Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R0904

    Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (herschikking)

    PB L 268 van 12.10.2010, p. 1–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2024

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/904/oj

    12.10.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 268/1


    VERORDENING (EU) Nr. 904/2010 VAN DE RAAD

    van 7 oktober 2010

    betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

    (herschikking)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

    Gelet op het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

    Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze verordening te worden overgegaan.

    (2)

    De in Verordening (EG) nr. 1798/2003 vervatte instrumenten ter bestrijding van fraude inzake belasting over de toegevoegde waarde (hierna „btw”) dienen te worden verbeterd en aangevuld ingevolge de conclusies van de Raad van 7 oktober 2008; de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over een gecoördineerde strategie ter verbetering van de bestrijding van btw-fraude in de Europese Unie en het verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1798/2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna „het verslag van de Commissie”). Tevens zijn redactionele en praktische verduidelijkingen van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1798/2003 nodig.

    (3)

    Belastingontduiking en belastingontwijking over de grenzen van de lidstaten leiden tot inkomstenderving voor de begrotingen en vormen een inbreuk op het beginsel van fiscale rechtvaardigheid. Zij kunnen ook verstoringen in het kapitaalverkeer en in de concurrentievoorwaarden veroorzaken. Zij beïnvloeden dus de werking van de interne markt.

    (4)

    De bestrijding van btw-ontduiking vraagt om nauwe samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten die in elk van de lidstaten met de uitvoering van de ter zake vastgestelde bepalingen belast zijn.

    (5)

    In het kader van de maatregelen inzake belastingharmonisatie met het oog op de voltooiing van de interne markt dient te worden voorzien in een gemeenschappelijke regeling voor samenwerking tussen de lidstaten, in het bijzonder inzake uitwisseling van inlichtingen, waarbij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten elkaar bijstand moeten verlenen en met de Commissie moeten samenwerken teneinde een juiste toepassing van de btw op leveringen van goederen, dienstverrichtingen, intracommunautaire verwervingen van goederen en invoer van goederen te waarborgen.

    (6)

    De administratieve samenwerking zou geen onredelijke verschuiving van administratieve lasten tussen de lidstaten mogen teweegbrengen.

    (7)

    Ten behoeve van de inning van de verschuldigde belasting dienen de lidstaten samen te werken om er voor te helpen zorgen dat de btw juist wordt geheven. Daarom moeten zij niet alleen toezien op de juiste toepassing van de in hun eigen grondgebied verschuldigde belasting, maar zouden ook de andere lidstaten moeten bijstaan om te zorgen voor de juiste toepassing van de belasting die verband houdt met een op hun grondgebied verrichte activiteit maar verschuldigd is in een andere lidstaat.

    (8)

    Het toezicht op de juiste toepassing van de btw op grensoverschrijdende handelingen die in een andere lidstaat dan die waar de leverancier of dienstverrichter is gevestigd, belastbaar zijn, is afhankelijk van de inlichtingen die in het bezit zijn van de lidstaat van vestiging of die veel gemakkelijker door die lidstaat kunnen worden verkregen. Voor een efficiënte controle van deze handelingen moet de lidstaat van vestiging bepaalde inlichtingen derhalve verzamelen of in staat zijn die te verzamelen.

    (9)

    Voor de invoering van de regeling van het enige loket waarin is voorzien bij Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (4), en voor de toepassing van de teruggaafprocedure voor niet in de lidstaat van teruggaaf gevestigde belastingplichtigen waarin is voorzien bij Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (5), zijn voorschriften vereist betreffende de uitwisseling en de opslag van inlichtingen door de lidstaten.

    (10)

    Voor grensoverschrijdende gevallen is het belangrijk de verplichtingen van elke lidstaat duidelijk te omschrijven, zodat een efficiënte controle op de belasting kan worden verricht in de lidstaat waar deze verschuldigd is.

    (11)

    De elektronische opslag en transmissie van bepaalde gegevens voor controledoeleinden ter zake van de btw is onontbeerlijk voor een deugdelijke werking van het btw-stelsel. Zo worden een snelle uitwisseling van inlichtingen en een geautomatiseerde toegang ertoe mogelijk, hetgeen de fraudebestrijding versterkt. Dit kan mogelijk worden gemaakt door het verbeteren van de gegevensbanken over de btw-plichtigen en de door hen verrichte intracommunautaire handelingen door het erin opnemen van een reeks gegevens over de belastingplichtigen en hun handelingen.

    (12)

    De lidstaten dienen geschikte verificatieprocedures toe te passen die de actualiteit, de vergelijkbaarheid en de kwaliteit van die gegevens garanderen en zo de betrouwbaarheid ervan vergroten. De voorwaarden voor de uitwisseling van, en de geautomatiseerde toegang van de lidstaten tot, elektronisch opgeslagen gegevens moeten duidelijk worden omschreven.

    (13)

    Voor een doeltreffende fraudebestrijding moet het mogelijk zijn inlichtingen uit te wisselen zonder voorafgaand verzoek. Ter vergemakkelijking van de uitwisseling van inlichtingen dient te worden vastgesteld voor welke categorieën van inlichtingen een automatische uitwisseling moet worden voorzien.

    (14)

    Zoals aangegeven in het verslag van de Commissie is terugmelding een geschikte manier om te verzekeren dat de kwaliteit van de uitgewisselde inlichtingen constant verbetert. Daarom dient een kader voor terugmelding te worden opgezet.

    (15)

    Voor efficiënte btw-controles bij grensoverschrijdende handelingen is het nodig te voorzien in de mogelijkheid voor gelijktijdige controles door de lidstaten evenals in de aanwezigheid van ambtenaren van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat in het kader van de administratieve samenwerking.

    (16)

    De onlinebevestiging van de geldigheid van een btw-identificatienummer is een instrument dat door de marktdeelnemers steeds vaker wordt gebruikt. Het systeem ter bevestiging van de geldigheid van btw-identificatienummers dient de marktdeelnemers een geautomatiseerde bevestiging van de relevante gegevens te geven.

    (17)

    Voor sommige belastingplichtigen gelden specifieke verplichtingen, die verschillen van de verplichtingen die van toepassing zijn in de lidstaat waar zij gevestigd zijn, met name op het gebied van facturering, als zij goederen leveren of diensten verrichten ten behoeve van afnemers die op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigd zijn. Voor die belastingplichtigen dient een systeem te worden opgezet om inlichtingen over de verplichtingen in kwestie direct beschikbaar te maken.

    (18)

    Uit de recente praktische ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1798/2003 bij de strijd tegen carrouselfraude is gebleken dat het in sommige gevallen onontbeerlijk is om een systeem voor een veel snellere, uitgebreidere en doelgerichtere uitwisseling van inlichtingen op te zetten om fraude efficiënt te bestrijden. Overeenkomstig de conclusies van de Raad van 7 oktober 2008 dient er binnen het kader van deze verordening ten behoeve van alle lidstaten een gedecentraliseerd netwerk zonder rechtspersoonlijkheid, Eurofisc genaamd, te worden ingesteld ter bevordering en vergemakkelijking van multilaterale en gedecentraliseerde samenwerking waardoor doelgericht en snel tot bestrijding van specifieke soorten fraude kan worden opgetreden.

    (19)

    De lidstaat van verbruik heeft de primaire verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat niet in de Unie gevestigde leveranciers aan hun verplichtingen voldoen. De toepassing van de tijdelijke bijzondere regeling voor langs elektronische weg verrichte diensten waarin wordt voorzien bij titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG vergt derhalve dat regels worden vastgesteld betreffende het verstrekken van informatie en de overdracht van geldmiddelen tussen de lidstaat van identificatie en de lidstaat van verbruik.

    (20)

    Inlichtingen die een lidstaat van derde landen bekomt, kunnen zeer nuttig zijn voor andere lidstaten. Evenzo kunnen inlichtingen die een lidstaat van andere lidstaten bekomt, nuttig zijn voor derde landen. De voorwaarden voor de uitwisseling van deze inlichtingen dienen derhalve te worden omschreven.

    (21)

    De nationale voorschriften betreffende het bankgeheim vormen geen beletsel voor de toepassing van deze verordening.

    (22)

    Deze verordening dient andere op uniaal niveau vastgestelde maatregelen ter bestrijding van btw-fraude onverlet te laten.

    (23)

    Om redenen van efficiëntie, snelheid en kosten is het van wezenlijk belang dat de uit hoofde van deze verordening meegedeelde inlichtingen zoveel mogelijk langs elektronische weg worden verstrekt.

    (24)

    Gelet op het repetitieve karakter van bepaalde verzoeken en de taalkundige verscheidenheid in de Unie is het belangrijk, teneinde verzoeken om inlichtingen sneller te kunnen behandelen, het gebruik van standaardformulieren bij de inlichtingenuitwisseling te verhogen.

    (25)

    Uitgaande van het beginsel dat effectieve samenwerking het onverwijld verstrekken van reeds in de aangezochte lidstaat beschikbare inlichtingen veronderstelt, zijn de in deze verordening voor het verstrekken van inlichtingen gestelde termijnen als niet te overschrijden maximumtermijnen te beschouwen.

    (26)

    Voor de toepassing van deze verordening dient te worden overwogen de reikwijdte te beperken van bepaalde rechten en plichten die zijn neergelegd in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van gegevens (6), teneinde de in artikel 13, lid 1, onder e), van die richtlijn bedoelde belangen te vrijwaren. Deze beperkingen zijn noodzakelijk en proportioneel, gelet op de potentiële inkomstenderving voor de lidstaten en het cruciale belang van onder deze verordening vallende gegevens voor een efficiënte fraudebestrijding.

    (27)

    Aangezien de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van deze verordening, maatregelen van algemene strekking zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7) dienen zij te worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure van artikel 5 van dat besluit,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    1.   Bij deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de bevoegde autoriteiten die in de lidstaten met de uitvoering van de wetgeving inzake de btw belast zijn, onderling en met de Commissie samenwerken om de naleving van die wetgeving te verzekeren.

    Daartoe worden bij deze verordening regels en procedures vastgesteld, die de bevoegde autoriteiten in de lidstaten in staat stellen samen te werken en onderling alle inlichtingen uit te wisselen met het oog op een juiste btw-heffing, toe te zien op de juiste toepassing van de btw, met name bij intracommunautaire transacties, en de btw-fraude te bestrijden. Bij deze verordening worden met name de regels en procedures vastgesteld die de lidstaten in staat stellen deze inlichtingen te verzamelen en uit te wisselen langs elektronische weg.

    2.   Bij deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de in lid 1 bedoelde autoriteiten bijstand dienen te verlenen ter bescherming van de btw-opbrengsten van alle lidstaten.

    3.   Deze verordening laat de toepassing in de lidstaten van de voorschriften inzake de wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet.

    4.   Bij deze verordening worden tevens regels en procedures vastgesteld voor de elektronische uitwisseling van inlichtingen inzake de btw over diensten die overeenkomstig de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG langs elektronische weg worden verricht, alsmede voor eventuele daarop aansluitende uitwisselingen van inlichtingen en, wat de onder die bijzondere regeling vallende diensten betreft, voor de overdracht van geldmiddelen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

    Artikel 2

    1.   Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a)   „centraal verbindingsbureau”: het bureau dat uit hoofde van artikel 4, lid 1, is aangewezen en de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking;

    b)   „verbindingsdienst”: elk ander bureau dan het centrale verbindingsbureau dat uit hoofde van artikel 4, lid 2, door de bevoegde autoriteit als zodanig is aangewezen om op grond van deze verordening rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;

    c)   „bevoegde ambtenaar”: een ambtenaar die op grond van deze verordening rechtstreeks inlichtingen kan uitwisselen waartoe hem uit hoofde van artikel 4, lid 3, machtiging is verleend;

    d)   „verzoekende autoriteit”: het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand verzoekt;

    e)   „aangezochte autoriteit”: het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand wordt verzocht;

    f)   „intracommunautaire transacties”: de intracommunautaire levering van goederen of de intracommunautaire verrichting van diensten;

    g)   „intracommunautaire goederenlevering”: een goederenlevering die moet worden vermeld op de lijst bedoeld in artikel 262 van Richtlijn 2006/112/EG;

    h)   „intracommunautaire verrichting van diensten”: een verrichting van diensten die moet worden vermeld op de lijst bedoeld in artikel 262 van Richtlijn 2006/112/EG;

    i)   „intracommunautaire verwerving van goederen”: het verwerven van het recht om als eigenaar te beschikken over roerende lichamelijke zaken, als bedoeld in artikel 20 van Richtlijn 2006/112/EG;

    j)   „btw-identificatienummer”: nummer waarin wordt voorzien bij de artikelen 214, 215 en 216 van Richtlijn 2006/112/EG;

    k)   „administratief onderzoek”: alle door de lidstaten bij de uitoefening van hun taken verrichte controles, onderzoeken en andere acties gericht op het waarborgen van de juiste toepassing van de btw-wetgeving;

    l)   „automatische uitwisseling”: het systematisch en zonder voorafgaand verzoek verstrekken van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat;

    m)   „spontane uitwisseling”: het niet-systematisch, op willekeurige tijdstippen en zonder voorafgaand verzoek verstrekken van inlichtingen aan een andere lidstaat;

    n)   „persoon”:

    i)

    een natuurlijk persoon;

    ii)

    een rechtspersoon;

    iii)

    indien de geldende wetgeving in die mogelijkheid voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de wettelijke status van rechtspersoon bezit, of

    iv)

    een andere juridische constructie, ongeacht de aard of de vorm ervan, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die handelingen verricht welke aan btw onderworpen zijn;

    o)   „geautomatiseerde toegang”: mogelijkheid om zonder uitstel toegang te krijgen tot een elektronisch systeem, om daarin vervatte inlichtingen te raadplegen;

    p)   „langs elektronische weg”: door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevensopslag, met gebruikmaking van draden, radio, optische of andere elektromagnetische middelen;

    q)   „CCN/CSI-netwerk”: het op het gemeenschappelijke communicatienetwerk (hierna „CCN” — common communication network) met gemeenschappelijke systeeminterface (hierna „CSI” — common system interface) gebaseerde gemeenschappelijke platform dat de Unie ontwikkeld heeft voor het elektronische berichtenverkeer tussen de autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van douane en belastingen;

    r)   „gelijktijdige controle”: de gecoördineerde controle van de fiscale aangelegenheden van een belastingplichtige of van onderling verbonden belastingplichtigen door ten minste twee deelnemende lidstaten die daarbij gemeenschappelijke of verwante belangen hebben.

    2.   Vanaf 1 januari 2015 zijn de in de artikelen 358, 358 bis en 369 bis van Richtlijn 2006/112/EG vervatte definities ook van toepassing in het kader van deze richtlijn.

    Artikel 3

    De bevoegde autoriteiten zijn de autoriteiten namens welke deze verordening hetzij rechtstreeks, hetzij bij delegatie wordt toegepast:

    Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op 1 december 2010 mee welke de voor de toepassing van deze verordening bevoegde autoriteit is, en stelt vervolgens de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging dienaangaande.

    De Commissie stelt een lijst van alle bevoegde autoriteiten ter beschikking van de lidstaten en maakt deze informatie bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 4

    1.   Elke lidstaat wijst één centraal verbindingsbureau aan dat bij delegatie de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten hiervan in kennis. Het centrale verbindingsbureau kan tevens worden aangewezen als het bureau dat verantwoordelijk is voor de contacten met de Commissie.

    2.   De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan verbindingsdiensten aanwijzen. Het is de taak van het centrale verbindingsbureau om een lijst van deze diensten bij te houden en ervoor te zorgen dat deze lijst voor de centrale verbindingsbureaus van de andere betrokken lidstaten toegankelijk is.

    3.   Daarnaast kan de bevoegde autoriteit van elke lidstaat onder de door haar bepaalde voorwaarden bevoegde ambtenaren aanwijzen die op grond van deze verordening rechtstreeks inlichtingen kunnen uitwisselen. Wanneer zij dat doet, kan zij het bereik van deze aanwijzing beperken. Het is de taak van het centrale verbindingsbureau om de lijst van deze ambtenaren bij te houden en deze lijst aan de centrale verbindingsbureaus van de andere betrokken lidstaten beschikbaar te stellen.

    4.   Ambtenaren die uit hoofde van de artikelen 28, 29 en 30 inlichtingen uitwisselen, worden in elk geval daartoe als bevoegde ambtenaren beschouwd, overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten bepaalde voorwaarden.

    Artikel 5

    Wanneer een verbindingsdienst of een bevoegde ambtenaar een verzoek of een antwoord op een verzoek om bijstand verzendt of ontvangt, stelt deze het centrale verbindingsbureau van de eigen lidstaat hiervan overeenkomstig de bepalingen van deze lidstaat in kennis.

    Artikel 6

    Wanneer een verbindingsdienst of een bevoegde ambtenaar een verzoek om bijstand ontvangt dat een optreden buiten zijn territoriale bevoegdheid of ambtsgebied vereist, geeft hij het verzoek onverwijld door aan het centrale verbindingsbureau van de eigen lidstaat en stelt hij de verzoekende autoriteit hiervan in kennis. In dat geval vangt de in artikel 10 bedoelde termijn aan op de dag nadat het verzoek om bijstand aan het centrale verbindingsbureau is doorgezonden.

    HOOFDSTUK II

    UITWISSELING VAN INLICHTINGEN OP VERZOEK

    AFDELING 1

    Verzoek om inlichtingen en om administratieve onderzoeken

    Artikel 7

    1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit de in artikel 1 bedoelde inlichtingen, ook wanneer het verzoek een welbepaald geval of verscheidene welbepaalde gevallen betreft.

    2.   Met het oog op de in lid 1 bedoelde verstrekking van inlichtingen laat de aangezochte autoriteit de vereiste administratieve onderzoeken uitvoeren om deze inlichtingen te verkrijgen.

    3.   Tot en met 31 december 2014 kan het in lid 1 bedoelde verzoek een met redenen omkleed verzoek om een administratief onderzoek omvatten. Indien de aangezochte autoriteit van oordeel is dat het administratieve onderzoek niet nodig is, stelt zij de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van de redenen waarop zij haar oordeel baseert.

    4.   Met ingang van 1 januari 2015 kan het in lid 1 bedoelde verzoek een met redenen omkleed verzoek om een specifiek administratief onderzoek omvatten. Indien de aangezochte autoriteit van oordeel is dat geen administratief onderzoek nodig is, stelt zij de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van de redenen waarop zij haar oordeel baseert.

    Onverminderd de eerste alinea kan een onderzoek naar de bedragen die door een belastingplichtige zijn aangegeven in verband met in bijlage I genoemde goederenleveringen of dienstverrichtingen door een in de lidstaat van de aangezochte autoriteit gevestigde belastingplichtige, die belastbaar zijn in de lidstaat van de verzoekende autoriteit, enkel worden geweigerd:

    a)

    op de in artikel 54, lid 1, bedoelde gronden, die door de aangezochte autoriteit zijn beoordeeld conform een verklaring van beste praktijken met betrekking tot het verband tussen het onderhavige lid en artikel 54, lid 1, die overeenkomstig de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, dient te worden vastgesteld;

    b)

    op de in artikel 54, leden 2, 3 en 4, bedoelde gronden, of

    c)

    op grond van het feit dat de aangezochte autoriteit over dezelfde belastingplichtige, aan de verzoekende autoriteit reeds inlichtingen heeft verstrekt die verkregen zijn in het kader van een administratief onderzoek dat minder dan twee jaar voordien heeft plaatsgevonden.

    Indien de aangezochte autoriteit op de in punt a) of punt b) bedoelde gronden weigert een administratief onderzoek als bedoeld in de tweede alinea in te stellen, verstrekt zij de verzoekende autoriteit niettemin de factuurdata en factuurbedragen van de relevante prestaties die de belastingplichtige de twee voorgaande jaren in de lidstaat van de verzoekende autoriteit heeft verricht.

    5.   Voor het verkrijgen van de gevraagde inlichtingen of het verrichten van het gevraagde administratieve onderzoek gaat de aangezochte autoriteit, of de administratieve autoriteit waartoe zij zich heeft gericht, te werk als handelde zij ten eigen behoeve of op verzoek van een andere autoriteit van haar eigen lidstaat.

    Artikel 8

    De krachtens artikel 7 ingediende verzoeken om inlichtingen of administratieve onderzoeken worden doorgegeven door middel van een standaardformulier dat volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, wordt vastgesteld, behalve in de in artikel 50 bedoelde gevallen of in uitzonderingsgevallen mits het verzoek een toelichting van de redenen waarom het standaardformulier niet geschikt is, bevat.

    Artikel 9

    1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit haar alle pertinente inlichtingen die zij verkrijgt of waarover zij beschikt, alsmede de resultaten van administratieve onderzoeken, in de vorm van verslagen, verklaringen en andere bescheiden of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan.

    2.   Originelen worden slechts verstrekt indien de geldende bepalingen van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, dat niet beletten.

    AFDELING 2

    Termijn voor het verstrekken van inlichtingen

    Artikel 10

    De aangezochte autoriteit gaat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek, over tot het verstrekken van de in de artikelen 7 en 9 bedoelde inlichtingen.

    Ingeval deze inlichtingen de aangezochte autoriteit echter reeds ter beschikking staan, wordt deze termijn ingekort tot ten hoogste één maand.

    Artikel 11

    Voor bijzondere categorieën gevallen kunnen de aangezochte en de verzoekende autoriteit andere termijnen dan die van artikel 10 overeenkomen.

    Artikel 12

    Wanneer de aangezochte autoriteit niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt zij de verzoekende autoriteit onverwijld schriftelijk mee waarom zij de termijn niet kan nakomen, en wanneer zij denkt waarschijnlijk aan het verzoek te kunnen voldoen.

    HOOFDSTUK III

    UITWISSELING VAN INLICHTINGEN ZONDER VOORAFGAAND VERZOEK

    Artikel 13

    1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zenden de in artikel 1 bedoelde inlichtingen zonder voorafgaand verzoek toe aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten in de volgende situaties:

    a)

    wanneer de belastingheffing wordt geacht plaats te vinden in de lidstaat van bestemming en de door de lidstaat van oorsprong verstrekte inlichtingen noodzakelijk zijn voor de doeltreffendheid van het controlesysteem van de lidstaat van bestemming;

    b)

    wanneer een lidstaat gegronde redenen heeft om aan te nemen dat in de andere lidstaat een inbreuk op de btw-wetgeving heeft of vermoedelijk heeft plaatsgevonden;

    c)

    wanneer in de andere lidstaat gevaar voor belastingderving bestaat.

    2.   De uitwisseling van informatie zonder voorafgaand verzoek geschiedt hetzij automatisch overeenkomstig artikel 14, hetzij spontaan overeenkomstig artikel 15.

    3.   De inlichtingen worden toegezonden door middel van standaardformulieren die volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, worden vastgesteld.

    Artikel 14

    1.   Volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, wordt bepaald:

    a)

    welke precieze categorieën inlichtingen automatisch moeten worden uitgewisseld;

    b)

    hoe vaak ieder van die categorieën inlichtingen automatisch moet worden uitgewisseld;

    c)

    hoe de automatische uitwisseling van inlichtingen in de praktijk moet plaatsvinden.

    Een lidstaat kan ervan afzien aan de automatische uitwisseling van één of meer van die categorieën inlichtingen deel te nemen indien het vergaren van inlichtingen voor dergelijke uitwisseling zou vergen dat aan btw-plichtigen nieuwe verplichtingen worden opgelegd of de lidstaat een buitensporige administratieve last zou opleggen.

    Eenmaal per jaar worden de resultaten van de automatische uitwisseling van iedere categorie inlichtingen door het in artikel 58, lid 1, bedoelde comité bezien, teneinde te garanderen dat dit type uitwisseling alleen plaatsvindt als dit de meest efficiënte wijze is om inlichtingen uit te wisselen.

    2.   Met ingang van 1 januari 2015 wisselen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het bijzonder automatisch de inlichtingen uit die de lidstaten van verbruik in staat stellen te controleren of de niet op hun grondgebied gevestigde belastingplichtigen correct de btw aangeven en betalen die verschuldigd is op telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten ongeacht of de belastingplichtige al dan niet gebruikmaakt van de bijzondere regeling bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG. De lidstaat van vestiging brengt de lidstaat van verbruik op de hoogte van de eventuele onregelmatigheden die hem ter kennis komen.

    Artikel 15

    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten geven de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten door middel van spontane uitwisseling alle in artikel 13, lid 1, bedoelde inlichtingen door, die niet verstrekt zijn uit hoofde van de automatische uitwisseling als bedoeld in artikel 14, waarvan zij kennis hebben en waarvan zij menen dat zij voor die bevoegde autoriteiten van nut kunnen zijn.

    HOOFDSTUK IV

    TERUGMELDING

    Artikel 16

    Een bevoegde autoriteit die uit hoofde van artikel 7 of artikel 15 inlichtingen verstrekt, kan de ontvangende bevoegde autoriteit om een terugmelding hierover verzoeken. Indien een dergelijk verzoek is gedaan, doet de bevoegde autoriteit die de inlichtingen ontvangt, zonder afbreuk te doen aan de in haar lidstaat geldende voorschriften inzake belastinggeheim en gegevensbescherming, en mits dit geen onevenredige administratieve lasten veroorzaakt, zo spoedig mogelijk een terugmelding. De wijze waarop dit in de praktijk geschiedt, wordt volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, vastgesteld.

    HOOFDSTUK V

    OPSLAG EN UITWISSELING VAN SPECIFIEKE INLICHTINGEN

    Artikel 17

    1.   Elke lidstaat slaat in een elektronisch systeem de volgende inlichtingen op:

    a)

    de inlichtingen die hij overeenkomstig titel XI, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG vergaart;

    b)

    de uit hoofde van artikel 213 van Richtlijn 2006/112/EG verzamelde gegevens met betrekking tot de identiteit, de activiteit, de rechtsvorm en het adres van de personen aan wie hij een btw-identificatienummer heeft toegekend, en de datum van toekenning van dat nummer;

    c)

    gegevens betreffende de btw-identificatienummers die hij heeft toegekend en die niet meer geldig zijn, onder vermelding van de datum waarop zij ongeldig zijn geworden, en

    d)

    de inlichtingen die hij overeenkomstig de artikelen 360, 361, 364 en 65 van Richtlijn 2006/112/EG vergaart, alsook, met ingang van 1 januari 2015, de inlichtingen die hij overeenkomstig de artikelen 369 quater, 369 epties en 69 cties van Richtlijn 2006/112/EG vergaart.

    2.   De technische details betreffende de geautomatiseerde opvraging van de in lid 1, onder b), c) en ), van dit artikel bedoelde inlichtingen worden volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, vastgesteld.

    Artikel 18

    Met het oog op het gebruik van de in artikel 17 bedoelde inlichtingen in het kader van de bij deze verordening ingestelde procedures worden die inlichtingen beschikbaar gehouden voor een periode van ten minste vijf jaar, te rekenen vanaf het einde van het eerste kalenderjaar waarin toegang tot de inlichtingen moet worden verleend.

    Artikel 19

    De lidstaten zorgen ervoor dat de in het in artikel 17 bedoelde elektronische systeem beschikbare inlichtingen actueel blijven en volledig en accuraat zijn.

    Volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, worden criteria vastgesteld aan de hand waarvan wordt bepaald welke wijzigingen niet relevant, essentieel of nuttig zijn en derhalve niet behoeven te worden aangebracht.

    Artikel 20

    1.   De in artikel 17 bedoelde inlichtingen worden onmiddellijk in het elektronische systeem opgenomen.

    2.   In afwijking van lid 1 worden de in artikel 17, lid 1, onder a), bedoelde inlichtingen in het elektronische systeem opgenomen uiterlijk binnen één maand te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarop die inlichtingen betrekking hebben.

    3.   In afwijking van de leden 1 en 2 moeten, in het geval inlichtingen in het elektronische systeem dienen te worden verbeterd of toegevoegd, uit hoofde van artikel 19, die inlichtingen worden opgenomen uiterlijk in de maand volgende op het tijdvak waarin die inlichtingen zijn verzameld.

    Artikel 21

    1.   Iedere lidstaat verleent de bevoegde autoriteit van iedere andere lidstaat geautomatiseerde toegang tot de krachtens artikel 17 opgeslagen inlichtingen.

    2.   Wat de in artikel 17, lid 1, onder a), bedoelde inlichtingen betreft, zijn ten minste de volgende gegevens toegankelijk:

    a)

    de btw-identificatienummers die zijn toegekend door de lidstaat die de inlichtingen ontvangt;

    b)

    de totale waarde van alle intracommunautaire goederenleveringen en de totale waarde van alle intracommunautaire diensten die verricht zijn ten behoeve van personen aan wie de onder a) bedoelde nummers zijn toegekend, door alle handelaren die in de lidstaat die de inlichtingen verschaft een btw-identificatienummer hebben gekregen;

    c)

    de btw-identificatienummers van de personen die de onder b) bedoelde goederenleveringen of diensten hebben verricht;

    d)

    de totale waarde van de onder b) bedoelde goederenleveringen en diensten die door elk van de onder c) bedoelde personen zijn verricht ten behoeve van elke persoon aan wie een btw-identificatienummer als bedoeld onder a) is toegekend;

    e)

    de totale waarde van de onder b) bedoelde goederenleveringen en diensten die door elk van de onder c) bedoelde personen zijn verricht ten behoeve van elke persoon aan wie een btw-identificatienummer door een andere lidstaat is toegekend, onder de volgende voorwaarden:

    i)

    de toegang houdt verband met een onderzoek naar een vermoeden van fraude;

    ii)

    de toegang verloopt via een Eurofisc-verbindingsambtenaar als bedoeld in artikel 36, lid 1, die beschikt over een persoonlijke gebruikersidentificatie voor de elektronische systemen die toegang tot deze inlichtingen bieden, en

    iii)

    de toegang wordt alleen tijdens de normale kantooruren toegekend.

    De onder b), d) en e) bedoelde waarden worden uitgedrukt in de munteenheid van de lidstaat die de inlichtingen verschaft, en hebben betrekking op de overeenkomstig artikel 263 van Richtlijn 2006/112/EG voor iedere belastingplichtige vastgestelde tijdvakken voor indiening van de lijsten.

    Artikel 22

    1.   Teneinde de belastingadministraties een redelijke mate van garantie te bieden wat betreft de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de inlichtingen die via het in artikel 17 bedoelde elektronische systeem beschikbaar zijn, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens die door belastingplichtigen en niet-belastingplichtige rechtspersonen met het oog op hun identificatie voor btw-doeleinden overeenkomstig artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG worden verstrekt, naar hun oordeel volledig en accuraat zijn.

    De lidstaten passen de op grond van de uitkomst van hun risicobeoordeling geboden procedures voor het controleren van deze gegevens toe. De controles worden in beginsel uitgevoerd vóór de identificatie, of, indien voorafgaand aan de identificatie louter voorlopige controles worden verricht, binnen een periode van niet meer dan zes maanden na de identificatie.

    2.   De lidstaten stellen het in artikel 58, lid 1, bedoelde comité in kennis van de maatregelen die zij op nationaal niveau hebben toegepast om de kwaliteit en betrouwbaarheid van de inlichtingen overeenkomstig lid 1 te waarborgen.

    Artikel 23

    De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste in de volgende gevallen het in artikel 214 van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde btw-identificatienummer in het in artikel 17 van deze richtlijn bedoelde elektronische systeem als ongeldig wordt getoond:

    a)

    de voor btw-doeleinden geïdentificeerde personen verklaren dat zij niet langer een economische activiteit als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 2006/112/EG verrichten, of de bevoegde belastingadministratie is van oordeel dat zij niet langer een economische activiteit verrichten. Een belastingadministratie kan meer bepaald oordelen dat een persoon zijn economische activiteit heeft beëindigd indien deze geen aangiften en lijsten heeft ingediend gedurende een jaar na het verstrijken van de indieningstermijn voor de eerste ontbrekende aangifte of lijst, ofschoon die persoon daartoe gehouden was. De persoon heeft het recht het bestaan van een economische activiteit met andere middelen aan te tonen;

    b)

    personen hebben met het oog op het verkrijgen van een btw-identificatie valse gegevens verstrekt of hebben nagelaten wijzigingen in hun gegevens mede te delen, en, mocht de belastingadministratie daarvan op de hoogte geweest zijn, zou deze laatste de identificatie voor btw-doeleinden hebben geweigerd of het btw-identificatienummer hebben ingetrokken.

    Artikel 24

    Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor de toepassing van de artikelen 17 tot en met 21 inlichtingen langs elektronische weg uitwisselen, nemen zij de maatregelen die noodzakelijk zijn om naleving van artikel 55 te verzekeren.

    De lidstaten dragen de verantwoordelijkheid voor alle ontwikkelingen van hun systemen die nodig zijn om de uitwisseling van die inlichtingen via het CCN/CCI-netwerk toe te laten.

    HOOFDSTUK VI

    VERZOEK TOT ADMINISTRATIEVE NOTIFICATIE

    Artikel 25

    Op verzoek van de verzoekende autoriteit gaat de aangezochte autoriteit, overeenkomstig de geldende voorschriften betreffende de kennisgeving van gelijksoortige akten van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, over tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle akten en beslissingen die uitgaan van de bevoegde autoriteiten en betrekking hebben op de toepassing van de btw-wetgeving op het grondgebied van de lidstaat waar de verzoekende autoriteit gevestigd is.

    Artikel 26

    Het verzoek tot kennisgeving, waarin het voorwerp van de akte of beslissing waarvan kennis moet worden gegeven, vermeldt tevens de naam, het adres en alle overige gegevens die nodig zijn ter bepaling van de geadresseerde.

    Artikel 27

    De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van het gevolg dat aan het verzoek tot kennisgeving wordt gegeven en, meer in het bijzonder, van de datum waarop de kennisgeving van de akte of beslissing aan de geadresseerde heeft plaatsgevonden.

    HOOFDSTUK VII

    AANWEZIGHEID IN DE ADMINISTRATIEKANTOREN EN DEELNAME AAN ADMINISTRATIEVE ONDERZOEKEN

    Artikel 28

    1.   De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, met het oog op de uitwisseling van de in artikel 1 bedoelde inlichtingen, door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren, onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden, aanwezig mogen zijn in de kantoren van de administratieve autoriteiten van de aangezochte lidstaat, of op iedere andere plaats waar die autoriteiten hun taken vervullen. Indien de verlangde inlichtingen in bescheiden staan waartoe de ambtenaren van de aangezochte autoriteit toegang hebben, ontvangen de ambtenaren van de verzoekende autoriteit afschriften daarvan.

    2.   De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, met het oog op de uitwisseling van de in artikel 1 bedoelde inlichtingen, door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren, onder de door de aangezochte autoriteit vastgestelde voorwaarden, aanwezig mogen zijn bij de administratieve onderzoeken die op het grondgebied van de aangezochte lidstaat worden uitgevoerd. Uitsluitend de ambtenaren van de aangezochte autoriteit zijn met de uitvoering van dergelijke administratieve onderzoeken belast. De ambtenaren van de verzoekende autoriteit oefenen de aan de ambtenaren van de aangezochte autoriteit verleende controlebevoegdheden niet uit. Zij kunnen wel toegang krijgen tot dezelfde plaatsen en bescheiden als laatstgenoemden, door tussenkomst van de ambtenaren van de aangezochte autoriteit, en alleen met het oog op de uitvoering van het administratieve onderzoek.

    3.   De ambtenaren van de verzoekende autoriteit die uit hoofde van de leden 1 en 2 in een andere lidstaat aanwezig zijn, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen voorleggen waarin hun identiteit en hun officiële hoedanigheid zijn vermeld.

    HOOFDSTUK VIII

    GELIJKTIJDIGE CONTROLES

    Artikel 29

    De lidstaten kunnen overeenkomen dat zij overgaan tot gelijktijdige controles wanneer dergelijke controles door hen efficiënter worden geacht dan door slechts één lidstaat uitgevoerde controles.

    Artikel 30

    1.   Elke lidstaat stelt zelfstandig vast voor welke belastingplichtigen hij voornemens is een gelijktijdige controle voor te stellen. Zijn bevoegde autoriteit deelt de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten mee welke dossiers voor een gelijktijdige controle worden voorgesteld. Zij motiveert de keuze in de mate van het mogelijke door de inlichtingen te verstrekken die tot deze keuze hebben geleid. Zij geeft de periode aan gedurende welke deze controles moeten plaatsvinden.

    2.   De bevoegde autoriteit die het voorstel tot gelijktijdige controle ontvangt, bevestigt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan het voorstel uitging, in beginsel binnen twee weken na ontvangst van het voorstel, doch uiterlijk binnen een maand dat zij dit voorstel aanvaardt of geeft haar een met redenen omkleed afwijzend antwoord.

    3.   De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten wijzen elk voor zich een vertegenwoordiger aan die belast wordt met het toezicht en de coördinatie van de controle.

    HOOFDSTUK IX

    INFORMATIEVERSTREKKING AAN DE BELASTINGPLICHTIGEN

    Artikel 31

    1.   De bevoegde autoriteiten van elke lidstaat zorgen ervoor dat de personen die bij intracommunautaire goederenleveringen of dienstverrichtingen betrokken zijn, alsmede de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten verrichten, met name de in bijlage II bij Richtlijn 2006/112/EG bedoelde diensten, ten behoeve van dat soort handelingen langs elektronische weg bevestiging kunnen krijgen van de geldigheid van het aan een welbepaalde persoon toegekend btw-identificatienummer alsook van zijn naam en adres. Deze inlichtingen moeten overeenstemmen met de in artikel 17 bedoelde gegevens.

    2.   Bij het langs elektronische weg bevestigen van de naam en het adres van de persoon aan wie het btw-identificatienummer is toegekend, handelen de lidstaten overeenkomstig hun nationale voorschriften inzake gegevensbescherming.

    3.   Voor de duur van de periode bepaald in artikel 357 van Richtlijn 2006/112/EG is lid 1 van dit artikel niet van toepassing op de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten en radio- en televisieomroepdiensten verrichten.

    Artikel 32

    1.   Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie maakt de Commissie op haar internetsite nadere inlichtingen bekend over de in elke lidstaat goedgekeurde bepalingen waarbij titel XI, hoofdstuk 3, van Richtlijn 2006/112/EG worden omgezet.

    2.   De specifieke lijst en het formaat van de te verstrekken inlichtingen worden volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

    HOOFDSTUK X

    EUROFISC

    Artikel 33

    1.   Om de multilaterale samenwerking bij de bestrijding van btw-fraude te bevorderen en te vergemakkelijken, wordt bij dit hoofdstuk een netwerk voor snelle uitwisseling van doelgerichte inlichtingen tussen de lidstaten ingesteld, hierna „Eurofisc” genoemd.

    2.   In het kader van Eurofisc:

    a)

    stellen de lidstaten een multilateraal vroegtijdig waarschuwingsmechanisme ter bestrijding van btw-fraude in;

    b)

    coördineren de lidstaten de snelle uitwisseling van inlichtingen op de beleidsgebieden waarop Eurofisc zal functioneren (hierna „Eurofisc-werkterreinen”);

    c)

    coördineren de lidstaten het werk dat de Eurofisc-verbindingsambtenaren verrichten wanneer deze optreden naar aanleiding van ontvangen waarschuwingen.

    Artikel 34

    1.   De lidstaten nemen deel aan de Eurofisc-werkterreinen van hun keuze en kunnen ook besluiten hun deelname daarin te beëindigen.

    2.   Lidstaten die gekozen hebben om deel te nemen aan een Eurofisc-werkterrein, nemen actief deel aan de multilaterale uitwisseling van doelgerichte inlichtingen tussen alle deelnemende lidstaten.

    3.   De uitgewisselde inlichtingen vallen onder de geheimhoudingsbepalingen van artikel 55.

    Artikel 35

    De Commissie geeft Eurofisc technische en logistieke ondersteuning. De Commissie heeft geen toegang tot de in artikel 1 bedoelde inlichtingen die via Eurofisc worden uitgewisseld.

    Artikel 36

    1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wijzen ten minste één Eurofisc-verbindingsambtenaar aan. Eurofisc-verbindingsambtenaren zijn bevoegde ambtenaren in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), en verrichten de in artikel 33, lid 2, bedoelde activiteiten. Zij blijven uitsluitend verantwoording verschuldigd aan hun nationale administratie.

    2.   De verbindingsambtenaren van de lidstaten die aan een bepaald Eurofisc-werkterrein deelnemen (hierna „deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren”), wijzen onder de deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren voor een beperkte termijn een coördinator aan (hierna „Eurofisc-werkterrreincoördinatoren”). De Eurofisc-werkterreincoördinatoren hebben tot taak:

    a)

    de van deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren ontvangen inlichtingen te collationeren en alle inlichtingen aan de overige deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren beschikbaar te stellen; de inlichtingen worden langs elektronische weg uitgewisseld;

    b)

    ervoor te zorgen dat de van deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren ontvangen inlichtingen op de door de deelnemers aan het werkterrein overeengekomen wijze worden verwerkt en het resultaat aan de deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren beschikbaar te stellen;

    c)

    de deelnemende Eurofisc-verbindingsambtenaren terugmeldingen te doen toekomen.

    Artikel 37

    De Eurofisc-werkterreincoördinatoren brengen jaarlijks verslag uit over de activiteiten op alle werkterreinen aan het in artikel 58, lid 1, bedoelde comité.

    HOOFDSTUK XI

    BEPALINGEN INZAKE DE BIJZONDERE REGELINGEN VAN TITEL XII, HOOFDSTUK 6, VAN RICHTLIJN 2006/112/EG

    AFDELING 1

    Bepalingen geldig tot en met 31 december 2014

    Artikel 38

    De volgende bepalingen zijn van toepassing op de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG. De in artikel 358 van die richtlijn opgenomen definities gelden ook voor de toepassing van dit hoofdstuk.

    Artikel 39

    1.   De in artikel 361 van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde mededeling die door de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige bij aanvang van zijn activiteiten aan de lidstaat van identificatie wordt gedaan, geschiedt langs elektronische weg. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

    2.   De lidstaat van identificatie zendt de meegedeelde inlichtingen langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, binnen tien dagen te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de mededeling van de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige is ontvangen. Op dezelfde wijze worden de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis gesteld van het toegekende identificatienummer. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht waarin deze informatie wordt verzonden, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde procedure.

    3.   Indien een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige uit het identificatieregister wordt verwijderd, stelt de lidstaat van identificatie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan onverwijld langs elektronische weg in kennis.

    Artikel 40

    1.   De aangifte met de in de artikel 365 van Richtlijn 2006/112/EG genoemde informatie wordt langs elektronische weg ingediend. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

    2.   De lidstaat van identificatie zendt deze gegevens langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, uiterlijk tien dagen na het einde van de maand waarin de aangifte is ontvangen. De lidstaten die hebben voorgeschreven dat de belastingaangifte dient te luiden in een andere valuta dan de euro, zetten de bedragen om in euro tegen de op de laatste dag van de aangifteperiode geldende wisselkoers. De omwisseling vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag heeft bekendgemaakt of, als er die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking. De technische details over de wijze waarop deze informatie wordt verzonden, worden overeenkomstig de procedure van artikel 58, lid 2, vastgesteld.

    3.   De lidstaat van identificatie zendt de lidstaat van verbruik langs elektronische weg de informatie toe die nodig is om te bepalen met welke driemaandelijkse aangifte een betaling overeenstemt.

    Artikel 41

    1.   De lidstaat van identificatie zorgt ervoor dat het bedrag dat door de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige is betaald, gestort wordt op de bankrekening in euro die is aangewezen door de lidstaat van verbruik waaraan de betaling verschuldigd is. De lidstaten die hebben voorgeschreven dat de betaling in een andere valuta dan de euro dient te geschieden, zetten de bedragen om in euro tegen de op de laatste dag van de aangifteperiode geldende wisselkoers. De omwisseling vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag heeft bekendgemaakt of, als er die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking. De storting vindt plaats uiterlijk tien dagen na het eind van de maand waarin de betaling is ontvangen.

    2.   Indien de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige niet de totale verschuldigde belasting voldoet, zorgt de lidstaat van identificatie ervoor dat de betaling naar de lidstaten van verbruik wordt overgemaakt in evenredigheid met de in elke lidstaat verschuldigde belasting. De lidstaat van identificatie stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verbruik daarvan langs elektronische weg in kennis.

    Artikel 42

    De lidstaten doen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten langs elektronische weg mededeling van de relevante bankrekeningnummers voor de ontvangst van betalingen overeenkomstig artikel 41.

    De lidstaten doen de bevoegde autoriteiten in de andere lidstaten onverwijld langs elektronische weg mededeling van wijzigingen van het normale belastingtarief.

    AFDELING 2

    Bepalingen geldig vanaf 1 januari 2015

    Artikel 43

    De volgende bepalingen zijn van toepassing op de bijzondere regelingen van titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG.

    Artikel 44

    1.   De in artikel 361 van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde mededeling die door de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige bij aanvang van zijn activiteiten aan de lidstaat van identificatie wordt gedaan, geschiedt langs elektronische weg. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

    2.   De lidstaat van identificatie zendt de meegedeelde inlichtingen langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, binnen tien dagen te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de mededeling van de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige is ontvangen. Overeenkomstige details voor de identificatie van de belastingplichtige die van de bijzondere regeling van artikel 369 ter van Richtlijn 2006/112/EG gebruikmaakt, worden toegezonden binnen tien dagen te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de belastingplichtige opgave heeft gedaan van het begin van zijn onder artikel 369 ter van deze richtlijn vallende belastbare activiteiten. Op dezelfde wijze worden de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis gesteld van het toegekende identificatienummer.

    De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht waarin deze inlichtingen wordt verzonden, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

    3.   Indien een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige of een niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige van de bijzondere regeling wordt uitgesloten, stelt de lidstaat van identificatie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan onverwijld langs elektronische weg in kennis.

    Artikel 45

    1.   De aangifte met de in de artikelen 365 en 369 octies van Richtlijn 2006/112/EG genoemde informatie wordt langs elektronische weg ingediend. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

    2.   De lidstaat van identificatie zendt deze gegevens uiterlijk tien dagen na het einde van de maand waarin de aangifte is ontvangen langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat van verbruik. De gegevens bedoeld in de tweede alinea van artikel 369 octies van Richtlijn 2006/112/EG worden ook toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat van vestiging. De lidstaten die hebben voorgeschreven dat de belastingaangifte dient te luiden in een andere valuta dan de euro, zetten de bedragen om in euro tegen de op de laatste dag van de referentieperiode geldende wisselkoers. De omwisseling vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag heeft bekendgemaakt of, wanneer die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking. De technische details over de wijze waarop deze inlichtingen worden verzonden, worden volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure vastgesteld.

    3.   De lidstaat van identificatie zendt de lidstaat van verbruik langs elektronische weg de informatie toe die nodig is om te bepalen met welke driemaandelijkse aangifte een betaling overeenstemt.

    Artikel 46

    1.   De lidstaat van identificatie zorgt ervoor dat het bedrag dat door de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige is betaald, gestort wordt op de bankrekening in euro die is aangewezen door de lidstaat van verbruik waaraan de betaling verschuldigd is. De lidstaten die hebben voorgeschreven dat de betaling in een andere valuta dan de euro dient te geschieden, zetten de bedragen om in euro tegen de op de laatste dag van de aangifteperiode geldende wisselkoers. De omwisseling vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag heeft bekendgemaakt of, als er die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking. De storting vindt plaats uiterlijk tien dagen na het eind van de maand waarin de betaling is ontvangen.

    2.   Indien de niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige niet de totale verschuldigde belasting voldoet, zorgt de lidstaat van identificatie ervoor dat de betaling naar de lidstaten van verbruik wordt overgemaakt in evenredigheid met de in elke lidstaat verschuldigde belasting. De lidstaat van identificatie stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verbruik daarvan langs elektronische weg in kennis.

    3.   Wat betreft de betalingen die, overeenkomstig de bijzondere regeling van titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG naar de lidstaat van verbruik moeten worden overgemaakt, mag de lidstaat van identificatie van de in de leden 1 en 2 bedoelde bedragen de volgende percentages inhouden:

    a)

    van 1 januari 2015 tot 31 december 2016: 30 %,

    b)

    van 1 januari 2017 tot 31 december 2018: 15 %,

    c)

    met ingang van 1 januari 2019: 0 %.

    Artikel 47

    De lidstaten doen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten langs elektronische weg mededeling van de relevante bankrekeningnummers voor de ontvangst van betalingen overeenkomstig artikel 46.

    De lidstaten doen de bevoegde autoriteiten in de andere lidstaten en de Commissie onverwijld langs elektronische weg mededeling van wijzigingen van het toepasselijke belastingtarief voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten.

    HOOFDSTUK XII

    UITWISSELING EN BEWARING VAN GEGEVENS IN HET KADER VAN DE PROCEDURE VOOR DE TERUGGAAF VAN DE BTW AAN BELASTINGPLICHTIGEN DIE NIET IN DE LIDSTAAT VAN TERUGGAAF MAAR IN EEN ANDERE LIDSTAAT GEVESTIGD ZIJN

    Artikel 48

    1.   De bevoegde autoriteit van de lidstaat van vestiging die een verzoek om teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde krachtens artikel 5 van Richtlijn 2008/9/EG ontvangt, terwijl artikel 18 van die richtlijn niet van toepassing is, stuurt het verzoek binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van het verzoek langs elektronische weg door aan de bevoegde autoriteiten van iedere betrokken lidstaat van teruggaaf, waardoor zij tevens bevestigt dat de aanvrager in de zin van artikel 2, lid 5, van Richtlijn 2008/9/EG aan de btw onderworpen is en dat het door de aanvrager verstrekte btw-identificatienummer of fiscaal registratienummer geldig is voor het teruggaaftijdvak.

    2.   De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat van teruggaaf stellen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten langs elektronische weg in kennis van alle gegevens die zij verlangen krachtens artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2008/9/EG. De technische details, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht waarin deze gegevens worden verzonden, worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure.

    3.   De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat van teruggaaf delen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten langs elektronische weg mee of zij wensen gebruik te maken van de in artikel 11 van Richtlijn 2008/9/EG bedoelde mogelijkheid te verlangen dat de aanvrager zijn beroepsactiviteit omschrijft aan de hand van de geharmoniseerde codes.

    De in de eerste alinea bedoelde geharmoniseerde codes worden volgens de in artikel 58, lid 2, van deze verordening bedoelde procedure vastgesteld op basis van de NACE-nomenclatuur van Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 (8).

    HOOFDSTUK XIII

    BETREKKINGEN MET DE COMMISSIE

    Artikel 49

    1.   De lidstaten en de Commissie onderzoeken en beoordelen de werking van de op grond van deze verordening ingestelde regelingen voor administratieve samenwerking. De Commissie verzamelt de ervaringen van de lidstaten met het oog op de verbetering van de werking van die regelingen.

    2.   De lidstaten verstrekken de Commissie alle beschikbare inlichtingen in verband met de toepassing van deze verordening.

    3.   Een lijst met de statistische gegevens die nodig zijn voor de evaluatie van deze verordening wordt vastgesteld volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet. De lidstaten doen de Commissie mededeling van die gegevens, voor zover zij beschikbaar zijn en de mededeling ervan naar verwachting geen onredelijke administratieve lasten meebrengt.

    4.   Teneinde de doeltreffendheid van deze regeling voor administratieve samenwerking met het oog op de bestrijding van belastingontduiking en belastingontwijking te beoordelen, kunnen de lidstaten de Commissie alle andere in artikel 1 bedoelde inlichtingen verstrekken.

    5.   De Commissie doet de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde inlichtingen toekomen aan de andere betrokken lidstaten.

    6.   Indien nodig en in aanvulling op wat in andere bepalingen van deze verordening wordt vereist, verstrekt de Commissie de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat de inlichtingen die hen in staat zouden kunnen stellen de fraude op het gebied van de btw te bestrijden, zodra zij deze in haar bezit heeft.

    7.   Teneinde de doelstellingen van deze verordening te realiseren, kan de Commissie op verzoek van een lidstaat haar expertise, technische of logistieke bijstand, of enige andere vorm van steun verlenen.

    HOOFDSTUK XIV

    BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN

    Artikel 50

    1.   Wanneer door een derde land aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat inlichtingen zijn meegedeeld, kan laatstgenoemde deze doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die in deze inlichtingen geïnteresseerd zouden kunnen zijn en in elk geval aan de autoriteiten die erom verzoeken, voor zover de bijstandsregelingen met het derde land in kwestie dat toelaten.

    2.   De bevoegde autoriteiten kunnen, met inachtneming van de nationale voorschriften betreffende de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen, de krachtens deze verordening ontvangen inlichtingen doorgeven aan een derde land, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    de bevoegde autoriteit van de lidstaat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, heeft daarin toegestemd, en

    b)

    het betrokken derde land heeft zich ertoe verbonden de medewerking te verlenen die nodig is om bewijsmateriaal bijeen te brengen omtrent het ongeoorloofde karakter van verrichtingen die in strijd zijn met de btw-wetgeving.

    HOOFDSTUK XV

    VOORWAARDEN VOOR DE UITWISSELING VAN INLICHTINGEN

    Artikel 51

    1.   De verstrekking van inlichtingen uit hoofde van deze verordening geschiedt voor zover mogelijk langs elektronische weg overeenkomstig de praktische regelingen die worden vastgesteld volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet.

    2.   Indien het verzoek niet volledig via het in lid 1 bedoelde elektronische systeem is ingediend, bevestigt de aangezochte autoriteit onverwijld en in elk geval uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst langs elektronische weg de ontvangst van het verzoek.

    Een autoriteit die een verzoek of inlichtingen ontvangt zonder de beoogde ontvanger te zijn, stuurt onverwijld en in elk geval uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst de verzender een bericht langs elektronische weg.

    Artikel 52

    De verzoeken om bijstand, waaronder de verzoeken tot kennisgeving, en de bijgevoegde stukken mogen gesteld zijn in een door de aangezochte en de verzoekende autoriteit overeengekomen taal. Deze verzoeken gaan slechts in bijzondere gevallen, op grond van een met redenen omkleed verzoek van de aangezochte autoriteit, vergezeld van een vertaling in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat waar die autoriteit is gevestigd.

    Artikel 53

    De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat bestaande of nieuwe communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen die nodig zijn voor de uitwisseling van inlichtingen als omschreven in deze verordening operationeel zijn. Volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet, wordt besloten over een overeenkomst inzake het niveau van de dienstverlening tot borging van de kwaliteit en de omvang van de diensten die de Commissie en de lidstaten verlenen met het oog op de werking van deze communicatie- en informatie-uitwisselingssystemen. De Commissie is verantwoordelijk voor elke ontwikkeling van het CCN/CSI-netwerk die nodig is om de uitwisseling van die inlichtingen tussen de lidstaten mogelijk te maken. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor elke ontwikkeling van hun systemen die nodig is om de uitwisseling van de inlichtingen via het CCN/CSI-netwerk mogelijk te maken.

    De lidstaten zien af van iedere eis tot terugbetaling van uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende kosten, behalve, in voorkomend geval, wat de aan deskundigen uitbetaalde vergoedingen betreft.

    Artikel 54

    1.   De aangezochte autoriteit van een lidstaat verstrekt de in artikel 1 bedoelde inlichtingen aan de verzoekende autoriteit van een andere lidstaat op voorwaarde dat:

    a)

    het aantal en de aard van de binnen een bepaalde periode door deze verzoekende autoriteit ingediende verzoeken om inlichtingen de aangezochte autoriteit administratief niet onevenredig zwaar belasten;

    b)

    de verzoekende autoriteit voor het verkrijgen van de inlichtingen eerst een beroep heeft gedaan op alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven omstandigheden had kunnen benutten zonder het verkrijgen van het beoogde resultaat in gevaar te brengen.

    2.   Deze verordening legt niet de verplichting op onderzoeken in te stellen naar of inlichtingen te verstrekken over een specifiek geval wanneer de wetgeving of de administratieve praktijk van de lidstaat die de inlichtingen moet verstrekken, de lidstaat niet toestaat dergelijke onderzoeken in te stellen of zodanige inlichtingen in te winnen of te gebruiken voor de eigen doeleinden van die lidstaat.

    3.   De bevoegde autoriteit van een aangezochte lidstaat kan weigeren inlichtingen te verstrekken indien de verzoekende lidstaat op wettelijke gronden niet in staat is gelijksoortige inlichtingen te verstrekken. De met redenen omklede afwijzing wordt door de aangezochte lidstaat aan de Commissie meegedeeld.

    4.   Het verstrekken van inlichtingen kan worden geweigerd indien dit zou leiden tot onthulling van een commercieel, industrieel of beroepsgeheim of van een handelswerkwijze of van gegevens waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde.

    5.   In geen geval worden de leden 2, 3 en 4 zodanig uitgelegd dat zij een aangezochte autoriteit van een lidstaat toestaan te weigeren inlichtingen te verstrekken over een voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtige in de lidstaat van de verzoekende autoriteit, uitsluitend omdat deze inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of uit hoofde van een fiduciaire verplichting optreedt, of omdat zij betrekking hebben op eigendomsbelangen in een rechtspersoon.

    6.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de redenen voor de afwijzing van een verzoek om bijstand.

    7.   Een minimumbedrag op grond waarvan een verzoek om bijstand kan worden voorgelegd, kan worden vastgesteld volgens de procedure waarin artikel 58, lid 2, voorziet.

    Artikel 55

    1.   De in enigerlei vorm uit hoofde van deze verordening verstrekte of verzamelde inlichtingen, daaronder begrepen alle inlichtingen waartoe een ambtenaar toegang heeft gehad in de in de hoofdstukken VII, VIII en X bedoelde situaties alsook in de in lid 2 van dit artikel bedoelde gevallen, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin voor soortgelijke inlichtingen wordt voorzien bij de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat en bij de overeenkomstige bepalingen die voor uniale instanties gelden. De inlichtingen mogen alleen worden gebruikt in de omstandigheden waarin deze verordening voorziet.

    Dergelijke inlichtingen mogen worden gebruikt voor de vaststelling van de grondslag, de inning of de administratieve controle van de belastingen.

    Deze inlichtingen kunnen bovendien worden gebruikt om andere heffingen, rechten en belastingen vast te stellen die vallen onder artikel 2 van Richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (9).

    Deze inlichtingen kunnen tevens worden gebruikt in gerechtelijke procedures die tot boetes kunnen leiden en die worden ingesteld in verband met inbreuken op de belastingwetgeving, onverminderd de algemene regels en de wettelijke bepalingen betreffende de rechten van de gedaagden en getuigen in deze procedures.

    2.   Personen die daartoe zijn gemachtigd door de instantie voor veiligheidsaccreditatie van de Commissie mogen alleen toegang hebben tot deze inlichtingen voor zover dat nodig is voor het onderhoud en de uitbouw van het CCN/CSI.

    3.   In afwijking van lid 1 staat de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt toe dat deze inlichtingen in de lidstaat van de verzoekende autoriteit ook voor andere doeleinden worden gebruikt, indien de wetgeving van de lidstaat van de aangezochte autoriteit het gebruik van de inlichtingen voor soortgelijke doeleinden toestaat.

    4.   Wanneer de verzoekende autoriteit van mening is dat inlichtingen die zij van de aangezochte autoriteit heeft ontvangen, van nut kunnen zijn voor de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat, kan zij de inlichtingen aan deze autoriteit doorgeven. Zij stelt de aangezochte autoriteit daarvan vooraf in kennis. De aangezochte autoriteit kan het doorgeven van de inlichtingen aan een derde verbinden aan de voorwaarde dat zij daarin vooraf moet toestemmen.

    5.   Op de in deze verordening bedoelde bewaring of uitwisseling van inlichtingen zijn de bepalingen tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG van toepassing. Voor de juiste toepassing van deze verordening beperken de lidstaten evenwel de reikwijdte van de verplichtingen en rechten neergelegd in artikel 10, artikel 11, lid 1, en de artikelen 12 en 21 van Richtlijn 95/46/EG, voor zover dit noodzakelijk is om de in artikel 13, lid 1, onder e), van die richtlijn bedoelde belangen te vrijwaren.

    Artikel 56

    De verslagen, verklaringen en overige bescheiden of de voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, die door de ambtenaren van de aangezochte autoriteit zijn verkregen en aan de verzoekende autoriteit zijn doorgegeven in het kader van de bijstand waarin deze verordening voorziet, kunnen door de bevoegde instanties van de lidstaat van de verzoekende autoriteit als bewijs worden gebruikt op dezelfde voet als soortgelijke bescheiden die door een andere instantie van het eigen land worden doorgegeven.

    Artikel 57

    1.   Voor de toepassing van deze verordening nemen de lidstaten alle nodige maatregelen teneinde:

    a)

    een effectieve interne coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten te verzekeren;

    b)

    te zorgen voor rechtstreekse samenwerking tussen de instanties die tot die coördinatie zijn gemachtigd;

    c)

    de goede werking van de bij deze verordening ingestelde regeling voor de uitwisseling van inlichtingen te verzekeren.

    2.   De Commissie deelt alle inlichtingen die zij ontvangt en die zij kan verstrekken, zo spoedig mogelijk aan elke lidstaat mee.

    HOOFDSTUK XVI

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 58

    1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking.

    2.   In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

    De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

    Artikel 59

    1.   Uiterlijk op 1 november 2013, en vervolgens om de vijf jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van deze verordening.

    2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze verordening vallende gebied vaststellen.

    Artikel 60

    1.   Deze verordening laat verdergaande verplichtingen inzake wederzijdse bijstand die voortvloeien uit andere rechtshandelingen, met inbegrip van eventuele bilaterale of multilaterale overeenkomsten, onverlet.

    2.   Wanneer de lidstaten, met name uit hoofde van artikel 11, bilaterale regelingen treffen voor onder deze verordening vallende aangelegenheden, behalve voor het afwikkelen van op zichzelf staande gevallen, stellen zij de Commissie daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. De Commissie stelt op haar beurt de andere lidstaten daarvan in kennis.

    Artikel 61

    Verordening (EG) nr. 1798/2003 wordt met ingang van 1 januari 2012 ingetrokken. Evenwel blijft artikel 2, lid 1, van die verordening rechtsgeldig tot de datum waarop de Commissie de in artikel 3 van deze verordening bedoelde lijst van bevoegde autoriteiten bekendmaakt.

    Hoofdstuk V, met uitzondering van artikel 27, lid 4, van die verordening blijft van toepassing tot en met 31 december 2012.

    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening.

    Artikel 62

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

    Evenwel zijn de artikelen 33 tot en met 37 van toepassing met ingang van 1 november 2010;

    is hoofdstuk V, met uitzondering van de artikelen 22 en 23, van toepassing met ingang van 1 januari 2013;

    zijn de artikelen 38 tot en met 42 van toepassing van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014, en

    zijn de artikelen 43 tot en met 47 van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 2010.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    S. VANACKERE


    (1)  Advies van 5 mei 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (2)  Advies van 17 februari 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (3)  PB L 264 van 15.10.2003, blz. 1.

    (4)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

    (5)  PB L 44 van 20.2.2008, blz. 23.

    (6)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

    (7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (8)  PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1.

    (9)  PB L 150 van 10.6.2008, blz. 28.


    BIJLAGE I

    Lijst van goederenleveringen en dienstverrichtingen waarop artikel 7, leden 3 en 4, van toepassing is

    1.

    Afstandsverkopen (de artikelen 33 en 34 van Richtlijn 2006/112/EG)

    2.

    Diensten die betrekking hebben op een onroerend goed (artikel 47 van Richtlijn 2006/112/EG)

    3.

    Telecommunicatiediensten, radio- en televisieomroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten (artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG)

    4.

    Andere dan kortdurende verhuur van een vervoermiddel aan een niet-belastingplichtige (artikel 56 van Richtlijn 2006/112/EG)


    BIJLAGE II

    Ingetrokken verordening met haar opeenvolgende wijzigingen

    Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad

    PB L 264 van 15.10.2003, blz. 1.

    Verordening (EG) nr. 885/2004 van de Raad

    PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1.

    Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad

    PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1.

    Verordening (EG) nr. 143/2008 van de Raad

    PB L 44 van 20.2.2008, blz. 1.

    Verordening (EG) nr. 37/2009 van de Raad

    PB L 14 van 20.1.2009, blz. 1.


    BIJLAGE III

    CONCORDANTIETABEL

    Verordening (EG) nr. 1798/2003

    De onderhavige verordening

    Artikel 1, lid 1, eerste en tweede alinea

    Artikel 1, lid 1, eerste en tweede alinea

    Artikel 1, lid 1, derde alinea

    Artikel 1, lid 1, vierde alinea

    Artikel 1, lid 4

    Artikel 1, lid 2

    Artikel 1, lid 3

    Artikel 2, lid 1, punt 1

    Artikel 3

    Artikel 2, lid 1, punt 2

    Artikel 2, lid 1, onder a)

    Artikel 2, lid 1, punt 3

    Artikel 2, lid 1, onder b)

    Artikel 2, lid 1, punt 4

    Artikel 2, lid 1, onder c)

    Artikel 2, lid 1, punt 5

    Artikel 2, lid 1, onder d)

    Artikel 2, lid 1, punt 6

    Artikel 2, lid 1, onder e)

    Artikel 2, lid 1, punt 7

    Artikel 2, lid 1, onder f)

    Artikel 2, lid 1, punt 8

    Artikel 2, lid 1, onder g)

    Artikel 2, lid 1, punt 9

    Artikel 2, lid 1, onder h)

    Artikel 2, lid 1, punt 10

    Artikel 2, lid 1, onder i)

    Artikel 2, lid 1, punt 11

    Artikel 2, lid 1, onder j)

    Artikel 2, lid 1, punt 12

    Artikel 2, lid 1, onder k)

    Artikel 2, lid 1, punt 13

    Artikel 2, lid 1, onder l)

    Artikel 2, lid 1, punt 14

    Artikel 2, lid 1, punt 15

    Artikel 2, lid 1, onder m)

    Artikel 2, lid 1, punt 16

    Artikel 2, lid 1, onder n)

    Artikel 2, lid 1, punt 17

    Artikel 2, lid 1, punt 18

    Artikel 2, lid 1, onder p)

    Artikel 2, lid 1, punt 19

    Artikel 2, lid 1, onder q)

    Artikel 2, lid 2

    Artikel 2, lid 2

    Artikel 3, lid 1

    Artikel 3, lid 2

    Artikel 4, lid 1

    Artikel 3, lid 3

    Artikel 4, lid 2

    Artikel 3, lid 4

    Artikel 4, lid 3

    Artikel 3, lid 5

    Artikel 4, lid 4

    Artikel 3, lid 6

    Artikel 5

    Artikel 3, lid 7

    Artikel 6

    Artikel 4

    Artikel 5, lid 1

    Artikel 7, lid 1

    Artikel 5, lid 2

    Artikel 7, lid 2

    Artikel 5, lid 3

    T/m 31 december 2014: artikel 7, lid 3

    Met ingang van 1 januari 2015: artikel 7, lid 4

    Artikel 5, lid 4

    Artikel 7, lid 5

    Artikel 6

    Artikel 8

    Artikel 7

    Artikel 9

    Artikel 8

    Artikel 10

    Artikel 9

    Artikel 11

    Artikel 10

    Artikel 12

    Artikel 11

    Artikel 28

    Artikel 12

    Artikel 29

    Artikel 13

    Artikel 30

    Artikel 14

    Artikel 25

    Artikel 15

    Artikel 26

    Artikel 16

    Artikel 27

    Artikel 17, eerste alinea

    Artikel 13, lid 1

    Artikel 17, tweede alinea

    Artikel 14, lid 2

    Artikel 18

    Artikel 14, lid 1, eerste alinea

    Artikel 19

    Artikel 20

    Artikel 21

    Artikel 14, lid 1, tweede alinea

    Artikel 22, lid 1, eerste alinea

    Artikel 17, lid 1, onder a)

    Artikel 22, lid 1, tweede alinea

    Artikel 18

    Artikel 22, lid 2

    Artikel 19

    Artikel 23, eerste alinea

    Artikel 21, lid 2, onder a) en b)

    Artikel 23, tweede alinea

    Artikel 21, lid 2, tweede alinea

    Artikel 24, eerste alinea, punt 1

    Artikel 21, lid 2, onder c)

    Artikel 24, eerste alinea, punt 2

    Artikel 21, lid 2, onder d)

    Artikel 24, tweede alinea

    Artikel 21, lid 2, tweede alinea

    Artikel 25, lid 1

    Artikel 20, lid 1

    Artikel 25, lid 2

    Artikel 20, lid 2

    Artikel 25, lid 3

    Artikel 26

    Artikel 24, eerste alinea

    Artikel 27, lid 1

    Artikel 17, lid 1, onder b)

    Artikel 27, lid 2

    Artikel 17, lid 1, onder b), en artikel 21, lid 1

    Artikel 27, lid 3

    Artikel 17, lid 1, onder b), en artikel 21, lid 1

    Artikel 27, lid 4

    Artikel 31

    Artikel 27, lid 5

    Artikel 24

    Artikel 28

    T/m 31 december 2014: artikel 38

    Met ingang van 1 januari 2015: artikel 43

    Artikel 29

    T/m 31 december 2014: artikel 39

    Met ingang van 1 januari 2015: artikel 44

    Artikel 30

    T/m 31 december 2014: artikel 40

    Met ingang van 1 januari 2015: artikel 45

    Artikel 31

    Artikel 17, lid 1, onder d)

    Artikel 32

    T/m 31 december 2014: artikel 41

    Met ingang van 1 januari 2015: artikel 46

    Artikel 33

    T/m 31 december 2014: artikel 42

    Met ingang van 1 januari 2015: artikel 47

    Artikel 34

    Artikel 34 bis

    Artikel 48

    Artikel 35

    Artikel 49

    Artikel 36

    Artikel 50

    Artikel 37

    Artikel 51, lid 1

    Artikel 38

    Artikel 52

    Artikel 39

    Artikel 53

    Artikel 40

    Artikel 54

    Artikel 41

    Artikel 55

    Artikel 42

    Artikel 56

    Artikel 43

    Artikel 57

    Artikel 44

    Artikel 58

    Artikel 45

    Artikel 59

    Artikel 46

    Artikel 60

    Artikel 47

    Artikel 61

    Artikel 48

    Artikel 62


    Top