EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0642

Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 191, 23.7.2009, p. 42–52 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 059 P. 95 - 105

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 28/02/2021; opgeheven door 32019R2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/642/oj

23.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/42


VERORDENING (EG) Nr. 642/2009 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2009

tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad en de Richtlijnen 96/57/EG en 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name op artikel 15, lid 1,

Na raadpleging van het Overlegforum inzake ecologisch ontwerp,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2005/32/EG dient de Commissie eisen inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor energieverbruikende producten die een significant volume van de verkoop en de handel vertegenwoordigen, een aanzienlijk milieueffect hebben en een significant potentieel voor verbetering vertonen met betrekking tot hun milieueffect zonder dat dit buitensporige kosten meebrengt.

(2)

Artikel 16, lid 2, eerste streepje, van Richtlijn 2005/32/EG bepaalt dat de Commissie overeenkomstig de in artikel 19, lid 3, bepaalde procedure en de in artikel 15, lid 2, bedoelde criteria en na raadpleging van het Overlegforum inzake ecologisch ontwerp zo nodig uitvoeringsmaatregelen zal nemen voor consumentenelektronica.

(3)

De Commissie heeft een voorbereidende studie uitgevoerd waarin de technische, milieutechnische en economische aspecten van televisies werden geanalyseerd. De studie is opgezet samen met belanghebbenden en betrokken partijen uit de Gemeenschap en uit derde landen; de resultaten zijn openbaar gemaakt op de EUROPA-website van de Commissie.

(4)

Televisies vertegenwoordigen qua elektriciteitsverbruik een belangrijke productgroep binnen de consumentenelektronica en genieten derhalve prioriteit in het beleid inzake ecologisch ontwerp.

(5)

Het milieuaspect van televisies dat in het kader van deze verordening als significant wordt beschouwd, is het elektriciteitsverbruik tijdens het gebruik.

(6)

Het jaarlijkse, met televisies verband houdende elektriciteitsverbruik werd in 2007 voor de Gemeenschap als geheel geraamd op 60 TWh; dit komt overeen met 24 Mt aan CO2-uitstoot. Als geen specifieke maatregelen worden genomen om dit verbruik te verminderen, wordt voorspeld dat het elektriciteitsverbruik zal toenemen tot 132 TWh in 2020. De voorbereidende studie wijst uit dat het elektriciteitsverbruik in de gebruiksfase aanzienlijk kan worden gereduceerd.

(7)

Andere relevante milieuaspecten hebben betrekking op gevaarlijke stoffen die worden gebruikt bij de fabricage van televisies, en afval in de vorm van na hun levensduur afgedankte televisies. Verbetering van de bijbehorende milieueffecten wordt geregeld in respectievelijk Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (2) en Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (3) en behoeft niet nader te worden bepaald in deze verordening.

(8)

De voorbereidende studie wijst uit dat eisen ten aanzien van andere parameters van ecologisch ontwerp waarnaar wordt verwezen in bijlage I, deel 1, van Richtlijn 2005/32/EG niet noodzakelijk zijn.

(9)

Het elektriciteitsverbruik van televisies kan worden verminderd door het gebruik van bestaande, niet aan eigendomsrechten gebonden kostenefficiënte technologieën die leiden tot een reductie van de gecombineerde aanschaf- en gebruikskosten van televisies.

(10)

Eisen inzake ecologisch ontwerp dienen te leiden tot harmonisering van de eisen die in de gehele Gemeenschap aan het elektriciteitsverbruik van televisies worden gesteld en aldus de goede werking van de interne markt te bevorderen en de milieuprestaties van deze apparaten te verbeteren.

(11)

De eisen inzake ecologisch ontwerp mogen geen negatieve invloed uitoefenen op de functionaliteit van het product en mogen de gezondheid, de veiligheid en het milieu niet negatief beïnvloeden. Meer bepaald moeten de voordelen van de vermindering van het elektriciteitsverbruik in de gebruiksfase meer dan opwegen tegen mogelijke extra milieueffecten in de productiefase.

(12)

Een geleidelijke invoering van de eisen inzake ecologisch ontwerp moet de fabrikanten de tijd geven om het ontwerp van hun producten aan te passen. De tijdstippen van de verschillende stappen moeten zodanig worden bepaald dat negatieve gevolgen voor de functionaliteit van reeds op de markt gebrachte apparatuur vermeden worden en rekening wordt gehouden met de kosteneffecten voor fabrikanten, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, terwijl tegelijkertijd de tijdige verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening wordt gewaarborgd.

(13)

De metingen van de relevante productparameters moeten worden uitgevoerd via betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, rekening houdend met de algemeen erkende meest recente meetmethoden waaronder, voor zover beschikbaar, geharmoniseerde normen die zijn goedgekeurd door de Europese normalisatie-instellingen zoals opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (4).

(14)

Deze verordening is bedoeld om de marktpenetratie van technologieën ter vermindering van de milieueffecten van televisies te bevorderen, hetgeen in vergelijking met ongewijzigd beleid in 2020 een jaarlijkse energiebesparing van naar schatting 28 TWh moet opleveren.

(15)

Overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2005/32/EG moet in deze verordening worden gespecificeerd welke overeenstemmingsbeoordelingsprocedures van toepassing zijn.

(16)

Om de nalevingscontroles te bevorderen moeten de fabrikanten informatie verstrekken overeenkomstig de in de bijlagen IV en V van Richtlijn 2005/32/EG bedoelde technische documentatie, voor zover deze informatie betrekking heeft op de in deze verordening bepaalde vereisten.

(17)

De huidige beste beschikbare energie-efficiëntie in de gebruiksstand en verlaagde milieueffecten in verband met gevaarlijke stoffen zijn omschreven in Beschikking 2009/300/EG van de Commissie van 12 maart 2009 tot vaststelling van herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan televisies (5). Zulke referenties helpen de ruime beschikbaarheid van en eenvoudige toegang tot informatie te verzekeren, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen en heel kleine firma’s, waardoor de verdere integratie van de beste ontwerptechnologieën ter vermindering van de milieueffecten van televisies wordt bevorderd. Benchmarks voor de beste beschikbare technologie dienen derhalve niet te worden aangeduid in deze verordening.

(18)

De eisen inzake ecologisch ontwerp die vanaf 7 januari 2013 van toepassing zijn krachtens Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie van 17 december 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand-by-stand en de uit-stand (6) moeten voor televisies eerder gelden dan de in die verordening voorziene datum, omdat technologieën die voldoen aan de in de verordening bepaalde voorwaarden voor televisies op kortere termijn kunnen worden ingevoerd en daardoor extra energiebesparing kan worden bereikt. Verordening (EG) nr. 1275/2008 dient derhalve niet van toepassing te zijn op televisies en dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(19)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2005/32/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

In deze verordening worden eisen inzake ecologisch ontwerp voor het in de handel brengen van televisies vastgesteld.

Artikel 2

Definities

In aanvulling op de in Richtlijn 2005/32/EG bepaalde definities wordt verstaan onder:

1.   „televisie”: een televisietoestel of beeldmonitor;

2.   „televisietoestel”: een product dat primair is ontworpen voor de weergave en ontvangst van audiovisuele signalen, dat op de markt wordt gebracht onder één model- of systeemaanduiding en dat bestaat uit

3.   „beeldmonitor”: een product dat is ontworpen voor de weergave op een geïntegreerd scherm van videosignalen die afkomstig kunnen zijn uit verschillende bronnen, waaronder televisie-uitzendingen, waarmee optioneel audiosignalen uit een externe bron worden bestuurd en gereproduceerd en dat met die bronnen is verbonden via gestandaardiseerde videosignaalpaden, daaronder begrepen cinch (component, composiet), scart, HDMI en toekomstige draadloze standaarden (maar uitgezonderd niet-gestandaardiseerde videosignaalpaden zoals DVI en SDI), maar dat geen ethersignalen kan ontvangen en verwerken;

4.   „gebruiksstand”: de toestand waarin de televisie is aangesloten op de netvoedingsbron en beeld en geluid voortbrengt;

5.   „thuisstand”: de televisie-instelling die door de fabrikant wordt aanbevolen voor normaal thuisgebruik;

6.   „slaapstand”: toestand waarbij de apparatuur is aangesloten op het elektriciteitsnet, afhankelijk is van de energietoevoer van het elektriciteitsnet om naar behoren te functioneren en uitsluitend de volgende functies biedt, die voor onbepaalde tijd kunnen voortduren:

reactiveringsfunctie, of reactiveringsfunctie met slechts een indicatie van de ingeschakelde reactiveringsfunctie, en/of

informatie- of statusweergave;

7.   „uit-stand”: toestand waarbij de apparatuur is aangesloten op het elektriciteitsnet en geen enkele functie biedt; de uit-stand omvat ook:

8.   „reactiveringsfunctie”: functie die de activering van andere standen, waaronder de gebruiksstand, mogelijk maakt, door middel van een schakelaar op afstand, waaronder afstandsbediening, een interne sensor of een timer die aanvullende functies, waaronder de gebruiksstand, inschakelt;

9.   „informatie- of statusweergave”: doorlopende functie die zorgt voor de weergave van informatie of van de toestand van de apparatuur op een scherm, waaronder de tijdsaanduiding;

10.   „verplicht menu”: een reeks televisie-instellingen die vooraf door de fabrikant zijn bepaald, waaruit de gebruiker van de televisie een keuze voor een bepaalde instelling moet maken wanneer de televisie voor het eerst wordt ingeschakeld;

11.   „volwaardige HD-resolutie”: een schermresolutie met ten minste 1 920 × 1 080 fysieke beeldpunten.

Artikel 3

Eisen inzake ecologisch ontwerp

De eisen inzake ecologisch ontwerp van televisies worden uiteengezet in bijlage I.

Naleving van de eisen inzake ecologisch ontwerp wordt gemeten volgens de in bijlage II beschreven methoden.

Artikel 4

Overeenstemmingsbeoordeling

De in artikel 8 van Richtlijn 2005/32/EG bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure is het in bijlage IV bij die richtlijn bepaalde interne ontwerpcontrolesysteem of het in bijlage V van die richtlijn bepaalde beheersysteem.

Op de voor de overeenstemmingsbeoordeling benodigde technische documentatie wordt ingegaan in hoofdstuk 5, punt 1, van bijlage I, bij deze verordening.

Artikel 5

Controleprocedure voor markttoezicht

Het toezicht wordt uitgeoefend overeenkomstig de in bijlage III beschreven controleprocedure.

Artikel 6

Herziening

De Commissie herziet deze verordening uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding ervan in het licht van de technologische vooruitgang en legt de resultaten van deze herziening voor aan het Overlegforum inzake ecologisch ontwerp.

Artikel 7

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008

Bijlage I, punt 3, van Verordening (EG) nr. 1275/2008 wordt vervangen door de tekst in bijlage IV bij deze verordening.

Artikel 8

Inwerkingtreding

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   De in hoofdstuk 1, punt 1, hoofdstuk 3 en 4 en hoofdstuk 5, punt 2, van bijlage I gestelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van 20 augustus 2010.

De in hoofdstuk 1, punt 2, van bijlage I gestelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van 1 april 2012.

De in hoofdstuk 2, punt 1, onder a) tot en met d), van bijlage I gestelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van 7 januari 2010.

De in hoofdstuk 2, punt 2, onder a) tot en met e), van bijlage I gestelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van 20 augustus 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2009.

Voor de Commissie

Andris PIEBALGS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 191 van 22.7.2005, blz. 29.

(2)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.

(3)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24.

(4)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(5)  PB L 82 van 28.3.2009, blz. 3.

(6)  PB L 339 van 18.12.2008, blz. 45.

(7)  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 24.


BIJLAGE I

EISEN INZAKE ECOLOGISCH ONTWERP

1.   ELEKTRICITEITSVERBRUIK IN GEBRUIKSSTAND

1.

Met ingang van 20 augustus 2010:

Het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand van een televisie met een zichtbaar schermoppervlak A uitgedrukt in dm2 mag de volgende grenswaarden niet overschrijden:

 

Volwaardige HD-resolutie

Alle overige resoluties

Televisietoestellen

20 W + A · 1,12 · 4,3224 W/dm2

20 W + A · 4,3224 W/dm2

Beeldmonitoren

15 W + A · 1,12 · 4,3224 W/dm2

15 W + A · 4,3224 W/dm2

2.

Met ingang van 1 april 2012:

Het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand van een televisie met een zichtbaar schermoppervlak A uitgedrukt in dm2 mag de volgende grenswaarden niet overschrijden:

 

Alle resoluties

Televisietoestellen

16 W + A · 3,4579 W/dm2

Beeldmonitoren

12 W + A · 3,4579 W/dm2

2.   ELEKTRICITEITSVERBRUIK IN SLAAP- EN UIT-STAND

1.

Met ingang van 7 januari 2010:

a)

Elektriciteitsverbruik in uit-stand:

Het elektriciteitsverbruik van televisies in een uit-stand mag de grenswaarde van 1,00 W niet overschrijden.

b)

Elektriciteitsverbruik in slaapstand:

Het elektriciteitsverbruik van televisies in een toestand waarin uitsluitend een reactiveringsfunctie of uitsluitend een reactiveringsfunctie en een indicatie van de ingeschakelde reactiveringsfunctie wordt geboden, mag de grenswaarde van 1,00 W niet overschrijden.

Het elektriciteitsverbruik van televisies in enige toestand waarin uitsluitend een informatie- of statusweergave of uitsluitend een combinatie van een reactiveringsfunctie en een informatie- of statusweergave wordt geboden, mag de grenswaarde van 2,00 W niet overschrijden.

c)

Beschikbaarheid van uit-stand en/of slaapstand

Televisies moeten zijn uitgerust met een uit-stand en/of slaapstand, en/of een andere toestand waarin het elektriciteitsverbruik het in de uit-stand en/of slaapstand toegestane elektriciteitsverbruik niet overschrijdt wanneer de televisie is aangesloten op het elektriciteitsnet.

d)

Voor televisietoestellen die bestaan uit een beeldscherm en één of meer afstemmers/ontvangers en optionele aanvullende functies voor gegevensopslag en/of -weergave, zoals een digital versatile disc (dvd), harddiskdrive (hdd) of videocassetterecorder (VCR), in één of meer afzonderlijke eenheden, is hetgeen onder a) tot en met c) separaat van toepassing op het beeldscherm en de afzonderlijke eenheden.

2.

Met ingang van 20 augustus 2011:

a)

Elektriciteitsverbruik in uit-stand

Het elektriciteitsverbruik van televisies in een uit-stand mag de grenswaarde van 0,30 W niet overschrijden, tenzij aan de voorwaarde in de volgende alinea wordt voldaan.

Voor televisies met een gemakkelijk zichtbare schakelaar, die de televisie in een toestand met een elektriciteitsverbruik van niet meer dan 0,01 W brengt wanneer deze in de uit-positie wordt gezet, mag het elektriciteitsverbruik in geen enkele andere uit-stand van de televisie hoger zijn dan 0,50 W.

b)

Elektriciteitsverbruik in slaapstand

Het elektriciteitsverbruik van televisies in een toestand waarin uitsluitend een reactiveringsfunctie of uitsluitend een reactiveringsfunctie en een indicatie van de ingeschakelde reactiveringsfunctie wordt geboden, mag de grenswaarde van 0,50 W niet overschrijden.

Het elektriciteitsverbruik van televisies in enige toestand waarin uitsluitend een informatie- of statusweergave of uitsluitend een combinatie van een reactiveringsfunctie en een informatie- of statusweergave wordt geboden, mag de grenswaarde van 1,00 W niet overschrijden.

c)

Beschikbaarheid van uit-stand en/of slaapstand

Televisies moeten zijn uitgerust met een uit-stand en/of slaapstand, en/of een andere toestand waarin het elektriciteitsverbruik het in de uit-stand en/of slaapstand toegestane elektriciteitsverbruik niet overschrijdt wanneer de televisie is aangesloten op het elektriciteitsnet.

d)

Automatische uitschakeling

Televisies moeten zijn uitgerust met een functie met de volgende kenmerken:

i)

Na uiterlijk 4 uur in de gebruiksstand na de laatste gebruikersinteractie en/of verandering van kanaal, wordt de televisie automatisch geschakeld van de gebruiksstand naar de

slaapstand, of de

uit-stand, of

een andere toestand waarin het elektriciteitsverbruik het in de uit-stand en/of slaapstand toegestane elektriciteitsverbruik niet overschrijdt.

ii)

Voordat de automatische schakeling van de gebruiksstand naar de andere toestand/standen plaatsvindt, moet op de televisie een waarschuwing worden weergegeven.

Deze functie moet de systeemgekozen instelling zijn.

e)

Voor televisietoestellen die bestaan uit een beeldscherm en één of meer afstemmers/ontvangers en optionele aanvullende functies voor gegevensopslag en/of -weergave, zoals op een digital versatile disc (dvd), harddiskdrive (hdd) of videocassetterecorder (VCR), in een afzonderlijke eenheid, is hetgeen onder a) tot en met d) separaat van toepassing op het beeldscherm en de afzonderlijke eenheid.

3.   THUISSTAND VOOR TELEVISIES DIE WORDEN GELEVERD MET EEN VERPLICHT MENU

Met ingang van 20 augustus 2010:

Televisies met een verplicht menu bij eerste inschakeling van de televisie moeten in het verplichte menu een thuisstand aanbieden die de systeemgekozen waarde bij eerste inschakeling van de televisie dient te zijn. Als de gebruiker bij eerste inschakeling van de televisie een andere stand kiest dan de thuisstand, dient een tweede selectieproces te worden geactiveerd waarin deze keuze moet worden bevestigd.

4.   PIEKLUMINANTIEVERHOUDING

Met ingang van 20 augustus 2010:

Televisies zonder verplicht menu: de piekluminantie van de gebruiksstand van de televisie bij levering door de fabrikant mag niet minder zijn dan 65 % van de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt.

Televisies met verplicht menu: de piekluminantie van de thuisstand mag niet minder zijn dan 65 % van de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt.

5.   DOOR FABRIKANTEN TE VERSTREKKEN INFORMATIE

1.

Met het oog op de in artikel 5 bepaalde overeenstemmingsbeoordeling omvat de technische documentatie de volgende elementen:

a)

Testparameters voor metingen

omgevingstemperatuur,

testvoltage in V en frequentie in Hz,

totale harmonische vervorming van het elektriciteitsvoorzieningssysteem,

de ingangspoort voor de audio- en videotestsignalen,

informatie en documentatie over de voor elektrische testen gebruikte instrumenten, opstelling en schakelingen.

b)

Gebruiksstand

de gegevens inzake elektriciteitsverbruik in watt, afgerond op één decimaal voor vermogensmetingen tot 100 W en op het dichtstbijzijnde gehele getal voor vermogensmetingen boven 100 W,

de karakteristieken van het dynamische videosignaal met uitgezonden inhoud die representatief is voor gebruikelijke televisie-uitzendingen,

de opeenvolging van stappen waarmee een stabiele toestand met betrekking tot het elektriciteitsverbruik wordt bereikt,

aanvullend voor televisies met een verplicht menu: de verhouding tussen de piekluminantie van de thuisstand en de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt, uitgedrukt als percentage,

aanvullend voor beeldmonitoren: een beschrijving van de relevante karakteristieken van de voor metingen gebruikte afstemmer.

c)

Voor elke slaapstand en/of uit-stand

de gegevens inzake elektriciteitsverbruik in watt, afgerond op twee decimalen,

de gebruikte meetmethode,

een beschrijving van de wijze waarop de stand werd geselecteerd of geprogrammeerd,

de opeenvolging van gebeurtenissen waardoor de stand van de televisie automatisch wordt gewijzigd.

d)

Automatische uitschakeling

De duur van de gebruiksstand voordat de televisie automatisch wordt geschakeld naar de slaapstand of de uit-stand, of een andere toestand waarin het elektriciteitsverbruik het in de uit-stand en/of slaapstand toegestane elektriciteitsverbruik niet overschrijdt.

e)

Gevaarlijke stoffen

Als de televisie kwik of lood bevat: het gehalte kwik als X,X mg en de aanwezigheid van lood.

2.

Met ingang van 20 augustus 2010:

De volgende informatie moet openbaar worden gemaakt op vrij toegankelijke websites:

de gegevens inzake het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand in watt, afgerond op één decimaal voor vermogensmetingen tot 100 W en op het dichtstbijzijnde gehele getal voor vermogensmetingen boven 100 W;

voor elke slaapstand en/of uit-stand: de gegevens inzake elektriciteitsverbruik in watt, afgerond op twee decimalen;

voor televisies zonder verplicht menu: de verhouding tussen de piekluminantie van de toestand in de gebruiksstand van de televisie zoals die door de fabrikant is geleverd, en de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt, uitgedrukt als percentage en afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal;

voor televisies met een verplicht menu: de verhouding tussen de piekluminantie van de toestand in de thuisstand en de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt, uitgedrukt als percentage en afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal;

als de televisie kwik of lood bevat: het gehalte als X,X mg en de aanwezigheid van lood.


BIJLAGE II

METINGEN

1.   Meting van elektriciteitsverbruik in gebruiksstand

Metingen van het elektriciteitsverbruik zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van bijlage I dienen te voldoen aan alle volgende voorwaarden.

a)

Metingen worden uitgevoerd volgens een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure die rekening houdt met de algemeen erkende meest recente meetmethoden.

b)

Voorwaarden ten aanzien van televisies waarvan het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand wordt gemeten:

Televisietoestellen zonder verplicht menu: het in de punten 1 en 2 bedoelde elektriciteitsverbruik dient te worden gemeten in de gebruiksstand van de televisie zoals deze is geleverd door de fabrikant, dat wil zeggen dat de helderheidsinstellingen van de televisie zijn zoals deze door de fabrikant voor de eindgebruiker zijn gekozen.

Televisietoestellen met verplicht menu: het in de punten 1 en 2 bedoelde elektriciteitsverbruik dient te worden gemeten in de thuisstand.

Beeldmonitoren zonder verplicht menu: de beeldmonitor moet zijn aangesloten op een daarvoor geschikte afstemmer. Het in de punten 1 en 2 bedoelde elektriciteitsverbruik dient te worden gemeten in de gebruiksstand van de televisie zoals deze is geleverd door de fabrikant, dat wil zeggen dat de helderheidsinstellingen van de beeldmonitor zijn zoals deze door de fabrikant voor levering aan de eindgebruiker zijn gekozen. Het elektriciteitsverbruik van de afstemmer is niet van belang voor de metingen van het elektriciteitsverbruik van de beeldmonitor in de gebruiksstand.

Beeldmonitoren met verplicht menu: de beeldmonitor moet zijn aangesloten op een daarvoor geschikte afstemmer. Het in de punten 1 en 2 bedoelde elektriciteitsverbruik dient te worden vastgesteld in de thuisstand.

c)

Algemene voorwaarden:

Metingen dienen te worden uitgevoerd bij een omgevingstemperatuur van 23 °C ± 5 °C.

Metingen dienen te worden uitgevoerd met een dynamisch videosignaal met uitgezonden inhoud die representatief is voor gebruikelijke televisie-uitzendingen. Als gemeten waarde dient te worden genomen het gemiddelde elektriciteitsverbruik tijdens een aaneengesloten periode van tien minuten.

Metingen dienen te worden uitgevoerd nadat de televisie ten minste één uur in de uit-stand is geweest, onmiddellijk gevolgd door ten minste één uur in de gebruiksstand, en dienen te worden voltooid voordat ten hoogste drie uur in de gebruiksstand zijn verstreken. Het relevante videosignaal dient tijdens de gehele duur van de gebruiksstand te worden weergegeven. Voor televisies waarvan bekend is dat zij zich binnen één uur stabiliseren, mogen deze tijdsduren worden verminderd indien de resulterende meting aantoonbaar binnen een marge van 2 % ligt ten opzichte van de uitkomsten die anders zouden zijn bereikt met de hier beschreven tijdsduren.

Metingen dienen te worden uitgevoerd met een onzekerheid van 2 % of minder bij een betrouwbaarheidsniveau van 95 %.

Voor de uitvoering van de metingen wordt de automatische helderheidsregeling, indien het toestel daarover beschikt, uitgeschakeld. Indien het toestel is uitgerust met een automatische helderheidsregeling die niet kan worden uitgeschakeld, worden de metingen uitgevoerd met rechtstreekse lichtinval in de omgevingslichtsensor van 300 lux of meer.

2.   Meting van elektriciteitsverbruik in slaapstand/uit-stand

Metingen van het elektriciteitsverbruik zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van bijlage I dienen te voldoen aan alle volgende voorwaarden.

a)

Het elektriciteitsverbruik zoals bedoeld in punt 1, onder a) en b), en punt 2, onder a) en b), dient te worden bepaald volgens een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure, die rekening houdt met de algemeen erkende meest recente meetmethoden.

b)

Een vermogen van 0,50 W of meer dient te worden gemeten met een afwijking van 2 % of minder bij een betrouwbaarheidsniveau van 95 %. Een vermogen van minder dan 0,50 W dient te worden gemeten met een afwijking van 0,01 W of minder bij een betrouwbaarheidsniveau van 95 %.

3.   Meting van de piekluminantie

Metingen van de piekluminantie zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van bijlage I dienen te voldoen aan alle volgende voorwaarden.

a)

Metingen worden uitgevoerd volgens een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure die rekening houdt met de algemeen erkende meest recente meetmethoden.

b)

Metingen van de piekluminantie worden uitgevoerd met een luminantiemeter, die het gedeelte van het scherm detecteert met een volledig (100 %) wit beeld dat deel uitmaakt van een „full screen test”-testpatroon dat de gemiddelde helderheid van het beeld (APL) niet overschrijdt wanneer er in de luminantie-driver van het scherm een stroombeperking optreedt.

c)

Metingen van de luminantieverhouding worden uitgevoerd zonder bij het schakelen tussen de in hoofdstuk 4 van bijlage I bedoelde standen het detectiepunt van de luminantiemeter op het scherm te verstoren.


BIJLAGE III

CONTROLEPROCEDURE

Bij de uitoefening van het in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2005/32/EG bedoelde markttoezicht passen de lidstaten de volgende controleprocedure toe voor de in bijlage I bedoelde vereisten.

1.

De autoriteiten van de lidstaat testen één televisie.

2.

Het model wordt geacht overeen te stemmen met de bepalingen van bijlage I indien:

a)

de uitkomst voor het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand de grenswaarde zoals bepaald in hoofdstuk 1, punten 1 en 2, van bijlage I met niet meer dan 7 % overschrijdt, en

b)

de uitkomsten voor het elektriciteitsverbruik in de uit-stand/slaapstand de grenswaarden zoals bepaald in hoofdstuk 2, punt 1, onder a) en b), en punt 2, onder a) en b), van bijlage I met niet meer dan 0,10 W overschrijden, en

c)

de uitkomst voor de piekluminantie zoals bepaald in hoofdstuk 3 van bijlage I niet lager is dan 60 %.

3.

Als de in punt 2, onder a) tot en met c), genoemde uitkomsten niet worden bereikt, worden nog drie exemplaren van hetzelfde model getest.

4.

Nadat nog drie exemplaren van hetzelfde model zijn getest, wordt het model geacht overeen te stemmen met de in bijlage I bedoelde vereisten indien:

a)

het gemiddelde van de uitkomsten van de laatste drie exemplaren voor het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand de grenswaarde zoals bepaald in hoofdstuk 1, punten 1 en 2, van bijlage I met niet meer dan 7 % overschrijdt, en

b)

het gemiddelde van de uitkomsten van de laatste drie exemplaren voor het elektriciteitsverbruik in de uit-stand/slaapstand de grenswaarden zoals bepaald in hoofdstuk 2, punt 1, onder a) en b), en punt 2, onder a) en b), van bijlage I met niet meer dan 0,10 W overschrijdt, en

c)

het gemiddelde van de uitkomsten van de laatste drie exemplaren voor de piekluminantie zoals bepaald in hoofdstuk 3 van bijlage I niet lager is dan 60 %.

5.

Als de in punt 4, onder a) tot en met c), genoemde uitkomsten niet worden bereikt, wordt het model geacht niet overeen te stemmen met de vereisten.

6.

Met het oog op de controle van de overeenstemming met de vereisten maken de autoriteiten van de lidstaten gebruik van de in bijlage II beschreven procedure en van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, rekening houdend met de algemeen erkende meest recente meetmethoden, met inbegrip van methoden die zijn bepaald in documenten waarvan de referentienummers met dat doel openbaar zijn gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


BIJLAGE IV

Lijst van energieverbruikende producten waarop bijlage I, punt 3, van Verordening (EG) nr. 1275/2008 van toepassing is

 

Radiotoestellen

 

Videocamera’s

 

Videorecorders

 

Hifirecorders

 

Geluidsversterkers

 

Huisbioscoopsystemen

 

Muziekinstrumenten

En andere apparatuur voor het opnemen of weergeven van geluid of beelden, waaronder signalen of andere beeld- en geluidverspreidingstechnieken dan telecommunicatie, uitgezonderd televisies zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie.


Top