EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R0592

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/592 van de Commissie van 1 december 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de criteria om uit te maken wanneer een activiteit moet worden aangemerkt als een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf (Voor de EER relevante tekst. )

C/2016/7643

OJ L 87, 31.3.2017, p. 492–499 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 08/11/2021; opgeheven door 32021R1833

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2017/592/oj

31.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 87/492


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/592 VAN DE COMMISSIE

van 1 december 2016

tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de criteria om uit te maken wanneer een activiteit moet worden aangemerkt als een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten (1), en met name artikel 2, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De beoordeling of personen voor eigen rekening handelen of beleggingsdiensten verlenen in grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan in de Unie als nevenactiviteit van hun hoofdbedrijf moet op groepsniveau worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) wordt een groep geacht te bestaan uit de moederonderneming en al haar dochterondernemingen en omvat deze entiteiten die gevestigd zijn in de Unie en in derde landen, ongeacht of de groep zijn hoofdkantoor binnen of buiten de Unie heeft.

(2)

De beoordeling moet worden verricht in de vorm van twee toetsen, die beide gebaseerd zijn op de handelsactiviteit van de personen binnen de groep, en moet worden berekend op basis van activaklasse. Aan de hand van de eerste toets moet worden bepaald of de personen binnen de groep grote deelnemers zijn in verhouding tot de omvang van de financiële markt in die activaklasse en daarom een vergunning als beleggingsonderneming moeten hebben. Aan de hand van de tweede toets moet worden bepaald of de personen binnen de groep in verhouding tot het hoofdbedrijf van de groep in dergelijke hoge mate voor eigen rekening handelen of beleggingsdiensten verlenen in grondstoffenderivaten, emissierechten of derivaten dat die activiteiten niet als een nevenactiviteit op groepsniveau kunnen worden aangemerkt en dat de personen daarom een vergunning als beleggingsonderneming moeten hebben.

(3)

Met de eerste toets wordt de omvang van de handelsactiviteit van een persoon vergeleken met de totale handelsactiviteit in de Unie op basis van activaklasse om het marktaandeel van die persoon te bepalen. De omvang van de handelsactiviteit moet wordt bepaald door de som van het volume aan transacties ten behoeve van intragroepsliquiditeit of ten behoeve van risicobeheer, een objectief meetbare vermindering van risico's die rechtstreeks verband houden met commerciële of treasuryfinancieringsactiviteiten of het vervullen van verplichtingen om liquiditeit te verschaffen op een handelsplatform („bevoorrechte transacties”) van het volume van de totale handelsactiviteit van de persoon af te trekken.

(4)

Het volume van de handelsactiviteit moet worden bepaald aan de hand van de bruto notionele waarde van de contracten in grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan op basis van een voortschrijdend gemiddelde van de voorgaande drie jaarperioden. De totale marktomvang moet worden bepaald op basis van de handelsactiviteit in de Unie met betrekking tot elke activaklasse waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd, inclusief contracten die worden verhandeld op en buiten handelsplatforms in de Unie.

(5)

Aangezien grondstoffenmarkten sterk verschillen in omvang, aantal marktdeelnemers, liquiditeitsniveau en andere kenmerken, gelden met betrekking tot de toets inzake de omvang van de handelsactiviteit verschillende drempels voor verschillende activaklassen.

(6)

De tweede toets biedt twee methoden voor het bepalen van de omvang van de handelsactiviteit om die met de omvang van de hoofdactiviteit van de groep te vergelijken. Die toets neemt twee vormen aan om de onderliggende activiteiten van de personen die voornemens zijn gebruik te maken van de vrijstelling beter weer te geven en de reguleringslast en de complexiteit van het uitvoeren van de toets te minimaliseren. De kapitaaltoets wordt als alternatief voor de handelstoets aangeboden om rekening te houden met de economische realiteit van de zeer heterogene groepen die moeten beoordelen of hun handel een nevenactiviteit is van hun hoofdbedrijfsactiviteiten, inclusief groepen die in verhouding tot hun grootte significante kapitaalinvesteringen doen in de creatie van infrastructuur-, vervoer- en productiefaciliteiten alsook investeringen die niet gemakkelijk kunnen worden afgedekt in de financiële markten. Aangezien de twee vormen van de tweede toets elk op een andere onderliggende economische realiteit van diverse groepen inhaken, zijn beide even bruikbaar om te bepalen of de handelsactiviteit een nevenactiviteit is van het hoofdbedrijf van een bepaalde groep.

(7)

De omvang van de handelsactiviteit zoals gebruikt in de eerste methode van de tweede toets wordt als proxy genomen voor de commerciële activiteit die de persoon of de groep als hoofdbedrijf uitoefent. Deze proxy moet voor personen gemakkelijk en kostenefficiënt toe te passen zijn omdat hij steunt op gegevens die reeds voor de eerste toets moeten worden verzameld en tegelijk toch een zinvolle toets opleveren.

(8)

Deze proxy is geschikt omdat een rationele risicoaverse entiteit, zoals een producent, verwerker of consument van grondstoffen of emissierechten geacht wordt het volume van de commerciële activiteit van zijn hoofdbedrijf af te dekken met een equivalent volume grondstoffenderivaten, emissierechten of derivaten daarvan. Daarom is het volume van zijn volledige handel in grondstoffenderivaten, emissierechten of derivaten daarvan, gemeten aan de hand van de bruto notionele waarde van de onderliggende waarde, een geschikte proxy voor de omvang van het hoofdbedrijf van de groep. Aangezien groepen waarvan de hoofdbedrijfsactiviteiten niet met grondstoffen of emissierechten verband houden geen grondstoffen- of emissierechtenderivaten als risicoverminderend instrument zouden gebruiken, zou hun handel in grondstoffenderivaten, emissierechten of derivaten daarvan niet als afdekking in aanmerking komen.

(9)

Het gebruik van grondstoffenderivaten als risicoverminderend instrument kan echter niet als een perfecte proxy beschouwd worden voor alle commerciële activiteiten die de persoon of de groep als hoofdbedrijf verricht, aangezien daarbij mogelijk geen rekening wordt gehouden met andere investeringen in vaste activa die geen verband houden met de derivatenmarkten. Om de mogelijke mismatch tussen de handel in grondstoffenderivaten van een groep en de feitelijke omvang van het hoofdbedrijf ervan met name met betrekking tot kleine groepen te corrigeren, moet de eerste methode van de tweede toets een achtervangmechanisme bevatten waarbij in aanmerking wordt genomen dat de handelsactiviteit van de personen binnen de groep, om als nevenactiviteit te worden aangemerkt, evenmin een bepaald percentage van elk van de drempels die in de eerste toets voor elke relevante activaklasse zijn vastgesteld mag overschrijden. Hoe hoger het percentage speculatieve activiteit binnen alle handelsactiviteiten van een groep, hoe lager de onder de eerste toets vastgestelde drempel.

(10)

Het achtervangmechanisme op basis van het feit dat een groep een bepaald percentage niet overschrijdt van elk van de drempels die in de eerste toets voor elke relevante activaklasse zijn vastgesteld, is bijzonder relevant voor zeer kleine groepen met een verwaarloosbaar kleine totale voetafdruk in de relevante grondstoffenderivatenhandel. Enerzijds moeten deze groepen mogelijk een dure analyse van hun handelsactiviteiten maken om te bepalen of die handel al dan niet risicoverminderend is zonder dat daaruit duidelijk wordt of de handelsactiviteit een nevenactiviteit is. Anderzijds zijn deze groepen er doorgaans niet voor toegerust een kapitaaltoets uit te voeren als alternatief voor de toets op basis van handel. Om onevenredige lasten voor die groepen te vermijden, is het aangewezen dat groepen waarvan de handelsactiviteit voor elke relevante activaklasse minder dan één vijfde uitmaakt van de drempel vastgesteld onder de eerste toets worden geacht die handel uit te voeren als nevenactiviteit van hun hoofdbedrijf. Met de eerste methode onder de tweede toets wordt echter mogelijk niet adequaat de hoofdactiviteit gemeten van personen die, in verhouding tot hun grootte, significante kapitaalinvesteringen hebben in de creatie van infrastructuur-, vervoer- en productiefaciliteiten. Ook worden geen investeringen in aanmerking genomen die op de financiële markten niet kunnen worden afgedekt. Daarom moet de tweede toets een tweede methode omvatten waarbij van een kapitaalmaatstaf gebruik wordt gemaakt om te meten of die handelsactiviteit een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf van de groep is.

(11)

Bij de tweede methode in de tweede toets wordt het geschatte kapitaal dat een niet-financiële groep zou moeten aanhouden voor het marktrisico inherent aan zijn posities uit hoofde van de handel in grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan, behalve die uit hoofde van bevoorrechte transacties, als proxy gebruikt voor de hoeveelheid nevenactiviteiten die de personen in een groep ondernemen. Het kader dat onder auspiciën van het Bazels Comité is ontwikkeld en in de Unie ten uitvoer is gelegd via de richtlijn kapitaalvereisten wordt gebruikt om een evenredige weging van het notionele kapitaal op de posities toe te passen. Binnen dit kader wordt de nettopositie in een grondstoffenderivaat, emissierecht of derivaat daarvan bepaald door verrekening van de long- en shortposities in een bepaald type grondstoffenderivatencontract, emissierecht of desbetreffend derivatencontract, zoals een future, optie, forward of warrant. Bij de bepaling van de nettopositie moet verrekening plaatsvinden ongeacht de plaats waar het contract wordt verhandeld, de tegenpartij van het contract of de looptijd ervan. De brutopositie in een relevant grondstoffenderivaat, emissierechtencontract of een desbetreffend derivatencontract moet anderzijds worden berekend door optelling van de nettoposities van typen contracten die betrekking hebben op een bepaalde grondstof of een bepaald emissierecht of een derivaat daarvan. In dit verband mogen nettoposities in een bepaald type grondstoffenderivatencontract, emissierechtencontract of desbetreffend derivatencontract niet met elkaar worden verrekend.

(12)

Bij de tweede methode van de tweede toets wordt het bedrag van het geschatte kapitaal van een groep vervolgens vergeleken met het werkelijke bedrag van het aangewende kapitaal van die groep dat de omvang van de hoofdactiviteit moet weergeven. Het aangewende kapitaal wordt berekend op basis van de totale activa van de groep minus zijn kort vreemd vermogen. Kort vreemd vermogen moet vreemd vermogen omvatten dat binnen twaalf maanden moet worden afgewikkeld.

(13)

De bedoeling van de nevenactiviteittoetsen is te controleren of personen binnen een groep die geen vergunning hebben in overeenstemming met Richtlijn 2014/65/EU er een moeten aanvragen uit hoofde van de relatieve of absolute omvang van hun handel in grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan. De nevenactiviteittoetsen bepalen aldus de omvang van de activiteiten inzake grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan die personen binnen een groep zonder vergunning op grond van Richtlijn 2014/65/EU kunnen uitvoeren omdat het om nevenactiviteiten van het hoofdbedrijf van de groep gaat. Het is daarom aangewezen de omvang van de nevenactiviteit van de groep te berekenen met behulp van criteria die de activiteit uitsluiten van groepsleden met een vergunning in overeenstemming met die richtlijn om de omvang van de echte nevenactiviteit van groepsleden zonder vergunning te beoordelen.

(14)

Om marktdeelnemers in staat te stellen hun bedrijf op een redelijke manier te plannen en uit te voeren en rekening te houden met seizoenspatronen van activiteit, moet de berekening van de toetsen om vast te stellen wanneer een activiteit wordt aangemerkt als een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf gebaseerd worden op een periode van drie jaar. Daarom moeten entiteiten, om hun jaarlijkse kennisgeving bij de bevoegde autoriteit te kunnen indienen, de beoordeling of zij een van de twee drempels schenden op jaarbasis maken door berekening van een enkelvoudig gemiddelde van drie jaar op voortschrijdende basis. Deze verplichting mag geen afbreuk doen aan het recht van de bevoegde autoriteit om te allen tijde een verslag van een persoon te vragen over de basis waarop die persoon zijn activiteit overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder j), i) en ii), van Richtlijn 2014/65/EU als nevenactiviteit van zijn hoofdbedrijf beschouwt.

(15)

Transacties met betrekking waartoe objectief kan worden gemeten dat zij de risico's verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële activiteit of de treasuryfinancieringsactiviteit en intragroeptransacties moeten worden bekeken op een wijze die consistent is met Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3). Echter, in verband met transacties in derivaten met betrekking waartoe objectief kan worden gemeten dat zij risico's verminderen die rechtstreeks verband houden met commerciële activiteit of treasuryfinancieringsactiviteit geldt Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 (4) alleen voor derivaten die niet op gereglementeerde markten worden verhandeld, terwijl artikel 2, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU geldt voor derivaten die op handelsplatformen worden verhandeld. Daarom moet deze verordening ook rekening houden met derivaten die worden verhandeld op gereglementeerde markten met betrekking tot transacties in verband waarmee objectief kan worden gemeten dat zij risico's verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële of treasuryfinancieringsactiviteit.

(16)

In bepaalde omstandigheden is het misschien niet mogelijk een commercieel risico af te dekken door een direct gerelateerd grondstoffenderivatencontract te gebruiken: een contract met precies dezelfde onderliggende waarde en afwikkelingsdatum als het gedekte risico. In een dergelijk geval mag de persoon via een sterk gecorreleerd instrument proxyafdekking gebruiken om zijn blootstelling te dekken, zoals een instrument met een andere onderliggende waarde die sterk vergelijkbaar economisch gedrag vertoont. Bovendien kan macro- of portefeuilleafdekking worden gebruikt door personen die grondstoffenderivatencontracten afsluiten voor het afdekken van een risico met betrekking tot hun totale risico's of de totale risico's van de groep. Deze grondstoffenderivatencontracten voor macro-, portefeuille- of proxyafdekking kunnen afdekking uitmaken voor de toepassing van deze verordening.

(17)

Wanneer een persoon die de nevenactiviteittoets toepast portefeuille- of macroafdekking gebruikt, kan hij misschien geen een-op-eenrelatie tot stand brengen tussen een specifieke transactie in een grondstoffenderivaat en een specifiek risico dat direct gerelateerd is aan de commerciële en treasuryfinancieringsactiviteiten die is aangegaan om dit af te dekken. De risico's die rechtstreeks verband houden met de commerciële en treasuryfinancieringsactiviteiten kunnen complex van aard zijn en bijvoorbeeld betrekking hebben op verschillende geografische markten, verschillende producten, tijdshorizonnen of entiteiten. De portefeuille van grondstoffenderivatencontracten die zijn afgesloten om die risico's te beperken, kan uit complexe risicobeheersystemen voortkomen. In dergelijke gevallen moeten de risicobeheersystemen voorkomen dat niet-afdekkingtransacties als afdekkingtransacties worden gecategoriseerd en voor een voldoende gedisaggregeerd beeld van de afdekkingportefeuille zorgen zodat speculatieve componenten worden geïdentificeerd en meegerekend voor de drempels. Posities mogen niet geacht worden risico's in verband met de commerciële activiteit te verminderen louter en alleen omdat zij algeheel deel uitmaken van een risicoverlagende portefeuille.

(18)

Een risico kan in de loop van de tijd evolueren en, ter aanpassing aan de evolutie van het risico, kan het voorkomen dat grondstoffen- of emissierechtenderivaten die oorspronkelijk zijn afgesloten om het risico in verband met commerciële activiteiten te verminderen, moeten worden geneutraliseerd via het gebruik van extra grondstoffen- of emissierechtenderivatencontracten. Een risico kan daarom worden afgedekt door een combinatie van grondstoffen- of emissierechtenderivatencontracten inclusief neutraliserende grondstoffenderivatencontracten waarmee die grondstoffenderivatencontracten worden tegengesloten welke geen verband meer houden met het commerciële risico. Bovendien mag de ontwikkeling van een risico waarin is voorzien door een positie in een grondstoffen- of emissirechtenderivaat in te nemen om dat risico te verminderen er vervolgens niet toe leiden dat die positie opnieuw beoordeeld wordt en van het begin af als een niet-bevoorrechte transactie beschouwd wordt.

(19)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend.

(20)

De ESMA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van de technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht (5).

(21)

Om redenen van consistentie en om voor de soepele werking van de financiële markten te zorgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassing van drempels

De activiteiten van personen bedoeld in artikel 2, lid 1, onder j), i) en ii), van Richtlijn 2014/65/EU worden als een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf van de groep aangemerkt als die activiteiten voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2 en een minderheid van de activiteiten op groepsniveau vormen in overeenstemming met artikel 3.

Artikel 2

Totale marktdrempel

1.   De omvang van de activiteiten bedoeld in artikel 1, berekend in overeenstemming met lid 2 gedeeld door de totale markthandelsactiviteit, berekend in overeenstemming met lid 3, maakt in elk van de volgende activaklassen minder uit dan de volgende waarden:

a)

4 % met betrekking tot derivaten op metalen;

b)

3 % met betrekking tot derivaten op olie- en olieproducten;

c)

10 % met betrekking tot derivaten op steenkool;

d)

3 % met betrekking tot derivaten op gas;

e)

6 % met betrekking tot derivaten op elektriciteit;

f)

4 % met betrekking tot derivaten op agrarische producten;

g)

15 % met betrekking tot derivaten op andere grondstoffen, waaronder vracht en grondstoffen bedoeld in bijlage I, deel C, punt 10, bij Richtlijn 2014/65/EU;

h)

20 % met betrekking tot emissierechten of derivaten daarvan.

2.   De omvang van de activiteiten bedoeld in artikel 1 die in de Unie worden ondernomen door een persoon binnen een groep in elk van de activaklassen bedoeld in lid 1 wordt berekend door aggregatie van de bruto notionele waarde van alle contracten binnen de relevante activaklasse waarbij die persoon partij is.

De aggregatie bedoeld in de eerste alinea omvat geen contracten uit hoofde van transacties bedoeld in artikel 2, lid 4, vijfde alinea, onder a), b) en c), van Richtlijn 2014/65/EU of contracten met betrekking waartoe de persoon binnen de groep die partij is bij een van de contracten een vergunning heeft in overeenstemming met Richtlijn 2014/65/EU of Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (6).

3.   De totale markthandelsactiviteit inzake elk van de activaklassen bedoeld in lid 1 wordt berekend door aggregatie van de bruto notionele waarde van alle binnen de relevante activaklasse niet op een handelsplatform verhandelde contracten waarbij elke persoon die in de Unie is gevestigd partij is en van elk ander contract binnen die activaklasse dat gedurende de relevante jaarlijkse verslagperiode bedoeld in artikel 4, lid 2 wordt verhandeld op een handelsplatform dat in de Unie is gevestigd.

4.   De geaggregeerde waarden bedoeld in de leden 2 en 3 worden uitgedrukt in EUR.

Artikel 3

Hoofdbedrijfsdrempel

1.   De activiteiten bedoeld in artikel 1 worden geacht een minderheid van de activiteiten op groepsniveau te vormen indien zij voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

a)

de omvang van die activiteiten, berekend overeenkomstig lid 3, eerste alinea, maakt niet meer dan 10 % uit van de totale omvang van de handelsactiviteit van de groep, berekend overeenkomstig lid 3, tweede alinea;

b)

het geschat aangewend kapitaal voor de uitvoering van die activiteiten, berekend overeenkomstig de leden 5 tot en met 7, maakt niet meer uit dan 10 % van het aangewend kapitaal op groepsniveau voor het uitvoeren van het hoofdbedrijf, berekend overeenkomstig lid 9.

2.   De volgende afwijkingen van lid 1, onder a), zijn van toepassing:

a)

indien de omvang van de activiteiten bedoeld in artikel 1, berekend in overeenstemming met lid 3, eerste alinea, meer dan 10 % maar minder dan 50 % uitmaakt van de totale omvang van de handelsactiviteit van de groep, berekend overeenkomstig lid 3, tweede alinea, worden nevenactiviteiten alleen geacht een minderheid van de activiteiten op groepsniveau te vormen indien de omvang van de handelsactiviteit voor elk van de activaklassen bedoeld in artikel 2, lid 1, minder dan 50 % uitmaakt van de drempel die bij artikel 2, lid 1, voor elke relevante activaklasse is vastgesteld;

b)

indien de omvang van de handelsactiviteiten, berekend in overeenstemming met lid 3, eerste alinea, 50 % of meer uitmaakt van de totale omvang van de handelsactiviteit van de groep, berekend overeenkomstig lid 3, tweede alinea, worden nevenactiviteiten alleen geacht een minderheid van de activiteiten op groepsniveau te vormen indien de omvang van de handelsactiviteit voor elk van de activaklassen bedoeld in artikel 2, lid 1, minder dan 20 % uitmaakt van de drempel die bij artikel 2, lid 1, voor elke relevante activaklasse is vastgesteld.

3.   De omvang van de activiteiten bedoeld in artikel 1 die worden ondernomen door een persoon binnen een groep wordt berekend door aggregatie van de omvang van de activiteiten die die persoon onderneemt ten aanzien van alle activaklassen bedoeld in artikel 2, lid 1, in overeenstemming met dezelfde berekeningscriteria als die bedoeld in artikel 2, lid 2.

De totale omvang van de handelsactiviteit van de groep wordt berekend door aggregatie van de bruto notionele waarde van alle contracten in grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan waarbij personen binnen die groep partij zijn.

4.   De aggregatie bedoeld in de eerste alinea van lid 3 omvat geen contracten met betrekking waartoe de persoon binnen de groep die partij is bij een van die contracten een vergunning heeft in overeenstemming met Richtlijn 2014/65/EU of Richtlijn 2013/36/EU.

5.   Het geschat aangewend kapitaal voor het uitvoeren van de activiteiten bedoeld in artikel 1 is de som van het volgende:

a)

15 % van elke netto long- of shortpositie, vermenigvuldigd met de prijs voor het grondstoffenderivaat, emissierecht of derivaten daarvan;

b)

3 % van de bruto long- of shortpositie, vermenigvuldigd met de prijs voor het grondstoffenderivaat, emissierecht of derivaten daarvan.

6.   Voor de toepassing van lid 5, onder a), wordt de nettopositie in een grondstoffenderivaat, een emissierecht of derivaat daarvan bepaald door verrekening van de long- en shortposities:

a)

in elk type grondstoffenderivatencontract met een bepaalde grondstof als onderliggende waarde om de nettopositie per type contract met die grondstof als onderliggende waarde te berekenen;

b)

in een emissierechtencontract om de nettopositie in dat emissierechtencontract te berekenen, of

c)

in elk type emissierechtenderivatencontract om de nettopositie per type emissierechtenderivatencontract te berekenen.

Voor de toepassing van lid 5, onder a), kunnen nettoposities in verschillende typen contracten met dezelfde grondstof als onderliggende waarde of verschillende typen derivatencontracten met hetzelfde emissierecht als onderliggende waarde met elkaar worden verrekend.

7.   Voor de toepassing van lid 5, onder b), wordt het brutopositie in een grondstoffenderivaat, een emissierecht of een desbetreffend derivatencontract bepaald door berekening van de som van de absolute waarden van de nettoposities per type contract met een bepaalde grondstof als onderliggende waarde, per emissierechtencontract of per type contract met een bepaald emissierecht als onderliggende waarde.

Voor de toepassing van lid 5, onder b), kunnen nettoposities in verschillende typen derivatencontracten met dezelfde grondstof als onderliggende waarde of verschillende typen derivatencontracten met hetzelfde emissierecht als onderliggende waarde niet met elkaar worden verrekend.

8.   De berekening van het geschat kapitaal omvat geen posities uit hoofde van transacties bedoeld in artikel 2, lid 4, vijfde alinea, onder a), b) en c), van Richtlijn 2014/65/EU.

9.   Het aangewend kapitaal voor de uitvoering van het hoofdbedrijf van een groep is de som van de totale activa van de groep min het kort vreemd vermogen ervan zoals vastgelegd in de geconsolideerde jaarrekening van de groep aan het einde van de relevante jaarlijkse berekeningsperiode. Voor de toepassing van de eerste zin wordt onder kort vreemd vermogen vermogen met een looptijd van minder dan twaalf maanden verstaan.

10.   De waarden die voortvloeien uit de in dit artikel bedoelde berekeningen worden uitgedrukt in EUR.

Artikel 4

Procedure voor berekening

1.   De berekening van de omvang van de handelsactiviteiten en het kapitaal bedoeld in de artikelen 2 en 3 wordt gebaseerd op een enkelvoudig gemiddelde van de dagelijkse handelsactiviteiten of het geschat kapitaal dat ten behoeve van dergelijke handelsactiviteiten wordt gealloceerd tijdens drie jaarlijkse berekeningsperioden die voorafgaan aan de datum van berekening. De berekeningen worden jaarlijks verricht in het eerste kwartaal van het kalenderjaar dat volgt op een jaarlijkse berekeningsperiode.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt onder een jaarlijkse berekeningsperiode verstaan een periode die aanvangt op 1 januari van een bepaald jaar en eindigt op 31 december van dat jaar.

3.   Voor de toepassing van lid 1 wordt bij de berekening van de omvang van de handelsactiviteiten of het aan handelsactiviteiten gealloceerde kapitaal die in 2018 plaatsvindt rekening gehouden met de drie voorgaande jaarlijkse berekeningsperioden, te beginnen op 1 januari 2015, 1 januari 2016 en 1 januari 2017, en bij de berekening die in 2019 plaatsvindt rekening gehouden met de drie voorgaande jaarlijkse berekeningsperioden, te beginnen op 1 januari 2016, 1 januari 2017 en 1 januari 2018.

4.   In afwijking van lid 3 omvat de referentieperiode voor de berekening van de dagelijkse handelsactiviteiten of het geschat kapitaal dat ten behoeve van dergelijke handelsactiviteiten wordt gealloceerd alleen de meest recente jaarlijkse berekeningsperiode wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de dagelijkse handelsactiviteiten of het geschat kapitaal dat ten behoeve van dergelijke handelsactiviteiten wordt gealloceerd daalt met meer dan 10 % bij vergelijking van de vroegste van de drie voorgaande jaarlijkse berekeningsperioden met de meest recente jaarlijkse berekeningsperiode, en

b)

de dagelijkse handelsactiviteiten of het geschat kapitaal dat te behoeve van dergelijke handelsactiviteiten wordt gealloceerd in de recentste van de drie jaarlijkse berekeningsperioden is lager dan in de twee voorgaande berekeningsperioden.

Artikel 5

Transacties die als risicoverminderend kwalificeren

1.   Voor de toepassing van artikel 2, lid 4, vijfde alinea, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU wordt een transactie in derivaten geacht op objectief meetbare wijze de risico's te verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële activiteit of treasuryfinancieringsactiviteit wanneer aan een of meer van de volgende criteria is voldaan:

a)

de transactie vermindert de risico's die voortkomen uit de potentiële wijziging van de waarde van activa, diensten, inputs, producten, grondstoffen of schulden die de persoon of zijn groep in de normale loop van zijn bedrijfsuitoefening in eigendom heeft, produceert, vervaardigt, verwerkt, aanbiedt, aankoopt, verhandelt, least, verkoopt of oploopt of redelijkerwijs verwacht in eigendom te zullen hebben, te zullen produceren, te zullen vervaardigen, te zullen verwerken, te zullen aanbieden, te zullen aankopen, te zullen verhandelen, te zullen leasen, te zullen verkopen of te zullen oplopen;

b)

de transactie dekt de risico's die voortkomen uit de potentiële indirecte impact op de waarde van activa, diensten, inputs, producten, grondstoffen of schulden bedoeld in punt a), als gevolg van schommeling van rentevoeten, inflatiepercentages, wisselkoersen of kredietrisico;

c)

de transactie geldt als een afdekkingcontract ingevolge internationale standaarden voor jaarrekeningen die overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn goedgekeurd.

2.   Voor de toepassing van lid 1 is een gekwalificeerde risicoverminderende transactie op zich of in combinatie met andere derivaten een transactie waarvoor een niet-financiële entiteit:

a)

de volgende elementen in haar intern beleid beschrijft:

i)

de types grondstoffenderivaten, emissierechten of derivaten daarvan in de portefeuilles die worden gebruikt om de risico's te verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële activiteit of treasuryfinancieringsactiviteit en de desbetreffende toelaatbaarheidscriteria;

ii)

het verband tussen de portefeuille en de risico's die door de portefeuille worden beperkt;

iii)

de maatregelen die zijn genomen om te waarborgen dat de transacties betreffende die contracten geen ander doel dienen dan het dekken van risico's die rechtstreeks verband houden met de commerciële activiteit of de treasuryfinancieringsactiviteit van de niet-financiële entiteit, en dat een ander doel dienende transactie duidelijk kan worden geïdentificeerd;

b)

in staat is een voldoende gedisaggregeerd beeld van de portefeuilles te geven met betrekking tot klasse grondstoffenderivaat, emissierecht of derivaat daarvan, onderliggende grondstof, tijdhorizon en andere relevante factoren.

Artikel 6

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.

(2)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(3)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende indirecte clearingregelingen, de clearingverplichting, het openbaar register, toegang tot een handelsplatform, niet-financiële tegenpartijen, risico-inperkingstechnieken voor niet door een ctp geclearde otc-derivatencontracten (PB L 52 van 23.2.2013, blz. 11).

(5)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(6)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(7)  Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).


Top