zonder effectieve activering is voorbereid voor, geboden aan of ontvangen van aangrenzende lidstaten en derde landen; |
e) |
de economische gevolgen van de elektriciteitscrisis en de gevolgen van de getroffen maatregelen op de elektriciteitssector voor zover dit mogelijk is met de gegevens die ten tijde van de beoordeling beschikbaar zijn, met name de volumes niet-geleverde energie en het niveau van de handmatige afschakeling (inclusief een vergelijking tussen het niveau van vrijwillige en gedwongen afschakeling); |
f) |
de redenen die de toepassing van niet-marktgebaseerde maatregelen rechtvaardigen; |
g) |
alle mogelijke verbeteringen of voorgestelde verbeteringen van het risicoparaatheidsplan; |
h) |
een overzicht van de mogelijke verbeteringen van de netwerkontwikkeling in gevallen waarin onvoldoende netuitbreiding de elektriciteitscrisis heeft veroorzaakt of in de hand heeft gewerkt. |
3. Indien de Coördinatiegroep voor elektriciteit en de Commissie van mening zijn dat de in het ex-postevaluatierapport verstrekte informatie niet volstaat, kunnen zij de bevoegde instantie verzoeken aanvullende informatie te verstrekken.
4. De bevoegde instantie legt de resultaten van de ex-postevaluatie voor tijdens een bijeenkomst van de Coördinatiegroep voor elektriciteit. Met die resultaten wordt in het bijgewerkte risicoparaatheidsplan rekening gehouden.
Artikel 18
Toezicht
1. Behalve de in deze verordening vastgestelde andere specifieke taken, voert de Coördinatiegroep voor elektriciteit bespreking over de volgende elementen:
a) |
de resultaten van het door de ENTSB voor elektriciteit opgestelde tienjarige netontwikkelingsplan voor elektriciteit; |
b) |
de samenhang van de risicoparaatheidsplannen die de bevoegde instanties overeenkomstig de in artikel 10 genoemde procedure hebben vastgesteld; |
c) |
de resultaten van de overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EU) 2019/943 door de ENTSB voor elektriciteit uitgevoerde beoordelingen van de toereikendheid van hulpbronnen in Europa; |
d) |
de prestatie van de lidstaten wat betreft zekerheid van de elektriciteitsvoorziening, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met de in de beoordeling van de toereikendheid van hulpbronnen in Europa toegepaste indicatoren, namelijk de verwachte niet-geleverde energie en de kans dat niet aan de vraag kan worden voldaan; |
e) |
de resultaten van de in artikel 9, lid 2, genoemde beoordelingen van de seizoensgebonden toereikendheid van hulpbronnen; |
f) |
de van de lidstaten overeenkomstig artikel 7, lid 4, ontvangen informatie; |
g) |
de resultaten van de in artikel 17, lid 4, genoemde verslagen van de ex-postevaluatie; |
h) |
de methodologie voor de beoordeling van de in artikel 8 bedoelde kortetermijntoereikendheid van hulpbronnen; |
i) |
de in artikel 5 bedoelde methodologie voor het identificeren van regionale elektriciteitscrisisscenario's. |
2. De Coördinatiegroep voor elektriciteit kan aanbevelingen aan de lidstaten en de ENTSB voor elektriciteit doen in verband met de in lid 1genoemde zaken.
3. ACER houdt doorlopend toezicht op de zekerheid van de elektriciteitsvoorzieningsmaatregelen en brengt regelmatig verslag uit aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit.
4. Uiterlijk op 1 september 2025, evalueert de Commissie, op basis van de bij de toepassing van deze verordening opgedane ervaringen, de mogelijke middelen om zekerheid van elektriciteitsvoorziening op het niveau van de Unie te vergroten en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening, indien nodig met wetsvoorstellen tot wijziging van deze verordening.
Artikel 19
Behandeling van vertrouwelijke informatie
1. De lidstaten en de bevoegde instanties passen de in de verordening bedoelde procedures toe overeenkomstig de toepasselijke voorschriften, met inbegrip van de nationale voorschriften betreffende de behandeling van vertrouwelijke informatie en processen. Indien de toepassing van deze voorschriften ertoe leidt dat informatie niet openbaar wordt gemaakt, onder andere als deel van de risicoparaatheidsplannen, kan de lidstaat of de instantie een niet-vertrouwelijke samenvatting hiervan ter hand stellen, en zal dit doen indien daarom wordt verzocht.
2. De Commissie, ACER, de Coördinatiegroep voor elektriciteit, de ENTSB voor elektriciteit, de lidstaten, de bevoegde instanties, de regulerende instanties en andere relevante organen, entiteiten en personen die overeenkomstig deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen, waarborgen de vertrouwelijkheid van de ontvangen informatie.
HOOFDSTUK VI
Slotbepalingen
Artikel 20
Samenwerking met de verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap
Wanneer de lidstaten en de verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap samenwerken op het gebied van zekerheid van elektriciteitsvoorziening, kan die samenwerking onder meer betrekking hebben op het definiëren van een elektriciteitscrisis, het proces voor het identificeren van elektriciteitscrisisscenario's en het vaststellen van risicoparaatheidsplannen, om te waarborgen dat er geen maatregelen worden getroffen die de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening van de lidstaten, de verdragsluitende partijen of de Unie in gevaar brengen. Daartoe kunnen de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap op verzoek van de Commissie deelnemen aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit met betrekking tot alle zaken waarbij zij zijn betrokken.
Artikel 21
Afwijking
Totdat Cyprus rechtstreeks met een andere lidstaat is verbonden, zijn artikel 6, artikel 12, en artikel 15, leden 2 tot en met 9, niet van toepassing tussen Cyprus en de overige lidstaten, noch op de ENTSB voor elektriciteit met betrekking tot Cyprus. Cyprus en de overige betrokken lidstaten kunnen met steun van de Commissie maatregelen en procedures uitwerken als alternatief voor de in artikel 6, artikel 12 en artikel 15, leden 2 tot en met 9, voorziene maatregelen en procedures, mits deze geen afbreuk doen aan de effectieve toepassing van deze verordening tussen de andere lidstaten.
Artikel 22
Overgangsbepaling in afwachting van de oprichting van regionale coördinatiecentra
Tot de datum waarop de regionale coördinatiecentra worden opgericht overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) 2019/943, verwijzen regio's naar een lidstaat dan wel naar een groep lidstaten die zich in dezelfde synchrone zone bevinden.
Artikel 23
Intrekking
Richtlijn 2005/89/EG wordt ingetrokken.
Artikel 24
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 juni 2019.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
G. CIAMBA
(1) PB C 288 van 31.8.2017, blz. 91.
(2) PB C 342 van 12.10.2017, blz. 79.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 26 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 mei 2019.
(4) Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (zie bladzijde 54 van dit Publicatieblad).
(5) Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (zie bladzijde 125 van dit Publicatieblad).
(6) Richtlijn 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 22).
(7) Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen (PB L 220 van 25.8.2017, blz. 1).
(8) Verordening (EU) 2017/2196 van de Commissie van 24 november 2017 tot vaststelling van een netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet (PB L 312 van 28.11.2017, blz. 54).
(9) Besluit van de Commissie van 15 november 2012 betreffende de oprichting van een Coördinatiegroep voor elektriciteit (PB C 353 van 17.11.2012, blz. 2).
(10) Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).
(11) Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).
(12) Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
(13) Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (zie bladzijde 22 van dit Publicatieblad).
(14) Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).
BIJLAGE
MODEL VOOR HET RISICOPARAATHEIDSPLAN
Het volgende model wordt in het Engels ingevuld.
Algemene informatie
— |
Naam van de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de opstelling van dit plan |
— |
Vermeld de lidstaten die tot de regio behoren |
1. SAMENVATTING VAN DE ELEKTRICITEITSCRISISSCENARIO'S
Geef een beknopte beschrijving van de overeenkomstig de in de artikelen 6 en 7 bedoelde procedure op regionaal en nationaal niveau geïdentificeerde elektriciteitscrisisscenario's, inclusief een omschrijving van de toegepaste aannames.
2. ROL EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE BEVOEGDE INSTANTIE
Geef een beschrijving van de rol en de verantwoordelijkheden van de bevoegde instantie en de organen waaraan taken zijn gedelegeerd.
Geef een beschrijving van de taken die eventueel aan andere instanties zijn gedelegeerd.
3. PROCEDURES EN MAATREGELEN TIJDENS DE ELEKTRICITEITSCRISIS
3.1. Nationale procedures en maatregelen
a) |
Geef een beschrijving van de in het geval van een elektriciteitscrisis te volgen procedures, inclusief de bijbehorende schema's inzake informatiestromen. |
b) |
Geef een beschrijving van de preventieve en voorbereidende maatregelen. |
c) |
Geef een beschrijving van de maatregelen ter beperking van elektriciteitscrises, met name van de maatregelen betreffende de vraagzijde en de aanbodzijde, met vermelding van de omstandigheden waaronder dergelijke maatregelen kunnen worden gebruikt en in het bijzonder van de aanleiding voor elke maatregel. Wanneer niet-marktgebaseerde maatregelen worden overwogen, moeten deze naar behoren gerechtvaardigd zijn overeenkomstig de in artikel 16 vastgestelde eisen en moeten zij stroken met de regionale en, waar van toepassing, bilaterale maatregelen. |
d) |
Geef een kader voor manuele belastingafschakeling waarin wordt vermeld onder welke omstandigheden belasting moet worden afgeschakeld. Geef met betrekking tot de openbare en persoonlijke veiligheid een specificatie van de categorieën elektriciteitsafnemers die recht hebben op speciale bescherming tegen afschakeling en motiveer de noodzaak van een dergelijke bescherming. Specificeer hoe de transmissiesysteembeheerders en de distributiesysteembeheerders moeten handelen om het verbruik te verlagen. |
e) |
Geef een beschrijving van de mechanismen die worden gebruikt om het publiek in te lichten over de elektriciteitscrisis. |
3.2. Regionale en bilaterale procedures en maatregelen
a) |
Geef een beschrijving van de overeengekomen mechanismen voor de samenwerking binnen de regio en voor het waarborgen van passende coördinatie voor en tijdens de elektriciteitscrisis, inclusief de besluitvormingsprocedures betreffende een passende reactie op regionaal niveau. |
b) |
Geef een beschrijving van alle overeengekomen regionale en bilaterale maatregelen, inclusief de nodige technische, juridische en financiële regelingen voor de uitvoering van deze maatregelen. Geef bij de beschrijving van dergelijke regelingen informatie over onder meer de maximumhoeveelheden elektriciteit die op regionaal of bilateraal niveau moeten worden geleverd, de aanleiding voor de assistentie en de mogelijkheid de opschorting ervan te vragen, de leveringswijze van de elektriciteit, en de bepalingen voor billijke compensatie tussen lidstaten. Geef een beschrijving van de nationale maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering en handhaving van de overeengekomen regionale en bilaterale maatregelen. |
c) |
Geef een beschrijving van de bestaande mechanismen voor de samenwerking en het coördineren van maatregelen voor en tijdens de elektriciteitscrisis met de andere lidstaten buiten de regio en met de derde landen binnen de relevante synchrone zone. |
4. CRISISCOÖRDINATOR
Vermeld en definieer de rol van de crisiscoördinator. Vermeld de contactgegevens.
5. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN
Geef overeenkomstig artikel 10, lid 1, een beschrijving van het mechanisme dat wordt toegepast voor raadplegingen en de resultaten van uitgevoerde raadplegingen, ten behoeve van de ontwikkeling van dit plan, met betrekking tot:
a) |
relevante elektriciteits- en gasbedrijven, inclusief relevante producenten of hun belangenorganisaties; |
b) |
relevante organisaties die de belangen van niet-industriële elektriciteitsafnemers behartigen; |
c) |
relevante organisaties die de belangen van industriële elektriciteitsafnemers behartigen; |
d) |
regulerende instanties; |
e) |
de transmissiesysteembeheerders; |
f) |
relevante distributiesysteembeheerders. |
6. NOODSITUATIETESTS
a) |
Vermeld het tijdschema voor de tweejaarlijkse regionale (en indien van toepassing nationale) realtime responssimulaties van elektriciteitscrises. |
b) |
Vermeld de overeengekomen procedures en de betrokken actoren overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder d). |
Wanneer het plan wordt bijgewerkt: geef een beknopte beschrijving van de tests die zijn uitgevoerd sinds het laatste plan werd vastgesteld en de belangrijkste resultaten daarvan. Vermeld welke maatregelen zijn vastgesteld naar aanleiding van die tests.